Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, de lessen draaien op volle toeren, en de proffen en docenten stellen vast dat de studenten niet meer in de les zitten en niet meer naar de aula komen. Eigenlijk is dat een vaststelling die ik totaal niet erg vind. Ik vind dat zelfs goed. Het toont aan dat het onderwijs niet meer alleen fysiek en niet meer alleen online zal zijn, maar een combinatie van beide. En daar moeten we ons ook aan aanpassen.
Onderwijsexperts hebben al gewaarschuwd dat het nieuwe onderwijs, het online onderwijs, meer zal zijn dan het louter opnemen van lessen. Dat is de realiteit die we onder ogen moeten zien. Wouter Duyck heeft terecht aangegeven dat het een illusie is om te denken dat de studenten al die opgenomen hoorcolleges zitten te bekijken. Veel wordt niet bekeken, veel wordt versneld bekeken, of soms slechts in korte stukjes. Ik denk dat er heel wat andere manieren zijn, bijvoorbeeld het werken met kennisclips.
We gaan dus naar ‘blended learning’, collega’s. Dat is geen naam van een nieuwe popgroep, maar wel de toekomst van ons hoger onderwijs, namelijk de combinatie van campusonderwijs en e-learning, wat ook bijdraagt tot het levenslang leren. Want als we in grote mate plaats- en tijdsonafhankelijk kunnen leren, staan de opleidingen aan onze universiteiten en hogescholen plots open voor een veel ruimer publiek. Werkstudenten kunnen op die manier na de werkuren de opleiding of onderdelen ervan heel eenvoudig volgen.
Het uitbouwen van een toekomstbestendig en wendbaar Vlaams opleidingsportfolio, het verder uitbouwen van levenslang leren binnen het hoger onderwijs en het inzetten op digitale onderwijsvormen zijn ook drie speerpunten van het Voorsprongfonds. Blended learning past daar dus helemaal in.
Heel wat opleidingen in ons hoger onderwijs gaan hier uiteraard al mee aan de slag, maar nog niet iedereen staat even ver. De goede organisatie van contactonderwijs en online leren vraagt de noodzakelijke kennis, opleiders en uiteraard ook de noodzakelijke infrastructuur.
Daarom heb ik de volgende vragen, minister.
Hoe staat u tegenover blended learning in het hoger onderwijs? Op welke manier stimuleert u dat?
Zijn er specifieke projecten binnen het Voorsprongfonds rond blended learning? En hoe zullen die Vlaanderenbreed kunnen worden uitgerold?
Minister Weyts heeft het woord.
Tijdens de coronapandemie hebben we kennis moeten maken met het afstandsonderwijs en desgevallend met alle vormen van blended learning, in sommige gevallen was dat echt ‘from scratch’. Ik moet zeggen dat het ook in het hoger onderwijs een heel diffuse ervaring was, in die zin dat er frontrunners waren, maar dat bij sommigen ook de hemel op hun hoofd viel en ze dachten, hoe moet ik dat afstandsonderwijs in godsnaam gaan organiseren? Er waren voorbeelden van opgenomen filmpjes, tot en met echt simultaan, goed georganiseerd en zelfs communicatief onderwijs dat niet eenzijdig was, maar waarbij de studenten ook input konden leveren.
Geconfronteerd met die omstandigheden hebben we al in het begin van de coronapandemie een groep experten samengebracht rond blended learning, met de vraag om ons ter zake te informeren over de opportuniteiten, valkuilen en noden. Om dat vervolgens te stimuleren in het hoger onderwijs, zijn we gestart met het Voorsprongfonds, net om onder andere nieuwe didactieken in het hoger onderwijs te gaan ondersteunen, verder te gaan verfijnen en vervolgens te gaan uitrollen.
Blended learning is dus een van de speerpunten in het kader van het Voorsprongfonds, in totaliteit voorzag dat toch een 60 miljoen euro. Meer bepaald met betrekking tot dat speerpunt is er wel een grote respons geweest van verschillende hogeronderwijsinstellingen die daarrond projecten hebben ingediend. Alleen al in het kader van dat speerpunt hebben wij 78 projecten goedgekeurd, voor een bedrag van iets meer dan 29 miljoen euro. Dat zijn vele projecten, die verspreid zijn over alle instellingen hoger onderwijs. De jury heeft alle projecten van een advies voorzien vooraleer ze aan ons voor te leggen. Alle instellingen dienden ook een project in binnen dit speerpunt. Bij de jurering was samenwerking toch een belangrijk aandachtspunt, een belangrijk criterium. Een Vlaanderenbrede uitrol lijkt mij dus verzekerd. Ik kan u de lijst bezorgen, maar het zou me wat te ver leiden om ze alle 78 op te sommen. De respons was dus wel overweldigend.
De heer Warnez heeft het woord.
Het is wel fijn om dat te horen. 29 miljoen euro, 78 projecten, dat is zeer veel, dat is zeer goed. Het betekent dus dat iedereen daar verder op wil inzetten. Het zal natuurlijk ook wel zaak zijn om te leren van elkaar, daarom dat het ook goed is dat samenwerkingen daarin verplicht zijn.
In Nederland bundelt men dat in de databank www.onderwijskennis.nl, zoals Nederlanders zijn. Daar zit heel wat samen rond blended learning. Misschien moet we ook in Vlaanderen nadenken over hoe we die kennis kunnen samenbrengen?
Misschien nog een vraag over de groep experten die u rond dit thema hebt samengebracht, want dat was me nog niet helemaal duidelijk: is dat iets naast het Voorsprongfonds of gebeurde dat binnen het kader van het Voorsprongfonds?
Is het dan de bedoeling om, nadat die projecten zijn afgelopen of samen met die werkgroep, ook te bekijken waar de pijnpunten liggen in onze Vlaamse regelgeving die het blended learning misschien kunnen afremmen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat er allerlei voordelen aan verbonden zijn, maar dat elke doelgroep, elke student daar anders naar kijkt. Een eerstejaarsstudent die een les of sommige stukken kan herbekijken, is een ander soort student dan een werkstudent die op een manier aan afstandsleren aan het doen is. En dat is nog iets anders dan een student in zijn eerste master, die een aantal vakken erbij heeft genomen uit een andere faculteit, en dus moet kiezen welk vak hij al dan niet volgt.
Dus we moetens ons er goed van bewust zijn dat we moeilijk vanhieruit het een of het ander kunnen aansturen, of kunnen zeggen waarvoor het wel en niet dient. Dat moet echt heel specifiek per instelling, met doelgroepen en met studenten bekeken worden: voor welk doel gebruiken we welke vorm van blended learning, en op welke manier? Dat is toch een niet onbelangrijke oproep die we hier moeten plaatsen.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik ben er ook een groot voorstander van om vragen om uitleg ‘blended’ te behandelen. Dat zou fijn zijn. Natuurlijk heb je voor sommige dingen discussies in levende lijve nodig, maar een gemengde vorm van parlementair werk mag er wat mij betreft ook bij.
Mijn vraag was ook inpikkend op wat u had geantwoord, minister. Heeft die commissie verslagen gemaakt? Heeft die een rapport afgeleverd? Heeft die input gegeven? En is dat dan beschikbaar, kunnen we dat ergens consulteren?
Ten tweede denk ik dat het ook interessant zou kunnen zijn – en u weet dat ik dat al verschillende keren gevraagd heb – om ervoor te zorgen dat dat ook richting het secundair onderwijs doorsijpelt, zeker als we daar nu in het hoger onderwijs hele grote stappen voorwaarts hebben gezet, misschien dankzij of ondanks corona. Zeker voor die laatste graad van het secundair onderwijs denk ik dat dat deel zou kunnen zijn van de oplossing. We hebben het gisteren nog gehad over lege klassen, of beter gezegd geen leerkrachten voor de klas, en het moeilijk georganiseerd krijgen van sommige vakken. Daar kan blended learning ook een antwoord op zijn, en dat is het ook al op heel veel plaatsen. Vanuit het hoger onderwijs denk ik dat er toch best practices te geven zijn die men ook op secundair niveau kan opnemen. Als er dan zo’n platform is waar dat allemaal te vinden is, dan denk ik dat er velen vragende partij zullen zijn om daarmee aan de slag te gaan.
Ik heb tot slot nog een laatste punt. Ik heb er zelf ook over nagedacht, en het is een moeilijk evenwicht tussen de vrijheid van onderwijs, die er terecht is, aan hogeronderinstellingen aan de ene kant, en aan de andere kant toch ook wel de rechten van studenten. En of die studenten dan werkstudent zijn, zoals collega Daniëls ook zegt, of eerstejaarsstudenten, of welke reden ze ook hebben, ik denk dat je zou moeten uitgaan van het feit dat er op een of andere manier een digitaal of ondersteunend pakket ter beschikking moet zijn als default, als uitgangspunt. En vervolgens kunnen de docenten, de proffen uitzonderingen maken op de punten die zij belangrijk vinden, waarvan ze vinden dat dat niet moet of niet kan, maar niet omgekeerd. Dus mijn vraag, mijn redenering is: wat doe je als men die nieuwe gemixte vormen, dat blended learning of dat digitaal aanbod, manifest blijft weigeren? Is het dan niet het overwegen waard om vanuit de kant van studentenrechten te bekijken welk initiatief er kan worden genomen?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik denk inderdaad dat een combinatie van zowel fysiek les krijgen als digitaal in de toekomst niet meer valt weg te denken. De stappen die reeds gezet werden, moeten natuurlijk niet zomaar overboord worden gegooid, maar het zomaar gaan verplichten voor elk vak lijkt me nu ook geen goede oplossing. Het lijkt mij beter om dat aan de hogeronderwijsinstellingen of de professoren zelf over te laten, in overleg met de studenten. Ik denk dat online lessen ook niet altijd geschikt zijn voor alle vakken.
Nu blijkt ook, en de collega verwees er al naar, dat er veel minder studenten aanwezig zijn in de aula’s, en dat terwijl men in volle coronacrisis smeekte, met alle mentale problemen van dien, om toch fysiek les te mogen volgen. Ik hoop alleszins dat dit geen negatieve gevolgen zal hebben op de leerprestaties van studenten, omdat online lessen toch wel op een andere manier ervaren worden. Ik denk dat fysiek les krijgen in de universiteit of hogeschool toch nog steeds de beste manier is om kennis te verwerven, en dat dit toch het best de norm blijft.
De heer Danen heeft het woord.
We moeten natuurlijk goed definiëren wat blended learning is. Voor mij is het een doordachte mix van verschillende onderwijsvormen, een stukje ‘face to face’ en een stukje digitaal. Dat is volgens mij belangrijk.
Ik was in het weekend op bezoek bij een cardioloog die ook nog lesgeeft. Hij kloeg erover dat er weinig studenten in de les zaten. De les werd opgenomen, maar dat is voor mij geen blended learning. Studenten die er niet – kunnen – zijn, kunnen later de lessen bekijken, maar dat is geen blended learning. Wat is wel blended learning? Dat is bijvoorbeeld een wiskundeprof die een instructievideo geeft en een volgende keer in de les volgen de oefeningen. We moeten het goed definiëren, wat het is en wat het niet is.
Corona heeft ons wat mogelijkheden gegeven, maar ik vrees dat het in sommige gevallen – het was natuurlijk een noodsituatie – niet altijd heel goed is gelopen. We moeten zeker proberen te vermijden dat men er door bepaalde negatieve ervaringen nog altijd negatief naar kijkt.
Minister, u sprak over projecten die u subsidieert, wat houden die precies in? Sommige universiteiten en hogescholen hebben zelf goede praktijken verzameld. Is het de bedoeling om daar een soort lerend netwerk van te maken zodat ze van elkaar kunnen leren?
Mijn tweede vraag sluit aan bij mevrouw Rutten. Waarschijnlijk gaat blended learning doorsijpelen naar het secundair onderwijs. Bent u van plan om een ontwerp van decreet voor te bereiden om bijvoorbeeld in de derde graad van het secundair onderwijs blended learning mogelijk te maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik werk aan een kader voor het leerplichtonderwijs. Sommige instellingen zijn wat onzeker inzake de mogelijkheden die vandaag al bestaan conform decretale bepalingen om blended learning te organiseren. Andere scholen zijn er al effectief mee aan de slag op grond van de bestaande decreten, en dat is al heel wat. Maar, voor alle duidelijkheid, de motivatie is daar niet het lerarentekort, maar wel jongeren brengen tot meer zelfstandigheid, verantwoordelijkheid en zelf aan het stuur gaan zitten. Via die weg wil men hen beter voorbereiden op hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt.
Het leerplichtonderwijs is al geëvolueerd in vergelijking met de tijd dat wij afstudeerden aan het secundair onderwijs, maar de schok is nog altijd betrekkelijk groot. De mate van plotse autonomie die leerlingen in het hoger onderwijs overvalt, is soms nogal groot. Blended learning biedt in de derde graad secundair onderwijs nogal wat mogelijkheden om te werken aan meer zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, om meer autonomie te geven aan de jongeren en hen in die zin voor te bereiden op het hoger onderwijs en/of de arbeidsmarkt.
Hier gaat het natuurlijk over hoger onderwijs. Er zijn inderdaad 78 projecten ingediend in het kader van het Voorsprongfonds, allemaal gefocust op praktijken, methodieken, didactieken aangaande blended learning en afstandsonderwijs. Voorafgaand heb ik wel, op een soort ad-hocbasis – in coronatijd hebben we altijd zoveel mogelijk een helpende hand en ondersteuning geboden aan scholen en in dit geval aan hogeronderwijsinstellingen – een ‘scramble’ gedaan van verschillende experten, zoals we ook gedaan hebben voor het leerplichtonderwijs, om een beetje handvatten te kunnen aanreiken. Dat waren mensen van mijn administratie, Jeroen Bax, Tobe Baeyens, Ilse De Bourdeaudhuij, die ook bij mij zit, maar even goed Tim Surma, Piet Desmet, Wouter Duyck, Danny Schellens, Katrien Struyven, Jo Tondeur en Roel Meus.
Wat was toen de agenda? Want ik spreek nu al over september 2020, dat is toch al enige tijd geleden. Dus wat was toen de agenda? Om beginnen een visie op de overgang naar een digitalisering in het hoger onderwijs, en een visie ‘algemeen kader op blended learning’ voor het hoger onderwijs. Hoe evolueren naar een optimale mix van online en ‘on campus’ onderwijs? Waar zitten de knelpunten, de valkuilen, maar evengoed de opportuniteiten? Wat moeten wij daar betekenen, als overheid, gelet op de autonomie van de hogeronderwijsinstellingen? Een poging tot synthese aan de hand van een mindmap, en een vervolgtraject.
Het was, voor alle duidelijkheid, niet de bedoeling om een soort rapport op te leveren. Het was heel ad hoc gericht en het heeft ons toen ook belangrijke inzichten opgeleverd. Daar konden we vervolgens later mee aan de slag, in het kader van het Voorsprongfonds, en heel specifiek rond één speerpunt. Maar als u daarover meer wilt weten, dan moet u daar maar eens naar horen.
Het is natuurlijk wel belangrijk – maar dat geldt evengoed in het leerplichtonderwijs – dat er vooraf duidelijke afspraken worden gemaakt, zodat studenten weten waar ze aan toe zijn en wat hun rechten en plichten zijn. De hogeronderwijsinstellingen moeten zich, van bij de inschrijving, engageren om duidelijk te maken wat studenten mogen verwachten, en ook welke de mogelijke alternatieven zijn die worden geboden voor werkstudenten. Je ziet ook dat aantal gestaag toenemen, maar je ziet ook wel dat de hogeronderwijsinstellingen daar alsmaar beter op inspelen, in het aanbod dat ze formuleren.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega Danen heeft gelijk: we moeten echt heel goed definiëren wat ‘blended learning’ is. Het is niet hetzelfde als hybride leren, integendeel. Maar die verduidelijking hebt u goed gedaan.
Collega Daniëls, misschien heb ik u verkeerd begrepen, dat kan, maar ik vind dat we niet in hokjes moeten denken. Het is niet ‘een reguliere student’ en ‘een werkstudent’. Ik denk echt dat we het regulier onderwijs via blended learning gemakkelijker ter beschikking kunnen stellen voor werkstudenten. Als je tot het overheidspersoneel behoort, en je wilt nog enkele vakken rond publiek recht of zo gaan volgen, dan denk ik dat je contactonderwijs beperkter is als je dat doet via blended learning. Dan moet je daar dus minder verlof voor nemen: je kunt het online onderwijs tijds- en plaatsonafhankelijk maken. Op die manier ga je ook veel meer werkstudenten naar het regulier onderwijs krijgen. Ik denk dat je daar wel echt winst kunt boeken.
Ik denk dat we hetzelfde zeggen.
Oké, dan is het goed. (Opmerkingen van Johan Danen)
Binnen de meerderheid komen we goed overeen.
De belangrijkste vraag die we ons hier moeten stellen, is of er een regelgevend kader is – of beleidsacties zijn – die blended learning tegengaan. Ik vind het een interessante suggestie, minister, om daarover experten te horen, maar de voorzitter gaat misschien grijze haren krijgen als we een nieuwe hoorzitting plannen. Maar misschien is dat toch iets waarover we nog eens moeten nadenken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.