Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de aanpak van het grensoverschrijdend gedrag door professoren aan de Vlaamse universiteiten naar aanleiding van de Panoreportage van 16 maart 2022
Vraag om uitleg over machtsmisbruik aan universiteiten
Vraag om uitleg over het machtsmisbruik van academisch personeel tegenover doctorandi
Verslag
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Warnez heeft het woord.
De voorbije weken werd met de regelmaat van de klok melding gemaakt van feiten van al dan niet seksueel getint grensoverschrijdend of problematisch gedrag van docenten of leidinggevenden aan Vlaamse universiteiten. Ook machtsmisbruik is een regelmatig terugkerende klacht. Dat maakte de Panoreportage van vorige week woensdag heel duidelijk.
We hoorden onder andere het schrijnende verhaal van Gregor die samen met andere doctoraatsstudenten aan de alarmbel trekt. Het gaat om getuigenissen over pesterijen en vernederingen, een financiering die stopgezet dreigt te worden, verlof dat niet kan doorgaan, dagelijkse scheldtirades enzovoort. Het zijn allemaal zaken waar we even stil van werden.
Proffen hebben natuurlijk altijd een machtspositie ten aanzien van doctoraatsstudenten, dat kan niet anders. Zij staan in voor de begeleiding maar ook het beoordelen van de voortgang van doctoraatsonderzoek. Dat is eigen aan die job. De overgrote meerderheid doet dit ook correct en goed, maar proffen die dit niet doen en hun macht misbruiken, moeten er uiteraard uit. Doctoreren zou een van de mooiste jobs ter wereld moeten zijn en dat is het ook wat mij betreft, maar voor de studenten uit de reportage was het een absolute hel. Dat kan zeker niet de bedoeling zijn.
De parallel met de klachten van de afgelopen maanden over grensoverschrijdend gedrag is snel te trekken. Het gaat dan over misbruik vanuit een hiërarchische positie. Wie onderaan de ladder staat, is bijzonder kwetsbaar. Het misbruik moet worden gemeld bij de mensen die boven je staan, en dat is niet evident. Het gevolg is dat velen zwijgen, uit angst.
De hiërarchische verhouding mag niet belemmerend werken, wat nu wel gebeurt. Voor ons is het dan ook duidelijk dat die interne meldpunten, ondanks een groeiend aantal meldingen, niet in elke situatie het juiste instrument zijn.
Ik heb twee weken geleden al opgeroepen tot het oprichten van een centraal en onafhankelijk meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag. Maar dat moet een breed meldpunt worden. Ook gevallen van machtsmisbruik, fraude of ander wangedrag moeten daar gemeld kunnen worden.
Het is heel erg dringend, minister. Ik begrijp dat evaluaties belangrijk zijn, maar ik denk dat we nu echt moeten ingrijpen. We moeten investeren in een veilig onderwijsklimaat, waarin personeelsleden en studenten elkaar motiveren en elkaar zo goed mogelijk maken in hun vak. Dat is een houding die vandaag broodnodig is om goed onderzoek, goede debatten, en soms ook kritiek ter zake, te stimuleren.
Daarom heb ik de volgende vragen:
Wat is uw visie op de verschillende klachten?
Bent u bereid om versneld een centraal en onafhankelijk meldpunt voor misbruik in het hoger onderwijs op te richten?
Bent u van plan om, gezien de vele getuigenissen, in overleg met de instellingen andere bijkomende maatregelen te nemen om te verhinderen dat dergelijke klachten blijven ontstaan of verder in de kiem gesmoord worden? Ziet u een rol voor uzelf bij deze verandering? Hebt u al gesprekken gehad met de hogescholen en universiteiten of de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA)?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Er is al veel over gezegd, maar het is ook wel een onthutsende en belangrijke problematiek: de verhalen over grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs blijven de actualiteit beheersen. Bovenop de #metoo gerelateerde verhalen werd op 16 maart in de Panoreportage duidelijk dat machtsmisbruik van promotoren ten opzichte van doctorandi en postdocs binnen de academische wereld verwoestende vormen aanneemt. Het is een machtsmisbruik dat de dromen en ambities van getalenteerde jonge onderzoekers breekt en finaal ons wetenschappelijk potentieel fnuikt. Iedereen wordt daar slechter van.
In 2020 werden bij de UGent op 1 jaar tijd 35 meldingen gemaakt rond gevallen van machtsmisbruik. Aan de KU Leuven waren er 473 registraties van grensoverschrijdend gedrag, al gaat dat om een brede groep onderwerpen, zowel om machtsmisbruik, stress als in mindere mate ook seksueel grensoverschrijdend gedrag.
In de Panoreportage komt het machtsmisbruik van twee professoren van de UGent en KU Leuven aan bod. Dat zijn mensen die een uitgebreid netwerk bezitten, vooraanstaand academisch onderzoek leveren en veel aanzien genieten. Dit gaat ten koste van hun medewerkers die ze door misbruik van hun macht, destructief behandelen en wegjagen uit de academische wereld.
De betrokkenen hebben wel een klacht ingediend, maar merken dat er binnen de universiteiten weinig tot niets gebeurt met de meldingen. Verschillende interne procedures draaien op weinig of niets uit. Uit de reportage van Pano blijkt dat de bestaande procedures, meldpunten en acties van de rectoraten onvoldoende hun werk doen en onvoldoende gekend zijn. Bovendien is er ook geen bijstand voor mensen die grensoverschrijdend gedrag moeten ondergaan.
Dat machtsmisbruik is dus een realiteit, en de omvang ervan is vandaag onduidelijk, zoals collega Warnez al zei. Het gros van de professoren doet zijn job met heel veel passie, in het begeleiden van studenten, om het beste uit hen halen. Maar de rotte appels moeten eruit. Dat moet stoppen. We stellen vast dat de universiteiten blijkbaar tot op vandaag zelf niet voldoende het heft in eigen handen nemen. Ik heb het dan over alle universiteiten, ook de mijne.
Daarom de volgende vragen, minister.
Hebt u ondertussen samengezeten met de hogeronderwijsinstellingen of de VLIR, om de problematiek die aan het licht kwam in de Panoreportage aan te kaarten, grondig te bespreken en acties op te leggen? Zo ja, welke conclusies trekt u uit dat overleg en welke acties bent u van plan te ondernemen?
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat jonge academici die een melding of klacht neerleggen te allen tijde worden beschermd tegen de verdere acties van de pleger en worden ondersteund op het vlak van hun mentaal welzijn?
Op welke manier wilt u ervoor zorgen dat alle studenten en doctoraatsstudenten op een veilige manier kunnen studeren en zodoende dus beschermd zijn tegen grensoverschrijdend gedrag van mensen die misbruik maken van hun macht?
Bent u bereid om een algemene evaluatie uit te voeren van de meld-, klacht- en tuchtprocedures van de hogeronderwijsinstellingen?
Zo ja, gaat u er ook voor zorgen dat dit door een externe instantie gebeurt? Gaat u ook onderzoeken wat er de voorbije jaren fout is gelopen met de procedures?
Ten slotte, bent u ook bereid om een onafhankelijk, extern meldpunt op te richten?
De heer Danen heeft het woord.
De meldingen van grensoverschrijdend gedrag die in de reportage naar voren kwamen, beroepen zich op meer dan vijfhonderd meldingen aan de twee universiteiten die genoemd werden in de reportage. Allicht is dat maar het topje van de ijsberg en gaat het over veel grotere aantallen. Dat moet ons toch wel grote zorgen baren, vooral omdat bepaalde vormen van grensoverschrijdend gedrag een bijzonder grote impact hebben, en jonge levens kunnen verwoesten. Daar moeten wij als overheid, en als burger in het algemeen, heel waakzaam voor zijn. Waar we kunnen, moeten we ingrijpen, en ervoor zorgen dat het niet meer gebeurt.
Wat opvalt, is dat de verhalen van grensoverschrijdend gedrag heel wat gemeenschappelijke kenmerken hebben. Er is vaak sprake van macht, waar men zich moeilijk tegen kan weren, wegens de vermeende of reëel te verwachten consequenties voor het slachtoffer. Dat werkt verlammend. Ik heb dat ook vorige keer gezegd toen het ging over seksueel grensoverschrijdend gedrag: als je zoiets aanklaagt, bijvoorbeeld als doctoraatsstudent, dan zeg je bijna: ofwel ga ik eruit, ofwel gaat de promotor eruit. Het is bijna onmogelijk dat beide nog aan boord blijven. Ik kan me voorstellen dat dit voor de zwakste of meest kwetsbare partij in die kwestie heel verlammend kan werken.
Daarnaast is er sprake van ‘dagelijkse tirannie’, pesterijen en vernederingen. Uit de getuigenissen blijkt ook dat de professoren in kwestie vaak nog steeds aan de slag zijn aan de universiteit, in dezelfde functie, terwijl de problemen aanhouden. Dat is een onwerkbare en onwenselijke situatie. Daarom heb ik de volgende vragen.
De interne procedures om grensoverschrijdend gedrag aan te pakken laten vaak te wensen over. Zoals een getuigenis het verwoordde: ‘Het interne systeem geniet niet meer het vertrouwen om meldingen in te dienen.’ Deelt u die mening? Wat gaat u doen om de procedures op punt te laten stellen?
Het blijkt ook dat de in de reportage genoemde universiteiten de zaken doorgaans niet kordaat genoeg aanpakten, maar ze integendeel jarenlang lieten aanslepen. Wat zijn volgens u de oorzaken van deze lethargische aanpak? Wat gaat u daaraan doen?
Ik bevroeg u enkele weken geleden over het Charter Grensoverschrijdend Gedrag en de evaluatie daarvan door de rectoren. Ondanks alle goede bedoelingen bleek dat slechts drie van de vijf universiteiten vandaag een meldpunt voor grensoverschrijdend gedrag hebben. U antwoordde me toen dat u de regeringscommissarissen zou gelasten met een soortgelijke evaluatie. Bent u van plan de opdracht van de commissarissen uit te breiden zodat binnen de scope van de evaluatie grensoverschrijdend gedrag in ruimere zin en machtsmisbruik meegenomen worden?
De heer Slagmulder heeft het woord.
Er werd door de collega’s al heel wat gezegd. De afgelopen maanden raakten inderdaad heel wat mistoestanden bekend rond seksueel grensoverschrijdend gedrag in het hoger onderwijs. Er is daar blijkbaar wel wat meer aan de hand, want de Panoreportage van vorige week toonde dat er ook heel wat grensoverschrijdend gedrag is in de vorm van machtsmisbruik vanwege zelfstandig academisch personeel (ZAP’ers), en dan vooral van bepaalde professoren met aanzien, tegenover de doctorandi. In de reportage werd een weinig fraai beeld geschetst, door getuigenissen van meer dan dertig doctoraatsstudenten over pestgedrag, vernederingen, beledigingen, scheldtirades, narcisme, seksisme, extreme druk, publicatiedwang, dreigementen in verband met de financiering, gefoefel met wetenschappelijke data, onduidelijke geldstromen, financiële fraude, enzovoort en zo verder.
Minister, deze wantoestanden hebben vaak ernstige gevolgen. Dat gaat van extra stress en psychosociale problemen bij de doctorandi tot het stopzetten van het doctoraat. Ik weet ook wel dat dit slechts over een heel beperkt deel van de professoren gaat. De overgrote meerderheid gedraagt zich perfect normaal, maar deze kleine groep die misbruik maakt van zijn gezagspositie, moet – wat het Vlaams Belang betreft – niet alleen worden opgevolgd, maar ook gesanctioneerd.
En daar wringt net het schoentje: hogeronderwijsinstellingen treden nog altijd niet streng op tegen dit machtsmisbruik. De UGent en de KU Leuven lieten deze zaken jarenlang aanslepen. Na tientallen meldingen over machtsmisbruik kregen de twee professoren waarop werd ingezoomd slechts beperkte sancties. De twee gevallen zijn dan ook maar een topje van de ijsberg omdat veel slachtoffers het grensoverschrijdend gedrag niet durven te melden uit schrik voor ergere pesterijen of voor hun academische toekomst. Ook haken veel betrokkenen die de problemen wel willen aanklagen af, enerzijds omdat de procedures te lang duren en te weinig effect hebben, anderzijds omdat ze al dan niet subtiel worden afgeraden om echt formeel klacht in te dienen. Dit leidt tot weinig opvolging, amper sancties en malafide professoren die gewoonweg hun gang kunnen blijven gaan. Studenten worden wandelen gestuurd en rectoren doen alsof hun neus bloedt.
Minister, hoe reageert u op de getuigenissen en bevindingen uit de genoemde Panoreportage?
Zult u in overleg treden met de VLIR en eventuele andere betrokken stakeholders? Is hier in het verleden al overleg rond geweest? Indien ja, waarom bracht dit dan amper zoden aan de dijk?
Vele slachtoffers stellen geen vertrouwen te hebben in de interne meldpunten van de instellingen. Daarom wordt gepleit voor een onafhankelijk centraal Vlaams meldpunt. Zal de regering dit op poten zetten?
De zaak melden is één ding, een goede opvolging iets anders. Die duurt vaak lang, is erg ontransparant en loopt dus mank bij de instellingen. Plant de regering een audit van de interne tuchtprocedures binnen de hogeronderwijsinstellingen bij machtsmisbruik van academisch personeel om de knelpunten beter in kaart te brengen?
Hogeronderwijsinstellingen hebben als autonome instellingen veel vrijheid bij het opzetten van de regels en procedures van hun tuchtreglement, zoals de bepaling van de verjaringstermijn. Zal er vanuit Vlaanderen extra regelgeving komen jegens de instellingen die de zaken zowel uniformer als efficiënter maakt?
Er wordt ook gepleit om, wegens van de onafhankelijkheid van de tuchtcommissie, deze weg te halen uit de instellingen en dus een externe tuchtcommissie in het leven te roepen. Gaat de regering hierop in?
Welke eventuele andere initiatieven zult u nemen om dergelijke wantoestanden in de toekomst zoveel als mogelijk te voorkomen om de universiteit als veilige leer-, werk- en onderzoeksomgeving te garanderen?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik deel het ongenoegen en de verbazing die velen hier etaleren omtrent de verschillende berichten over grensoverschrijdend gedrag aan onze instellingen hoger onderwijs, zowel over het seksueel grensoverschrijdend gedrag als over het machtsmisbruik die in de Panoreportage aan bod kwamen. Dat zijn twee verschillende dingen die soms op een hoopje gegooid worden, maar dat is eigen aan zo’n mediafocus.
Het rapport van de VLIR – dat ik in tempore non suspecto, namelijk een jaar geleden, gevraagd had – over de implementatie van het Charter Grensoverschrijdend Gedrag aan de universiteiten, verwacht ik eerstdaags. Ik heb wel al met de VLIR, de VLHORA en de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) samen overleg gehad hierover, alsook met de VLIR en VLHORA apart. Ik heb hen duidelijk gemaakt dat ik er zicht wil op hebben of het charter werd geïmplementeerd, op welke manier dat gebeurde en of dit alles al dan niet goed werkt.
Voor mij zijn die drie zaken essentieel. Ik gaf aan de instellingen drie punten mee. Eén, een extern meldpunt: een neutraal en centraal meldpunt, extern aan de instellingen, dat laagdrempelig is en waar expertise opgebouwd kan worden. Het mag niet exclusief zijn, in sommige gevallen kan een nabij en laagdrempelig meldpunt een oplossing betekenen naargelang de concrete situatie, de wensen en verlangens van de klager/slachtoffer of melder. Er moet zeker de optie zijn voor een extern, neutraal meldpunt.
Ten tweede moet er terugkoppeling zijn naar de melder en een goede opvolging. Drie, de slinger mag ook niet doorslaan in de verkeerde richting, bemiddeling kan in veel gevallen een oplossing bieden. Niet alle klachten of meldingen moeten dezelfde weg afleggen. De praxis toont aan dat bemiddeling een oplossing kan bieden, die mogelijkheid mag niet verdwijnen.
Voor de personeelsleden geldt reeds de welzijnswet en is er dus al enige bescherming, maar voor de studenten is dat er voorlopig nog niet. Dat is zeker een manco. Er zijn wel vertrouwens- en ombudspersonen aangesteld binnen de instellingen, maar hun rol is niet steeds duidelijk en niet altijd gelijk voor alle hogeronderwijsinstellingen.
Concreet wil ik zowel op preventief als curatief vlak minimale garanties verankeren in de Codex Hoger Onderwijs. Ik geef u tien punten mee: Een: duidelijker procedures met aandacht voor de verschillende rollen. Twee: bekijken wanneer het al dan niet wenselijk is dat collega’s oordelen over collega’s. Drie: de termijnen voor het indienen van een klacht of melding. Vier: de bescherming van de melder. Vijf: gelijke basisrechten voor studenten en voor personeel. Zes: het uitwerken van een wettelijk statuut voor de vertrouwenspersoon voor studenten. Zeven: het professioneel opleiden van de vertrouwenspersoon voor studenten via bijscholing. Acht: een centraal onafhankelijk meldpunt. Negen: het bijhouden van een centraal register van meldingen per hogeschool en universiteit met een duidelijk onderscheid tussen schrijfrechten en leesrechten met respect van het beroepsgeheim. Tien: het garanderen van een goede communicatie naar de studenten, doctorandi en personeelsleden van alle rechten en een wegwijs in de te volgen procedures.
Tot slot wil ik met de universiteiten bekijken of we een universeel gedragen gedragscode voor het zelfstandig academisch personeel kunnen ontwikkelen aangepast aan de academische wereld van vandaag. Van een ZAP-lid wordt zeer veel verwacht. Een debat over wat van een ZAP-lid vandaag wordt verwacht, lijkt me voor alle partijen een meerwaarde. De jongere generatie gaat duidelijk op een andere manier te werk dan de oudere, maar dit brengt natuurlijk de vraag naar boven wat er wordt verwacht van professoren in hun dagelijkse relatie met doctorandi en studenten, ook op het vlak van de selectie en aanduiding. Hier reik ik ook graag de hand naar de Vlaamse Vereniging van Studenten en de Jonge Academie.
Er is vandaag meer dan ooit draagvlak voor een cultuurverandering, de inzichten zijn de afgelopen maanden snel gewijzigd. Die cultuurverandering moeten we effectief doorvoeren. Dat draagvlak moeten we omarmen.
Zoals gezegd wacht ik nog het rapport af van de universiteiten waar misschien bijkomende beleidsaanbevelingen in staan.
Het rapport over de implementatie van het Charter Grensoverschrijdend Gedrag aan de hogescholen is door het regeringscommissariaat aangeleverd. Ik heb de VLIR en de VLHORA gesommeerd om die evaluatie uit te voeren. Dezelfde opdracht gaf ik aan de regeringscommissarissen, en ik heb ook gevraagd om concrete suggesties over te maken.
Deze twee oefeningen wil ik zo snel mogelijk tot een goed einde brengen, en daarmee heb ik aangegeven wat mijn aandachtspunten zijn. Dit moet resulteren in een betere aanpak van heel de situatie.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank, minister, voor het uitgebreide en ook actiegerichte antwoord. Ik denk dat dat nodig is op dit ogenblik, gezien de vele meldingen tijdens de afgelopen weken en maanden.
Ik ben ook heel tevreden met uw antwoord dat er nu echt wordt overgegaan naar een onafhankelijk Vlaams meldpunt, extern van de universiteiten en de hogescholen. De timing daarvan heb ik gemist, misschien kunt u dat nog verduidelijken. Wanneer zou u dat kunnen lanceren? Dat moet op zich, denk ik, niet zo heel erg moeilijk zijn, maar u kunt me ook tegenspreken, uiteraard.
Ik ben ook wel tevreden dat er op twee sporen wordt gewerkt. Enerzijds met de VLIR en de VLHORA, maar ook vanuit de regeringscommissarissen. Het is goed dat dat een apart spoor is. Voor de duidelijkheid: betekent dat dan dat er twee rapporten komen, zowel van de VLIR en de VLHORA als vanuit de regeringscommissarissen die het misschien eerder vanuit een ietwat externere blik kunnen aanschouwen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank, minister, voor uw uitgebreid antwoord, dat ik kan smaken. De problematiek is dermate belangrijk dat we vanuit de politiek echt wel gedwongen worden om actie te ondernemen. Ik ben zeer verheugd dat u achter de idee staat van een centraal onafhankelijk meldpunt. Dat is een neutraal meldpunt, dat is heel belangrijk. Maar dat mag inderdaad ook niet wegnemen dat de meest laagdrempelige initiatieven binnen de universiteiten ook nog kunnen bestaan. Ik heb, net als collega Warnez, de vraag tegen wanneer u dat voorziet.
Ik kijk samen met u uit naar het rapport over de implementering van het charter. U zegt dat het eerstdaags wordt opgeleverd. Het zou fijn zijn als u dat dan ook met ons zou delen zodat we dat kunnen bekijken. Het is, denk ik, ook een goed idee van u om bij een college van regeringscommissarissen dergelijk rapport op te vragen.
Van de tien punten die u hebt opgesomd waren de drie eerste al zeer goed. Maar toen viel mijn internet uit, ik heb niet kunnen volgen wat het verder nog precies omvat, maar ik zal dat in het verslag van deze vergadering nalezen.
Essentieel is inderdaad ook de opvolging van slachtoffers en de communicatie daar. In alle cases die we al hebben gehoord, zie je dat er misschien wel met de meldingen wordt aan de slag gegaan, allicht te traag of niet, maar dat de slachtoffers het gevoel hebben dat er niets gebeurt omdat ze niets meer vernemen. Die opvolging en communicatie is wel heel essentieel.
U verwees naar de welzijnswet en u zei dat studenten daar niet onder vallen. Wel, de assistenten van het academisch personeel (AP) vallen daar wel onder, maar niet de bursalen. Heel veel van de doctoraatsstudenten zijn bursalen. We moeten kunnen bekijken op welke manier bursalen – of het nu een beurs van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek (FWO) of welke andere beurs is – daar toch ook onder kunnen vallen.
Die gedragscode voor het ZAP is een goed idee. Ik ben daar absoluut voor te vinden. Maar ik wil toch ook de problematiek eventjes wat uitbreiden. Het ZAP heeft alles te maken met de financiering van het hoger onderwijs waarvan ik echt vind dat we dat moeten durven herbekijken. De financiering van de universiteiten is zo exclusief gericht op output, onderzoeksoutput en publicaties dat het onderwijs dreigt ten onder te gaan. Dat onderwijs wordt vaak ondergewaardeerd door professoren maar het maakt ook dat de werkdruk van professoren zo immens hoog is, onmenselijk hoog is eigenlijk, al zal ik niets vergoelijken. Dat in combinatie met macht en onmetelijke verwachtingen vergroot volgens mij ook de kans op misbruik, zoals dat aan het licht werd gebracht in Pano.
U hebt het over een gedragscode. Ik zou graag hebben dat we daarin ruimer bekijken wat we kunnen doen om professoren beter hun job te kunnen laten doen. Dat vind ik heel belangrijk.
Ten slotte sta ik volledig achter uw suggestie om de Jonge Academie hierbij te betrekken.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik heb een informatieve bijvraag bij uw antwoord. U sprak over het charter dat u zou laten evalueren, onder andere door de regeringscommissaris. Een paar weken geleden hebt u dat al gezegd, onder andere op mijn vraag. Zou dat grensoverschrijdend gedrag in ruimere zin, dus niet alleen het seksueel grensoverschrijdend gedrag, worden geëvalueerd? Want tot nu toe namen we aan dat vooral dat laatste een probleem was aan de universiteiten, maar het is veel ruimer dan dat. Kunt u ons daar wat meer verduidelijking bij geven?
Wij als partij en ikzelf ook als persoon – gelukkig valt dat vaak samen – zijn heel erg voorstander van een centraal meldpunt. Dat is nuttig en nodig, maar zal het probleem niet oplossen. Het probleem is vaak dat er binnen bepaalde faculteiten en instellingen een cultuur is die maakt dat grensoverschrijdend gedrag of machtsmisbruik bijna endemisch aanwezig is. Hoe kunnen we preventief optreden, zodat we kunnen vermijden dat dat machtsmisbruik almaar verdergaat? Ik weet dat er daarop geen pasklaar antwoord is, maar het lijkt mij goed dat we vertrekken vanuit de rapporten die u hebt gevraagd, om van gedachten te wisselen en een samenhangend en consequent beleid te voeren. Misschien kunnen we ook eens over het muurtje kijken, naar het buitenland. Ik weet niet hoe de situatie daar is, maar ik neem aan dat dit geen exclusief Vlaamse aangelegenheid is. Misschien kunnen we dan ook leren uit buitenlandse voorbeelden of een buitenlandse aanpak.
We gingen er vroeger van uit dat professoren sowieso supermensen waren. Maar ondertussen heb ik gemerkt dat we weinig supermensen onder ons hebben. Er zijn er wel een aantal, maar ze zijn schaars. Verwachten dat iemand én een fantastische wetenschapper is én een fantastische collega én een fantastische werkgever én een vertrouwenspersoon, dat allemaal in één persoon ... Dat is niet altijd het geval. Hoe kunnen we dat personeelsbeleid wat meer enten, ook bij professoren of in situaties zoals faculteiten vaak zijn samengesteld, om te vermijden dat er machtsmisbruik wordt gepleegd? Het is vooral van belang dat professoren die zelf aanvoelen dat ze hun personeel niet goed begeleiden, raad kunnen vragen of een opleiding kunnen volgen om dat te verbeteren. Dat zijn geluiden die ik heb opgevangen, in die Panoreportage, maar ook nadien in persoonlijke contacten.
Dat waren mijn bijkomende vragen en opmerkingen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik heb een aantal positieve geluiden gehoord, zoals het instellen van een extern centraal meldpunt en meer garanties op terugkoppeling richting de melder. Dat is inderdaad een stap in de goede richting.
De bestrijding van grensoverschrijdend gedrag kan natuurlijk niet zonder preventie en daarom is het van belang dat die doctorandi goed worden geïnformeerd en gesensibiliseerd in wat ze kunnen doen bij dergelijk machtsmisbruik. Daar moet zeker op worden ingezet. Een andere vorm van preventie zijn preventieve acties en de sensibilisering van die zogenaamde ZAP’ers, het zelfstandig academisch personeel, die deze studenten begeleiden voor wat betreft hun taken en verantwoordelijkheden ten opzichte van de doctorandi die ze begeleiden, alsook ander personeel dat onder hun toezicht aan onderzoek doet. Ook daarop moet er worden ingezet. Ik hoop dat er initiatieven zullen worden genomen.
In de Panoreportage hoorden we ook dat een van die professoren tegen wie een klacht liep, therapie moest volgen, maar dat hij die zelf moest gaan zoeken. Het probleem is dat er vaak helemaal geen hulp is, niet voor het slachtoffer, maar ook niet voor diegene die aan machtsmisbruik deed. Hoe kijkt u daarnaar, minister? Hoe zult u ervoor zorgen dat er ook daarin verandering kan komen?
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Minister, ik ben namens onze fractie ook heel blij met uw antwoord. Ik kan daar kort over zijn. Wanneer denkt u dat dit werkelijk operationeel wordt? Ik vrees namelijk dat het een werk van lange adem zal zijn. We moeten ook niet gaan denken dat met een charter alles een-twee-drie opgelost zal zijn. We hebben het hier in de plenaire vergadering ook al een paar keer gezegd, collega's, dat het een algemene maatschappelijke evolutie is. Het zal heel wat tijd vergen om die te keren.
Ik wil daar nog bij zeggen dat het ook belangrijk is – begrijp mij alstublieft niet verkeerd – dat de slinger, die duidelijk helemaal naar de verkeerde kant, de kant van het machtsmisbruik, was doorgeslagen, nu niet helemaal naar de andere kant doorslaat en het onmogelijk maakt voor mensen die te goeder trouw zijn en die geen misbruik maken, om nog een normale werkrelatie te hebben, ook met doctoraatsstudenten of met ander academisch personeel. Je moet je ook nog wel een beetje comfortabel kunnen voelen bij elkaar. Dat is algemeen in de samenleving ook zo.
Maar wij vinden het dus voor alle duidelijkheid een goed initiatief. Wanneer treedt het in werking?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het is inderdaad een belangrijke vraag die door verschillende fracties gesteld wordt. Het is niet omdat wij geen vraag gesteld hebben, dat we dit thema niet behartigen en niet heel belangrijk vinden. Het is collega Tavernier die dat normaal opvolgt, maar zij is sinds vorige week ziek en het blijkt dat ze dat nog enige tijd zal zijn. Ik wil haar dus ook beterschap wensen. We zullen haar blijkbaar even moeten missen. Daarom behartig ik dit thema even in haar plaats.
Uiteraard zijn we allemaal, zoals geschetst is door de collega's, een beetje geschrokken van de Panoreportage, die echt dat machtsmisbruik naar voren heeft gebracht. Uit de manier waarop dat gekaderd is en de vraag die daar ook gesteld werd, en ook in de commentaren achteraf op de Panoreportage, blijkt dat er een heel grote vraag is naar een overkoepelend meldpunt, omdat men zich toch niet helemaal comfortabel voelt bij het meldpunt dat op de universiteit aanwezig is of de vertrouwenspersoon die daar zou zijn, vanwege de verwevenheid die er daar natuurlijk ook is. Het is dus heel goed, minister, dat u bereid bent om daar werk van te maken.
De vragen naar de rapporten van de VLIR en de VLHORA zijn gesteld. Het meldpunt dat actief moet worden gemaakt, daar moet uiteraard wat decretaal werk aan voorafgaan. U hebt aangegeven dat dat zo snel mogelijk in orde zal worden gebracht. Ik vermoed dat we het daar nog even mee moeten doen qua timing, maar als dat concreter wordt, horen we dat uiteraard graag.
Ik wilde ook even ingaan op het manco in de welzijnswet dat u aangaf. Collega Segers is er ook wat dieper op ingegaan. Zij heeft de juiste bewoordingen gebruikt: doctoraatsstudenten zijn natuurlijk nog altijd studenten, maar zijn ook wel wat meer, want zij krijgen ook een vergoeding voor het verwerken van hun doctoraat. Zij hebben dus ook een bepaald statuut. Ik begrijp uit uw antwoord dat zij daar nu niet in kunnen worden opgenomen, maar de vraag is wat er nodig is om dat wel te laten gebeuren. Wordt daar momenteel dan ook werk van gemaakt? Is men daarmee bezig?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, collega’s, ik heb hier in het verleden inderdaad zelf ook al vragen over gesteld. Ik heb zelf ooit nog aan een universiteit gewerkt als wetenschappelijk medewerker en heb een aantal dingen daarvan ook kunnen ervaren, vanwege de concurrentie: er is maar één plaats en vele gegadigden. En dan is de sfeer ook onder doctoraatsstudenten niet altijd even top, om het zo te zeggen.
Minister, ik denk dat u hier heel belangrijke stappen naar voren schuift. Ik onthoud een aantal dingen die ik voor mezelf heb genoteerd. Collega Danen zei al dat proffen geen supermensen zijn. Ik denk dat dat juist is. Maar ik heb toch ook vastgesteld dat instellingen hoger onderwijs en universiteiten soms ook in de maatschappij de morele vinger opsteken naar anderen, maar nu zelf vaststellen dat ze in eigen rangen een aantal dingen niet gezien en niet opgemerkt hebben.
Dat is een vaststelling. Ik spreek daarover geen waardeoordeel uit, maar het is wel een niet onbelangrijke vaststelling dat het toch wijder verspreid is, ook op plaatsen waar men vroeger zei: “Bij ons gebeurt dat niet.” Dat is één.
Twee, u sprak in uw antwoord al over vertrouwenspersoon, ombudsman, tuchtprocedure, meldpunt. Als dat centraal meldpunt er komt, minister – en daar heb ikzelf in het verleden ook al een pleidooi voor gehouden –, dan moet het voor iedereen ook wel duidelijk zijn waar je moet zijn, en waarvoor, als student of doctoraatsstudent, maar ook als prof. Die communicatie moet wel duidelijk zijn. Ik wil daartoe oproepen, dat we die communicatie duidelijk maken, samen met de VVS.
Wat betreft de rechten van studenten en personeelsleden klopt het inderdaad dat er bij de personeelsleden speciale statuten zijn. Er zijn AP’ers (Academisch Personeel), BAP’ers (Bijzonder Academisch Personeel), er zijn doctoraatsstudenten op kredieten van de universiteit, doctoraatsstudenten van het FWO en er zijn doctoraatsstudenten die werknemer zijn. Ik denk dat het heel duidelijk is dat we de rechten van iedereen die aan de universiteit zit, in welke hoedanigheid dan ook, moeten meenemen, minister. Mijn oproep is ook om ervoor te zorgen dat er in de definiëring niet een of andere categorie uitvalt, maar dat al wie aan de universiteit of een instelling hoger onderwijs tewerkgesteld is, rechtstreeks of indirect via projecten, wordt meegenomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Bedankt voor de vele tussenkomsten, suggesties en bemerkingen allerhande. Ik merk dat er wel een groot draagvlak is ten aanzien van de tien punten die ik aanhaalde. Het zal inderdaad wel, zoals collega Rutten terecht opmerkte, een proces van iets langere adem zijn. Ik zou daaromtrent eerst ook met de hogeronderwijsinstellingen een duidelijke consensus en een duidelijk draagvlak willen afkloppen. De operationalisering ervan zal vervolgens wel wat voeten in de aarde hebben. Enerzijds is er, ten aanzien van enkele aspecten, ongetwijfeld een aanpassing van het decreet Hoger Onderwijs nodig. Andere elementen kunnen via andere besluitvormingsprocedures worden geconcretiseerd.
Voor alle duidelijkheid – daar werden ook wat vragen over gesteld –, ik ambieer wel de aanpak van alle vormen van grensoverschrijdend gedrag, zowel via het preventieve als het curatieve luik. We moeten echt proberen dit momentum te vatten, hier wat klaarheid in te scheppen en stappen te zetten.
Ik moet nog een slag om de arm houden in verband met de timing waarnaar gevraagd werd. Enerzijds zijn er de sporen op grond van de rapportering door de regeringscommissaris en door de hogeronderwijsinstellingen zelf. Ik heb daarrond binnen de week nog contacten, en ik hoop daarmee ook te kunnen landen, maar zekerheid heb ik daarover nog niet. Ik moet ook nog een slag om de arm houden aangaande de discussies met collega’s. Als het bijvoorbeeld gaat over een centraal meldpunt, dan zijn er plots veel gegadigden. Ik zou ook niet willen dat het een strijd wordt om wie dat centraal meldpunt mag organiseren. Ik heb daarin niet echt een punt van geloof. De vraag is dan of dat onder Onderwijs valt, of onder het mensenrechteninstituut, onder Justitie, enfin, er zijn nog wel wat mogelijkheden te bedenken. Daar moeten we dus nog even over afstemmen.
Ik denk dat het belangrijkste is dat we in concreto snel kunnen landen, onder andere in verband met die tien punten. We moeten een geruststellend signaal kunnen geven in de richting van het hoger onderwijsveld, dat we het momentum effectief met beide handen aangrijpen om daar een cultuurverandering tot stand te brengen. Dat is vooral de bedoeling.
Ik weet dat u op hete kolen zit in verband met de timing. Ik heb daarover dus binnen de week nog concreet overleg met de belangrijkste partijen. Ik hoop dat dit kan landen, maar ik kan dat nog niet hard maken. Ik denk dat in dezen de timing ondergeschikt is aan het uiteindelijke resultaat. Dan kunnen we voor veel langere termijn een effect hebben, dan enkel voor het concrete momentum.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank, minister, voor de antwoorden en, collega’s, voor het debat hierover.
Ik denk dat we een aantal goede punten gehoord hebben, bijvoorbeeld dat doctoraatsbursalen onder de welzijnswet kunnen vallen. Ik vind het ook een heel goede suggestie van collega Danen om het ZAP niet als supermensen te beschouwen, maar dat ze gewoon goed zijn in een bepaald onderdeel van hun vak. Een goede onderzoeker is geen goede manager en zeker ook niet per definitie een goede lesgever. Ik denk dat we dit ook wel wat breder moeten bekijken in het kader van een ZAP-beleid.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Dank, minister, voor de bijkomende antwoorden. Misschien wil ik toch nog wel met iets belangrijks beginnen. U zegt dat de timing ondergeschikt is, maar we mogen dit momentum – zoals u zelf zegt – niet laten liggen om doortastende veranderingen aan te brengen.
Ik ben heel benieuwd naar wat de tien punten precies waren. Ik ga dat zeker direct nalezen. Alleszins is het voor mij heel belangrijk dat we het centraal meldpunt krijgen, dat de klachten anonimiseert maar ook rapporteert aan Vlaanderen, zodat u als minister van Onderwijs zicht hebt op de omvang van het probleem. We hopen dat we dat kunnen zien afnemen.
Het is heel essentieel dat er aan de universiteit ook gevraagd wordt om hulp en bijstand aan de slachtoffers te verlenen. Er is een goede communicatie nodig en we moeten de universiteiten vooral aansporen om werk te maken van die cultuuromslag. Machtsmisbruik gaan we nooit de wereld uitkrijgen. Het gebeurt overal. Maar in zo’n atmosfeer van een universiteit waar je én de combinatie hebt van een strenge hiërarchie én een onwaarschijnlijk strenge competitie – ik heb het daarnet in mijn tussenkomst ook gezegd – is dat zeker zo. Er is een ongelooflijke harde werkdruk op professoren die alles moeten kunnen en voor wie de tijd en het werk nooit stopt want het is altijd meer en meer en meer. Die cultuuromslag moet worden gemaakt, zodat men beseft dat men macht heeft, maar dat men die niet mag misbruiken. We moeten deftige protocollen maken.
Die cultuuromslag moet de universiteit uiteraard zelf maken, maar we moeten hen daar mee helpen. Ik kijk heel hard uit naar het rapport van de VLIR met de resultaten van de implementatie van het charter.
De heer Danen heeft het woord.
Ik stel voor dat we op het moment dat de rapporten er zijn, zowel die van de VLIR en ook die van de regeringscommissarissen, een gedachtewisseling houden, misschien wel een hoorzitting, als de timing dat toelaat. Maar ik denk dat het wel belangrijk genoeg is om daar tijd voor te maken.
Ik merk ten slotte wel een grote consensus, kamerbreed, om het probleem ten gronde aan te pakken. Ik denk dat we het voor 80 procent eens zijn, zodat we misschien een gezamenlijk initiatief kunnen nemen richting regering zodat er werk wordt van gemaakt. Ik zou dat heel interessant vinden, mochten we dat in deze commissie kunnen bereiken.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Ik hoop alleszins dat er snel maar vooral degelijke oplossingen komen die ervoor zorgen dat het machtsmisbruik en het grensoverschrijdend gedrag in onze hogeronderwijsinstellingen maximaal bestreden kunnen worden. Dit gedrag is onaanvaardbaar en moet steeds sterk veroordeeld en gesanctioneerd worden. Daarom willen wij als het Vlaams Belang naast de oprichting van een extern onafhankelijk Vlaams meldpunt dat er ook een grondige doorlichting van de huidige tuchtprocedures komt in het hoger onderwijs. Indien hier tekortkomingen naar boven komen, dan is het opzetten van een externe tuchtraad nodig en er moet zeker verder worden ingezet op een betere preventieve sensibilisering en een versterking van het statuut van de doctoraatsstudenten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.