Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, we hebben vorige week een ruim debat gehad over de opvang van oorlogsvluchtelingen uit Oekraïne en elders, in de komende maanden in Vlaanderen, en over de rol die de Vlaamse Regering en de Vlaamse overheid daarin moeten spelen. Er werd toen aangekondigd dat we het toch relevant vonden om een opvolgvraag te stellen, omdat de Vlaamse Regering hetzij vrijdag, hetzij gisteren, daarin een aantal eerste beslissingen zou nemen. Wij keken natuurlijk met veel nieuwsgierigheid uit naar de beslissingen die genomen zijn. Die zijn gisteren op een persconferentie meegedeeld. Ik zal de eer aan u laten om ze hier ook nog een keer ruim toe te lichten.
De specifieke insteek van onze vraag in deze commissie is natuurlijk de psychosociale begeleiding van de oorlogsvluchtelingen, alsook de opvang op het vlak van de toegang tot de zorg- en welzijnsvoorzieningen in Vlaanderen. Dat is natuurlijk op dit moment een grote uitdaging. We komen daarmee in deze commissie maandelijks en wekelijks in aanraking, en iedereen weet dat de wachtlijsten in Vlaanderen op heel wat terreinen van dergelijke orde zijn dat het sowieso al moeilijk is om degelijke hulpverlening te krijgen. Daar komt dan nu nog een instroom bij van mensen die, zeer terecht, ook recht hebben op die hulpverlening.
Specifiek is er ook de uitdaging om met oorlogstrauma’s en dergelijke om te gaan, en daarvoor de juiste hulpverlening te voorzien.
Vandaar dat ik vandaag een aantal vragen aan u wil voorleggen. Dat zal misschien ook aansluiten bij de eerste beslissingen die gisteren zijn aangekondigd.
Is Vlaanderen klaar om op korte termijn een vluchtelingenstroom van tienduizenden mensen op te vangen en hen vooral ook op psychologisch vlak bij te staan?
Is de toegang tot zorg- en welzijnsvoorzieningen voor die vluchtelingen gegarandeerd?
Op welke manier wordt het terrein betrokken bij het uittekenen van de opvang? Het is toch wel belangrijk om het terrein zelf hierbij te erkennen. We moeten mee in de gaten houden of datgene wat wij op Vlaams niveau voorstellen ook realistisch is op het terrein zelf.
Welke ondersteuning wordt verder voorzien voor de betrokken hulpverlening en voorzieningen?
Is er een plan van aanpak om ook psychologische bijstand te voorzien voor mensen die in private opvanginitiatieven, bijvoorbeeld bij mensen thuis, worden opgevangen? Hoe gaat u die vrijwilligers hierin begeleiden?
Is er voldoende ruime expertise aanwezig om oorlogstrauma's en de angsten over de achtergebleven geliefden op te vangen, specifiek ook bij de kinderen?
Hoe wilt u de taalbarrière overbruggen tussen de vluchtelingen en de hulpverlening?
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel voor deze vraag, collega. We hebben inderdaad vorige woensdag, in het actuadebat in de plenaire vergadering, gezegd dat wij uiteraard bijkomende inspanningen zouden voorstellen aan de Vlaamse Regering. Daarover hebben we vrijdag, zaterdag, zondag en maandag vergaderd. Dat ging uiteraard niet alleen over deze, maar ook over heel veel andere maatregelen, die gisteren door de minister-president en de Vlaamse Regering zijn voorgesteld. Een land dat in oorlog is, en zeker een Europees land dat in oorlog is, raakt ons allemaal ontzettend diep. Het doet ook een groot appel op onze solidariteit en empathie. We hebben daar ook al ervaring mee. We hebben al lessen kunnen trekken uit vorige vluchtelingencrisissen, denk maar aan de vluchtelingenstromen uit Syrië, naar aanleiding van het conflict daar, of Afghanistan. Wat dat betreft kunnen we ook lessen leren over hoe om te gaan met een vluchtelingencrisis, op humanitair vlak.
De vluchtelingenstroom die nu verwacht wordt is volgens de Verenigde Naties de grootste sinds de Tweede Wereldoorlog. Dat stelt ons natuurlijk op vele vlakken voor een gigantische uitdaging. Als ik het vergelijk met de vorige vluchtelingenstromen – Syrië, Afghanistan, en andere – dan zie je wel dat het profiel van de vluchtelingen die we vandaag in België zien toekomen anders is. Hier gaat het in hoofdzaak over vrouwen met kinderen. Dat maakt dat de manier waarop we daarop antwoorden moeten zoeken ook anders is. Het betekent dat voor de opvang van die kinderen, die gezinnen, de school een veel groter belang heeft. Maar er zijn ook nog een aantal andere zaken, waar ik zo meteen verder zal op ingaan.
De afgelopen weken heeft de Vlaams Regering een taskforce Noodopvang Oekraïne opgericht, onder de deskundige leiding van Jeroen Windey, en een plan van aanpak uitgetekend om ons voor te bereiden op een goede opvang van de vluchtelingen. De Vlaamse Regering wil haar verantwoordelijkheid nemen als een sterke maar ook solidaire regio. Ze doet hiervoor een beroep op de slagkracht van de lokale besturen, zoals u gisteren allicht hebt kunnen horen, en wil hen daarvoor ook ondersteunen. In dit kader is ook elke vakminister aan de slag gegaan om een eerste pakket maatregelen voor te stellen op de regering voor wat betreft de bevoegdheden. Dat heb ik ook gedaan. Waarom een eerste pakket? Omdat we wel grootteordes kunnen inschatten – men spreekt over 200.000 – maar we weten het eigenlijk niet echt. Wachten tot we die goede inschatting zouden hebben gemaakt zou bijzonder raar zijn, dus dit gaat over een eerste pakket.
Overkoepelend worden een aantal leidende principes naar voren geschoven. Ten eerste: we behandelen mensen in gelijke omstandigheden op een gelijke manier. Ten tweede: we waken erover dat er geen ongewenste verdringingseffecten optreden op het bestaande aanbod van de dienstverlening in zorg, in onderwijs, in sociale huurwoningen. Dat is bijzonder belangrijk, om te voorkomen dat er extra druk ontstaat op het huidige aanbod. Ten derde: aan de toestroom van menskracht met de geschikte competenties doen we het aanbod om de noodopvang mee te helpen verzorgen.
– Stefaan Sintobin treedt als voorzitter op.
Ik wil ook verduidelijken dat er verschillende beïnvloedende factoren zijn, die een impact hebben op het psycho-emotioneel en het psychosociaal welbevinden van vluchtelingen, en dat zijn zowel risicofactoren als protectieve factoren. De focus op het ‘trauma’ die u in de titel legt is inderdaad terecht, maar omvat zeker niet alle noden die er mogelijk kunnen zijn. Ook het verliezen of achterlaten van familie en context is een belangrijke beïnvloedende factor. Daarnaast zal ook de mate van dagelijkse stress die de vluchtelingen ervaren in het gastland, een invloed hebben op de ontwikkeling van psychopathologie. Hoe meer traumatische ervaringen en/of dagelijkse stress, hoe meer symptomen van angst, depressie en posttraumatische stress.
Ik wil erop wijzen dat we het mentaal welzijn ruimer moeten aanpakken dan enkel psychologische hulp: een ruimer psychosociaal aanbod, maar ook goede opvang, goed onderwijs, werk, enzovoort, kunnen bijdragen aan het welbevinden.
Gisteren hebben we dus een akkoord bereikt. Voor Welzijn betekent dat:
We zetten in op de eerste lijn met een versterking van het aanbod van de centra algemeen welzijnswerk (CAW) om laagdrempelig en proactief psychosociale- en slachtofferhulp aan te bieden. We schakelen daarvoor eerstelijnsdiensten in, zoals de Huizen van het Kind en de zorgraden, om te zorgen dat mensen niet alleen de nodige informatie krijgen over zorg en welzijn, maar ook toegang vinden tot de gezondheidszorg.
We versterken het lokaal sociaal beleid door de lokale besturen eenmalig een bijkomende subsidie te geven om hun regierol in het geïntegreerd breed onthaal (GBO) met extra mogelijkheden op te nemen in deze vluchtelingencrisis.
We hebben bijzondere aandacht voor kinderen en jongeren en niet-begeleide minderjarige vluchtelingen (NBMV). Zo investeren we in de pleegzorg, zodat deze kinderen en jongeren snel een warme tijdelijke thuis vinden en de nodige ondersteuning krijgen. Ook op de aankomst van groepen weeskinderen bereiden we ons. Daarbij kan Minor-Ndako zijn expertise inzetten.
Via de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG’s) en Solentra vzw – voor de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen – willen we zorgen voor een versterking van het aanbod psychologische zorg en traumaverwerking.
Gezinnen die met complexe problemen kampen, bieden we extra ondersteuning aan via de samenwerkingsverbanden ‘één gezin – één plan’ (1G1P).
Ook het reguliere aanbod staat natuurlijk open voor deze vluchtelingen. Mensen met speciale zorgnoden vanwege ziekte, handicap of leeftijd vangen we op in het reguliere aanbod. We zorgen ervoor dat het Groeipakket zo vlot mogelijk wordt toegekend aan rechthebbenden. We bekijken ook hoe we kunnen zorgen voor vaccinaties voor deze vluchtelingen zowel voor covid als voor de traditionele basisvaccinaties, daar hebben we het daarnet nog gehad. In Oekraïne kunnen ze jammer genoeg niet bogen op dezelfde vaccinatiecijfers als in Vlaanderen, en dat geldt niet alleen voor de COVID-19-vaccinaties.
Vandaag is het voor niemand mogelijk om de omvang en de duur van deze crisis in te schatten. Deze eerste noodzakelijke investeringen zullen helpen, maar we volgen de evolutie natuurlijk verder op de voet.
De tweede vraag ging over de toegang tot zorg- en welzijnsvoorzieningen. De vluchtelingen kunnen vrij inreizen. Dat betekent dat er een eerste stroom is die hier in het eigen netwerk verblijfplaatsen vindt en de eerste drie maanden van het verblijf ook in principe niet geregistreerd hoeft te zijn. Een tweede stroom zal via een centrale dispatching verdeeld worden over lokale opvangmogelijkheden. Voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) is het van belang om zo snel als mogelijk ondersteuningsnoden op het spoor te komen in beide groepen.
Deze inspanningen binnen WVG en andere beleidsdomeinen zijn noodzakelijk, ook om ervoor te zorgen dat het bestaande aanbod aan welzijnszorg en geestelijke gezondheidszorg niet extra onder druk komt te staan. Dat stelt ons voor grote uitdagingen, ook op het vlak van personeel. De krapte op de arbeidsmarkt en in zorgberoepen is groot, zoals u weet. Ook sociaal werkers, die vandaag World Social Work Day vieren, zijn niet zo eenvoudig te vinden.
De situatie op het terrein is zeer onzeker en evolueert van dag tot dag. We staan continu in contact met de federale overheid die als eerste zicht heeft op de instroom van de vluchtelingen. Het is echter zeer moeilijk voorspellingen te doen over het aantal mensen dat zich tijdelijk in onze regio zal vestigen en over de duurtijd van hun verblijf.
We zullen vraag en aanbod permanent monitoren zodat we snel kunnen schakelen als de situatie op het terrein wijzigt. Ook hier zal de Taskforce waarvan eerder sprake, een belangrijke rol vervullen.
Het organiseren van opvang voor deze groep is niet mijn bevoegdheid. Hiervoor wil ik u doorverwijzen naar collega’s Somers en Diependaele. Wel roep ik ook welzijns- en zorgvoorzieningen op om waar mogelijk locaties ter beschikking te stellen, weliswaar wanneer het gaat over locaties met een structurele leegstand. Zo zijn er assistentiewoningen die misschien in aanmerking kunnen komen via de regeling die we eerder ook voor de overstromingen hebben uitgewerkt. Ook voor andere mogelijke plaatsen bekijken de bevoegde administraties of hier mogelijkheden zijn en of de regelgeving dient gewijzigd te worden om tijdelijke bewoning door vluchtelingen mogelijk te maken.
Voor maatregelen binnen onze bevoegdheden zijn, na de regering gisterennamiddag, overlegmomenten gepland of zelfs al doorgegaan vanochtend.
Zoals reeds aangegeven denk ik dat we ruimer moeten kijken dan de psychologische en de psychosociale aspecten. Ons aanbod is niet gekoppeld aan verblijf in publieke of private opvang en zal dus voor beide toegankelijk moeten zijn.
Onze diensten – de CAW’s, CGG’s en jeugdhulpvoorzieningen – hebben veel expertise opgebouwd ten tijde van de vluchtelingencrisis in 2015-2016. We kunnen hier ook verder op bouwen. Zij maken deel uit van de samenwerkingsverbanden ‘één gezin – één plan’. Deze samenwerkingsverbanden bieden een flexibel ondersteuningsaanbod, dat aansluit op de basisdienstverlening van bijvoorbeeld pleegzorg, de CLB’s, de kinderopvang of de Huizen van het Kind. De samenwerkingsverbanden bieden een eerstelijnspsychologische functie aan waardoor in vele gevallen escalatie naar meer gespecialiseerde hulp vermeden kan worden.
Voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen doen we een beroep op pleegzorg. Pleegzorg is de eerste optie om opvang te organiseren. De diensten bereiden zich voor op een eventuele toestroom van jongeren door al te starten met een bevraging in de pool van gescreende pleeggezinnen naar bereidheid tot bijplaatsing als dit nodig is. We gaan ook na of en hoe we de pleegzorgdiensten kunnen versterken. Daarnaast bekijken we met Minor-Ndako of een directe pleegplaatsing mogelijk kan worden gemaakt voor grote groepen kinderen uit Oekraïne die tijdelijke gezinsopvang nodig hebben. Minor-Ndako staat dan voor deze gezinnen ook in voor begeleiding en opvolging van de kinderen en de gezinnen.
Voor wat de gespecialiseerde traumabehandeling betreft, wordt vandaag al samengewerkt met de CGG’s en met Solentra, een derdelijnsdienst van UZ Brussel, met een aanbod specifiek gericht op traumaverwerking bij vluchtelingen. Deze dienst werkt zeer goed samen met Minor-Ndako en kan outreachend ingezet worden voor de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen die via Minor-Ndako en Pleegzorg bij gezinnen worden geplaatst en die worstelen met een ernstig trauma.
Ondertussen bekijken we ook met de CAW’s, de CGG’s, het Departement WVG en het Agentschap Integratie en Inburgering hoe we nog vorming kunnen voorzien voor mensen op het terrein. Bijvoorbeeld: opleiding voor mensen die hun huis opengesteld hebben, over het herkennen van signalen van trauma’s, over hoe daarmee om te gaan, waar men terecht kan, enzovoort. De eerste contacten zijn hiervoor al gelegd.
Ten slotte: hoewel een deel van de vluchtelingen het Engels machtig is en er, waar dat kan, gebruik zal worden gemaakt van informele tolken, zal er nood zijn aan specifieke taalondersteuning in de vorm van sociale tolken, waar nodig. Dat is ook nodig wegens de complexiteit van de gesprekken, of privacy in gesprek met bijvoorbeeld een hulpverlener of psycholoog. Om dit snel en efficiënt te organiseren heeft de regering beslist dat het Agentschap Integratie en Inburgering dit zal coördineren. Men werkt ook aan een aanvullend systeem van vrijwillige tolken, want hoewel men het aantal Oekraïens sprekende gecertificeerde tolken wil verhogen, is dat aanbod natuurlijk beperkt. Voor de verdere concrete uitwerking verwijs ik naar mijn collega Bart Somers.
Het Agentschap Integratie en Inburgering zal – naar analogie met hun aanbod tijdens de covidpandemie – ook onze beschikbare informatie vertalen naar het Oekraïens.
Collega’s, ik wil erop wijzen – de minister heeft er zelf een aantal keren op gewezen – dat er ook een aantal facetten zijn die tot de bevoegdheid van een andere minister behoren. Gelieve u bij uw tussenkomsten te beperken tot de bevoegdheden van de minister.
De heer Vaneeckhout heeft het woord
Dank u wel, voorzitter, dat zal ik zeker doen. Het is niet de bedoeling om ieder facet te belichten.
Minister, ik heb zeer veel begrip voor de situatie. Het is inderdaad zeer moeilijk om heel goed te kunnen inschatten wat er op ons afkomt, zowel naar aantallen als naar duurtijd van deze crisis. Ik begrijp dat er net een soort collectieve avondklok voor de hele stad Kiev is afgekondigd. Het ziet er dus alvast niet goed uit voor de komende dagen en weken. Dat is dus geen goed nieuws voor de komende tijd. De onzekerheid is groot, en ik heb dus ook veel begrip voor het feit dat we niet alle fases van de komende maanden nu al kunnen uitklaren. Tegelijk wil ik ook wel aangeven dat ik zeer bezorgd ben. Ik denk dat ik dat deel met u.
Maar we hebben hier al heel vaak in allerlei domeinen van welzijn en zorg, en alles wat ermee samenhangt, vastgesteld dat ons systeem in zijn voegen aan het kraken is en dat er extra druk op gelegd wordt. Misschien het ik erover gekeken – daarom stel ik ook deze aanvullende vraag – maar in de communicatie tot op heden zie ik geen concrete engagementen qua middelen en mensen, behalve de aankondiging dat er een eenmalige extra subsidie naar de lokale besturen gaat voor het Geïntegreerd Breed Onthaal. Voor de rest wordt er aangekondigd dat er op allerlei domeinen van het bestaand beleid ingezet en versterkt zal worden, maar daar staan geen budgetten tegenover. Ik heb dus een zeer eenvoudige vraag op dit moment. Welke concrete budgetten werden vrijgemaakt voor die verschillende sporen? Misschien heb ik niet goed opgelet, maar ik heb daar zeer weinig over gehoord in uw antwoord. Ik denk dat de mensen op het terrein zelf daar op dit moment zeer bezorgd over zijn.
Dat is het geval in de hele sector, zowel bij de psychosociale begeleiding, bijvoorbeeld oorlogstraumaverwerking, maar ook in de meer reguliere zorg. Ik kan me voorstellen dat er morgen ook ouderen aankomen in Vlaanderen die toegang willen hebben tot een woonzorgcentrum. We hebben onze Vlaamse Sociale Bescherming betalend gemaakt: men moet eerst tien jaar bijdragen vooraleer men daarop kan rekenen. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat die mensen op een bepaald moment eventueel bij het OCMW zullen aankloppen. Er zijn heel wat zaken die hier naar voren zullen komen en waarover ik me grote zorgen maak. U kunt namelijk wel van alles aankondigen maar op het terrein ontstaat chaos en ook frustratie bij de hulpverleners die alles doen om zowel de vluchtelingen als de mensen die in Vlaanderen geboren en getogen zijn de nodige hulpverlening te bieden. Zij lopen nu al met zeer veel frustraties rond omdat het vaak niet lukt en moeten nu vaststellen dat dat helemaal niet meer het geval zal zijn. Het gevolg daarvan is dat er interne concurrentie ontstaat in Vlaanderen. Ik denk dat we dat in deze crisistijden moeten vermijden. Ik heb dus een zeer duidelijke aanvullende vraag, die zeer concreet is en die op dit moment ook de meest essentiële is, denk ik. Welke middelen en mensen zijn er op dit moment al vrijgemaakt of ter beschikking gesteld om de komende dagen en weken in te zetten? Ik begrijp dat u niet kunt zeggen wat er binnen een maand of binnen drie maanden nog zal bijkomen. Maar ik hoor u allerlei dingen aankondigen. Welke extra middelen zijn gisteren al vrijgemaakt door de regering in uw domeinen om de komende maand hierrond te werken?
De heer De Reuse heeft het woord.
Dit is uiteraard een interessante vraag van de collega. We staan inderdaad voor een heel grote uitdaging. Dit is de eerste heel grote oorlog in Europa sinds de Balkanoorlog. We komen voor heel wat uitdagingen te staan, heel wat opgaven op veel gebieden, en dus inderdaad ook op het gebied van welzijn.
Collega Vaneeckhout stelt inderdaad heel wat terechte vragen. De vraag zal natuurlijk vooral zijn hoe we de oplossingen kunnen financieren. Dat is een terechte vraag, niet in het minst omdat we hier in eigen land en in Europa ook geconfronteerd worden met een energiecrisis, met stijgende prijzen en een levensduurte die de pan uitrijst. Dat mogen we zeker en vast niet uit het oog verliezen.
Op de laatste vraag van de collega, namelijk over de taalbarrière, heb ik eigenlijk niet echt een antwoord gehoord van de minister. Ik denk dat dit heel belangrijk is, zeker op het vlak van welzijn. Mensen worden nog altijd het best geholpen, zeker in gevallen van trauma’s en onzekerheid, in hun eigen taal. Er komen heel wat mensen naar hier uit allerhande beroepsgroepen. Mijn vraag is, minister, of u iedereen zult screenen en vragen naar de beroepsgroep waarin ze actief waren. We zullen inderdaad nooddorpen opbouwen. Ik denk dat het heel belangrijk zal zijn dat we de leerkrachten die uit Oekraïne komen ook hier inzetten als leerkracht voor de kinderen in die nooddorpen, dat we ook de verpleegkundigen inzetten als verpleegkundigen, zodat ze hun eigen mensen in hun eigen taal kunnen helpen, zodat die mensen snel de nodige zorgen en de nodige omkadering kunnen krijgen. Want het onderwijs kan natuurlijk niet stoppen voor drie, vier, vijf of zes maanden, voor de tijd dat ze hier verblijven, en de zorg ook niet. Mijn vraag is dus: hoe zult u de vluchtelingen inzetten om zelf te zorgen voor hun eigen bevolkingsgroep?
De heer Parys heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij het feit dat er hier inderdaad een enorme uitdaging op ons afkomt, gezien wat er in Oekraïne gebeurt. Daarbij was mijn eerste vraag dezelfde als de bijkomende vraag van collega Vaneeckhout. Minister, welke budgetten werden vrijgemaakt, onder andere voor de CAW’s, de CGG’s en de eerstelijnszones? Ten tweede, minister, wordt er gedacht aan een groepsaanbod, eventueel ook online, om ervoor te zorgen dat er effectief gewerkt zal worden rond het mentale welzijn van die groep vluchtelingen die wij hier in Vlaanderen zullen opvangen?
Met mijn derde punt kom ik tot een moeilijke kwestie en een moeilijke vraag. Vandaag kampen we al met enorme wachtlijsten in bijvoorbeeld onze jeugdhulp en bij de geestelijke gezondheidszorg. Uit cijfers van pleegzorg blijkt dat er vandaag iets minder dan een duizendtal kinderen wachten op pleegouders. Vlaanderen zet echt zijn huis en zijn hart open voor de vluchtelingen uit Oekraïne. Maar ik begrijp ook dat er vragen zullen komen van Vlamingen die al heel lang zitten te wachten op hulp. Hoe kan het dat er nu extra budget mogelijk is om een heel specifieke groep op te vangen en bijvoorbeeld naar geestelijke gezondheidszorg te leiden, bijvoorbeeld een plek te kunnen voorzien in integrale jeugdhulp, bijvoorbeeld om met extra nadruk op zoek te gaan naar pleegouders? Minister, versta me niet verkeerd: dat is nodig. Maar ik denk dat het evenzeer nodig is om het ontstoken weefsel dat daarrond in de samenleving kan ontstaan zeer goed uit te leggen waarom dit gedaan wordt en om de mensen ook de garantie te geven dat de hulp waarop zij al heel lang wachten daardoor niet uitgesteld zal worden.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de antwoorden die u voorlopig al kunt geven. Ik treed ook graag de budgettaire vraag bij. Maar ik vraag me ook af, specifiek als het gaat over de CGG’s en CAW’s, of er bepaalde verdeelsleutels zijn. Wordt er vastgelegd dat er vanaf een bepaald aantal mensen die arriveren in de verschillende regio’s waarin een CAW werkt, middelen worden uitgereikt om een voltijdsequivalent (vte) te voorzien? Kunt u daar misschien al wat inkijk in geven?
Ik maak ook de koppeling met de voorgaande vraag om uitleg aangaande de vaccinatiegraad. U hebt het kort aangehaald. We horen cijfers van 30 tot 35 procent gevaccineerden. Hebt u er zicht op hoe die situatie er vandaag uitziet? Wie zal daar het initiatief nemen om te sensibiliseren en desnoods de vaccins toe te dienen? Is dat een rol voor de eerstelijnszones? Hoe zal dat worden opgevat?
Tot slot, ik heb vanochtend een taskforce bijgewoond – iedereen zit in heel veel taskforces rond Oekraïne dezer dagen, denk ik – met onze lokale bestuurders, waarbij vooral de sociale dienstverlening, de OCMW’s, een grote vrees uitten: zullen wij voldoende sociaal werkers vinden? U haalde het al aan: het is vandaag World Social Work Day. Zult u vanuit Vlaanderen op dat vlak ondersteunen? Zult u een oproep doen voor een werfreserve sociaal werkers, omdat er snel aangeworven zal moeten worden? Het is geen evident beroep om snel mensen te vinden. Zult u uw diensten en het brede middenveld daarvoor ook oproepen of inschakelen om te zorgen dat we voldoende sociaal werkers vinden?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega Veys, die laatste vraag stond hier ook in het groot op mijn blad, want we ondervinden natuurlijk ook – ik in mijn eigen gemeente als schepen voor Welzijn, maar evengoed in andere gemeenten – ongelooflijk veel dynamiek, er zijn veel vrijwilligers die zich willen inzetten en medewerkers die heel graag aan de slag willen gaan. We weten allemaal niet wat er op ons afkomt. Het is misschien momenteel nog maar het topje van de ijsberg. Maar het is alle hens aan dek. Die sociale diensten worden vandaag heel bijzonder uitgedaagd. Die krijgen te maken met mensen die gevlucht zijn, die getraumatiseerd zijn, waarvan gezinnen uiteengerukt zijn, die de taal niet machtig zijn… We moeten daarvan een opvolging doen, naast het gewone werk natuurlijk, dat ook heel wat druk geeft en dat de laatste tijd vanzelfsprekend ook al sterk is toegenomen. U hebt nu gesteld – en ik vind dat goed natuurlijk – dat u het Geïntegreerd Breed Onthaal bijkomend zult ondersteunen. De vraag die voorligt is de volgende. Waar gaan we die mensen vinden om ook effectief die inzet te leveren? Ik denk dat er in heel wat lokale besturen nu al openstaande plekken zijn en ik denk dat dat bij de CAW’s niet anders is. Naar welke bijkomende disciplines kunnen we eventueel kijken? Kunnen we er bijvoorbeeld via administratieve ontlasting voor zorgen dat de maatschappelijk werkers die actief zijn bij dat Geïntegreerd Breed Onthaal meer inhoudelijk kunnen werken? Dat zal namelijk echt nodig zijn de volgende periode.
Ik wil nog enkele andere zaken aanhalen, minister, ten eerste de gastgezinnen. We zien dat heel veel mensen zich met heel veel engagement aanbieden. Sommigen doen dat weloverwogen. Er zijn er natuurlijk ook die dat misschien eerder impulsief en emotioneel doen. In die gevallen zou een screening kunnen uitwijzen dat het misschien niet aangewezen is om mensen daar onderdak te geven. Er is vorige week ook verwezen naar screenings en naar strafrechtelijke feiten. Ik denk dat ook screenings sociale diensten daar ook belangrijk zijn.
Dat is dan alweer een bijkomende taakstelling voor hen, want we zien dat ook mensen die zelf soms heel kwetsbaar zijn, heel geëngageerd hun huis willen openstellen, maar als je het zelf al heel moeilijk hebt en heel kwetsbaar bent, dan lijkt dat me niet de aangewezen weg. Ook daar moeten we alert voor zijn. Minister, we proberen gastgezinnen of mensen die zich kandidaat hebben gesteld, op een goede manier te begeleiden en informatie te geven, maar u hebt zelf gezegd ook vanuit Vlaanderen informatie ter beschikking te zullen stellen, bijvoorbeeld over hoe een trauma te herkennen. Dat lijkt me uitermate belangrijk. Is het ook een idee om op een bepaald moment een webinar te organiseren, en een Q&A, voor mensen die zich kandidaat hebben gesteld?
Tot slot, die taalbarrière, dat is een heel groot probleem. Overal bieden zich ook een aantal vrijwilligers aan ter zake. Wordt erover gedacht om ter zake bijvoorbeeld ook met vrijwilligersvergoedingen te werken, zodat we het contingent tolken en mensen die ter zake kunnen helpen kunnen uitbreiden met een pool, naast degenen die er professioneel mee bezig zijn?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is natuurlijk een zeer schrijnende situatie. Er is al heel wat aangehaald door de collega’s. Ik heb een concrete vraag. Ik weet dat tijdens de vorige vluchtelingencrisis de vzw Solentra werd ingeschakeld om de traumabegeleiding te doen. Zal dat nu ook weer het geval zijn?
Men had het hier al over de taalbarrière. Dat is geen evidentie, zeker als het gaat over traumabegeleiding, over praten over gevoelens en dergelijke. Het is al niet evident om mensen te vinden die Oekraïens spreken. Ik weet dat minister Somers volop aan het overleggen is met de Oekraïense gemeenschap om mensen aan te trekken die een rol kunnen spelen, maar hoe ziet u die psychologische begeleiding en traumaverwerking precies concreet in het licht van die taalbarrière?
Het is niet de gewoonte, maar collega Parys was nog iets vergeten.
De heer Parys heeft het woord.
De collega’s hebben me geïnspireerd om nog twee heel korte vragen te stellen aan de minister.
Minister, wat die screening betreft, is er vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken de richtlijn gekomen dat dat niet mogelijk zou zijn, om privacyredenen? Als het over vaccinaties gaat, is er terecht gevraagd naar de coronavaccinaties, maar ik heb ondertussen ook al weet van een aantal mensen uit Oekraïne die tbc hebben en hier zijn aangekomen. Tbc is daar nog geen uitgeroeide ziekte. Wordt er dan ook gescreend op andere vaccinaties dan alleen maar corona?
Collega Parys, sommige collega’s zijn tevreden omdat ik flexibel ben. (Opmerkingen. Gelach)
De voorzitter bepaalt zelf wanneer hij flexibel is. (Gelach)
Minister Beke heeft het woord.
Collega Vaneeckhout, collega Parys, we hebben uiteraard ook budgetten vastgelegd. Het zou een beetje moeilijk zijn om hier te zeggen wat we allemaal gaan doen als we geen afspraken zouden hebben gemaakt waarover dat gaat. We hebben inschattingen, maar we weten absoluut nog niet hoeveel mensen er zullen komen, en waar die zullen komen. Dat laatste was immers ook een vraag: zullen ze worden verdeeld of worden geconcentreerd? Als iemand weet waar we over drie weken staan, dan mag die dat nu zeggen en dan kunnen we ons daar iets beter op organiseren, maar ik denk dat niemand dat antwoord zal kunnen geven. In een eerste fase gaat dat nu qua grootteorde wat de diverse componenten betreft die ik daarstraks voorlegde, over een kleine 10 miljoen euro. Daarvan gaat een dikke 4 miljoen euro naar de centra algemeen welzijnswerk (CAW’s) en de centra voor geestelijke gezondheidszorg (cgg’s). Er gaat ook een kleine 4 miljoen euro naar de regierol voor het lokaal sociaal beleid, naar de onthaalrol die zij spelen.
Collega Saeys, er zal ook extra budget worden vrijgemaakt voor Solentra, als ik het niet vergis in eerste instantie van ongeveer 150.000 euro. We gaan bijkomend investeren voor Minor-Ndako. Dat gaat over ongeveer 150.000 euro, en voor de pleegzorg is er iets meer dan 700.000 euro. Ook de ondersteuning van 1G1P zullen we versterken. Dat is qua grootteorde hetgeen waarin we nu voorzien. We bekijken de implementatie daarvan nu met het terrein.
Wat de VSB betreft, er werd hier gezegd dat er voorwaarden zijn opgelegd. Collega Vaneeckhout, voor de woonzorg zijn die voorwaarden er echter niet. Dat was immers uw voorbeeld. Daar wil ik dus toch even duidelijk over zijn.
Ik ben zeer bezorgd over de verdringingseffecten. Wij komen net uit een pandemie. We zijn daar nog niet helemaal door gesparteld. De vorige vragen gingen daarover: wat ga ik doen bij bijkomende opflakkeringen? Die pandemie is een gezondheidscrisis, maar heeft ook heel wat uitdagingen op het vlak van welzijn. We hebben daar bijkomend in geïnvesteerd, maar we zitten ook met een arbeidsmarkt die is wat ze is. We kunnen veel dingen willen en vragen, kunnen veel verzuchtingen hebben. De sociale werkers, ook dat is hier aan bod gebracht, zeer terecht. Het wordt een gigantische uitdaging om ervoor te zorgen dat er geen verdringingseffecten zijn. Ik denk dat we ons met de hele regering absoluut bewust zijn van de risico’s die er zijn. Dat geldt voor mij. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de sociale huisvesting, voor collega Diependaele. Dat geldt ook nog voor een aantal andere zaken. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we de noden van de mensen in Vlaanderen kunnen blijven invullen en tezelfdertijd de extra noden die er vandaag zijn en die op ons afkomen, op de een of andere manier goed beantwoorden en kanaliseren? Zijn we ons daar dus van bewust? Ja, absoluut. Zijn we daar bezorgd over? Ook. Dat is niet alleen of niet zozeer een zaak van centen, maar ook een zaak van mogelijkheden, van capaciteit om een aantal zaken te kunnen benutten.
Er zijn heel veel vragen gesteld over de taalbarrière en de taalondersteuning, wat ook een goede zaak is. Dat is maar een van de elementen. We kunnen heel veel zaken willen, maar als de capaciteit van het aantal mensen die Oekraïens spreken, beperkt is, dan is dat natuurlijk een flessenhals. Dat moeten we ook niet wegstoppen. Het is ook niet zo dat je zomaar een blik tolken kunt opentrekken, dat je die zomaar eventjes inkoopt opdat alle problemen opgelost zouden zijn. Laten we daar eerlijk in zijn. Dat is ook wat de minister-president heeft gezegd. Als dat cijfer zich realiseert, en achter die cijfers zitten natuurlijk ook 200.000 mensen, mannen en vooral vrouwen en kinderen, dan wordt dat een gigantische, gigantische uitdaging voor ons land, en zeker ook voor Vlaanderen, dat heeft afgesproken voor 60 procent zijn deel te zullen doen in dezen. We zijn ons daar dus allemaal absoluut van bewust.
Het activeren van vluchtelingen voor mogelijke zelfzorg is absoluut ook aan de orde. Ook mensen die naar hier komen, kunnen we inzetten als tolk. Ook dat is absoluut een belangrijk element. Dat zit bij collega Somers en het Agentschap Integratie en Inburgering. Zij zullen die challenge ook aangaan.
Wat de sociale werkers betreft, ook dat is geen evidentie, net zoals het ook voor collega Weyts niet evident zal zijn om extra mensen naar het onderwijs te trekken. Laten we daar eerlijk in zijn. We kunnen wel extra leerkrachten vragen, maar als ze niet in diezelfde aantallen aanwezig zijn, dan zitten we ook daar met een probleem. Hetzelfde geldt voor de psychologen en anderen. We zijn ons zeer goed bewust van het feit dat dit een gigantische uitdaging wordt. We kunnen alleen maar iedereen oproepen om zich daarvoor in te zetten en daar het maximale voor te doen. Ik heb niet voor niets gezegd dat het vandaag Social Work Day is. Dat zijn dagen waarop ook opleidingen extra aandacht krijgen en weten te verdienen.
Collega Schryvers, heel wat van uw zaken zijn inderdaad belangrijk, maar die zitten op dit ogenblik bij collega Somers. Hij is die aan het uitwerken.
Traumaherkenning is inderdaad belangrijk en daarom investeren we daar ook in. We hebben de vzw Solentra al benoemd. Dat is heel specifiek voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen. We zijn ook met het Agentschap Integratie en Inburgering aan het bekijken om een webinar te organiseren hieromtrent.
We zullen zuinig moeten zijn met de officiële tolken want die zijn niet dikgezaaid. We zullen ook voor andere zaken, als het gaat over praktische dingen, met vrijwillige tolken moeten werken.
De tbc-screening en de andere vaccinaties vormen een uitdaging. Dat is absoluut zo. Dat heb ik een paar weken geleden al in de Vlaamse Regering gezegd. We zijn aan het bekijken op welke manier we dit kunnen organiseren. Daar zit ook een heel specifiek probleem van screening. Deze mensen hebben niet allemaal, toen ze op de vlucht zijn geslagen, hun vaccinatieregister netjes meegenomen, om maar één zaak te noemen. Er zijn wel een aantal zaken waarop we ons moeten organiseren.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de aanvullende antwoorden op alle vragen. Er zijn al heel veel elementen aangeraakt en we zijn er ons van bewust dat dit geen evidente oefening wordt.
We moeten nadenken over hoe we de nood die er vandaag is lenigen, maar dit kan en moet ook gepaard gaan met het verder investeren in het aanpakken van de problemen die er al waren op het vlak van welzijn, zorg en gezondheid in Vlaanderen. Elke keer als er zich een crisis voordoet, kunnen we vaststellen dat we mensen te kort hebben en dat het zeer moeilijk is om mensen te vinden. Ik begrijp dat u in dezen op dit moment niet kunt toveren en dat dit voor heel wat sectoren geldt. Morgen hebben we een sessie over meer handen in de zorg, maar bij de sociaal werkers merken we net hetzelfde, in de geestelijke gezondheidszorg net hetzelfde, in onderwijs net hetzelfde. Misschien moet deze Vlaamse Regering niet nog twee jaar verloren laten gaan om daar een antwoord op te formuleren en moet er een fundamentele oefening gebeuren over hoe we bepaalde jobs in bepaalde sectoren in de samenleving beter kunnen waarderen.
Mocht u nu nog mogen antwoorden, dan zou u verwijzen naar de inspanningen die er in VIA 6 gebeuren. U weet ook dat wij dan zeggen dat dit een eerste stap is, maar dat er nog heel veel werk op de plank ligt. Op een bepaald moment wordt het toch schuldig verzuim door niet verder te gaan. Als er iets uitzonderlijks gebeurt, kunnen we iedere keer vaststellen dat we er eigenlijk niet klaar voor zijn, maar dat is het gevolg van beleidsbeslissingen. Dat is geen weg waar je automatisch aan vasthangt of dat het automatisch zo moet zijn. Ik denk dat er heel wat jobs in onze samenleving structureel ondergewaardeerd zijn en dit toont opnieuw aan dat daardoor de veerkracht ontbreekt om op crisismomenten mensen toe te leiden.
Ik wil nog constructief eindigen en aangeven dat het wat ons betreft ook een zoektocht is naar welke rol mensen die naar hier vluchten zelf eventueel kunnen spelen. Daarbij moet er wel voldoende rekening gehouden worden met het feit dat die mensen waarschijnlijk zelf getraumatiseerd zijn. Daar moet dus een evenwicht zijn.
Als vrouwen bijvoorbeeld zelf een rol willen spelen, als Oekraïense psychologen bijvoorbeeld een rol willen spelen, dan moeten we ook kijken naar kinderopvang. Dat lijkt mij een volgende uitdaging. Er ligt heel veel werk op de plank.
Ik ben blij met het overzicht wat betreft het budget, maar laat ons de komende weken structureel en meer in de diepte gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.