Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het mogelijk maken van VDAB-stages in de dienstenchequesector
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Regering heeft onlangs het licht op groen gezet voor uw voorstel om VDAB-stages mogelijk te maken in de dienstenchequesector. Wij vinden dit een goede zaak omdat op die manier ook de individuele beroepsopleiding (IBO) mogelijk wordt in die sector. Dat kan helpen om het aantal IBO-trajecten op te krikken. Het is vooral ook een extra toeleidingskanaal. We weten dat de sector van de huishoudhulpen kampt met grote tekorten. Er zijn veel openstaande vacatures. Dit kan daar ook toe bijdragen. U geeft hiermee ook gehoor aan de resolutie die we in dit Vlaams Parlement hebben goedgekeurd, de meerderheid samen met enkele oppositiepartijen.
Je zou dus overal applaus mogen verwachten. Maar neen, jammer genoeg hebben we moeten vaststellen dat er geen applaus kwam van de banken van de werknemersorganisaties van die sector. In een gemeenschappelijk persbericht roepen ze u op, minister, om uw voorstel in te trekken, om dus niet naar VDAB-stages te gaan in de dienstenchequesector. Men verwijst naar het bestaande coachingsysteem in de sector. Men vreest dat deze stages daarmee te veel in conflict zouden gaan.
Ik begrijp het wel. Er is sociale onrust in de sector. Er zijn sociale onderhandelingen bezig. Ik heb het gevoel dat het persbericht vooral in die zin moet worden gelezen. Men heeft het er vooral over dat men met deze stages extra geld zou geven aan de werkgevers, de dienstencheque-ondernemingen. Dat stoot hun blijkbaar wat tegen de borst.
Daarom heb ik enkele vragen hierover, minister. Hoe staat u tegenover de vraag van de vakbonden om uw eigen voorstel in te trekken? Zult u gevolg geven aan die oproep? Ik ga er een beetje van uit dat u dat niet gaat doen, en daarom vraag ik ook al een beetje door. Als die stages dan toch mogelijk gaan zijn, hoeveel stages denkt u dat u daarmee kunt oprichten binnen de sector van de dienstencheques? In welke mate denkt u dat die stages, ingaand op de vrees van de vakorganisaties, de bestaande coachingtrajecten in de sector zouden kunnen bedreigen? Ziet u daar een mogelijke bedreiging?
We weten dat het moeilijk loopt. We weten dat men vanuit de vakbonden vindt dat er toch nog te veel winsten worden geboekt in die sector. En men vreest dus dat men opnieuw extra geld gaat geven aan werkgevers. Hoe staat u ten aanzien van die kritiek? Is er inderdaad veel winst in die sector en is er dus geen probleem van rendabiliteit? Hoe staat u daar tegenover?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Collega’s, de context is geschetst door collega Ongena. Ik zal dat dus niet overdoen. Het gaat over de beslissing van de Vlaamse Regering om ook VDAB-stages, zoals IBO, mogelijk te maken in de dienstenchequesector. Er is ook gezegd dat de werknemersorganisaties het niet eens zijn met dit initiatief. Ze zijn tegen het inzetten van IBO’s in de sector, meer bepaald, als ik het goed begrepen heb, collega Ongena, omdat stagiairs hun statuut als werkzoekende behouden, waardoor ze geen sociale rechten of verlof opbouwen. We zijn het er met zijn allen over eens, denk ik, dat de arbeidsvoorwaarden niet zo goed zijn in de sector en dat het ongepast zou zijn om werknemers die in opleiding zijn maar ook al een deel van het huishoudhulpwerk doen, nog een slechter statuut te geven. De vraag is ook hoe het nieuwe VDAB-stagesysteem zou matchen met het bestaande opleidingssysteem binnen de sector, Vorm DC, in het sectorale opleidingsfonds.
De dienstenchequebedrijven zijn nu dus al verplicht om nieuwe huishoudhulpen binnen de zes maanden die vorming te geven. Binnen dat systeem coachen ervaren huishoudhulpen nieuwe poetshulpen. Ze krijgen daar ook een extra vergoeding voor. Dat is ook iets wat in het nieuwe IBO-systeem zou ontbreken.
Ik heb daarom een aantal informatieve vragen, minister. Hoe reageert u op het standpunt van de werknemersorganisaties? Hoe reageren de werkgeversorganisaties? Zult u in de nieuwe regelgeving, als u ze doorvoert, ook een vergoeding voorzien voor de begeleiders van de IBO-dienstenchequemedewerkers?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor de interessante vraag, collega's. Het zal u niet verbazen dat ik een dubbel gevoel heb bij alle communicaties rond dit dossier. Ik ben persoonlijk een zeer grote voorstander van het principe dat je mensen aanwerft en opleidt op de werkvloer. Zo heb ik deze legislatuur al middelen beschikbaar gemaakt om een aanbod job- en taalcoaching te voorzien voor werknemers in de sector. Vanuit het opleidingsfonds dienstencheques financieren we ook opleidingen van werknemers in de dienstenchequesector.
In die zin ben ik ook grote voorstander van het coachingtraject van de sector. Dat lijkt mij een evidentie. Zowel de werknemers als de werkgevers in de sector zijn daarvoor vragende partij en hebben ook initiatieven op dat vlak opgezet binnen het sectoraal fonds. We zullen moeten bekijken of de geplande aanpassing aan de regelgeving hier voldoende ruimte laat. Dat element had een duidelijk advies vanuit de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) kunnen zijn, waar ik mij zeker bij kan aansluiten.
Wat ik niet volledig volg, is de kritiek op de stagemogelijkheden voor werkzoekenden in de sector. Ondanks onze initiatieven blijft de krapte binnen de dienstenchequesector enorm. Daarom moeten we breder durven te zoeken naar nieuwe huishoudhulpen. We moeten ook heel realistisch zijn: de grootste groep personen die mogelijk nog kan worden toegeleid, zullen mensen zijn met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt. De diverse VDAB-stages bieden mogelijkheden om die afstand te overbruggen. Het is natuurlijk wel essentieel dat we die werkzoekenden daarbij goed ondersteunen. Door de laagdrempelige oriëntering en de opleidingsmogelijkheden kunnen we dat doen. Op die manier kunnen werkgevers ook minder evidente profielen kansen geven.
De werkgevers in de sector zijn hiertoe ook bereid, maar het is belangrijk dat we zowel werkgever als werkzoekende daarbij de juiste ondersteuning bieden. Dit hebben de sociale partners ook aangehaald in het kader van hun sectorconvenant. Ze hebben er zelf op gewezen dat stages, IBO en werkplekleren moeilijk combineerbaar zijn met de bestaande regelgeving. Ik vind het zelf ook wat merkwaardig dat we de dienstenchequesector als enige sector zouden uitsluiten van het gebruik van VDAB-stages. De instrumenten moeten op eenzelfde manier kunnen worden ingezet, ook wat betreft de vergoeding, collega Gennez.
We gaan wel graag in overleg met de sector over de manier waarop de VDAB-stages op een kwalitatieve manier kunnen worden ingezet.
Collega Ongena, wat betreft uw vraag over hoeveel mensen we hiermee gaan bereiken, wil ik aangeven dat het moeilijk is om daar nu al een getal op te plakken. VDAB leidt op jaarbasis een zeshonderdtal cursisten op in de particuliere schoonmaak. Door een stagemogelijkheid te voorzien, krijgen deze cursisten nu ook de kans om concrete werkervaring op te doen in de specifieke werkcontext van de dienstenchequesector.
Daarnaast waren er in oktober 2021 9170 werkzoekenden met beroepsaspiratie ‘schoonmaken bij mensen thuis’. 1619 van hen zaten reeds bij een bemiddelaar van de beroepencluster. Aangezien er voldoende vacatures zijn in de sector komt de hele groep dus in aanmerking voor deze stages. We zullen echter moeten zien bij welke werkzoekenden de stage past in het traject naar werk en in hoeverre de werkgevers ook meewerken in het verhaal. Mijn ambitie is in ieder geval om deze stages gericht in te zetten om werkzoekenden jobkansen te bieden en de arbeidskrapte in de sector op te vangen.
Op die manier zijn de VDAB-stages ook complementair aan de bestaande coachingtrajecten. Afhankelijk van de nood van de kandidaat is meer of minder intensieve begeleiding en competentieversterking vereist.
Waar de coachingtrajecten van de sector, met eventueel job- en taalcoaching, ingezet kunnen worden voor werkzoekenden met minder intensieve nood aan begeleiding, kan bijvoorbeeld de IBO een eerste stap zijn voor een werkzoekende met een grotere nood aan begeleiding en die anders geen kansen zou krijgen in de sector. Deze maatregel raakt daarbij ook niet aan de verplichting binnen de sector dat nieuwe huishoudhulpen binnen de zes maanden vorming moeten krijgen. Hier is er dus een versterkend effect.
Collega Ongena, de winsten die de dienstenchequeondernemingen zouden realiseren, de indexering van de inruilwaarde en de impact op de rendabiliteit zijn voorwerp van uw vraag 5 en 6. Ik heb vorige week in de commissie aangegeven dat blijkt uit de financiële analyse van de jaarrekeningen dat de rendabiliteit van de sector een dalende trend vertoont. Een aantal dienstenchequebedrijven kunnen echter wél betere cijfers voorleggen.
Om de gehele sector te ondersteunen hebben we een 100 procentindexering gekoppeld aan een sectoraal sociaal akkoord. De sector blijft verantwoordelijk om tot een akkoord te komen. Ik ben altijd ter beschikking om te helpen bemiddelen, maar u weet dat dit akkoord op basisniveau gemaakt wordt, wat een van mijn lichte frustraties is.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik ben ontgoocheld, niet in u, maar in de reactie van de werknemersorganisaties. De sector kampt met enorm veel openstaande vacatures. Dat leidt uiteraard tot een verhoogde werkdruk op de mensen die wel actief zijn in de sector. We moeten er alles aan doen om die vacatures in te vullen. Als u dan een maatregel neemt, minister, om allerlei stages en IBO’s mogelijk te maken, botst dat op een ‘njet’ van de vakorganisaties. Ik vind dat weinig consistent in alle eerlijkheid. Ik begrijp de achterliggende frustraties die komen uit de onderhandelingen over het sociaal akkoord maar ik dacht net dat deze maatregel wel zou kunnen helpen om de onderhandelingen vlot te trekken. Ik zou willen oproepen, ook richting vakorganisaties, om dat ook zo te zien, als zijnde een mogelijkheid om eventueel mee te helpen dat akkoord te realiseren.
Ik heb nog een bijkomende vraag, en u bent er deels al op ingegaan. Er worden inderdaad al heel wat vormingsinitiatieven genomen in de sector. men heeft ook een eigen vormingsfonds. Dat wordt vooral gebruikt voor bijscholing zodat heel wat huishoudhulpen ook tips krijgen rond een ergonomische manier van werken om de rug niet te zwaar te belasten en dergelijke. De vakbonden vrezen voor conflicten met de VDAB-stages. Ik zie het niet echt, maar het lijkt me wel nuttig dat we dat goed op elkaar afstemmen, zodat we goed weten waarvoor de vorming binnen de sector dient en waarvoor de VDAB-stages dienen. Is er zo’n afstemming? Wordt daaraan gewerkt? Wordt de vorming die door werkgevers wordt gegeven, gegeven zoals het hoort? Of zijn er te weinig dienstenchequeondernemingen die die vorming aanbieden?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Bedankt voor het antwoord, minister. Ik ging er niet van uit dat u het systeem zou intrekken, zoals collega Ongena suggereerde, maar ik ga er wel van uit dat er belangrijke bijsturingen nodig zijn.
Ik ben blij dat u aangeeft dat een vergoeding voor de coaches een redelijke en logische vraag zou zijn. Ik stel mij echter ook de vraag of we met die VDAB-stages, en meer bepaald IBO in de dienstenchequesector, toch niet vooral de instroom in het systeem goedkoper maken? Het probleem bij deze is vooral dat werknemers langer zullen moeten wachten op een echt statuut dat de dienstenchequesector garandeert. Het is geen royaal statuut, daar zijn we het hier met z’n allen over eens.
Stages op de werkvloer, en zeker de IBO-stages en omkadering, zijn vaak bedoeld voor technische jobs die maanden opleiding vereisen, terwijl we in de sector van de dienstencheques – met alle respect voor het zware werk van de huishoudhulpen – met taken zitten die eerder een korte, en heel intense, vooropleiding vereisen, geen maandenlange opleiding en begeleiding. Dat onderscheid moeten we volgens mij toch maximaal blijven maken.
U hebt 16 miljoen euro voorzien en vangt dat op binnen het budget dienstencheques. De 11 miljoen euro die u recurrent voorziet voor de omruilwaarde van dienstencheques is conditioneel en hangt af van het al dan niet sluiten van het sociaal akkoord. Aangezien u zelf, net zoals wij allemaal, gefrustreerd bent over het uitblijven van het sociaal akkoord, is het misschien logisch om dat voor dit systeem van VDAB-stages ook te doen? Dat zou ik willen voorstellen. U kunt zelf niet aan de onderhandelingstafel gaan zitten, minister, dat vraag ik niet, maar met de middelen die de Vlaamse overheid in het systeem investeert – en die zijn royaal – kunt u wel extra druk uitoefenen. Ik denk dat u hier een bijkomend drukkingsmiddel hebt.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Huishoudhulp is al langer een knelpuntberoep. De vraag naar huishoudhulpen is ook heel groot, maar het aanbod is niet zo groot. Ik steun u daar dus in, ik vind het een goede zaak dat u probeert om het tekort aan poetshulpen via VDAB-stages weg te werken.
Ik vind ook dat het een manier is om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt – zo hadden we het daarnet over vrouwen met een migratieachtergrond – ook aan het werk te krijgen. Ik vermoed dat dat toch ook een van de doelstellingen is die u op deze manier voor ogen hebt. We gaan het bekijken als een stage, dus ik ga ervan uit dat ook de taalbegeleiding of -stage hierbij kan worden opgenomen. Daarbij moet ik mevrouw Gennez tegenspreken, want ik vind het net wel een goede zaak dat als je gaat investeren in taal, je dat bij wijze van een stage doet, op een laagdrempelige manier, waardoor het mogelijk is om die vrouwen met een migratieachtergrond aan de slag te krijgen.
Ik heb geen verdere vragen, maar ik wilde u wel onze appreciatie meedelen, wij vinden dat een goede zaak.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt collega’s, voor de appreciatie, met of zonder vragen.
Collega Ongena, wat betreft de vorming van de sector en VDAB: het doel van zo’n stage is om mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te helpen om de stap te kunnen zetten richting de sector. Het bestaande aanbod heeft als ambitie om mensen verder te versterken in hun competenties. Dat mogen we echt niet vergeten, vandaar dat ik er ook in geloof.
Om dan onmiddellijk naar de opmerking van collega Gennez te springen: er is op dit moment een ongelofelijke arbeidskrapte. De resterende pool aan talenten heeft vaak wat werkpunten en door die stages in te zetten, kunnen we daar net aan werken. Het geeft, wat mij betreft, net meer mensen de kans om aan de slag te gaan in de sector.
Collega Malfroot, taal is inderdaad een bestaand aandachtspunt. Vandaar dat ik aan het begin van deze legislatuur middelen heb vrijgemaakt voor taalcoaching op de werkvloer. Dat blijkt niet altijd voldoende, vandaar het belang van de stages om ook hier sterker op in te zetten. Ik geloof echt in het instrument als dat op een geschikte manier wordt ingezet.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik heb het even opgezocht. Er zijn op dit moment 5714 vacatures die openstaan in de VDAB-databank voor mensen die willen schoonmaken bij mensen thuis. Daarnaast zijn er, zoals u net zei, minister, 9000 werkzoekenden die dat willen doen. Dan zou ik zeggen: laat ons dat vastpakken en alle kansen grijpen om die 9000 mensen naar die 5700 jobs te begeleiden zodat we die openstaande vacatures kunnen invullen. Het invoeren van zulke VDAB-stages is heel gewenst om dat te kunnen doen. Ik begrijp de weerstand vanuit werknemersorganisaties echt niet, ik hoop dat ze er toch nog eens willen over nadenken. Minister, om een gewaardeerd lid van deze commissie te citeren, zou ik zeggen: blijven gaan.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Uiteraard willen we meer mensen activeren, en uiteraard willen we meer mensen toeleiden naar de bestaande vacatures in de dienstenchequesector. Maar ik denk ook dat we aandacht moeten hebben voor het sociaal statuut, de sociale bescherming en de verloning van de mensen in die sector. Daar zijn we het met zijn allen over eens. Ik herhaal mijn voorstel om ook dit instrument, dat voor 16 miljoen euro input voor de sector zal betekenen, conditioneel te maken, afhankelijk te maken van het sociaal akkoord dat we met zijn allen beogen en waar we zowel werknemers als werkgevers oproepen om een stap naar elkaar toe te zetten.
Uiteraard, mevrouw Malfroot, kan taalopleiding nooit kwaad, ook niet voor mensen in de dienstenchequesector. De communicatiemogelijkheden tussen de huishoudhulp en de klanten zijn ontzettend belangrijk, maar dat kan ook binnen het systeem met taalopleidingen. Daarvoor heeft men de VDAB-stages in deze vorm niet per se nodig. Ik zou dit instrument on hold willen zetten en afhankelijk maken van het sociaal overleg en de goede uitkomst daarvan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.