Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Jans heeft het woord.
Tijdens de ouderenweek in november 2021 lanceerde de Vlaamse Ouderenraad zijn campagne ‘Kopzorgen Verdienen Zorg’: een oproep om het mentaal welzijn van ouderen hoger op de agenda te zetten, een meer dan terechte vraag afgaande op een aantal cijfers. Uit de Nationale Gezondheidsenquête blijkt dat een op de tien van de 75-plussers aangeeft in het laatste jaar een depressie doorgemaakt te hebben. Dat cijfer ligt 40 procent hoger dan het gemiddelde voor de algemene bevolking. Bovendien worstelt een op de vijf ouderen tussen 65 en 74 jaar met het mentaal welzijn. Bij 75-plussers gaat het zelfs om bijna een op de drie ouderen.
Ook is er een grote mismatch tussen medicatie en therapie. Amper 5 procent van de 75-plussers die met depressie kampen, krijgt psychologische ondersteuning, en dat terwijl bijna driekwart naar medicatie grijpt of werkt op voorgeschreven medicatie. De Vlaamse Ouderenraad geeft hiervoor zelf drie verklaringen. Allereerst is er sprake van een groot taboe. Daarnaast beschouwen we als samenleving bepaalde zaken waar ouderen mee geconfronteerd worden, als normaal en gaat men er verkeerdelijk van uit dat ze nu eenmaal bij het ouder worden horen. Ten slotte is ook de geestelijke gezondheidszorg minder uitgebouwd.
‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’ geldt natuurlijk voor elke leeftijd. Soms lijkt het alsof de samenleving andere verwachtingen heeft ten aanzien van ouderen. Aan deze foute denkbeelden moet worden gewerkt. We spreken te vaak over ouderen in termen van ‘zorgen’ en een ‘broze gezondheid’. Te veel wordt foutief gedacht dat ingrijpende levenservaringen, zoals het afscheid nemen van een partner, nu eenmaal bij het ouder worden horen. Kortom, we associëren ouder worden te vaak met ziekte en enkel problemen.
Stilstaan bij het mentaal welzijn van onze ouderen is belangrijk. De eerste stap is het kunnen herkennen van psychische moeilijkheden. Daarnaast moeten we fors inzetten op het bespreekbaar maken van hun kopzorgen. Qua herkenning hebben de eerstelijnszorgers een grote antennefunctie. Thuisverpleegkundigen, maaltijdbedelers, huisartsen: elk hebben ze een relatie met de ouderen en moeten ze daarom minstens weten wat de signalen zijn, maar ook naar welke dienst of welke voorziening ze de ouderen zouden kunnen doorverwijzen. Soms is ontmoeting al genoeg, en dan kun je doorverwijzen naar bijvoorbeeld een lokale vereniging of een lokaal dienstencentrum. Soms is er meer nodig, en dan kan gepaste hulp geadviseerd worden. Doorverwijzingen mogen wel geen estafette worden. Belangrijk is dat we de ouderen niet doorsturen, maar dat er een netwerk ontstaat van hulpverleners rond de persoon.
Minister, hoe staat u tegenover de campagne ‘Kopzorgen Verdienen Zorg’? Hebt u zicht op de redenen waarom er een taboesfeer bestaat bij de ouderen inzake hun mentaal welbevinden? Welke initiatieven plant u of ondernam u reeds om het mentaal welzijn bij ouderen meer aandacht en ondersteuning te geven? Welke maatregelen neemt u die tegemoetkomen aan de vraag om de geestelijke gezondheidszorg voor ouderen verder uit te bouwen? Op welke manier kunt u voorzien in de nodige opleiding en ondersteuning van eerstelijnszorgers opdat zij, meer dan vandaag de dag, psychische problemen herkennen en de gepaste doorverwijzing, hulp of opvolging kunnen geven?
Minister Beke heeft het woord.
Ik ondersteun de oproep van de Vlaamse Ouderenraad om meer aandacht te hebben voor het mentaal welzijn van ouderen. Wanneer we spreken over ouderen en psychische problemen, dan hebben we het voornamelijk over vereenzaming, aanpassingsproblemen en verlieservaringen van ouderen die voorkomen bijvoorbeeld in de eerste jaren na oppensioenstelling, psychische overbelasting wegens langdurige of intensieve mantelzorgverlening, rouwproblemen, depressie, suïcidaliteit, overmatig gebruik van psychofarmaca en medicatie of een combinatie hiervan, gedragsproblemen, cognitieve stoornissen en dementie. Een groot aantal wetenschappelijke publicaties wijst op het belang van de eerstelijnszorgverleners, en dan vooral van huisartsen, bij de aanpak van geestelijke gezondheidsproblemen bij ouderen.
De meeste ouderen zien hun huisarts immers regelmatig en krijgen hun gezondheidszorg en hun geestelijke gezondheidszorg liever van een eerstelijnshulpverlener dan van een gespecialiseerde voorziening. De huisartsen kennen vaak ook de psychosociale context en de andere somatische problemen van hun patiënten, wat hun diagnose een extra dimensie geeft. In vergelijking met jongeren en volwassenen ervaren ouderen meer schroom om te praten over hun mentaal welzijn. Daarnaast is het geestelijke gezondheidsaanbod voor ouderen ook minder goed uitgebouwd voor de doelgroep ouderen waardoor het moeilijker is om de stap te zetten naar hulpverlening.
De Vlaamse Ouderenraad stelt zelf dat de samenleving anders omgaat met psychische problemen, afhankelijk van de leeftijd. Bij depressies krijgen ouderen bijvoorbeeld veel sneller medicatie voorgeschreven, terwijl bij jongeren meer voor psychotherapie wordt gekozen. Maar ook op ingrijpende levensgebeurtenissen reageren we anders. Als een dertiger zijn partner verliest, zal er veel meer steun en begrip zijn dan wanneer dat bij een tachtiger gebeurt. Nochtans zijn het verlies en de impact minstens even groot.
Ik som graag een aantal initiatieven op die inzetten op de geestelijke gezondheid van de ouderen in onze samenleving. We hebben in het regeerakkoord opgenomen dat we de ambulante geestelijke gezondheidszorg willen uitbreiden. Zoals u weet, heb ik in 2020 4,8 miljoen euro vrijgemaakt voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s). Voor de besteding van deze middelen werden een aantal voorwaarden geformuleerd waarbinnen de CGG’s, in dialoog met netwerken geestelijke gezondheid, zelf inhoudelijke en financiële beleidskeuzes konden maken. Een deel van de bijkomende middelen kan door de CGG’s geïnvesteerd worden in het aanbod voor de doelgroep ouderen.
Er zijn heel wat CGG’s die naast hun specifiek zorgaanbod voor ouderen ook een ondersteunende rol opnemen en inzetten op de versterking van de eerste lijn en een aanbod hebben specifiek gericht op woonzorgcentra.
Ook de recente initiatieven van minister Vandenbroucke dragen bij tot een beter geestelijke gezondheidsaanbod voor ouderen.
De doelgroep van de mobiele equipes is uitgebreid naar 65-plussers. Ik verwacht ook een belangrijke impact van de RIZIV-conventie (Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) met betrekking tot de psychologische hulpverlening in de eerste lijn, ook voor de doelgroep ouderen. De RIZIV-conventie is nog volop in uitrol in de netwerken geestelijke gezondheid. Ik volg de ontwikkelingen hierrond op de voet.
De Interministeriële Conferentie Volksgezondheid heeft in 2018 beslist om samen te werken aan een nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor ouderen. Hiertoe is een technische werkgroep ouderen opgericht. Deze werkgroep kan voorstellen doen aan de interkabinettenwerkgroep (IKW) geestelijke gezondheidszorg over de invulling van het geestelijk gezondheidsbeleid voor ouderen. Ik wil in 2022 verdere stappen zetten in het geestelijk gezondheidsbeleid voor ouderen, en de uitbreiding van de netwerken geestelijke gezondheid volwassenen naar de doelgroep ouderen.
Graag wijs ik ook op het aanbod van de woonzorgcentra. Zij hebben met mijn ondersteuning heel wat initiatieven genomen voor het aanbieden van psychosociale ondersteuning aan ouderen en hun hulpverleners. Dat betekent dat in de programmatie, erkenningsvoorwaarden en subsidiëring voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers ook psychologen zijn opgenomen in de personeelsnorm. Met deze beslissing wil ik de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg toegankelijker maken voor de oudere zorggebruikers in hun vertrouwde omgeving, ook wanneer ze zelf minder mobiliteitsmogelijkheden hebben.
We maken werk van een geactualiseerd ouderenbeleidsplan voor deze legislatuur. Hierbij leggen we specifieke klemtonen op de bestrijding van eenzaamheid bij ouderen met specifieke aandacht voor intergenerationele samenwerking en maken we ook werk van een specifieke beleidsfocus voor dementie. We doen dat in samenspraak met alle beleidsdomeinen en de gebruikers, onder meer door hiervoor structureel in dialoog te gaan met de Vlaamse Ouderenraad. Inhoudelijk en aansluitend bij wat eerder is aangegeven inzake uitdagingen op het vlak van eenzaamheid, zal dit thema zeker ook in het ouderenbeleidsplan aandacht krijgen. Daarnaast zorgen we ervoor dat ouderen niet geïsoleerd worden benaderd.
Aan Domus Medica is een projectsubsidie toegekend voor het versterken van een multidisciplinaire aanpak van intrafamiliaal geweld door huisartsen. Intussen werden drie e-learningmodules ontwikkeld, waarvan er een specifiek gericht is op ouderenmishandeling naast de thema’s partnergeweld en kindermishandeling. Daarnaast wordt er ingezet op intervisie in lokale kwaliteitsgroepen (LOK’s) voor huisartsen, en om de multidisciplinaire aanpak van dit thema te versterken worden er vier pilootprojecten opgezet in samenwerking met de zorgraden.
De diensten voor gezinszorg hebben de opdracht om gezinszorg en aanvullende thuiszorg te bieden aan gebruikers met een zorg- en ondersteuningsvraag. Zij moeten daarbij bijzondere aandacht besteden aan specifieke doelgroepen, zoals ouderen met psychische problemen. De diensten kunnen 2,5 procent van hun urencontingent gezinszorg gebruiken voor vorming. Indien nodig kunnen zij in de vormingsprogramma’s die ze uitwerken voor hun verzorgenden, aandacht besteden aan de specifieke problematiek van ouderen met psychische problemen. Daarnaast hebben het verzorgend en het logistiek personeel een signaalfunctie voor onder meer psychische problemen. De vormingsuren kunnen ook gebruikt worden om hun vaardigheden met betrekking tot deze signaalfunctie te versterken.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord dat mij inderdaad wat meer inzicht biedt in de bundeling van de initiatieven die er op dit moment worden genomen en de zaken die er zijn, heel specifiek naar mentaal welzijn en psychische gezondheid van ouderen.
U hebt in uw antwoord onderschreven dat het om een bijzonder diverse groep gaat, wat het beleid ook niet eenvoudig maakt. Het gaat van jonggepensioneerden tot mensen in woonzorgcentra en de verschillende decennia daartussen.
Ik heb uit uw antwoord begrepen dat u het belang van de eerste lijn absoluut onderschrijft en een aantal initiatieven onderstreept richting huisartsen. Zeker bij deze doelgroep is de huisarts een absoluut belangrijke partner in de gezondheidszorg, maar ook in de mentale gezondheidszorg.
Verder vind ik het interessant om te vernemen dat wanneer we kijken naar de eerste lijn of naar de gezinszorg, er ook mogelijkheden zijn voor vorming van logistieke medewerkers die vaak over de vloer komen. Ik zal dat ten gronde nalezen in uw antwoord.
U hebt gezegd dat het ouderenbeleidsplan hieraan ook zeker aandacht zal besteden. Wat is de stand van zaken en de timing van dat ouderenbeleidsplan?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik heb ook altijd in de praktijk gezien dat mentaal welzijn bij ouderen vaak een beetje onder het stof ligt. Als mensen ouder zijn, wordt het geweten aan een vorm van verlies, aan ziek zijn. Daar heerst nog wel een taboe rond. Nochtans blijkt ook uit de suïcidecijfers dat suïcide het meeste voorkomt bij 75-jarigen en ouder. Dat is een belangrijk probleem.
De eerste lijn is belangrijk, zeker voor de signaalfunctie. Thuisverpleegkundigen en huisartsen, en in de woonzorgcentra zorgkundigen en logistiek medewerkers, kunnen daar de signalen van opvangen, maar er wordt vrij weinig over gepraat in de praktijk. Ik ben alleszins benieuwd naar de projecten die er worden opgezet ten aanzien van eerstelijnspsychologen. Zullen die outreachend werken vanuit de centra voor geestelijke gezondheidszorg? Hoe moet ik dat zien in de praktijk? Het is erg belangrijk dat we die mensen binnentrekken in de woonzorgcentra. De netwerken GGZ (geestelijke gezondheidszorg) zouden uitgebreid worden naar 65-plussers. Wat is daar de stand van zaken?
U sprak over intergenerationeel samenwerken, en ik ben daar altijd een groot pleitbezorger van geweest. We hebben hier eens een heel mooi voorbeeld gehad van een klas die vernieuwd moest worden en die dan werd ondergebracht in het plaatselijke woonzorgcentrum. Dat was een mooi project dat tot heel wat positieve zaken heeft geleid, zowel voor de kinderen als de ouderen. Daar zouden we veel meer op moeten inzetten.
De heer Parys heeft het woord.
Volgens mij kunnen we nog winst boeken door in de opleiding van psychiaters, psychologen en verpleegkundigen wat meer aandacht te hebben voor het psychosociaal welzijn van ouderen. Daar zijn een aantal initiatieven voor, maar ik denk dat het nog beter kan, zeker als je de cijfers bekijkt.
In de leeftijdsgroep van 45 tot 50 jaar volgt 53 procent van de personen met een depressie een psychotherapeutische behandeling. In de leeftijdsgroep van 55 tot 75 jaar zakt dat naar 22 procent, en bij 75-plussers gaat het nog maar over 5 procent die aan psychotherapie doet, terwijl alle studies ongeveer aantonen dat alleen medicatie zonder psychotherapie de kans op herval veel groter maakt en de kans op herstel veel langer doet duren. Dus daar zit volgens mij echt nog wel wat winst op te boeken.
Het is belangrijk dat we het concept van de zorgzame buurten, en alles wat daarbij komt kijken, ontwikkelen, dat we de psychologische hulpverlening laagdrempelig maken, dat we naar het voorschrijf- en doorverwijsgedrag van een huisarts kijken, maar ook dat er in de opleidingen hiervoor meer aandacht is en dat we ouderen die met een depressie kampen, effectief psychotherapie kunnen laten volgen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik heb u ongeveer dezelfde vraag begin februari gesteld. Uw antwoord is nu een beetje ruimer. U hebt toen ook verwezen naar het overleg met de Vlaamse Ouderenraad en de koppeling aan het Vlaamse ouderenbeleidsplan. Ik stel vast dat we ondertussen ruim een maand verder zijn en dat er nog steeds geen ouderenbeleidsplan is. Ik had u daar ook al begin januari naar gevraagd. Ik ben echt wel nieuwsgierig wanneer het er zal komen.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Psychisch welzijn van onze ouderen is in deze commissie al heel vaak aangehaald, en terecht. Niet enkel het mentale welzijn van onze jongeren is belangrijk, maar ook het mentale welzijn van onze ouderen. Dit mag geen vergeten doelgroep zijn, en er moet dan ook meer aandacht komen voor het psychisch welzijn van onze ouderen.
We hebben het al gehad over de voorstellen van de Vlaamse Ouderenraad en hoe deze meegenomen kunnen worden in het beleid en meer bepaald in het ouderenbeleidsplan. De adviesorganen gaven al aan dat bij het ontwerp van het nieuwe ouderenbeleidsplan bepaalde thema's onderbelicht bleven, waaronder ook de geestelijke gezondheidszorg bij ouderen.
Minister, het is tijd om werk te maken van een effectief ouderenbeleid, want dat verdienen onze ouderen. In die optiek zijn we dan ook heel tevreden dat het langverwachte ouderenbeleidsplan eindelijk deze vrijdag besproken wordt op de ministerraad. Onze fractie kijkt ernaar uit om dit plan binnenkort grondig te bespreken in de commissie.
Minister Beke heeft het woord.
Mevrouw Wouters, bedankt voor het beantwoorden van de vraag die mevrouw De Martelaer en mevrouw Jans hebben gesteld. Het ouderenbeleidsplan staat inderdaad vrijdag geagendeerd op de Vlaamse Regering. Ik kan nu nog niet zeggen wat daarin staat. Ik zou dat wel kunnen, maar we zullen het eerst bespreken binnen de Vlaamse Regering uiteraard. Ik neem aan dat we nadien wel eens de gelegenheid zullen hebben in deze commissie om daarop in te zoomen.
Er zijn een aantal belangrijke dingen gezegd. Het intergenerationele aspect is belangrijk. Er is verwezen naar de zorgzame buurten, wat net daarop wil inzetten. Ik denk ook aan het eenzaamheidsplan, dat we met de Vlaamse Regering hebben goedgekeurd. Er zijn een aantal van de elementen die een stukje overlappen of schakels zijn in een breder geheel, zoals het ouderenbeleidsplan, het eenzaamheidplan, en de zorgzame buurten. Uiteindelijk vertrekt het allemaal vanuit dezelfde bevinding en de vraag hoe we daar antwoorden op kunnen geven.
Mijnheer Parys, dan kom ik tot de concrete cijfers. De uitrol van de terugbetaling van de eerstelijnspsychologen via de RIZIV-conventie vergroot de toegankelijkheid, ook van ouderen.
Ik denk dat de stap naar die eerstelijnspsycholoog kleiner moet worden. Het is dan ook de bedoeling dat die psychologen meer vindplaatsgericht werken. Wanneer daar dan meer gespecialiseerde zorg uit zou voortvloeien, wat altijd mogelijk is, kan daar gemakkelijker naar worden doorverwezen en kan een grotere begeleiding worden opgezet.
– Stefaan Sintobin treedt als voorzitter op.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik kijk uit naar het ouderenbeleidsplan dat er nu inderdaad aan komt. Ik vind het positief om te zien dat we vanuit de verschillende mogelijkheden en manieren die er zijn vanop het lokale wijkniveau, via de diensten gezinszorg en de huisartsen, bekijken hoe we de geestelijke gezondheidszorg, die minder uitgebouwd is voor ouderen, toch kunnen versterken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.