Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Warnez heeft het woord.
Voorzitter, dit is een iets saaier thema, namelijk financiering. In het Vlaams regeerakkoord werd vooropgesteld om de parameters van het financieringssysteem bij te sturen met als bedoeling een snelle heroriëntering van studenten te bevorderen. De bedoeling is om de inputfinanciering aan te passen. De doelstelling uit het regeerakkoord is ook om het leerkrediet te evalueren en in het bijzonder de inputfinanciering. Dat moeten allemaal samen instrumenten zijn om onze studie-efficiëntie te optimaliseren.
Rond studie-efficiëntie en heroriëntering worden er al initiatieven genomen in het kader van studievoortgangsbewakingsmaatregelen, met name met het voorontwerp van decreet over de instroom en het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs dat al werd goedgekeurd door de regering. Rond de inputfinanciering zelf lijkt het op dit ogenblik eerder windstil te zijn, of dat is althans de indruk die ik heb.
De financiering van ons hoger onderwijs is enorm complex, gezien al die parameters. Ik weet niet of er iemand is die dat allemaal begrijpt. Een evaluatie met een eventuele wijziging zal een heel moeilijke oefening zijn en enige tijd vergen.
Minister, welke stappen zijn al gezet in het kader van de evaluatie van de parameters van het financieringssysteem in het hoger onderwijs ten voordele van een gepaste en snelle heroriëntering? Binnen welke termijn wilt u deze oefening finaliseren en met concrete voorstellen naar de regering en het parlement komen?
Welke stappen zijn gezet in het kader van de evaluatie van het leerkrediet? Binnen welke termijn wilt u deze oefening finaliseren en met concrete voorstellen naar de regering en het parlement komen?
Hoe verhoudt deze oefening zich met het voorliggend voorontwerp van decreet over studie-efficiëntie? Is het een bewuste keuze om beide oefeningen, die een gelijkaardige doelstelling hebben, apart te houden? Zo ja, waarom?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb mij in eerste instantie en heel bewust gefocust op het uitwerken van concrete maatregelen die de studievoortgang van en in het hoger onderwijs zouden verbeteren. Daarom is er het voorontwerp van decreet over de instroom en het optimaliseren van de studie-efficiëntie in het hoger onderwijs, met instroom en studievoortgang als focuselementen. Beide moeten ervoor zorgen dat studenten vanaf de start een goede keuze maken, en dat we een verspilling van tijd, geld en energie, en vooral ook een ontgoocheling proberen te vermijden, door een goede oriëntatie en desgevallend snel heroriënteren naar een opleiding die beter aansluit bij de capaciteiten. Dat voorontwerp ligt momenteel bij de Raad van State. Ik hoop dat dat nog voor de zomer ten gronde in deze commissie wordt besproken.
Ik vond het belangrijk om eerst het beleid uit te zetten en dan pas te kijken naar het financieringsmechanisme. Het lijkt mij immers nogal wiedes dat het financieringsmechanisme het beleid ondersteunt en minstens niet tegenwerkt. Ondertussen heb ik, samen met minister Crevits, een grote studie besteld bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in de hoop dat die bepaalde aanbevelingen zou bevatten rond inputfinanciering of leerkrediet. Die studie werd recent opgeleverd. De input is echter eerder beperkt. De studie werd door de OESO gepresenteerd aan het veld. Ik kan die desgewenst overmaken. Daarnaast hadden we verwacht dat de audit van het Rekenhof een analyse van het leerkrediet zou hebben gemaakt, maar ook daar werden er niet echt aanbevelingen gedaan omtrent heel specifiek dat leerkrediet.
Binnen mijn kabinet heb ik wel al analyses gedaan op het financieringsmechanisme, meer bepaald op de inputfinanciering, om zo meer zicht te krijgen op de effecten van de inputfinanciering op de instellingen en het beleid op dit moment, maar ook om te bekijken hoe de inputfinanciering beter kan aansluiten op de doelstellingen van het decreet met betrekking tot de studie-efficiëntie. We gaan daaromtrent ook in overleg met de sector.
In het voorontwerp van decreet worden studievoortgangsmaatregelen vooropgesteld die zich in hoofdzaak richten op de start van de opleiding, in tegenstelling tot het leerkrediet dat pas later in de loopbaan – dat is evident – een effect kan hebben. Het leerkrediet is echt een finale harde stop. Het is volgens mij een systeem dat niet eenvoudig te vervangen zal zijn door een beter systeem. Na finale goedkeuring van het decreet betreffende het hoger onderwijs zal ik alleszins aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) een advies vragen over het leerkrediet. Het lijkt mij immers evident dat we in het decretale proces eerst de nieuwe maatregelen decretaal verankeren, om dan te bekijken of het nodig is om de hele systematiek van het leerkrediet aan te passen en aan te pakken en op welke manier we dat dan nog kunnen optimaliseren, rekening houdend met dat nieuwe en goedgekeurde beleid.
Deze zaken zijn met elkaar verweven en ik wil ze dan ook niet los van elkaar zien, maar in een logische sequentie.
Samengevat staat de viertrapsraket centraal in het beleid. Daar hebben we het al enkele keren over gehad. Dat indachtig zullen we de inputfinanciering bekijken in het verlengde van het decreet rond de studie-efficiëntie. Ik heb het gezegd: leerkrediet is een finaal harde stop, waar er zich misschien niet onmiddellijk dringende aanpassingen opdringen. Maar ik zal wel advies vragen aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) om te kijken of er daar verbeteringen mogelijk zijn.
Voor de lange termijn kijk ik of we de spending reviews kunnen gebruiken om een totale toekomstvisie op de financiering van het hoger onderwijs vorm te geven, want u weet ook dat dat daarin vervat is. Als het gaat over de verschillende spending reviews in het hoger onderwijs, is dat net als aandachtspunt meegenomen.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, voor uw antwoord, minister. Uiteraard is financiering ter ondersteuning, maar aan de andere kant weten we allemaal dat je met geld dingen ook kunt sturen, zoals de heroriëntering en de studie-efficiëntie. Ik begrijp dat er wat ontgoocheling is in de resultaten, of wat we ermee kunnen doen, van de studie van de OESO en het Rekenhof, wat betreft financiering en leerkrediet, en dat het eerder intern via het kabinet zal gebeuren. Ik zie u kijken, dus misschien heb ik dat niet helemaal juist begrepen. Ik ga uw kabinet zeker niet onderschatten, minister, maar die financiering is echt zeer, zeer complex.
Mijn heel concrete vraag: is het de bedoeling om dan toch nog een externe studie te laten gebeuren, alleen rond de financiering en de effecten van de financiering op de heroriëntering en de studie-efficiëntie?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, op mijn vraag zei u, als ik dat juist gehoord heb, dat u intern al een aantal simulaties hebt gemaakt. Op het moment dat het decreet komt, krijgen we die er dan bij? Kan dat deel uitmaken van de oefening? Of is dat iets dat extern zal gebeuren, zoals de collega het aangaf?
In zijn algemeenheid valt er veel voor te zeggen: het is een belangrijke oefening om die heroriëntering qua beleid eerst juist te doen. Maar de opdracht die in het regeerakkoord staat, is natuurlijk breder en ruimer, en heel veel werk. Daarom heb ik misschien toch een vraag, of een oproep, om een werkmethode af te spreken – ook met ons, als parlement – om tijdig aan die oefening te beginnen. De financiering van het hoger onderwijs kan moeilijk iets zijn wat we er op het einde op een drafje nog bij moeten nemen. Ik denk dat er in deze commissie expertise zit om dat te doen, om te zien hoe we dat in een werkgroep of op een andere manier mee kunnen voorbereiden.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik kan iedereen het werkstuk van de vorige regeerperiode aanraden over de evaluatie van de financiering van het hoger onderwijs. Dat is boeiende materie, met vaste gedeelten, variabele gedeelten, en alle mogelijke andere systemen die daarin zitten. Daarmee geef ik meteen ook aan, collega’s, dat dé financiering van hét hoger onderwijs eigenlijk geen juiste lidwoorden zijn. Er is niet zoiets als ‘de’ financiering. Dat zijn allemaal financieringen die op elkaar en naast elkaar ingrijpen, vanuit het wetenschapsdomein maar ook vanuit het onderwijs, die niet los staan van elkaar en waar je dus niet één iets uit kunt trekken. We hebben dat gemerkt bij de debatten over de onderwijsbelastingseenheden, de befaamde OBE’s. Die zaken staan niet allemaal los van elkaar. Ik wil het hier aanwezige enthousiasme om die financiering aan te pakken niet temperen, maar wel enige realiteitszin bijbrengen.
Ten tweede, als ik kijk naar oriëntering en snellere heroriëntering: dat heeft voor onze hogeronderwijsinstellingen natuurlijk ook een voordeel, een winst. Ik denk dat ik me nu fout uitdruk door het woord ‘winst’ te gebruiken. Maar de tijd en de energie die men investeert vanuit studiebegeleiding, voor een student die uiteindelijk toch niet slaagt, kan men reduceren. Dat is één. En ten tweede krijg je door een goede oriëntering natuurlijk studenten die gemotiveerder zijn en sneller op de juiste plaats zitten. Dat is, wat mij betreft, ook voor de docenten belangrijk. Je gaat dan aan de slag met een groep studenten die sneller en beter het einddoel zullen halen. Dat is iets wat heel moeilijk te becijferen valt, denk ik. Hoe ga je, voor de financiering, aan de instellingen voor onderwijs bewijzen wat het voordeel is, mathematisch, in termen van winst, zoals ik daarnet zei?
Ik ben dus wel benieuwd, minister, naar de studies waar u daarnet over sprak, en naar wat daar eventueel in zit of niet in zit. Maar u zei zelf dat het beperkt was, wat dan ook samenhangt met die complexiteit.
De heer Danen heeft het woord.
Zoals de heer Daniëls zegt, bestaat dé financiering van hét hoger onderwijs niet, maar als we het toch even reduceren tot dat, moeten we zeggen dat er heel wat parameters een rol spelen in die financiering. Ik weet niet hoeveel het er zijn, maar allicht zijn het er honderden.
Ik denk dat ik hier een tijdje geleden eens een soortgelijke vraag gesteld heb, in de marge van een andere bespreking. Ik begreep toen uit de bespreking ter zake dat het probleem is dat hogeronderwijsinstellingen zeker willen zijn dat ze minstens het budget willen houden dat ze al hadden. En als je natuurlijk gaat draaien aan bepaalde parameters waar veel onzekerheid in zit, dan ga je als effect hebben dat je sowieso naar een verhoging van het budget moet gaan.
Denkt u daar nog steeds zo over, minister? Zo ja, bent u bereid om meer budget te geven? Of hoe wilt u dat laten landen? Want dat lijkt mij een bijzonder moeilijke zaak. Ik denk dat daarom ook die vraag gesteld werd.
Minister Weyts heeft het woord.
Je hebt enerzijds de kwestie rond het leerkrediet. Daar zal ik, nadat we het decretale proces hebben afgelegd met betrekking tot het nieuwe decreet Hoger Onderwijs, aan de Vlaamse Onderwijsraad ook de inzichten ter zake vragen. Daar kunnen we dus wel wat vooruitgaan.
Gaat het over het ruimere plaatje, dan doen we natuurlijk, gelet op onze beperkte mogelijkheden en de inzichten van onderwijszijde, een beroep op de ongelimiteerde inzichten en mogelijkheden van Financiën en Begroting. Daarbij is heel het financieringsmechanisme van het hoger onderwijs, wat naar verluidt inderdaad toch wel specifieke kwalificaties vergt, heel specifiek een taakstelling van de ‘spending reviews’. Ik denk dat we dat zelfs verheven hebben tot dé taak omtrent die ‘spending reviews’. Als het gaat over het beleidsdomein Onderwijs, is dat bij mijn weten ook de enige opdracht die we aan Financiën en Begroting in het kader van die ‘spending reviews’ gegeven hebben. Daar zal dus alle aandacht naartoe moeten gaan.
De heer Warnez heeft het woord.
De reden waarom ik die vraag stelde, was eigenlijk omdat ik daar ook wel met de nodige realiteitszin naar kijk en omdat ik het niet zo gemakkelijk zie landen. Ik denk dat collega Danen daar gelijk in heeft. Ik ben ook lid van de commissie Binnenlands Bestuur, en daar heeft minister Somers ook gewoon heel eenvoudig gezegd dat we dat rond lokale besturen op dit moment niet allemaal kunnen hervormen. Daarvoor gaat de taart anders en groter moeten zijn. Dat gaat voor deze legislatuur dus niet lukken. Maar hij zorgt ervoor dat hij klaar is tegen de volgende legislatuur, zodat er, als er een regeringsvorming is, iets op tafel ligt waarover te onderhandelen is, wie er dan ook aan tafel zit. Ik denk dat dat een interessante insteek is, die bijvoorbeeld ook hier zou kunnen worden gevolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.