Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Brouns heeft het woord.
Het is een thema dat hier al regelmatig aan bod is gekomen, het is dan ook een heel belangrijk thema.
In november 2020 lanceerde u het Masterplan Toegankelijkheid voor meer toegankelijke haltes voor het openbaar vervoer, minister. De helft van de haltes van het kernnet en het aanvullend net moeten toegankelijk zijn tegen 2030, en 100 procent van de Hoppinpunten. Zo wordt er onder andere een financiële tegemoetkoming voorzien voor gemeenten die hun haltes op een toegankelijke manier heraanleggen, zijn er verschillende coachingstrajecten opgestart, wilt u een lerend netwerk opbouwen voor steden en gemeenten en wilt u tweejaarlijks een prijs uitreiken voor de ‘meer mobiele gemeente’. Dit masterplan moet op kruissnelheid komen in 2022, dit jaar dus. Op 18 oktober van vorig jaar was echter nog steeds slechts 13 procent van alle haltes in Vlaanderen die bediend werden door het reguliere stads- en streekvervoer, toegankelijk voor personen met een motorische beperking. Voor personen met een visuele beperking spreken we zelfs van slechts 6,4 procent.
De cijfers die u mij vrij recent gaf, minister, naar aanleiding van mijn schriftelijke vraag over de toegankelijkheid van bus- en tramhaltes, zijn voorlopig ook nog weinig hoopgevend. Zo zouden er in 2021 maar vijf aanvragen tot deze subsidie zijn ingediend, goed voor 50.000 euro van de voorziene 1,8 miljoen euro. Dat is dus nog een serieuze onderbenutting, maar volledigheidshalve moet ik meegeven dat er inderdaad nuances bij werden gemaakt, zoals het feit dat subsidieaanvragen pas worden ingediend na de heraanleg van de halte. Er werd ook al gezegd dat een aantal coachingstrajecten werden aangevraagd, die dit jaar zullen lopen. Toch heb ik een aantal vragen, minister.
Gelet op de huidige cijfers en vaststellend dat we meer dan een tand moeten bijsteken: zult u de steden en gemeenten bijkomend sensibiliseren om haltes toegankelijker in te richten en gebruik te maken van de steunmaatregelen die u vanuit de Vlaamse Regering voorziet?
Zult u bijkomende maatregelen treffen om meer toegankelijke haltes in Vlaanderen te realiseren?
Hoe zult u ervoor zorgen dat nog meer gemeenten het Charter toegankelijke haltes ondertekenen?
Minister Peeters heeft het woord.
We moeten inderdaad toegeven dat de bestaande subsidieregeling voor de toegankelijkheid tot op heden geen groot succes was. We hebben wat dat betreft dan ook een wijziging doorgevoerd, of die staat er alleszins aan te komen.
Toekomstgericht zijn er twee manieren voor lokale besturen om een subsidie te bekomen voor toegankelijke haltes. Enerzijds is er de subsidie voor toegankelijkheid zelf, die vanaf dit jaar dus in een nieuw besluit wordt gegoten, zodat die vlotter kan worden gebruikt. We zullen dan ook uitgebreid communiceren naar de lokale besturen, met de vraag om daar zeker gebruik van te maken en zodoende mee in te zetten op toegankelijkheid. Anderzijds hebben we ook de subsidieregeling voor de Hoppinpunten, ook daar is de toegankelijkheid van de haltes en dergelijke een cruciaal element. Ook dat is een bijkomend element waarop wordt ingezet voor toegankelijkheid. Met beide elementen kan een lokaal bestuur dan ook aan de slag gaan en de bedoeling is dat dat vlotter en eenvoudiger kan.
Wat betreft het charter van het Masterplan Toegankelijkheid, zijn er op dit ogenblik 39 lokale besturen die het charter ondertekenden en 26 gemeenten die een coachingstraject bij Inter hebben gevolgd. Uiteraard mag dat aandeel zeker nog groeien.
We hopen dat de attractiviteit toch ook wat wordt verhoogd door die tweejaarlijkse prijs, waar u zelf ook al naar verwees en waarbij de vakjury een prijs ter waarde van 50.000 euro kan toekennen.
Wat uw tweede vraag betreft: ik denk dat iedereen die bezig is met wegbeheer, sowieso ook de ambitie rond het toegankelijk maken van haltes moet hebben. Ik denk dat niemand schrijnende beelden wil zien van mensen die hun halte moeilijk kunnen bereiken. Wat dat betreft denk ik dat elke wegbeheerder daarop inzet en we daar niet echt bijkomende maatregelen moeten gaan nemen.
Hoe zorgen we er ten slotte voor dat nog meer gemeenten het Charter toegankelijke haltes ondertekenen? Ik heb al gezegd dat 39 lokale besturen dat op dit ogenblik al gedaan hebben. Ik hoop dat zij dat als ambassadeurs ook mee willen uitdragen naar andere lokale besturen en hen warm willen oproepen om dat zeker ook te doen. Ik denk dat het iedereen siert om mensen met een beperking mee onder de arm te nemen en ervoor te zorgen dat ook zij alle aandacht krijgen waar ze recht op hebben.
Van de 30.000 haltes die De Lijn in Vlaanderen ter beschikking heeft, exclusief de unieke belbushaltes, is op dit ogenblik 14,2 procent toegankelijk voor personen met een motorische beperking, 31,2 procent voor mensen met een motorische beperking, mits assistentie en 7,2 procent voor personen met een visuele beperking.
We zien hier dus een gestage groei. We willen daar alleszins vooruitgang in boeken. Heel vaak gaat men pas over tot aanpassen wanneer ook de weg wordt aangepakt. Daarom kent dit ook maar een gestage groei.
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoorden. Ik wil nog ingaan op twee punten. U verwijst naar een wijziging in het subsidiebesluit, dat daardoor toegankelijker wordt voor de lokale besturen. Wat houdt die vereenvoudiging precies in?
Ten tweede hadden we het vorige week nog over de Hoppinzuilen, die onvoldoende toegankelijk zouden zijn voor rolstoelgebruikers. Ik ga ervan uit dat dit een gedeelde bezorgdheid is die meegenomen werd. Kunt u bevestigen dat die Hoppinzuilen volgens het principe van Universal Design toegankelijk zullen zijn voor iedereen, met of zonder beperking?
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel, collega Brouns, voor deze vraag. Er zijn heel wat collega’s die het belang van de toegankelijkheid van haltes benadrukken en er vragen over stellen. De cijfers daarover van het Vlaamse beleid zijn op dit moment gewoon ondermaats: amper 5 lokale besturen vragen een subsidie aan voor in totaal 10 haltes. Minder dan 1 op de 10 lokale besturen neemt deel aan het coachingtraject. Nipt 1 op de 10 lokale besturen heeft het Charter Toegankelijke Haltes onderschreven. Op die manier haal je nooit de doelstelling van het Masterplan Toegankelijkheid, waarin de regering zegt 450 haltes per jaar volledig toegankelijk te willen maken en daarnaast nog 400 haltes voor slechtzienden. Als dit dan in 2021 gerealiseerd wordt voor 10 haltes, is het duidelijk dat dat een veel te mager resultaat is en dat een versnelling echt nodig is. We moeten eigenlijk vaststellen dat het Vlaams beleid er niet in slaagt om de gemeenten te begeleiden om ze die push te geven om te werken aan toegankelijke haltes.
Minister, het verhaal lijkt eerlijk gezegd sterk op dat van de Hoppinpunten, waarbij we ook ter plaatse trappelen. Het is dus niet voldoende om mooie doelstellingen te formuleren. U zegt dat het besluit aangepast moet worden zodat het toegankelijker wordt voor de gemeenten om hiermee aan de slag te gaan. Ik vraag me daarbij het volgende af. Als zo weinig gemeenten daarop reageren, kan de Vlaamse overheid die gemeenten dan niet veel meer ontzorgen? Kan er geen firma onder de arm genomen worden die die – al bij al kleine – ingreep voor de gemeenten komt doen? De gemeenten hoeven dan enkel hun toestemming te geven, want ze moeten natuurlijk wel inspraak hebben. Maar dan komt die firma dat doen en betalen de gemeenten dat met de subsidie van de Vlaamse overheid en is alles klaar. Dan kan het echt vooruitgaan. Ik vraag me af in welke mate zo’n ontzorging in uw nieuw besluit zit. Ik denk echt dat we naar zo’n systeem moeten kijken als we die ambitieuze doelstellingen inzake toegankelijkheid echt willen halen.
De heer Verheyden heeft het woord.
De cijfers werden al aangehaald, ik zal ze dus niet meer herhalen. Ook Vlaanderen moet een aantal van die haltes toegankelijk maken. Een aantal van die haltes liggen aan gewestwegen en dergelijke. Mijn vraag is dus: hoever staat Vlaanderen met zijn huiswerk?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen. Nog even ter verduidelijking bij de vraag van de heer Brouns: we gaan die subsidies voor die toegankelijkheid onderbrengen bij het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) rond haltes en halte-infrastructuur, zodat er een duidelijk en uniform kader is voor hoe die haltes en halte-infrastructuur eruit moeten zien. Men kan dan in de toekomst gebruikmaken van die subsidie ofwel van de Hoppin. Er zijn dus twee mogelijkheden. Als men kiest voor een officieel Hoppinpunt, geselecteerd door de vervoerregioraad, dan maakt men gebruik van de subsidieregeling voor de Hoppinpunten. Anders kan men gebruikmaken van het BVR rond haltes en halte-infrastructuur. Men heeft mij verzekerd dat dit vlot en soepel toepasbaar zal zijn, zodat men daar nog meer gebruik van kan maken. Zodra dit BVR is goedgekeurd, zal hierover uitgebreid gecommuniceerd worden aan de lokale besturen om ze warm te maken om daarvan gebruik te maken.
We weten echter allemaal, collega’s, dat lokale besturen rekening moeten houden met heel veel elementen. Vaak gaat men pas over tot het aanpassen van de haltes als er ook aanpassingen gebeuren aan de weginfrastructuur als dusdanig, bijvoorbeeld als er nutsleidingen worden heraangelegd.
Daarom willen wij toch nog meer aansporen om gebruik te maken van die subsidiereglementen, zodat men al sneller een versnelling hoger kan schakelen in dit verhaal.
Mijnheer Bex, u zegt dat we met alles ter plaatse blijven trappelen, ook wat de Hoppinpunten betreft. Ik heb eerder al gezegd dat we op het vlak van de Hoppinpunten nog meer, ook samen met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), faciliteren naar de lokale besturen, enerzijds door de inrichtingsprincipes te vereenvoudigen en anderzijds door hen de tools in handen te geven om snel over te gaan tot de realisatie van die Hoppinpunten.
Betekent dat dat wij ze zelf bij de arm moeten nemen en hen moeten begeleiden om alles concreet uit te rollen in het werkveld? Ik ben niet zozeer te vinden voor die betuttelende houding en ik heb al gehoord dat heel wat lokale besturen ermee aan de slag gaan. Dat we snel werk moeten maken van de Hoppinpunten op de gemeentewegen, maar ook op de gewestwegen, staat buiten kijf. Ik heb er vertrouwen in dat er daarin veel vooruitgang zal worden geboekt.
Mijnheer Verheyden, u vraagt cijfers over de toegankelijke haltes. Ik heb geen cijfers specifiek van de haltes langs de gewestwegen. Ik neem wel aan dat onze administratie die heeft. Wilt u ze via een schriftelijke vraag opvragen? Of zal ik ze u later bezorgen?
Ik zal een schriftelijke vraag stellen.
Oké. Ik heb hier geen cijfers over welke langs gewestwegen liggen en welke langs gemeentewegen. Maar dat komt dan wel later.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. Wij staan voor een inclusief Vlaanderen. Aan de vooravond van de grootste omwenteling die we met ons mobiliteitsbeleid willen realiseren in de uitrol van de basisbereikbaarheid, moet die basisbereikbaarheid inclusief zijn. De toegankelijkheid van haltes is daar een wezenlijk onderdeel van. We moeten dit momentum vasthouden om een grote inhaalbeweging te maken. Elke beleidsniveau moet daarin zijn verantwoordelijkheid opnemen.
Ik blijf dit dossier samen met heel wat collega’s volgen. Voor ons is het inderdaad een belangrijk onderdeel van een inclusief Vlaanderen. Als wij die modal shift willen realiseren middels de basisbereikbaarheid zal dat op een inclusieve manier moeten gebeuren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.