Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De totale verkoop van antidepressiva is niet gestegen tijdens corona, maar wel de verkoop aan jonge kinderen en jongeren van 16 tot 25 jaar. Het zou gaan om een toename met een kwart. Nominaal gaat het om kleine cijfers, maar procentueel is het toch een grote stijging. Tot die conclusie kwam de Mental Assessment Group, onderdeel van de Groep van Experts voor Managementstrategie van COVID-19 (GEMS).
De meeste jongeren zullen zich wel kunnen herpakken nu de situatie zo goed als genormaliseerd is, maar dat zou niet gelden voor de groep die antidepressiva moet nemen. Een vroege opsporing en behandeling is belangrijk om te vermijden dat de depressie chronisch wordt.
Lode Godderis, de auteur van het document, raadt aan om deze jongeren op te sporen, vooral de jongeren die het al moeilijk hadden voor de coronacrisis en de jongeren met een kwetsbare achtergrond zodat we de behandeling kunnen opstarten. Daarnaast is het belangrijk om jongeren opnieuw te laten participeren aan het maatschappelijk leven: school, opleiding aan hogeschool of universiteit, toeleiding van jongvolwassenen naar werk.
Minister, het gebruik van antidepressiva is een instrument om geestelijke gezondheidszorg aan te pakken, maar altijd in combinatie met therapie, en met het voorschrijven ervan moet zeer omzichtig worden omgesprongen. Hebt u zicht op de oordeelkundigheid van het stijgend gebruik ervan tijdens de coronaperiode voor een groep jonge en zeer jonge mensen?
Tijdens de coronacrisis werd ook onlinetherapie gegeven in de geestelijke gezondheidszorg. Hebt u zicht op een stijgend gebruik van onlinetherapie bij jonge kinderen en jongvolwassenen van 16 tot 25 jaar in combinatie met antidepressiva?
Zult u de voorschrijvers van antidepressiva sensibiliseren om jongeren die tijdens de pandemie gestart zijn met antidepressiva of wier gebruik is toegenomen en die nog niet in therapie zijn toe te leiden naar een aanbod voor psychologische begeleiding?
Hoe kan de participatie van jongeren aan het maatschappelijk leven, vooral jongeren die het al moeilijk hadden voor corona en jongeren in een kwetsbare situatie, gestimuleerd worden als een van de instrumenten om uit de depressie te geraken?
Minister Beke heeft het woord.
Ik heb de berichten over de stijgende tendensen in het gebruik van antidepressiva bij de groep van jonge tot zeer jonge kinderen gelezen. Ik heb echter geen zicht op het geneesmiddelengebruik aangezien dit behoort tot de federale bevoegdheden.
De bevoegdheid rond medicatiegebruik en voorschrijfgedrag komt toe aan de federale minister van Volksgezondheid. Het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) beschikt hieromtrent over cijfers. De Vlaamse overheid monitort enkel het geneesmiddelengebruik in de woonzorgcentra. Ik heb dus geen zicht op een stijgend gebruik van online therapie in combinatie met antidepressiva.
Sinds 2007 werden er vijf thematische websites ontwikkeld voor online hulp in de geestelijke gezondheidszorg in Vlaanderen. Dat is intussen uitgebouwd tot een sterk online aanbod met een bereik naar de burger via een kwalitatief sterk, evidencebased aanbod waaronder pure zelfhulp die 24/7 beschikbaar is, online begeleiding via chat en online hulp in combinatie met een hulpverlener: ‘blended care’. De komende jaren wordt er verder geïnvesteerd in dit online hulpaanbod. Prioritair wordt er gekeken naar een specifiek online aanbod voor jongeren, met name jongeren in de transitieleeftijd van 16 tot 23 jaar en in een latere fase ook voor de leeftijdsgroep 14 tot 15 jaar.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken met bestaande online modules die zich richten op zelfhulp, diagnostiek en inschaling. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan laagdrempeligheid door middel van online platforms waar jongeren ook veel erkenning vinden bij elkaar. Denk bijvoorbeeld aan het MoodSpace-platform dat voor studenten werd ontwikkeld door collega Weyts.
Tijdens de coronaperiode hebben verschillende voorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg ook ingezet op online hulpverlening, in tijdelijke vervanging of gekoppeld aan face- to-facebehandeling.
Gezien de bevoegdheidsverdelingen inzake psychofarmaca is een goede afstemming met de federale overheid noodzakelijk. Het voorschrijven van geneesmiddelen is een verantwoordelijkheid van de arts. Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) waakt over de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid van geneesmiddelen vanaf hun ontwikkeling tot hun effectief gebruik. Zij informeren en sensibiliseren zowel artsen als publiek. De federale overheid coördineert bovendien het BelPEP-platform (Belgian Psychotropics Expert Platform), dat in 2013 werd opgericht met als doel het gebruik van psychostimulantia, benzodiazepines, antidepressiva en antipsychotica te voorkomen. De belangrijkste taken van dit platform zijn sensibiliseren, het opstellen en implementeren van richtlijnen en aanbevelingen en het stimuleren van onderzoek en monitoring.
Vanuit mijn bevoegdheden zet ik wel in op alternatieven voor medicatiegebruik, met name geestelijke gezondheidsbevordering en laagdrempelige geestelijke gezondheidszorg. Antidepressiva zijn enkel zinvol bij meer ernstige depressieve problemen, in combinatie met psychotherapie.
We blijven verder inzetten op het bevorderen van de geestelijke gezondheid, zeker naar kwetsbare doelgroepen zoals deze jonge doelgroep. De kern van de geestelijke gezondheidsbevordering ligt in het versterken van protectieve factoren en het verminderen van risico’s. Zoals bijvoorbeeld het aanleren van goede copingvaardigheden, het stigma op psychische problemen doorbreken en toeleiden naar laagdrempelige hulp. Zo zet onze partnerorganisatie Geestelijke gezondheidsbevordering via allerlei methodieken in op deze jonge doelgroep. Dat gebeurt bijvoorbeeld via de methodiek voor scholen genaamd ‘Geluk in de klas’ en de online platformen Geluksdriehoek.be en NokNok.be waar de doelgroep allerlei info en tools kan terugvinden die hen informeren, inspireren en ondersteunen.
We ontwikkelen momenteel ook een ‘blended coaching’-aanbod voor intermediaire organisaties rond de geluksdriehoek en NokNok. Het programma ‘Blended werken met NokNok’ zal er binnenkort zijn voor professionals die werken met kwetsbare jongeren van 12 tot 16 jaar. Organisaties die weinig psychologische achtergrondkennis hebben, maar wel vaak in contact komen met mensen die zich niet goed in hun vel voelen gaan we ondersteunen zodat ze actief kunnen verwijzen naar de inhouden en de tools van de geluksdriehoek en NokNok. Zo zal mentaal welbevinden ook bij die organisaties bespreekbaar worden gemaakt.
Tot slot ontwikkelde de partnerorganisatie het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) Silver. Silver is een serious game waarin op een speelse manier gewerkt wordt op twee belangrijke vaardigheden: cognitieve coping en emotieregulatie. Jongeren worden via al deze initiatieven voorbereid om op een gepaste manier te kunnen omgaan met de verschillende uitdagingen die zij in hun levensloop tegenkomen.
Indien blijkt dat mensen met psychische problemen hulpverlening nodig hebben, is het belangrijk dat ze laagdrempelig terechtkunnen bij hulpverleners. De RIZIV-conventie met betrekking tot psychologische hulpverlening in de eerste lijn is een belangrijke schakel voor het bieden van kortdurende begeleidingen aan mensen met psychische problemen. De conventie wordt momenteel door de netwerken geestelijke gezondheid, in samenwerking met de zorgraden, uitgerold in Vlaanderen.
Bij ernstige psychische problemen kan men bijvoorbeeld terecht bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). Deze legislatuur werd geïnvesteerd in de uitbreiding van hun capaciteit en die inspanningen worden verdergezet.
Corona heeft veel gevraagd van de jongeren. Maatregelen hadden een grote invloed op onderwijs, vrijetijdsbeleving en -besteding en mentaal welzijn. Een groeiend aantal jongeren voelden zich eenzamer en waren onzeker over hun basisbehoeften en toekomst. Ze hebben het recht om gehoord te worden over de onderwerpen die hun leven aangaan.
In het kader van de hervormingen in de geestelijke gezondheidszorg werd al duidelijk dat jongeren en kinderen zelf onvoldoende betrokken partij waren bij gebrek aan participatieve instanties en activiteiten. Participatie in de geestelijke gezondheidszorg versterkt engagement, helpt de gedeelde besluitvorming met betrekking tot de behandeling en zorgt ervoor dat die beter aansluit bij de prioriteiten en de belangen van de kinderen en jongeren zelf. Participatie is empowered en helpt de controle over de eigen gezondheid in handen te nemen. Het versterkt vaardigheden en competenties en draagt zo bij tot een hoger probleemoplossend vermogen en communicatievaardigheden. Dat zijn de belangrijkste voorwaarden voor een betere zelfzorg en zelfrespect, determinanten die rechtstreeks in verband gebracht worden met een beter klinisch resultaat en meer tevredenheid.
Om dit te bereiken willen we de hulpverlening beter doen aansluiten bij de noden van jongeren en willen we werk maken van een beter participatief klimaat tussen jongeren, hulpverleners, voorzieningen en beleid. Hiertoe werd aan vzw Cachet gevraagd om participatie en ervaringsdeskundigheid in de geestelijke gezondheidszorg tot een realiteit te laten uitgroeien. Sinds 2017 krijgt vzw Cachet een subsidie toegekend voor het project Take Care. Binnen Take Care worden concrete acties ondernomen voor de participatie van kinderen en jongeren op micro-, meso- en macroniveau. Op microniveau gaat men vooral de beleving en ervaringen van kinderen en jongeren zelf beluisteren om zicht te krijgen op concrete ervaringen en signalen. Deze ervaringen worden daarna gebundeld in een coherent verhaal. Op mesoniveau worden voorzieningen en diensten gesensibiliseerd rond het inbrengen van ervaringskennis. Op macroniveau werkt Cachet onder andere aan visievorming omtrent de inzet van ervaringsdeskundigheid van jongeren en kinderen. Er wordt ook ingezet op beleidsadviserend werk en de sensibilisering van de bredere samenleving omtrent een realistische en positieve beeldvorming van jongeren.
Complementair hieraan heeft ook de federale overheid middelen vrijgemaakt om in elk netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren een participatiecoach aan te stellen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw uitgebreid antwoord. In deze commissie hebben we het al heel veel gehad over de geestelijke gezondheidszorg, zeker bij onze jongeren. Dat staat hier wekelijks op de agenda omdat dat wel degelijk een zeer belangrijk probleem is. Ik stel deze vraag omdat ik me eigenlijk zorgen maak over de toenemende verkoop. We zeggen altijd ‘meten is weten’. Nu hebben we de cijfers wat betreft verkoop, maar het is eigenlijk heel belangrijk om te weten dat er naast die verkoop en het gebruik van antidepressiva ook psychotherapie staat.
Een belangrijke vraag die ik mij ook stel is: geven artsen nu gewoon meer antidepressiva omdat er wachtlijsten zijn wat betreft psychotherapie en om toch al medicatie op te starten in afwachting van psychotherapie? U had ook gezegd dat we een monitoring moeten doen van de wachtlijsten. Het is heel belangrijk dat we die hebben om effectief te weten hoeveel jongeren een zorgvraag stellen, hoeveel jongeren er effectief op een wachtlijst staan en wat de duurtijden van het wachten zijn. Beschikt u ondertussen over cijfers over hoeveel jongeren effectief een zorgvraag hebben en hoeveel jongeren die nodige zorg krijgen?
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Minister, eind januari stelde ik naar aanleiding van een nieuwe studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen een schriftelijke vraag over het gebruik van antidepressiva bij adolescenten en jongeren. De studie besluit dat de medicatie vaak verkeerd wordt ingezet. Nochtans is het zeer belangrijk dat de meest geschikte medicatie wordt voorgeschreven om ernstige bijwerkingen te vermijden. Daarnaast zien de onderzoekers ook dat de antidepressiva kortstondig worden gebruikt. Nochtans is een volledig gebruik aangewezen om herval na een tijd te voorkomen. Om hieraan tegemoet te komen willen de Onafhankelijke Ziekenfondsen sterker inzetten op educatie en sensibilisering of preventieve aanpak. Minister, u gaf in uw antwoord aan dat het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) geen recente cijfers heeft die op antidepressiva inzoomen. In de leerlingenbevraging voor jongeren worden antidepressiva niet afzonderlijk meegenomen. In de studentenbevraging wordt het onderwerp antidepressiva wel meegenomen. De resultaten daarvan zouden later dit voorjaar beschikbaar zijn. Op basis van de cijfers uit de studentenbevraging kan VAD samen met de partnerorganisaties geestelijk gezondheidsbevordering acties uitwerken. Minister, zijn deze cijfers reeds beschikbaar?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, ik verwijs ook naar de zitting van 19 oktober waarop collega Parys hierover ook vragen heeft gesteld. Collega Wouters had het net over de cijfers van de studentenbevraging. Ik wil daar nog even verder op ingaan. U antwoordde toen dat VAD daar geen echte acties rond heeft. Ik denk dat we nu wel op een punt zijn gekomen dat het niet onbelangrijk is dat u even samenzit met VAD om te kijken of ze daar niet meer acties rond kunnen ondernemen.
Het blijkt ook dat de vroege behandeling cruciaal is en dat vooral bij jongeren de verkoop en het gebruik van antidepressiva ons toch zorgen moeten baren. U zegt zelf dat u geen zicht hebt op die medicatie. Daarom heb ik de vraag of daar niet beter moet worden gemonitord, ook langs uw kant. Medicatie is curatief. Dat zit federaal. Maar alles wat wij voorkomen aan gebruik van antidepressiva, is natuurlijk preventie en zit langs onze kant. In welke mate kan er wat meer worden gemonitord?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, ik ken niet de exacte datum van een of andere vorige vraag, maar ik vind de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren een buitengewoon interessant en belangrijk debat. Het voorschrijfgedrag is inderdaad federaal, maar het voorschrijfgedrag is een ongelooflijk groot probleem. Ik denk dat de sleutels om daaraan tegemoet te komen een stukje in onze bevoegdheden liggen, zo niet helemaal, op het vlak van preventie.
Minister, u hebt in uw antwoord verwezen naar coping, leren omgaan met emotionele kwetsbaarheid en een stuk ook aanvaarden dat die emotionele kwetsbaarheid deel uitmaakt van het leven. U hebt ook verwezen naar veerkracht gebruiken en lotgenotencontact.
Andere collega's hebben gezegd dat medicatie curatief is. Ik zou dat in het geval van psychologische hulpverlening durven te betwijfelen wanneer het enkel medicatie is. Er wordt veel te veel voorgeschreven. Ik denk dat het grote probleem ligt in het feit dat er veel te snel wordt voorgeschreven. Dat is het gemakkelijke stuk: voorschrijven is gemakkelijk. Afbouwen is een ander verhaal. Het aanpakken van de echte psychologische problemen vergt jammer genoeg veel meer dan het innemen van een tablet. Was het maar zo eenvoudig. Een tweede probleem is dat de band met de arbeid of arbeidsmatige activiteiten vaak verondersteld wordt verbroken te worden. Deze zijn twee zaken zijn dingen die men snel doet: men schrijft iets voor en men adviseert om thuis te blijven. Dat kunnen twee contraproductieve zaken zijn.
Voorzitter, ik wil verwijzen naar de hoorzitting die we hier onlangs hebben gehad over geestelijke gezondheid, waar Philippe Delespaul kwam spreken, professor aan de universiteit van Maastricht, die een ongelooflijk interessante zienswijze had, ook op de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Het is een warme aanrader om daar zeker ook eens wat meer over te lezen . Hij zegt dat men heel vaak mensen doorverwijst naar een wachtlijst. Bij ons gaat men er voor een deel van uit dat dit het eerste stukje van de oplossing is: 'ik sta op een wachtlijst'. Maar met vergevorderde psychologische problematieken is dat geen deel van de oplossing. Je maakt jezelf tot een patiënt. Dan is de wanhoop geregistreerd en men verwacht heel veel van het moment dat die wachtlijst overgaat in een klik of in een consultatie of in een behandeling of in een gesprek. De vroegdetectie, vroegpreventie en algemene preventie zijn absolute sleutels om te zorgen dat meer mensen beter leren omgaan met emotionele kwetsbaarheid en met veerkracht. Dat is het enige dat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat de gespecialiseerde hulp ook daadwerkelijk terechtkomt waar ze nodig is.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Saeys, ik denk niet dat ik ooit heb gezegd dat we een wachtlijst zouden opmaken. Dat lijkt me eerlijk gezegd ook een redelijk moeilijke zaak te zijn. Zoals u weet zijn de meeste psychologen zelfstandigen. Er bestaat ook geen wachtlijst voor huisartsen, tandartsen of logopedisten. Dat is niet wat wij doen.
Wat wij wel willen, zoals in verschillende tussenkomsten hier naar voren is gebracht, is hoe we kunnen zorgen dat we zoveel mogelijk hulp zo vroeg mogelijk kunnen aanbieden. U weet dat wij een traject ‘Vroeg en nabij’ zijn gestart, dat verschillende componenten bevat. Een van de insteken is: hoe kunnen we zorgen dat jongeren al worden ondersteund in afwachting van gespecialiseerde hulp? Hoe kunnen we zelfzorg versterken? Hoe kunnen we psycho-educatie mee helpen versterken? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat er aan vroegdetectie wordt gedaan. Dit doen we om niet in een binair verhaal terecht te komen, waar we vandaag al te vaak inzitten: het is 0 of het is 1. Je bent aan het wachten en intussen is er niets, of het lijkt alsof er niets is. Daar moeten we van af. Dat is net de hele insteek die een van de fundamenten is van de oefening die we met ‘Vroeg en nabij’ aan het doen zijn.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik treed de collega bij. Het was inderdaad een heel interessante hoorzitting, met een heel andere kijk op hoe wij onze psychologische zorg zouden kunnen benaderen. Jammer genoeg kunnen wij niet meer vanaf nul beginnen en zitten wij nu in een bepaald systeem en staan er gewoon heel veel mensen op wachtlijsten. Ik vind nog altijd dat meten weten is. Ik zou echt wel willen weten hoeveel jongeren een hulpvraag hebben om te kijken hoe wij daaraan kunnen remediëren.
Ik geef u gelijk: het is niet omdat je op een wachtlijst staat dat er niets moet gebeuren. Ik denk vooral aan de online hulpverlening vanuit het onderwijs en het aanleren van copingmechanismen, waar ik al tal van vragen over heb gesteld omdat ik het heel belangrijk vind om reeds vanaf de kleuterklas technieken aan te leren.
Want in ons leven gaat het altijd wel op en neer. We worden geconfronteerd met tegenslagen en we moeten leren hoe we daar het best mee omgaan. Maar zelfs met die copingmechanismen zullen er altijd mensen zijn die toch wel psychische problemen hebben, die een depressie hebben of een angststoornis ontwikkelen. Voor mij is het wel belangrijk om te weten over welk aantal het hier gaat. We hebben nu cijfers over het antidepressivagebruik, maar dat zou ik vooral willen weten. Ik zie ook vanuit de praktijk dat antidepressiva de gemakkelijkheidsoplossing zijn. Je geeft een pilletje, en dat is het dan. Het is altijd nodig om dat ook in combinatie met psychotherapie te doen. Vandaar dat ik me echt wel de vraag stel: is die stijging puur te wijten aan het feit dat jongeren meer ernstige problemen hebben – want je geeft pas antidepressiva als het gaat over ernstige ziekten – of worden er nu gewoon meer antidepressiva gebruikt, of gegeven, vanwege het feit dat jongeren wachtende zijn op psychotherapie? Dat is een heel belangrijke nuance, vind ik, en dat zou ons veel kunnen leren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.