Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, er is maandenlang ophef geweest over dit soort grensoverschrijdend gedrag. Er zijn heel veel aanklachten geweest, en ook heel veel suggesties van hoe het aan te pakken. In Brussel is er nu ook een plan. Dat plan heeft een aantal concrete raadgevingen, maar ook een aantal concrete maatregelen, bijvoorbeeld dat er een veilige zone moet worden ingericht voor mogelijke slachtoffers van seksueel geweld en dat er ook een steward aanwezig is. En daar worden ook campagnes rond gehouden.
Dat is in samenspraak met de sector, omdat de sector duidelijk ook aangedaan was door wat er daar gebeurde en zelf niet altijd wist op welke manier hij dat moest aanpakken. Zo’n ‘safe zone’ lijkt misschien wat theoretisch, maar het geeft slachtoffers wel een heel concrete houvast. In een club of een café, die/dat een heel drukke omgeving is en waar een mens ook overweldigd kan zijn na dat soort grensoverschrijdend gedrag, zorgt het ervoor dat iemand op adem kan komen. Mensen kunnen er ook op een rustige manier bedenken wat ze willen doen. Willen ze klacht indienen? Willen ze de politie contacteren? Kleinere cafés hoeven zelfs geen aparte ruimte in te richten, maar een plek waar iemand ‘op zijn effen’ kan komen en dat soort overwegingen kan maken.
Brussel gaat ook fondsen voorzien om het personeel en de organisaties daar wat in bij te scholen en op de hoogte te brengen van het nieuwe protocol. En er zijn maatregelen zoals wat betere verlichting en een regeling, zodat mensen die zelf niet meer in staat zijn om op eigen benen naar huis te vertrekken – zij het omdat ze wat te veel hebben gedronken, zij het omdat ze overweldigd zijn, zij het effectief, zoals heel veel van die berichten aangaven, doordat er iets in hun drankje is gekapt –, ook naar huis worden begeleid. Bouncers en nachtwakers krijgen ook een vorming daarrond.
Dat plan werd opgesteld na de talloze getuigenissen en vragen om dat soort dingen aan te pakken. Gent heeft intussen zelf ook een taskforce ingericht, naast Brussel. Daar heeft mijn collega u een paar weken geleden een vraag om uitleg over gesteld. U hebt toen gezegd dat 2 van uw 24 projecten van het Plan Samenleven daarop gericht zijn. Eind februari zou dan duidelijk worden hoeveel van de 28 steden en gemeenten zich daarvoor zouden inschrijven.
Wij hebben dus een paar vragen voor u, minister.
Gaat u ook vanuit Vlaanderen budgetten vrijmaken om dat soort concrete maatregelen te nemen die slachtoffers van seksueel geweld en mensen die grensoverschrijdend gedrag ervaren, bijstaan op een moment dat het heel acuut is?
Kunt u ons laten weten hoeveel steden en gemeenten zich effectief hebben ingeschreven op die twee projecten uit het Plan Samenleven? Seksuele intimidatie op straat en de openbare ruimte, daar kunnen we dit soort gevallen toch ook onder aanschrijven. En zult u de steden die zich niet inschreven, ook aansporen om daar wel aan mee te doen?
In het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld wordt de preventie van seksueel geweld in het uitgaansleven vooralsnog niet echt opgenomen. Dat is natuurlijk ook afgerond voor deze stroom aan berichten. Wordt daar nog iets aan gedaan? Want nu blijkt wel dat dat echt een lacune is.
U verwijst heel geregeld naar de rol van lokale besturen en het belang van vrijwilligheid om aan plannen tegen seksueel geweld te werken. Maar het is natuurlijk wel zo dat we heel goed merken – de afgelopen jaren groeiend – dat er een heel groot probleem is met grensoverschrijdend gedrag en met verkrachtingen. En dat geldt dan nog meer als je lid bent van een specifieke doelgroep. We hebben het daarnet, tijdens de regeling van de werkzaamheden, gehad over geweld tegenover lgbtq+-mensen. Verschillende doelgroepen hebben daar nog veel meer last van. Ik wil er dus op aandringen om extra maatregelen te treffen wat dat betreft. Een mens moet toch wel vrij zijn om zijn eigen seksualiteit te kunnen beleven, op een manier die die wil, en niet via dwang.
Ten slotte, omstaanders kunnen een grote rol spelen, zeker in het publieke uitgaansleven. Rond omstaandershoudingen is er toch heel veel te doen. Gaat u daarrond eventueel via Sensoa of Pimento acties ondernemen? Mensen weten dat immers heel vaak niet. Het is niet uit slechte wil dat iemand niet ingrijpt. Maar als er iets in de publieke ruimte gebeurt en je licht het publiek in over hoe ze daar iets aan kunnen doen, dan zijn ze ook vaker geneigd om effectief andere mensen te helpen.
Voilà, dat zijn een hoop vragen, maar ik hoop dat u er iets mee kunt.
Minister Somers heeft het woord.
Het klopt dat seksueel grensoverschrijdend gedrag in de publieke ruimte, ook in cafés, bars en clubs, een groot probleem is en blijft in onze samenleving en dat we ons daar de voorbije maanden en jaren meer bewust van zijn geworden. Spijtig genoeg is het geen nieuw fenomeen, alleen zijn we er ons nu meer van bewust, komt het meer aan de oppervlakte en zijn we er maatschappelijk ook meer bij betrokken en verontwaardigd over.
Dat er in 2020 in België zo’n 49 aangiftes zijn van verkrachtingen waarbij de dader het slachtoffer drogeerde, is enorm verontrustend. Maar volgens mij is dat natuurlijk maar het topje van de ijsberg. Ik denk dat er een heel groot ‘dark number’ bestaat. Maar zelfs met het topje van de ijsberg zitten we toch al aan 1 slachtoffer per week.
Zoals het plan tegen seksuele intimidatie en geweld van de stad Brussel aantoont, wordt deze problematiek het best aangepakt op lokaal niveau. Lokale besturen staan het dichtst bij de burger en hebben het beste zicht op de uitdagingen die zich lokaal stellen op het vlak van samenleven.
Zoals u zelf aanhaalt in uw vraag, zal ik vanuit mijn bevoegdheid via het Plan Samenleven de lokale besturen mobiliseren om zich op een gestructureerde en grondige manier te organiseren tegen intimidatie in de openbare ruimte. Ik denk dat een ‘one shot’-maatregel of een soort informatiecampagne of een maatregeltje hier en een maatregeltje daar de cultuur in het uitgaansleven en in de publieke ruimte niet fundamenteel wijzigt. Dat vraagt een volgehouden, structurele aanpak op tal van niveaus.
De lokale besturen die intekenen op deze actie – 1 van de 24 sporen – engageren zich om een actieplan rond straatintimidatie te ontwikkelen en uit te rollen. Dat gebeurt inderdaad ook met middelen van Vlaanderen: er is voorzien in een 50/50-cofinanciering met de Vlaamse overheid. Daar maken we dus wel degelijk budgetten voor vrij.
Een mogelijke partner die we aanreiken om mee zo’n plan uit te werken, is Plan International. Met hun succesvol internationaal programma, ‘Safer Cities’ genaamd, hebben ze intussen veel expertise opgebouwd.
Wanneer een lokaal bestuur intekent op deze actie, zal op alle fronten rond straatintimidatie gewerkt moeten worden. De lokale besturen brengen eerst de problematiek concreet in kaart in hun stad. Afhankelijk van deze bevindingen kunnen gerichte acties in het nachtleven, maar ook op andere plaatsen, op maat van die stad, ontwikkeld worden. Er dient daarvoor een samenwerking met verschillende relevante stadsdiensten te worden opgezet, zodat de problematiek transversaal en integraal wordt aangepakt. Denk maar aan de diensten jeugd, sport, onderwijs, ruimtelijke ordening, mobiliteit, preventie, nachtleven: het zijn een voor een beleidsdomeinen die betrokken moeten worden, omdat intimidatie zich spijtig genoeg op veel plaatsen voordoet. Het nauw betrekken van de politie is daarbij vanzelfsprekend cruciaal, net als het openbaar ministerie. Het opleiden en sensibiliseren van horecapersoneel als omstaander, het instellen van een safe zone, stewards inzetten in het nachtleven, een horecacharter, maar ook versterking van stadsverlichting en camera’s: dit zijn allemaal onderdelen van een dergelijk actieplan straatintimidatie, naast extra politiepatrouilles en dergelijke meer.
Wat betreft de omstaanderstrainingen: in het Plan Samenleven kunnen de lokale besturen ook intekenen op een tweede actie, naast die eerste actie. Dat is het ‘omstaandersprincipe’.
Twee weken geleden nam ik zelf deel aan een omstaanderstraining in de stad Gent. Jaarlijks willen we duizend professionals in het jeugdwerk, sport en onderwijs en duizend burgers vormen volgens dit omstaandersprincipe. Lokale besturen die hierop intekenen, engageren zich om zowel burgers als professionals te vormen volgens dat principe. Zowel studenten, scholieren als horecapersoneel en personeel van clubs kunnen aan een dergelijke omstaanderstraining deelnemen. De opleiding speelt in op verschillende contexten en verschillende vormen van grensoverschrijdend gedrag. Pimento en Sensoa zijn zeker interessante partners waarop een lokaal bestuur in het kader van deze actie beroep kan doen.
U vraagt mij hoeveel steden zich al hebben ingeschreven. De opstart van het Plan Samenleven wordt georganiseerd aan de hand van een subsidieoproep die in de loop van de maand april wordt gelanceerd. Momenteel doorloopt de oproep de procedure richting een goedkeuring van de Vlaamse Regering. De oproep wordt zo snel mogelijk gelanceerd. Ik heb bijgevolg nog geen zicht op hoeveel steden hieraan zullen deelnemen. Verschillende steden hebben reeds interesse getoond om een actieplan straatintimidatie op te zetten, onder meer Leuven, Mechelen, Brugge en Kortrijk.
Het Plan Samenleven is opgebouwd rond de idee dat de lokale besturen de autonomie behouden om te kiezen rond welke acties ze willen werken. Wel zal ik de lokale besturen aanmoedigen om actie te ondernemen. Een inspirerende catalogus zal binnenkort op de website van het Plan Samenleven verschijnen, met best practices uit onder meer Gent, Mechelen en Brussel.
Wat betreft het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld, sla ik, naast de acties die de lokale besturen kunnen uitvoeren rond seksueel grensoverschrijdend gedrag in het nachtleven in het kader van het Plan Samenleven, samen met de ministers van Onderwijs, Cultuur, Sport, Media, Jeugd en Welzijn, en onder coördinatie van de minister van Justitie en Handhaving, de handen in elkaar voor de uitvoering van dat actieplan. Ook interfederaal werken we samen aan het nationaal actieplan gendergerelateerd geweld.
Vanuit mijn bevoegdheid Gelijke Kansen zet ik vooral in op het doorbreken van stereotypes en taboes, door kennis en inzicht te verwerven in de achterliggende mechanismen van geweld.
Dit jaar, 2022, wordt een tussentijdse evaluatie opgemaakt van het actieplan seksueel geweld en wordt het plan geüpdatet, zodat acties kunnen worden bijgestuurd en nieuwe acties worden toegevoegd.
Ik heb ondertussen overlegd met mijn collega Demir en wij gaan ergens in de maand mei een rondetafel houden met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en een aantal centrumsteden, alsook de vertegenwoordigers van de horeca, om een aantal aanbevelingen te formuleren die we kunnen meenemen in het actieplan en waar we dus concreet actie rond zullen nemen.
Wat betreft het de slachtoffers van ‘spiking’, waarbij drugs of alcohol gemengd worden in iemands drankje zonder hun toestemming of medeweten, loopt er concreet bij collega Demir een overheidsopdracht voor een bredere campagne naar jongeren toe – de doelgroep is 16- tot 24-jarigen. Er wordt bekeken of spiking een onderdeel kan zijn van deze campagne.
Ik hoop dat ik daarmee een helder antwoord heb gegeven op uw vragen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het was zeker een uitgebreid antwoord, minister.
Misschien komt er nog een en ander naar boven waar ik het ook niet mee oneens ben, maar om te beginnen ben ik het een beetje oneens met u dat een campagne niet kan zorgen voor een echte cultuuromslag. Campagnes kunnen echt wel een grote aanzet bieden. Het is natuurlijk niet het enige, maar het feit dat een overheid dat soort campagnes voert, kan mensen wel echt bewust maken van de zaak. Als we er de statistieken op naslaan, zien we bijvoorbeeld dat incest zwaar verminderd is in onze samenleving, en dat is toch voor een groot deel onder invloed van beleidsbeslissingen. Gelukkig maar.
Ik hoop ook dat we in dit soort thema’s de idee van maatschappelijke vooruitgang echt kunnen bereiken. Ik geloof er eigenlijk in dat er dingen veranderen als we mensen die het niet noodzakelijk heel slecht menen, maar wel slechte dingen doen, goed voorlichten en als we ervoor zorgen dat de mensen rondom hen in de samenleving er ook invloed op uitoefenen. Ik zou dus eigenlijk heel graag zo’n campagne zien. Ook omdat, zoals u zelf aanhaalt, het ‘dark number’ in aangiften van seksueel grensoverschrijdend gedrag, verkrachtingen, aanrandingen enzovoort op dit moment enorm is. Dat komt heel vaak doordat mensen die aangifte gaan doen, bang zijn dat ze niet serieus zullen worden genomen, dat ze zullen worden uitgelachen of dat er zal worden gezegd dat ze hebben gefabuleerd. Ook nu nog: in de afgelopen weken en maanden zijn er nog berichten over geweest.
Natuurlijk moet je niet iedereen, bij elke actie waarover ze aangifte doen, onmiddellijk op hun woord geloven dat alles is gebeurd. We hebben een rechtstaat, gelukkig maar. De facto mensen belachelijk maken, hen wegsturen of dingen minimaliseren is echter wel een probleem. Ook daarin kan een campagne vanuit de overheid, ook naar de bevoegde diensten en mensen in het uitgaansleven, de boodschap geven dat wij het wel menen en dat men er op een correcte manier mee moet omgaan. Op die manier ontstaat bewustwording en garandeer ik u dat dat ‘dark number’ naar beneden gaat.
Ik ga nog een paar concrete dingen vragen. U hebt het over een plan straatintimidatie en een omstaanderstraining. Ik vraag mij af wat het budget is dat u daarvoor uittrekt. Daar had u het immers niet over.
U zegt verder twee dingen. Ten eerste, dat u wel degelijk budget uittrekt voor het plan straatintimidatie. Ik vraag mij af: hoeveel? Ten tweede zegt u dat als partner kijkt naar Plan International en dat de steden en gemeenten zich daarop kunnen inschrijven. Betalen de steden en gemeenten dat dan of financiert u dat?
Ten slotte ben ik heel blij dat u, misschien ook door de vragen die collega Moerenhout hierover heeft gesteld, met de VVSG en centrumsteden gaat samenzitten om het plan ter preventie van seksueel geweld en voor de aanpak van seksueel geweld bij te sturen. Wat mij wel opvalt als u al die besturen opnoemt – Leuven, Mechelen, Brugge, Kortrijk, Gent en Brussel –, is dat het allemaal wat grotere besturen zijn. Dit is wel een probleem dat zich overal stelt. Ik zit dus met de bezorgdheid – en dat is mijn allerlaatste zin, voorzitter – dat kleinere besturen hier uit de boot vallen, omdat ze geen mankracht hebben. Ook mensen die in een kleine gemeente wonen, verdienen het dat seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt aangepakt. Ook daar kreeg ik dus graag een reactie op.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Groothedde, in grote lijnen heb ik twee antwoorden voor u. Het eerste antwoord betreft de campagnes. Ik zal heel eerlijk zijn: campagnes zijn nuttig, maar voor mij zijn campagnes nuttig als ze ondersteunend zijn. Campagnes op zich hebben volgens mij te weinig impact. We hebben al te veel communicatiemiddelen gegeven aan allerlei campagnes die op het terrein dan vaak het doel voorbijschieten, omdat we de mensen die we móéten bereiken, niet bereiken. We moeten de omstaanders bereiken, we moeten de slachtoffers bereiken en we moeten de daders bereiken. Dat zijn drie verschillende doelgroepen. Die daders zijn ook verschillend in hun samenstelling, net als de omstaanders en de slachtoffers.
Waar ik wel in geloof, is in een volgehouden intensieve aanpak op stedelijk niveau, om een stadscultuur te doen veranderen. Daarin geloof ik wel. Maar dat veronderstelt een aanpak op vele fronten tegelijk, anders verandert er niets. Dat is de ervaring waarmee ik spreek na 22 jaren burgemeesterschap. Je hebt daarvoor nodig: de steun van het openbaar ministerie, dat na een klacht over seksuele intimidatie in je stad aangeeft te willen vervolgen; GAS-boetes in het reglement van je gemeente om te kunnen optreden; anonieme politiepatrouilles; het heroriënteren van politiekrachten naar die buurten; het organiseren van speciale lessen daarover in het onderwijs; het activeren van jeugdwerk en sportwereld om mee te werken; rollenspel in alle jeugdverenigingen; het creëren van een cultuur waarin dat niet wordt aanvaard en dat integreren in het DNA van je stedelijke identiteit: “Wij, in onze stad, doen dat niet. Dat hoort niet thuis bij ons. Wij aanvaarden dat niet”; en het versterken van slachtofferhulp. Al die zaken tegelijk zijn nodig. En pas als je al die dingen tegelijk doet, op een volgehouden en intensieve manier, verandert er iets in de samenleving. Dat is de enige manier. Anders blijven we ‘kurieren am Symptom’.
Ik kom tot mijn tweede punt, het Plan Samenleven. Ik verwijt u dat niet, want u bent geen lid van deze commissie, maar ik heb als minister de honderden verschillende projecten en projectjes herleid tot 24 robuuste trajecten. Want honderden trajecten veranderen misschien iets in het individuele leven van de ene en de andere, maar ze veranderen niets in onze samenleving. Daarom hebben wij ons geconcentreerd op 24 robuuste trajecten rond 7 hoofddoelstellingen. We hebben die niet bijgestuurd en ik ben ook niet van plan om bij elk incident of bij elke problematiek zaken opnieuw uit te denken. Ik wil vasthouden aan die 24 trajecten, omdat die goed doordacht zijn en omdat ze iets veranderen in Vlaanderen: aan de sociale mobiliteit, aan de segregatie, aan de gelijke kansen, aan het gelijk behandelen, aan het racisme, aan seksuele intimidatie enzovoort. Daarop zetten wij in. We willen dat robuust doen. We bieden de steden de kans om in dat project in te stappen. We hebben 28 steden geselecteerd, die vaak de grootste zijn van Vlaanderen. Ook andere steden kunnen erop inschrijven, maar dan moeten ze zich clusteren. Die 28 steden krijgen de kans om mee te doen. We hebben deze legislatuur in totaal een extra budget van 33 miljoen euro uitgetrokken. Voor dit project kan men 150.000 euro krijgen indien men zich daarop inschrijft. Dan is er een cofinanciering van 150.000 euro van de gemeente en 150.000 van Vlaanderen. Daarmee kun je een robuust traject volgen. Dat is het beste antwoord dat we kunnen geven op de problematiek die u aankaart, namelijk met het lokaal bestuur in het DNA zaken veranderen.
Zullen we dat overal en tegelijk kunnen doen? Als we zeggen dat we overal tegelijk in 300 gemeenten een succesvolle campagne kunnen lanceren, dan maken we onszelf iets wijs. Ik geloof dat, als in Antwerpen, Gent, Leuven, Mechelen, Kortrijk, Turnhout en Hasselt de cultuuromslag wordt gerealiseerd, de rest vanzelf zal volgen. Dáár moet het beginnen. Want dat straalt uit over de rest van Vlaanderen. Dat is de aanpak waarvoor ik heb gekozen: het concentreren van de middelen, het concentreren van de acties op dingen die wezenlijk iets veranderen. We spreken hier over een project waarbij we bijvoorbeeld bij omstaanders de ambitie hebben om minstens 2000 mensen per jaar zo’n traject te laten volgen. De gemiddelde aanwezigheid op de projecten die we vroeger deden – 5, 10, 20, 25 man – veranderde niets. Hier willen we robuust, in grote aantallen, een verandering realiseren. Dat is de kracht van dit plan.
We hebben dit voorzien, we werken daar goed aan verder. Ik denk niet dat we elkaar tegenspreken, ook niet over de prioriteiten van wat we hier moeten doen. We hebben hier een helder pad gekozen en ik wil dat verder blijven bewandelen, omdat ik denk dat dat het juiste pad is om deze problematiek daadwerkelijk aan te pakken, niet alleen in de show, niet alleen met de visualiteit, maar in de diepte van de mentaliteit en de cultuur van onze steden. Wij moeten in Vlaanderen naar een weerbaarheidscultuur, zoals sommigen dat noemen. Ik heb dat nog al eens gezegd. Wel, voor mij is een weerbaarheidscultuur een omstaanderscultuur waar mensen niet passief zijn maar wanneer ze dingen zien die niet kunnen, dat ze ingrijpen, handelen, actie ondernemen. Dat is wat we nodig hebben. Als dat gebeurt op een massale schaal, dan ben ik ervan overtuigd dat de seksuele intimidatie in de publieke ruimte of in het nachtleven veel minder kansen gaat krijgen dan vandaag.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Hier schuilen heel veel elementen in om op in te gaan. Sowieso is seksueel grensoverschrijdend gedrag echt wel iets anders dan seksuele intimidatie. Ook in de acties is dat echt wel belangrijk. Ik begrijp het, een mens kan zich verspreken, maar ik denk wel dat het belangrijk is om de twee naast mekaar te zien en te zien wat je aan het ene doet, en wat aan het andere. Want dat zijn echt verschillende acties.
Over seksueel grensoverschrijdend gedrag … Ik ga het anders zeggen. Ik denk dat er twee dingen nodig zijn. U zegt dat een campagne niet genoeg is. Dat klopt. Ik ben begonnen met een aantal heel concrete acties aan te reiken die op plekken in de Vlaamse gemeenschap al worden geïmpliceerd en waar je heel concreet met het uitgangsleven, met het nachtleven samenwerkt, omdat er juist door deze problematiek heel concrete pijnpunten duidelijk zijn geworden. En dat gaat niet alleen over omstaanders. Het gaat er ook om ervoor te zorgen dat je in een club of in een café als vrouw, als persoon die slachtoffer is van seksuele grensoverschrijdend gedrag – want dat is niet gelimiteerd tot vrouwen –, veiliger bént, en je niet alleen veiliger voelt. Dat is dus één. En dat zie ik eigenlijk in de campagnes die u aanreikt, nog niet concreet genoeg. Dat was mijn eerste opmerking, maar we zullen zien. Dit is het begin.
U hebt twee projecten – dit is eigenlijk mijn slotrepliek maar ik wil daar nog wel op ingaan. U hebt het over die ‘Safer Cities’ van Plan International en u hebt het over het omstaandersprincipe. Die concrete acties zie ik daarin nog niet aangereikt, maar laten we dit zien als een begin van een dialoog. We gaan daar nog wel dieper op in. Maar ik zie daar nog niet genoeg in.
Twee, je hebt ook een cultuuromslag nodig. Want juist rond seksueel grensoverschrijdend gedrag en dergelijke zijn er nog ontzettend veel mythes. En dat is iets wat je op Vlaams niveau moet aanpakken, want anders ga je je omstaanders niet kunnen trainen en ga je geen omslag in het nachtleven maar ook in het algemene stads- en gemeenteleven kunnen bereiken. In die zin dring ik toch wel aan op een bijsturen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.