Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, als binnenkomer stellen dat we met een groot aantal langdurig werkzoekenden zitten, is een open deur intrappen. We weten allemaal dat het niet gemakkelijk is om die mensen naar werk te begeleiden. Vandaag bestaat er nog steeds de aanwervingsincentive, om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om langdurig werkzoekenden aan te werven. De premie wordt uitbetaald in twee schijven en hangt af van het tewerkstellingspercentage, waarbij de werkgever bij een tewerkstelling van 80 procent 4250 euro ontvangt. In 2021 werd in de begroting bijna 19 miljoen euro voor de maatregel vrijgemaakt. Een aantal weken geleden konden we echter vaststellen, naar aanleiding van een vraag van collega Ronse, dat de premie amper wordt gebruikt en dus haar effect mist.
U antwoordde op die vraag dat de premie, aangezien ze niet werkt, zal worden afgevoerd, ondanks het feit dat men ze nog maar pas in 2017 had ingevoerd. Vooruit sloot zich daarbij aan. We denken dat het alle hens aan dek is om iets te doen aan de krapte op de arbeidsmarkt voor mensen die op zoek zijn naar een job. Het is dus een goede zaak dat die premie wordt hervormd of afgeschaft. Dat bracht ons meteen op ideeën. Zo is er de nood aan bijkomende jobs in de sociale economie. U weet dat daar heel veel mensen geïndiceerd zijn, maar dat er nog altijd niet voldoende aanbod aan basisbanen is in de sociale economie. De voorbije weken kwam er wel een injectie van de federale overheid, waardoor er 450 extra plaatsen kunnen worden gecreëerd in Vlaanderen met middelen die voortkomen uit de federale arbeidsdeal via verlaagde RSZ-bijdragen. U gaf aan dat daarmee meteen een impuls voor 450 banen in de sociale circulaire economie zou worden gegeven. Het regeerakkoord geeft aan dat de ambitie 1000 banen is. Ik denk dat die 1000 extra banen in de sociale circulaire economie ook in de relancevoorstellen stonden. Wel, hier ligt de perfecte match, zouden wij zeggen: heroriënteer de 18 miljoen euro van de aanwervingsincentive naar de sociale circulaire economie en vul zo die 1000 arbeidsplaatsen in.
Ondertussen, na het indienen van deze vraag heb ik het akkoord van de sociale partners ‘Iedereen nodig, iedereen mee’ gelezen. Voorzitter, dit staat niet in de vraag, maar ik denk dat het ook zinvol is om dit te herhalen, omdat ik met deze vraag anders misschien wat achter de feiten dreig aan te hollen. Erin wordt voorgesteld om de aanwervingsincentive om te vormen en uit te breiden naar een RSZ-korting (Rijksdienst voor Sociale Zekerheid) voor zowel langdurig werkzoekenden als andere potentiële werknemers die minstens twee jaar niet actief waren op de arbeidsmarkt. Dat kan ook een goede zaak zijn, maar wij denken dat de grootste effectiviteit wordt bereikt door deze middelen te heroriënteren naar basisbanen in de sociale economie, temeer omdat men in hetzelfde akkoord waaraan ik refereer, de ambitie uitspreekt om het aantal banen in de sociale economie op te trekken. Dat zijn echte banen, meteen realiseerbaar, meteen inzetbaar. Ik zou er dus voor willen pleiten om die middelen daarnaar te oriënteren.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, ik ben een beetje verrast – maar dat gebeurt wel vaker – door de inhoud van de vragen. Op 16 maart heb ik immers tijdens de plenaire vergadering een bijna identieke vraag beantwoord, van collega Ronse. Ik heb aangegeven dat ik inderdaad bereid ben om de AWI-premie (aanwervingsincentive voor langdurig werkzoekenden) stevig te hervormen, omdat de premie niet tot de nodige resultaten leidt, namelijk het stimuleren van de aanwerving van langdurig werkzoekenden. Met 808 premies in 2021 tegenover een groep van 70.000 langdurig werkzoekenden is dat veel te beperkt.
Ik heb wel gewezen op de inspanningen die worden geleverd bij VDAB en partners. U kunt het verslag uiteraard nalezen. Ik gaf toen ook aan dat het voorstel ook wordt besproken door de sociale partners. Die hebben ondertussen ook gesprekken gehad over een werkgelegenheidsakkoord. Daaromtrent worden nu gesprekken gevoerd met de Vlaamse Regering.
Ik kan nog niet vooruitlopen op het resultaat van die politieke gesprekken, maar ik ben het er wel mee eens dat we die premie grondig moeten hervormen.
U zegt: stop dat in de jobcreatie in de sociale economie. Maar ik heb u gezegd dat ik zelf hiervoor al 450 plaatsen heb voorzien, door de RSZ-harmonisering in de maatwerksector. Dat is een harmonisering die een Vlaams en een federaal luik heeft. We hebben dus al de eerste 450 jobs van die 1000. En vorig jaar heb ik ook al 300 extra jobs gecreëerd. Ik ben ook absoluut van plan om het saldo van 1000 klimaatjobs in deze legislatuur te realiseren.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, sta mij toe verbaasd te zijn over uw verbazing. Collega Ronse heeft inderdaad vastgesteld in zijn vraag en uw antwoord dat de aanwervingspremie onderbenut werd. Dat was te vrezen. Dat is ook in de vorige legislatuur door mijn fractie aangehaald.
Wat wij nu doen is een constructief voorstel. U hebt toen in de plenaire aangegeven dat u openstaat voor hervorming. Wij vullen dat concreet in met een ambitie die u zichzelf gesteld hebt. Ik zou dus durven zeggen: als u die 1000 jobs snel wilt creëren, als u maximaal wilt inzetten op mensen die willen werken, en die een indicering sociale economie hebben, dan zou ik daar die ‘quick win’ realiseren, en die extra jobs creëren. De andere voorstellen zijn vogels in de lucht. Ik denk dat het beter is om hier de koe bij de horens te vatten, om in de dierenwereld te blijven, en de jobs effectief te creëren. Met andere woorden, vanuit Vooruit en vanuit de oppositie bouwen wij verder op de dialoog die hier in de plenaire ook gevoerd is. We doen dat met een constructief voorstel dat volledig kadert binnen uw beleidsambities.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik vind dat het twee keer fout is. Het is niet enkel een kwestie van extra plaatsen, extra jobs in de sociale economie, maar de openstaande vacatures moeten ook ingevuld geraken. Dat is één, en daar is ook nog werk aan de winkel. Ten tweede: de 450 jobs in de sociale circulaire economie zijn niet louter de verdienste van de federale overheid. Ze zijn ook de verdienste van de Vlaamse overheid, om de vrijgekomen middelen opnieuw in de sector van de sociale economie te investeren.
Wat uw voorstel betreft: ik vind dat we die middelen eerst en vooral moeten voorbehouden voor de groep waarvoor ze dienen, namelijk de langdurig werkzoekenden. Jullie stellen mij quasi elke week vragen rond die langdurig werkzoekenden, en hoe het komt dat die groep groter wordt, dus ik zoek instrumenten om ervoor te zorgen dat ze beter aan het werk geraken.
Tot slot: er is soms ook een geografische of een kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod, ook in de sector van de sociale economie. Maar om constructief te eindigen, collega Gennez, ik onthoud dat u samen met mij absoluut voorstander bent voor een zeer bloeiende sociale economie. Als we daar samen voor strijden dan kan dat alleen maar goed komen.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Laten we het hopen. We zullen een voorstel van resolutie indienen, minister, waarbij we de heroriëntering van de aanwervingsincentive hierop enten. Uiteraard zijn heel wat mensen met een indicering sociale economie ook heel lang werkloos. Ik denk dat we het een en het ander niet met elkaar hoeven te verwarren en zeker niet tegenover elkaar moeten zetten. Ik denk dat de jobs die erbij gekomen zijn in de sociale economie inderdaad de verdienste hadden het gevolg te zijn van de federale verlaging van de RSZ-bijdrage. Het is een goede zaak dat Vlaanderen daar ook op ingaat. Ik zou nu gewoon op dat pad willen verdergaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.