Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik denk dat een lange inleiding niet nodig is, we hebben het er vorige week in de plenaire over gehad. Ik denk dat iedereen die de actualiteit een klein beetje, een minibeetje volgt, al helemaal mee is dat de uitdaging die op ons afkomt groot is. De uitdaging is echter nog niets in vergelijking met de mensen die in Oekraïne proberen te overleven en in de strijd tegen Rusland proberen het hoofd en het leven te behouden.
Minister, de uitdagingen voor onze lokale besturen zijn natuurlijk ook enorm. Er is enorm veel werk aan de winkel en u weet dat het voor de lokale besturen – u hebt er gisterenavond, als ik goed geïnformeerd ben, nog een webinar mee gehad – alle hens aan dek is om een antwoord te proberen formuleren op alle uitdagingen die op hen afkomen. U weet ook, dat heb ik vorige week ook gezegd, dat wij op dit moment bijzonder veel empathie hebben voor het feit dat het zeer moeilijk in te schatten is wat de nabije en verdere toekomst brengt. De aantallen, de duurtijd van de crisis, dat is heel erg onduidelijk.
Tegelijk is het natuurlijk wel aan de Vlaamse Regering, aan de Vlaamse overheid, om in de mate van het mogelijke te proberen om al een eerste aanpak te bepalen, daarvoor ook de middelen te voorzien en te kijken op welke manier de opvang, hetzij collectief, hetzij particulier en kleinschaliger, van Oekraïense vluchtelingen, maar ook van bredere vluchtelingen in Vlaanderen, de komende tijd zal gebeuren. Wat zien we als crisisopvang? Wat gebeurt er meer op lange termijn om mensen de nodige begeleiding te geven? Het is evident dat een goede samenwerking, net zoals in de coronacrisis, tussen lokale besturen en de hogere overheden, specifiek dan de Vlaamse overheid, essentieel zal zijn.
Wij hadden een aantal vragen, en natuurlijk zijn er gisteren al een aantal communicaties geweest. Dat hadden we verwacht, vandaar dat we de vraag ook proactief hadden ingediend. Gisteren zijn er al een aantal communicaties geweest, ook over wat de plannen zijn op korte termijn. Daarom geef ik u de gelegenheid om die hier ook nog eens op te sommen. Ik zal misschien toch nog kort door de vragen gaan.
Hoe ver staat u intussen met het plan van aanpak dat op dit moment kan worden uitgerold over heel Vlaanderen?
Zijn er in dat plan, naast de focus op de korte termijn, ook al een aantal richtlijnen richting het vervolgtraject op langere termijn?
Hoe hebt u in dat plan, in de totstandkoming van dat plan, de voorbije dagen de expertise en de nabijheid van de lokale besturen daarin betrokken om mee na te denken? Is bijvoorbeeld de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) betrokken?
Hoe wordt dit met de besturen overlegd en afgestemd en hoe worden ze erin ondersteund?
Hoe zorgt u voor een gecoördineerd overzicht van alle verschillende domeinen waarop lokale besturen geïmpacteerd zijn of ingeschakeld worden? Ik kom rechtstreeks van de commissie Welzijn, waar eigenlijk ook duidelijk werd, bijvoorbeeld rond geïntegreerd breder onthaal, dat er ook daar uitdagingen rond OCMW’s op lokale besturen afkomen. Hoe houdt u het overzicht?
Wat is de stand van zaken omtrent de verdere aanpak op het gebied van integratie en taallessen?
Hoe ziet u op heel korte termijn het evenwicht tussen collectieve opvang en opvang door gezinnen en andere kleinschalige initiatieven?
Hebt u, misschien heel concreet, op korte termijn, op dit moment al zicht op concrete cijfers van vluchtelingen die vandaag in Vlaanderen worden opgevangen? Op welke evoluties rekent u in de komende dagen en weken? Ik kan misschien verwijzen naar die 18.000 plaatsen. Is dat een inschatting op basis van een cijfer of, wat ik niet verwacht, is dat uit de losse pols?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, bedankt voor de vraag. Het is natuurlijk moeilijk om daar heel kort op te antwoorden. Ik zal een iets uitgebreider antwoord moeten geven.
Ik zal niet lang stilstaan bij de morele veroordeling, ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Ik wil me nu concentreren op wat we moeten doen. Ik kan u wel zeggen dat er de voorbije week enorm hard gewerkt werd in de schoot van de Vlaamse Regering. Zowat alle ministers zijn geïmpacteerd, het vraagt een collectieve aanpak. Het gaat van welzijn, over onderwijs, over werk, over huisvesting, iedereen is daar schouder aan schouder aan bezig. Ik kan u zeggen dat het in een zeer gedreven en optimale sfeer gebeurt, ook onze ambtenaren zijn heel hard aan het werk. Ik weet natuurlijk ook dat onze gouverneurs en onze lokale besturen ter zake ook bergen verzetten. En dan zwijg ik nog over de vele vrijwilligers. De mensen die soms tot aan de Poolse grens rijden, er zijn allerlei verhalen die we daarover kennen. Er zijn ook de middenveldorganisaties, verenigingen die zich inzetten. Ik heb dus heel veel respect en bewondering voor het engagement dat vandaag de dag bestaat. Het bewijst nog maar eens dat Vlaanderen een zeer solidaire regio is.
Wat hebben we tot nu toe gedaan? Waar staan we? Qua cijfers zijn dat de meest actuele die ik deze middag nog gekregen heb. Die zijn al verwerkt in het antwoord. Naar aanleiding van deze crisis zijn we begonnen met het oprichten van een taskforce. Want zoals u zegt, coördinatie is belangrijk. Er is heel veel engagement, maar wat op ons afkomt is nooit gezien. 2014 was een crisis, maar dit is maal tien als we niet opletten, zowel qua mensen als qua omvang. Bovendien komt het sneller bij ons. Aangezien de eerste procedure heel kort is, valt het onmiddellijk in de Vlaamse schoot, daar waar mensen anders al enkele maanden geacclimatiseerd zijn.
Wat doet die taskforce? Die taskforce heeft als opdracht het lokale aanbod aan huisvestingsmogelijkheden accuraat in beeld te brengen en te vergroten, en praktische afspraken te maken met de federale overheid over de toewijzing van personen. En wat de Vlaamse bevoegdheden betreft: men moet de beleidsdomeinen bijstaan om via flexibele kaders tijdelijke maatregelen uit te werken, de specifieke maatregelen en daaraan gekoppelde behoeften in kaart te brengen ter voorbereiding van discussies binnen de Vlaamse Regering. Die moet dat dan afkloppen, en een overzicht bijhouden van de genomen maatregelen.
Ze moet ook alle relevante informatie verzamelen en ontsluiten voor de lokale besturen, de Vlaamse beleidssectoren en het federale niveau. Ze fungeert ook als uniek aanspreekpunt voor de Vlaamse overheid, de lokale besturen en het federale niveau. Dat doet die taskforce. Die taskforce wordt geleid door een operationele werkgroep onder leiding van Jeroen Windey. Die kent u, dat is onze hoogste ambtenaar binnen de administratie Binnenlands Bestuur. De opdrachten van de taskforce worden opgenomen in verschillende werkgroepen. Zo is er een werkgroep die zich bezighoudt met de monitoring en uitbreiding van het opvangaanbod. Ze monitoren hoeveel mensen we nodig hebben – hoe past ons aanbod in het een en ander. Daarnaast is er een groep die de beleidscoördinatie en de afstemming tussen de verschillende Vlaamse beleidsdomeinen bewaakt.
Voor de communicatie naar de lokale besturen en de verwerking van hun vragen wordt het Crisiscentrum van de Vlaamse Overheid (CCVO) ingeschakeld. Die heeft ook werk gedaan in het kader van de coronacrisis. Op die manier wordt de informatie vanuit Vlaanderen gecentraliseerd voor de lokale besturen. Ze worden dus niet bestookt vanuit alle sectoren, maar ze gaan één aanspreekpunt krijgen, wat werkbaar is voor de lokale besturen. Dat is exact de methode die we toegepast hebben bij de coronacrisis.
De taskforce opereert in een dynamische omgeving die dagelijks evolueert. Dit noodzaakt de permanente monitoring van de internationale situatie, gelet op de impact ervan op de instroom van vluchtelingen. En naast de directe opdracht van deze taskforce, gericht op het lenigen van de eerste noden, zal de Vlaamse overheid zich ook voorbereiden op de systemische impact van dit conflict. Daarom moeten we permanent de vinger aan de pols houden, de interne en internationale impact zo goed als mogelijk trachten in te schatten en mogelijke beleidskeuzes daarop afstemmen. Dit gebeurt zowel op de korte, de middellange als de lange termijn. Ik denk dan vooral aan de huisvestingsproblematiek. Daarmee zitten we in het domein van collega Diependaele. Dit gaat over de lange termijn en de wooncrisis waar we ook al vaak over gepraat hebben.
Met betrekking tot de samenwerking met lokale besturen kan ik het volgende zeggen. De Vlaamse Regering – en u weet dat, ik ben daar een heel sterke believer van – gelooft enorm in de slagkracht van de lokale besturen. Als deze bestuursperiode iets zal hebben aangetoond, dan is het de ongelooflijke slagkracht van onze lokale besturen. Dat is tegelijkertijd eigenlijk een heel expliciet pleidooi om deze besturen in de toekomst meer macht, meer bevoegdheden, meer middelen en een meer centrale plaats te geven. Ik ben niet aan het pleiten voor lokale republieken of het opnieuw invoeren van het feodaal stelsel – ik wil zeker geen feodaal stelsel – maar ik wil wel die lokale besturen valoriseren. Hoe meer we die valoriseren, hoe slagkrachtiger de overheid is. Het vertrouwen is daar het grootst, de snelheid van handelen is daar het grootst. Ik denk dat er een recht evenredig verband is tussen het belang van lokale besturen in een staat en het vertrouwen dat de mensen hebben in de overheid. Hoe groter de plaats van de lokale besturen, hoe groter het vertrouwen van de burgers. Dat is iets waar we echt moeten bij stilstaan. Dat is steeds meer mijn innige overtuiging. Ik had die als burgemeester, natuurlijk, maar die is eigenlijk in de Vlaamse Regering alleen maar sterker geworden. Men moet onze lokale besturen slagkrachtiger maken. Kijk naar Nederland, kijk naar Denemarken. Dat is heel belangrijk. We vragen aan hen om die rol op te nemen. Wie anders zou het doen? Zij spelen daar een belangrijke rol in.
In eerste instantie vragen we de lokale besturen om samen met ons te voorzien in crisishuisvesting voor deze mensen. Vlaanderen heeft zich enorm solidair getoond. Er zijn 20.000 private plaatsen – ruim 18.000 – voor Vlaanderen, tot de laatste plaats. Maar dat zijn mensen die zich kandidaat hebben gesteld op een moment van grote emotie, op een moment van diep engagement. Er is niet bevraagd hoe lang die plaats bezet kan zijn. Ik heb met de Oekraïense gemeenschap gepraat. Het is te zeggen, ik heb met vertegenwoordigers gepraat in Antwerpen, waar de meeste Oekraïners wonen. Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen, dat zijn de vier steden waar de meeste Oekraïners wonen. (Opmerkingen van Chris Janssens)
En dan pas komt Genk, met respect. Ik spreek over mensen die nog altijd de Oekraïense nationaliteit hebben. Het zou kunnen zijn dat er in Genk meer mensen genationaliseerd zijn. Daar is de Oekraïense instroom voor een stuk na de Tweede Wereldoorlog gekomen, met de mijnen. Maar we kunnen hier alleen kijken naar de nationaliteit, en dan zijn het die vier steden. Maar in de mijnstreek zijn er natuurlijk ook wel wat mensen. In de officiële volgorde zijn het die vier die ik net noemde: Antwerpen, Gent, Leuven en Mechelen.
Die dame had 800 adressen verzameld en ze had gevraagd voor hoelang het kon. Het gemiddelde was daar 3 weken. Het is dus echt wel opletten met die 18.000 plaatsen. De lijsten zijn sinds donderdag bij de lokale besturen en zij zijn die nu aan het bekijken. Ze gaan die screenen. Er zullen plaatsen tussen zitten die voor maanden ter beschikking staan. Denk aan mensen die een tweede verblijf hebben, die toevallig een appartementje hebben dat leeg staat, of aan mensen met een groot huis waar de kinderen uitgevlogen zijn.
Maar er zullen andere mensen zijn die misschien ondertussen al vergeten zijn dat ze dat ingevuld hebben, als ik dat heel brutaal mag zeggen. Er zijn in een moment van impulsiviteit ongetwijfeld mensen geweest die gezegd hebben dat er bij hen gerust tien mensen mogen komen slapen, ontroerd door het zoveelste filmpje van de miserie ginder. Ik ga eerlijk getuigen dat ik ook die aandrang voelde en mijn vrouw me beschermd heeft tegen mezelf. Ik heb een andere oplossing gevonden, ik neem ook mijn verantwoordelijkheid. Maar bij mij thuis zo’n gezin plaatsen, met mijn karakter, dat zou niet vol te houden zijn. (Opmerkingen. Gelach)
Dat verstaat iedereen hier. U begrijpt dat ik me de situatie kan inbeelden. Het is niet zo’n eenvoudig verhaal, maar niettemin heb ik heel veel waardering voor die mensen. Er gaan op korte termijn duizenden mensen kunnen worden opgevangen. Er gaan er waarschijnlijk een paar duizend zijn op lange termijn. Maar daarmee alleen redden we het niet. Dat is een eerste stap, maar het zal niet volstaan.
We hebben ook collectieve plaatsen nodig. Hiervoor moeten de gemeenten die ernaar op zoek zijn kijken naar kloosters, een leegstaand woonzorgcentrum, sociale woningen en de huisvesting van collega Diependaele. Ik heb een concreet voorbeeld van woningen die al ontruimd waren omdat ze afgeleefd waren. Ze moeten volledig gerenoveerd worden in oktober of november 2022. Die staan dus vier of vijf maanden leeg. Die kan je nog tijdelijk opkalefateren en daar mensen in onderbrengen. Misschien is zelfs een leegstaand kantoorgebouw een mogelijkheid. Er is van alles denkbaar. Dat moet in beeld gebracht worden. Dat is waarvoor we nu naar de lokale besturen kijken.
Ze moeten daarvoor worden gecompenseerd, wetende dat deze opvang extra taken en uitgaven met zich zal meebrengen. Je kunt alle taken bedenken die een bestuur moet doen naar die mensen toe. Daarom hebben we voorzien in 1000 euro per publiek gecreëerde opvangplek die minstens drie maanden beschikbaar is. Als private plekken ook minstens drie maanden bezet zijn krijgt het lokaal bestuur 400 euro. Het gaat om bezet zijn, en dat is een verschil met beschikbaar zijn. Dat dient niet om dat aan die particulier te geven, maar eigenlijk om de hele begeleiding te doen: begeleiding naar school of naar werk, tolken inschakelen, mensen wijzen op hun rechten, jonge kinderen naar de Chiro of de scouts of naar de voetbalclub brengen, aanwezig zijn, politionele inspanningen doen, en noem maar op.
In elk van de betrokken sectoren bereidt Vlaanderen zich voor om de extra druk op de dienstverlening op te vangen en de lokale besturen zo goed mogelijk te ondersteunen. Daar waar de federale overheid bevoegd is voor de registratie en de dispatching naar de gemeenten, behoren de uitdagingen op het vlak van onder meer inburgering en integratie, wonen, onderwijs, werk en welzijn tot de bevoegdheden van de deelstaten en bij uitbreiding de lokale besturen. We houden daarom zo veel als mogelijk rekening met de lokale context en betrekken de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de vertegenwoordigers van de lokale besturen, actief bij de werkzaamheden.
Dit zijn de concrete cijfers. De federale Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) registreerde reeds 7626 Oekraïners onder het statuut tijdelijke bescherming van 4 maart tot en met 14 maart 2022. Gisteren waren het er meer dan 1500 door DVZ, het dubbele van de voorgaande dagen. De capaciteit is opgedreven en we zien dat stelselmatig stijgen. Momenteel worden ook al 880 Oekraïners – ook tot en met 14 maart 2022 – die nood hadden aan opvang, opgevangen in Vlaanderen. Nogal wat mensen die tot nu toe ingeschreven zijn hadden een eigen oplossing. Dat is waarschijnlijk de eerste golf. We moeten daar niet flauw over doen. Er waren de eerste dagen waarschijnlijk ook Oekraïners die zich zijn komen aanmelden en die niet noodzakelijk rechtstreeks van Charkov kwamen. Dat zal ongetwijfeld zo zijn. Het gaat om een beperkt aantal. Er is een grote Oekraïense gemeenschap in ons land. Vaak zullen de eerste mensen die doorreizen van Polen naar hier ook mensen zijn die hier familiebanden hebben. Dat is ook logisch. Ik ben een Mechelaar tegengekomen die getrouwd is met een Oekraïense dame die onmiddellijk de familie is gaan halen aan de Poolse grens. Het is logisch dat zij de eerste zijn, zij die vaak nog opvang hebben elders. Maar voor de mensen die nu gaan komen zal steeds meer een beroep moeten worden gedaan op de overheid.
In lijn met de afspraken tussen de premier en de minister-presidenten dient Vlaanderen tegen 18 maart 2022 te voorzien in de opvang voor 6000 Oekraïners en tegen 31 maart 2022 voor 18.000 Oekraïners. Die 6000 Oekraïners zullen we vlot halen. Die 18.000 halen we theoretisch ook, maar daar moet nog aan worden gewerkt. In een volgende fase werken we aan een mix van maatregelen: een twintigtal woondorpen, verspreid over heel Vlaanderen. Dat is geen vast cijfer. We kiezen daarbij voor woondorpen op een menselijke schaal met zo’n 250 wooneenheden plus de collectieve en particuliere opvangplaatsen. Het gesprek daaromtrent is gestart. De gouverneurs hebben de opdracht gekregen om zeer snel met de lokale besturen en de burgemeesters te spreken waar het kan. Het is evident dat dat het liefst op basis van vrijwilligheid gebeurt, dat gaat het snelste. Wat is de juiste plek, waar kunnen we dat doen? En we gaan die zo snel mogelijk in kaart brengen en we houden dat dan klaar.
We zijn samen met collega Diependaele ook aan het kijken naar de bouwsector en andere sectoren. Waar vinden we middelen? Want je kunt een plek vinden, maar je moet dan natuurlijk ook nog huisvesting organiseren. Dat zal noodhuisvesting zijn. Ik ben deze morgen in Mechelen gaan kijken waar zo’n wooncontainer aankomt. Daar wil je zelf natuurlijk niet in wonen en leven. Dat is heel rudimentair. Een woonunit noemt men dat. Dat is iets groter dan een wooncontainer. Maar dat is natuurlijk echt tijdelijke noodhuisvesting.
Wat is de stand van zaken rond integratie en taallessen? Vanuit het Vlaamse integratie- en inburgeringsbeleid bieden we de nieuwkomers inburgeringstrajecten aan, voeren we de regierol over NT2, bieden we sociaal tolken en vertalen aan, bieden we juridische dienstverlening aan en ondersteunen we ook lokale besturen in het omgaan met diversiteit.
Dat zijn de taken die het agentschap op zich neemt. Dat is een cruciaal aanbod in de begeleiding van de Oekraïense vluchtelingen. Maar dat aanbod komt onder druk te staan door de massale vraag. Er rijst dus een capaciteitsprobleem. Op korte termijn moeten we daarom een alternatief aanbod uitwerken om in te spelen op de actuele dringendste noden, ook omdat dit een heel specifiek statuut is. Een erkende politieke vluchteling is eigenlijk iemand die hier ongelimiteerd kan blijven. Deze mensen kunnen hier één jaar blijven. Dat kan twee keer met zes maanden verlengd worden. Het is een specifieke, tijdelijke situatie, en dus moeten we ook een specifiek aanbod creëren.
Hoe doen we dat? Tolken en vertalers, dat is een van meest cruciale uitdagingen. Er zijn in de wereld niet zo heel veel mensen die Oekraïens en Nederlands spreken. Dat is niet zo eenvoudig. We zijn nu een vrijwilligerspool aan het samenstellen met het Agentschap Integratie en Inburgering. We doen een beroep op de lokale gemeenschap die er is. Die is zeer geëngageerd om dat te doen. We proberen mensen aan te werven bij het Agentschap Integratie en Inburgering, zowel mensen die Russisch kennen als Oekraïens. U begrijpt dat er voor sommige mensen een gevoeligheid is met dat Russisch. Daar moet ik geen tekening bij maken. We denken dat een aantal mensen nu geen les willen krijgen in het Russisch, om bepaalde redenen. Ik ga niet zeggen dat iedereen zo denkt, maar ik kan het mij inbeelden. We gaan dus het aanbod van de twee doen. Ik kan me inbeelden dat in bepaalde contexten, wie zijn Vlaamse geschiedenis kent, dat identiek hetzelfde zou zijn. Wij begrijpen vanuit Vlaanderen zulke gevoeligheden beter dan waar ook in de wereld, denk ik. Taal kan een gevoelig thema zijn. Ik zie de medewerkers van de N-VA fronsen. Ik denk dat u lessen geschiedenis zult moeten geven, voorzitter.
Maak u niet ongerust, minister. Dat staat wekelijks op ons programma.
Dan ben ik gerust. Op dat vlak heb ik in u vertrouwen, voorzitter.
We werken dus aan een pool van medewerkers, ter versterking van de gecertificeerde tolken. Onze bedoeling is om die pool ter beschikking te stellen van alle sectoren en alle lokale besturen. Zodat niet iedereen zijn eigen pooltje van tolken moet gaan zoeken, bundelen we dat. Dat is een van de voordelen.
Er komen ook heel wat juridische vragen. We gaan daarvoor een hulplijn instellen, waar men met juridische vragen terechtkan. Die hulplijn is ook heel specifiek gericht op de Oekraïners zelf. We willen een systeem waarbij Oekraïners, als ze doorverwezen worden naar een gemeente, eerst bij het lokale bestuur terechtkomen en dat het lokale bestuur hen dan in het Oekraïens basisinformatie kan geven. Er komt dan ook een telefoonnummer dat ze kunnen bellen wanneer ze moeilijkheden, vragen, psychologische problemen hebben, wanneer ze in kwetsbare situaties terechtkomen. Ik denk dat dat cruciaal is. We mogen niet vergeten dat het grootste deel van de mensen die nu naar hier komen, vrouwen met kinderen zijn.
95 procent van de mensen die helpen, zijn van goede wil. Maar ik sluit natuurlijk niet uit – we zijn niet naïef – dat er ook een aantal mensen zijn die misbruik willen maken van de kwetsbaarheid van degenen die hier nu zijn. Ik heb daar al concrete informatie over gekregen. En daar mogen we onze ogen niet voor sluiten. Er is een dame die telefoon heeft gekregen vanuit de Oekraïense gemeenschap dat de dame en het meisje die waren toegewezen aan de persoon, niet voldeden aan zijn wensen en dat hij iemand anders wilde. Het is dat dat we moeten doen, daarom ook dat de lokale besturen die adressen nodig hebben, om die te screenen. Ze moeten die screenen, om zoveel mogelijk zulke wanpraktijken te voorkomen. In de mate dat we dat goed doen, beschermen we ook de mensen die het goed menen. Als dan iemand aan u wordt toegewezen, weet de samenleving ook: dat is een betrouwbare familie, dat is een familie die daar op een juiste manier mee omgaat.
We willen graag dat die mensen een hulplijn hebben, zoals we ook een hulplijn ter beschikking stellen van die particuliere gezinnen die iemand in huis hebben. Want ik kan me ook situaties inbeelden waarbij je iemand in huis neemt met wie het op menselijk vlak gewoon niet klikt, dat het niet gaat, of dat je na twee weken erdoor zit en het niet kunt volhouden. Zelfs dat kan: dat het wel goed klikt, maar dat het te belastend is. En het is niet eenvoudig om dat toe te geven, want je hebt een engagement opgenomen. Hoe doe je dat? Ook die mensen hebben recht op een hulplijn. Daar wordt heel hard aan gewerkt. Die hulplijnen zullen binnen de kortste keren ‘up and running’ zijn.
Wat doen we met betrekking tot het voortraject inburgering? We hebben een sessie ‘Welkom in Vlaanderen’ gemaakt van negen uur, waarbij de mensen als rechthebbende worden beschouwd en dus de facto gratis die cursus kunnen volgen. Het gaat om negen uur basisopleiding ‘Welkom in Vlaanderen’. Daarnaast worden ze als rechthebbende ook toegeleid naar NT2, om hen die willen, ook zo snel mogelijk het Nederlands te leren. We moedigen dat ook aan, omdat ik denk dat het ook in hun eigen belang is. Nogmaals, je zit natuurlijk in een hybride situatie, waarbij mensen hier tijdelijk verblijven en vooral verlangen om terug te gaan. Maar dat proberen we op die manier te doen.
En ten slotte wordt er natuurlijk ook, samen met mevrouw Crevits, gewerkt aan een zo snel mogelijke toeleiding naar de arbeidsmarkt.
Ik denk dat ik daarmee het belangrijkste verteld heb vanuit mijn bevoegdheden. Concluderend denk ik dat we al heel wat werk verzet hebben en dat we op een goed spoor van samenwerking zitten, ook met de lokale besturen. Er zijn ongelooflijk veel vragen. De webinar werd gisteren bijgewoond door meer dan 1250 mensen. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Alle lokale besturen waren daarbij betrokken. Er zijn heel veel vragen gesteld en we hebben heel veel antwoorden kunnen geven. Uiteraard blijven er nog heel veel onzekerheden, maar lokale besturen zullen heel intensief gesteund worden.
Er zijn dus de sporen die ik vermeld heb. Daarnaast gaat collega Beke in het kader van het brede onthaal nogmaals rechtstreeks de OCMW’s steunen. Dat is nog een manier waarop we de lokale besturen steunen. Als er een nooddorp komt, is er het uitdrukkelijke engagement dat er een heel team komt vanuit Vlaanderen om dat werk te doen. Die gaan heel nauw ingebed worden binnen het lokale bestuur en de lokale administratie. Er zal met andere woorden een team worden gevormd. We zijn aan het kijken hoe dat team moet worden samengesteld. Het valt dus niet zomaar op de schouders van een lokaal bestuur, zonder ondersteuning. En ten slotte is er ook nog een ondersteuning vanuit het Agentschap Integratie en Inburgering, via de vrijwillige tolken, via alle mogelijke informatie, via de hulplijn, zodat lokale besturen niet aan hun lot worden overgelaten.
En het laatste dat collega Diependaele heeft voorzien, is dat als bijvoorbeeld een kloostergemeenschap zegt dat ze twintig kamers heeft en vraagt hoe ze dat moet aanpakken, een sociaal verhuurkantoor of een huisvestingsmaatschappij tijdelijk die woning in beheer kan nemen, waardoor ze tot 10.000 euro, op basis van facturen, kan investeren om die leefbaar te maken. Ook daar is er dus een goede, praktische oplossing gevonden om zoveel mogelijk capaciteit vrij te maken. Dat is het werk van collega Diependaele geweest.
Dank u wel, minister. Ik wil de vergadering er opmerkzaam op maken, gelet op de breedte van dit onderwerp, dat we hier binnen het tijdspad en de regelgeving van een vraag om uitleg zitten en dat dat natuurlijk beperkend is. Maar we voelen allemaal met onze ellebogen aan dat dit een werk van lange adem gaat zijn. Dit zal in verschillende commissies een hot item zijn en blijven. In ieder geval was het een vrij ruim antwoord over de verschillende thematieken, minister. Het is aan de vergadering om daar verder op in te gaan.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Voorzitter, het zal inderdaad onmogelijk zijn om in het bestek van deze vraag alle aspecten toe te lichten. Bovendien zijn er een aantal zaken die veeleer in andere commissies aan de orde zijn.
Dank u wel voor het antwoord, minister. Ik denk dat er al een serieus aantal stappen gezet is in de voorbije week, maar tegelijk staan we nog altijd helemaal aan het begin van een stevig traject. Ik hoor nu dat de voorspellingen luiden dat er 200.000 tot 250.000 mensen zijn die richting België zouden kunnen komen, in het meest extreme geval. Ik heb eens snel gerekend. Als het er 250.000 zijn en je gaat naar een verhouding van ongeveer 6 op 10, zou dat in Vlaanderen 150.000 mensen betekenen. Er is die noodopvang van 18.000 mensen eind maart en daarna nog een aantal nooddorpen. 20 maal 250, dat zijn er 5000 bij. Dat zegt iets over de verhouding en de uitdaging die nog voor ons ligt.
Het is geen enkel verwijt. Het is alleen de vaststelling dat als we de ambitie en de uitdaging hebben als Vlaanderen om die spontane solidariteit die nu ontstaat, te verankeren in structureel beleid en te zorgen dat er de komende maanden geen chaos optreedt ... Want wij kunnen zeggen dat die mensen daar dan twee of drie maanden blijven.
Als die mensen hier twee jaar blijven, dan wordt dat een uitdaging. Ik heb gisteren ook al gehoord dat minister Diependaele aangeeft dat de druk op de reguliere woningmarkt ook een uitdaging is. Dat is niets nieuws, we kennen de situatie daar allemaal. Dat zou betekenen dat het pad dat we nu zijn ingeslagen om structureel antwoorden te geven nog verder zal moeten worden uitgediept.
Op dit moment, en dan kijk ik ook naar de lokale besturen, is de grote uitdaging het zoeken van locaties en het vinden van nooddorpen. Daarbij wil ik u vragen om voldoende aandacht te hebben voor alles wat daar inzake integratie bijkomt. Een nooddorp is geen neutrale keuze. In theorie kan men dat om het even waar plaatsen maar die mensen moeten naar school en zullen bepaalde voorzieningen in de gemeente nodig hebben. Minister, het is dan ook een uitdaging om samen met collega Diependaele na te gaan wat de geschikte locaties daarvoor zijn. Zij moeten dicht genoeg liggen bij een aantal cruciale voorzieningen. Dit is voor alle duidelijkheid geen pleidooi om alles in de steden te doen maar wel dicht bij kernen, dicht bij bestaande voorzieningen en niet ergens in een geïsoleerd gat, ver van de dorpskern. Ik vraag u om nu al proactief na te denken over alle uitdagingen die er de volgende maanden nog zullen bij komen en er op die manier voor te zorgen dat we over drie maanden niet moeten vaststellen dat we eigenlijk de verkeerde keuzes hebben gemaakt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Het was inderdaad een zeer interessante vraag. Dit onderwerp zal de volgende maanden nog vaak aan bod komen.
Ik wil beginnen met de Vlaamse Regering te bedanken om zo snel uit de startblokken te schieten en samen te zitten om naar oplossingen op ieders domein te zoeken. We staan inderdaad voor een enorme uitdaging want er is een acute, gigantische nood aan opvangplaatsen. Tijdens de vorige crisis werkte ik op het kabinet van Theo Francken en ik weet wat het is om dag en nacht te moeten werken om in die plaatsen te voorzien.
Onze fractie geeft prioriteit aan de grote collectieve opvangcentra. Minister, ik denk dat we inderdaad alle handen in elkaar moeten slaan en ook naar het federale niveau moeten kijken: de NMBS die misschien nog panden heeft, kazernes die nog kunnen worden gebruikt enzovoort. Ik denk dat er vanuit de Vlaamse Regering en vanuit alle regeringen en de lokale besturen een enorm plichtsbesef is. De lokale besturen zullen opnieuw alles uit de kast halen om dit te doen slagen, samen met de Vlaamse Regering en met ons als volksvertegenwoordigers. Maar er zijn natuurlijk nog altijd heel veel vragen, er is veel onduidelijkheid en bezorgdheid bij die lokale besturen over verschillende thema’s. Het is zeer belangrijk om die bezorgdheden zoveel mogelijk op te vangen om het draagvlak dat nu heel groot is bij de bevolking, te behouden.
Het is heel belangrijk voor een overheid om de bevolking maar ook de lokale besturen op bepaalde punten mee te hebben. Ik denk dan onder meer aan de discussie die nu woedt. Ze krijgen inderdaad onmiddellijk een statuut. Verder is het er het leefloon, een bepaling van het equivalent leefloon. De discussie is momenteel volop bezig. In het federaal parlement pleiten wij voor een afzonderlijk statuut waarbij we eigenlijk in bed-bad-brood voorzien en dan in een aparte invulling van dat leefloon. Minister, ik zie nu ook dat Tim Vandenput van Open Vld met eenzelfde voorstel komt. Ik wil de collega’s hier oproepen om die voorstellen te ondersteunen, het maakt niet uit van welke partij. Ik denk dat dit belangrijk is om het draagvlak te behouden.
Wat veiligheid betreft, zou u een meldpunt ingesteld hebben. Minister, ik denk dat die screening zeer belangrijk is. Ondersteun die lokale besturen om wel te voorzien in een screening. Het federale niveau – de federale politie, de Dienst Vreemdelingenzaken – is verantwoordelijk om de mensen die hier aankomen, die Oekraïners, te screenen, alsook de opvanggezinnen. Daar waren een aantal juridische problemen opgedoken maar daar moet zeker een oplossing voor worden gevonden zodat mensen hier veilig terechtkunnen.
Tot slot zal die inburgering zeer belangrijk zijn, en dat is werkelijk uw bevoegdheid. U zegt dat u zult komen met een basisopleiding ‘welkom in Vlaanderen’ zoals eigenlijk ook Fedasil doet met asielzoekers. Dat zal een gratis traject zijn, maar vanaf 1 september starten we met de betalende trajecten voor een volwaardige inburgering.
U zei ook in de plenaire vergadering dat u met een soort van light-inburgeringstraject zult komen. Waarschijnlijk zal daar dan ook een soort van minimale retributie voor worden voorzien zodat dit ook voor een draagvlak zorgt en die mensen daar een minimale betaling tegenover plaatsen.
Mijn excuses, voorzitter dat dit even langer duurde, maar ik denk dat dit belangrijk is. En aangezien dit vandaag aan bod komt, komt het morgen niet meer in de plenaire vergadering.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Mijnheer Somers, u hebt een aantal cijfers genoemd maar het is me toch nog altijd niet helemaal duidelijk. U zegt dat tussen 4 en 14 maart 7626 Oekraïners geregistreerd zijn op het federale niveau. Daarnaast hebt u het over 880 Oekraïners die al zijn opgevangen. Bedoelt u dan particulier of in het geheel? In het geheel? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Dan vraag ik me af wat er met die anderen gebeurt. Die hebben hun eigen opvang voorzien? Dat is dan duidelijk.
Er zouden zesduizend plaatsen gecreëerd worden tegen 18 maart. Hoeveel zijn er nu al gecreëerd? Is dat haalbaar? Want het is nu al 15 maart, dat is dus nog drie dagen. Zitten we daar op schema?
De heer Vaneeckhout heeft er al op gewezen dat die woondorpen wellicht ruim onvoldoende zullen blijken. De vraag is hoe u dit dan in de toekomst ziet wanneer de meest pessimistische scenario’s werkelijkheid zouden worden. U spreekt over een twintigtal woondorpen in een eerste fase maar er zouden er wellicht meer moeten komen. Wat is de stand van zaken van die woondorpen, minister Somers? Zijn er al locaties bekend? En zoals ook de heer Vaneeckhout aankaartte, in welke mate houdt u daarbij rekening met de spreiding in Vlaanderen, met de nabijheid van grote steden zoals Antwerpen, Gent en Leuven, de steden die u ook noemde en waar nu al een vrij grote Oekraïense gemeenschap bestaat?
Wat het financiële aspect betreft, is er sprake van 400 euro naast de 1000 euro die de lokale besturen krijgen per opvangplaats voor minstens drie maanden. Die 400 euro is dus voor de begeleiding van Oekraïners die bij particulieren hun intrek nemen. Is dat ook gebonden aan een zekere periode? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Ook drie maanden dus.
Tot slot wil ik nog toevoegen dat wij ons hele grote zorgen maken over zowel de financiële draagkracht als de sociale draagkracht in Vlaanderen. De wachtlijsten in onze sociale woningbouw zijn natuurlijk gekend en zijn helaas nog altijd ellenlang. Die Oekraïners kunnen nu onmiddellijk aanspraak maken op een sociale woning maar vraag is waar die uiteindelijk belanden. Ik zou aannemen dat zij mee op de wachtlijst belanden, en ook achteraan aansluiten op die wachtlijst. Ik zeg dat uiteraard niet omdat ik hen geen opvang gun maar omdat het niet billijk zou zijn dat Vlamingen die daar al maanden of jaren op staan, nu worden voorbijgestoken. In dat opzicht zou ik er toch voor willen pleiten dat wij in Vlaanderen blijven ijveren voor een systeem van bed-bad-brood, dus een collectieve opvang waarbij, net als in de reguliere asielopvang, er een collectieve voorziening is van bed-bad-brood. Ik vrees dat anders onze sociale zekerheid en onze sociale voorzieningen in Vlaanderen nog meer zullen worden belast dan nu helaas al het geval is.
De heer Warnez heeft het woord.
Dat er heel wat uitdagingen op ons afkomen, is een open deur intrappen. Dat dit op de openbare besturen afkomt, is ook een open deur intrappen. Wie met lokale bestuurders heeft gesproken, zal hier en daar al eens een zucht hebben gehoord want er is opnieuw een crisis. Maar toch hebben ze allemaal unisono de handschoen opgenomen. Ik vind dat een belangrijk en sjiek signaal van de lokale besturen. Het is goed dat de Vlaamse Regering in het plan dat ze nu vooropstelt daar ook rekening mee houdt en er erkenning voor heeft.
Er zijn hier al wat praktische zaken benoemd, waaronder die opvang die heel belangrijk is. Maar ik wil er toch nog even iets anders uitlichten: de druk op en het werk voor onze maatschappelijke assistenten en sociaal werkers. Iedereen gaat weer naar hen kijken voor begeleiding en voor het uitwerken van praktische zaken. Maar heel wat Vlamingen hebben vandaag problemen. Zo heeft mijn eigen lokaal bestuur vandaag de handen vol door de energiecrisis. Ze kunnen dat er niet gewoon bij nemen.
Het is uiteraard goed dat we de lokale besturen financieel ondersteunen. Ik verwijs naar die 1000 euro enzovoort. Maar de nood aan man- en vrouwkracht zal immens zijn. Ik zie ook niet meteen in hoe we dat kunnen oplossen. Er is verwezen naar het geïntegreerd breed onthaal. Maar de mensen om dat allemaal te bemannen of te bevrouwen, zullen er niet zomaar zijn. Minister, hebt u hier al over gesproken met de lokale besturen of hun vertegenwoordigers, om hier voor oplossingen te zorgen?
Minister, u weet dat ik zelf heel hard geloof in de kracht van vrijwilligers. We hebben zelf met de familie een gezin opgevangen. De sociale dienst is daar zelfs nog niet langsgegaan, omdat ze daar nog niet toe zijn gekomen. Maar ik heb wel gezien dat de buren gaan helpen, dat iemand van een paar straten verderop met die mensen gaat wandelen om hen de weg te wijzen naar de supermarkt en het park. Het is voor zulke praktische en simpele dingen dat we die vrijwilligers nodig zullen hebben. Hoe zullen we hen mee ondersteunen en activeren?
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw omstandig antwoord. Het is duidelijk dat de Vlaamse Regering heel snel heeft geschakeld en dat juichen we alleen maar toe. In eerste instantie telt nu slechts één ding: ervoor zorgen dat die vele mensen een degelijk dak boven hun hoofd krijgen en hen de tijd geven om op hun positieven te komen. We mogen de traumatische ervaring die deze mensen hebben geleden niet onderschatten.
Maar we moeten vooruitkijken. We hopen allemaal dat die mensen snel weer naar huis kunnen gaan. Realistisch gesproken moeten we er echter toch rekening mee houden dat die mensen een lange tijd bij ons zouden kunnen blijven. Daarom zullen we verder moeten kijken dan een degelijk dak en ons moeten afvragen of we die mensen op een of andere manier kunnen begeleiden om in onze samenleving te functioneren.
En dan kom ik tot mijn vragen, die eerder gericht zijn op inburgering. Het is goed dat u daar een soort van traject sui generis hebt uitgetekend: een traject van negen uur. Maar ik heb een praktische vraag. Als je die mensen opvangt in vele individuele woningen, die verspreid liggen, en je daarnaast een deel van de mensen gaat opvangen in woondorpen, hoe zul je die mensen dan kunnen bereiken? Want het lijkt mij toch wel belangrijk dat je hen goed opvolgt, dat je hen bereikt. Waar zullen die lessen plaatsvinden? Het is cruciaal dat we hen leren hoe onze samenleving werkt. Ook – en dat is een bijkomende vraag – lijkt het mij belangrijk dat ze voldoende noties van Nederlands leren. Ik weet niet of dat in die negen uur vervat zit of dat ze nadien naar de gewone NT2-cursussen worden doorgestuurd. Maar het lijkt mij toch belangrijk dat we hen snel noties Nederlands aanleren. Want we zijn het er toch allemaal over eens dat je zonder onze taal niet kunt functioneren in onze samenleving.
Dat vind ik cruciaal. Ik laat even in het midden of dat dan al dan niet betalend moet zijn. Het is van twee dingen één. Ofwel geven we die mensen een leefloon of een leefloonequivalent. We moeten er eens goed over nadenken of dat nog de juiste weg is. Je zou kunnen zeggen dat ze daar dan voor moeten betalen. Ik heb begrepen dat men dan eventueel ook voor de opvang een bijdrage zal vragen. Ofwel geef je dat niet, maar dan kun je ze moeilijk laten betalen voor die ondersteuning. Daarin moeten we dan wel een duidelijke keuze maken.
Maar goed, stel dat we naar die integratie gaan, dan is de volgende stap – en dan loop ik nog verder door, het is niet zo dat we die mensen daar nu al meteen mee moeten lastigvallen – de koppeling naar VDAB. U hebt er heel kort melding van gemaakt. Mochten die mensen hier maanden en misschien zelfs jaren moeten verblijven, dan is het belangrijk dat we hen goed begeleiden om, als alle andere zorgen goed zijn afgedekt – ik denk onder andere aan kinderopvang, onderwijs enzovoort – te bekijken of ze ook aan een job kunnen geraken. Ik heb daarover dan ook een bijkomende vraag: hebt u al meer zicht op de samenwerking tussen het Agentschap Integratie en Inburgering en VDAB richting deze Oekraïense vluchtelingen?
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de vraagsteller voor het indienen van zijn vraag en de minister voor zijn uitgebreid antwoord.
Collega's, we moeten in de eerste plaats stilstaan bij het menselijke drama dat deze verschrikkelijke oorlog teweegbrengt in Oekraïne en de vluchtelingenstroom die dit met zich meebrengt. De crisissituatie stelt zich op alle politieke niveaus, niet enkel in ons land, maar in heel Europa. Daardoor staan onze lokale besturen voor heel grote uitdagingen. Daarom is het belangrijk dat er opnieuw een gestructureerde aanpak komt. We kunnen op dat vlak heel veel lessen leren uit de coronacrisis, waar de aanpak toch enigszins moeizaam op gang is gekomen. Dat is in de commissie ook voorwerp geweest van vele vragen om uitleg aan u, minister.
Zoals u hebt gezegd, hebt u gisteren een webinar gehouden. U zegt dat u daar heel veel vragen hebt gekregen en ook heel wat antwoorden hebt kunnen geven. Maar ik stel wel vast dat er in de chat toch heel wat onbeantwoorde opmerkingen en onbeantwoorde vragen zijn. Een van de bekommernissen die duidelijk naar voren kwam, was de draagkracht van de lokale besturen, en meer specifiek van de OCMW's en de maatschappelijk werkers. Dat is een heel belangrijke problematiek waarin u de handschoen zult moeten opnemen. Want centen ter beschikking stellen is één zaak, maar er moet echt aandacht worden besteed aan die menselijke aanpak, dat menselijke kapitaal, zodat we die vluchtelingen zo snel mogelijk kunnen laten integreren in onze Vlaamse en Belgische samenleving.
Uit het webinar en uit de chat bleek verder dat er heel veel behoefte is aan een gecoördineerd crisismanagement tussen alle niveaus, maar ook met de lokale besturen, en ook aan een goede afstemming tussen de Vlaamse ministers. Er is ook nood aan een daadkrachtige crisisaanpak, maar ook aan crisiscommunicatie. Ik herinner mij dat het daar van in het begin van de coronacrisis vaak is fout gelopen, namelijk wat de communicatie naar de lokale besturen betreft. Het is dan ook goed dat daar lessen uit worden getrokken en dat dat nu gecoördineerd gebeurt. Minister, ik wil u vragen om dat goed te monitoren.
Vandaag las ik in De Standaard een opiniestuk van gewezen Vlaamse bouwmeesters rond de nooddorpen. Zij stellen de specifieke vraag om daarvoor leegstaande kantoorgebouwen te gebruiken, omdat dat toch een aantal voordelen biedt, zoals een lage ecologische voetafdruk, maar ook een snellere integratie van de vluchtelingen in onze samenleving, in onze lokale gemeenschappen. Hoe staat u daartegenover? Bent u bereid om die pistes te bewandelen?
Voorzitter, ten slotte heb ik iets voor in de regeling van de werkzaamheden. Ik stel voor om ook rond deze problematiek wekelijks met de minister van gedachten te wisselen, om te vermijden dat er steeds verschillende vragen moeten worden ingediend. We hebben dat gedaan in de commissie Wonen en in de commissie Onderwijs en ik zal het hier nu of straks ook op tafel leggen.
De heer Janssens heeft het woord.
Voorzitter, ik houd het heel kort, omdat mijn opmerking aansluit bij de vragen en bedenkingen van collega Van Rooy. Ik heb een heel specifieke vraag over de opvang die door particulieren gebeurt. Ik heb er vorige week in de plenaire vergadering naar verwezen. Het is bijzonder nobel dat mensen uit empathie hun huis openstellen voor vluchtelingen, maar toch is dat zeker niet evident, om redenen die u al hebt vernoemd, namelijk – en gelukkig is dat de uitzondering op de regel – mensen die het niet doen uit altruïsme, maar ook om andere redenen. Het gaat om oorlogsvluchtelingen, niet zelden getraumatiseerd, die dan terechtkomen bij mensen die, behalve hun goed hart, geen enkele expertise hebben inzake het omgaan met mensen die trauma's te verwerken hebben.
Om psychosociale redenen is het geenszins een goede zaak dat die mensen gedurende lange tijd bij particuliere gezinnen zouden verblijven. Die mensen zouden eigenlijk allemaal in een collectieve opvang moeten kunnen verblijven, maar we weten allemaal waarom dat niet kan, namelijk omdat de door de overheid georganiseerde opvangcentra van staatssecretaris Mahdi vol zitten met mensen uit andere landen die daar vaak niet eens thuishoren. Maar desalniettemin gebeurt er nu opvang door mensen in een particuliere context. Ik hoop dat men dat in een zo kort mogelijk tijdsbestek laat gebeuren.
Ik zou willen weten hoe u daarover denkt. Kunnen mensen dat het best maar zo kort mogelijk doen, of gaat u samen met de lokale besturen kijken of u die taak, die initiatieven die door particulieren genomen zijn, gaat overnemen? Zal de overheid daar zo snel mogelijk voor in de plaats treden? Want laten we wel wezen, dit is geen taak voor burgers. Dit is in mijn ogen een exclusieve taak van de overheid. Ik hoop dus dat men zo snel mogelijk kan overstappen van die particuliere naar door de overheid georganiseerde collectieve opvang.
Minister Somers heeft het woord.
Eerst en vooral: lokale besturen zijn enorm geëngageerd om dit probleem aan te pakken. Ongetwijfeld zal hier en daar wel iemand gezucht hebben. Maar ze doen dat niet omdat ze dat moeten doen, ze doen dat omdat ze de overtuiging hebben dat het een goede zaak is om dat te doen. Ze voelen zich daartoe moreel geëngageerd. Als wij één ding kunnen doen in de strijd die het Oekraïense volk aan het doen is tegen de tiran Poetin, dan is het ervoor zorgen dat de vrouwen en kinderen en de senioren die naar hier gevlucht zijn, hier een warm en goed onthaal krijgen. Dat zal de mensen die ginder moeten vechten, moreel steunen.
Ik heb gelukkig nooit aan een frontlijn moeten staan, ik kan het me moeilijk inbeelden, maar ik kan het wel vanuit een menselijk perspectief begrijpen dat het, als je je leven op het spel zet om te vechten tegen die Russische geweldenaar, comfort geeft dat je weet dat je vrouw en kinderen een veilige thuishaven hebben. Wij zijn het thuisfront van de soldaten die ginder aan het vechten zijn. Dat is de intrinsieke motivatie van heel veel mensen om zich nu te engageren. Dat engagement is ongelooflijk veel waard. Dat is waarom we het doen. We doen dat omdat we mensen in nood willen helpen, dat is een eerste reden. We doen dat uit medemenselijkheid voor mensen die op de vlucht slaan, dat begrijpen we allemaal. We doen dat omdat we uit onze eigen geschiedenis weten wat oorlog betekent.
Maar we doen dat in dezen ook nog extra omdat daar een strijd gevoerd wordt die ook onze strijd is. Die soldaten, die mensen, mensen die er niet voor gekozen hebben, die er misschien nog nooit aan gedacht hadden om in het leger te moeten vechten, steunen we het beste door te zorgen dat hun familie hier op een goede manier wordt opgevangen zolang die oorlog duurt. En hopelijk is die zo snel mogelijk voorbij.
Ten tweede, wat het aantal betreft, dat is in alle eerlijkheid voor ons allemaal een groot vraagteken. Ik ben niet Madame Blanche, ik ben zelfs niet mijnheer Blanche, ik heb geen kristallen bol, ik weet dat niet en niemand weet dat. De meest pessimistische scenario’s tot nu toe, op 8 miljoen vluchtelingen, spreken over 200.000 in België, waarvan 120.000 in Vlaanderen. Sommigen zijn nog pessimistischer. Je kunt natuurlijk denken dat alle Oekraïners gaan vluchten, je kunt ook nog denken dat de Polen op de vlucht slaan, je kunt natuurlijk doemscenario’s bedenken. Maar een zeer pessimistisch scenario is 120.000 vluchtelingen. Je moet daar wel rekening mee houden in je achterhoofd. 120.000 mensen, laat ons ervan uitgaan dat dat zo’n 40.000 gezinnen zijn. We zien dat het vaak moeders zijn met kinderen. Tot nu toe is het ‘fifty-fifty’, volwassenen en kinderen. Dat zijn dus 40.000, 50.000 of 60.000 gezinnen in het slechtste scenario.
Hoe kunnen we dat opvangen? In alle eerlijkheid, als je mij nu vraagt of ik weet hoe ik dat ga doen, dan denk ik dat dat voor iedereen pompen of verzuipen is. Iedereen moet helpen. Dus we kunnen op dit moment nog niet zeggen dat we sporen gaan uitsluiten. Op dit moment kunnen wij dat niet. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat collectieve opvang het beste is. Dat is logisch. Collectieve opvang is het beste. Maar op dit moment gaan we ook die particuliere opvang, ook al is die tijdelijk en gaat die minder duurzaam zijn, goed moeten controleren en goed moeten omkaderen. We gaan daar werk van moeten maken. Want niet elke collectieve opvang zal optimaal zijn, dat moeten we elkaar ook niet wijsmaken.
We gaan niet iedereen al is het maar een klein kamertje kunnen geven. In Nederland denkt men nu al aan het inrichten van sporthallen waar bed na bed na bed staat. Stel dat je daar maanden moet leven, dat is ook onmenselijk. Ook psychologisch is dat onmenselijk. Ik ben vanmorgen naar zo’n woonunit gaan kijken. In alle eerlijkheid, ik wil daar niet wonen. En mensen die daar weken, maanden moeten zitten, dat is niet gemakkelijk, echt niet gemakkelijk. Dat is een uitgangspunt dat we goed voor ogen moeten houden. Ik heb de oefening eens gemaakt. Je denkt altijd aan je eigen stad of gemeente waar je leeft. Als er 120.000 Oekraïners naar Vlaanderen komen en we verdelen die proportioneel, dan gaat het over 18 mensen per 1000. In mijn stad is dat 1600 man. Tot nu toe hebben wij in Mechelen ongeveer 700 plaatsen bij particulieren, die we allemaal aan het screenen zijn. En er zullen er daar nog afvallen.
We hebben daarnaast al zo’n 350 plaatsen in semicollectieve opvang gevonden. We hebben daar hard naar gezocht. Dat is samen toch al bijna 950. Als er dan een nooddorp zou komen in Mechelen van 250 wooneenheden – dat is 750 tot 1000 mensen in het beste geval, maar laat ons uitgaan van 750, 3 per wooneenheid –, dan zitten we boven ons doel. Ik probeer dat voor mezelf te vertalen. Een Afrikaans spreekwoord zegt: als je een olifant wilt opeten, moet je hem in stukjes kappen en stukje per stukje opeten. Dus het probleem: 120.000 is onmogelijk, maar ‘break it down’, verdeel het over gemeenten, dan zie je de aantallen per gemeente. Bekijk dan de mogelijkheden die je hebt en dan kom je stilaan bij wat je kunt. Ik zie dat de voorzitter ook al aan het tellen is. In Dessel: is dat 18 maal zoveel inwoners. Het is een goede oefening. Het is een oefening die we eigenlijk moeten doen. (Opmerkingen van de voorzitter)
Dat is een oefening die we moeten doen om ons in te beelden wat dat is. Voor Antwerpen is dat dan maal 6 tegenover mijn cijfer, dat zijn 9000 à 10.000 mensen. Dat is dus de oefening waar we voor staan. Antwerpen is een twaalfde van Vlaanderen, dus 10.000. Voor een stad als Turnhout is dat tegen de 1000, om maar een idee te geven. Dat is het worstcasescenario. Die mensen zijn hier nog niet, maar die zouden dus kunnen komen en daar zijn er al wat van onderweg. Dat is dus een eerste zaak.
Hoe gaan we dat doen? Dat is alle hens aan dek. Wij hebben geen 120.000 wooneenheden die klaarstaan. Wat het bouwen van woondorpen of nooddorpen betreft: we willen er in een eerste fase 20 inplanten. We gaan dat met de gouverneurs doen. Er was een vraag naar hoe we dat gaan aanpakken. We hebben aan de gouverneurs gevraagd om samen met de burgemeesters te kijken waar dat het beste gebeurt. Ik geloof nog altijd dat we daar het best een lokaal bestuur mee bij betrekken. Vanzelfsprekend gaan die gouverneurs en die burgemeesters rekening houden met die nabijheid. Dat is ook logisch. Maar misschien zal er hier en daar wel een nooddorp gebouwd moeten worden dat niet zo dichtbij is. Sorry, nood breekt wet. Ik heb natuurlijk het liefst dat ze in optimale omstandigheden ergens ingeplant worden. Maar dat gaat niet overal het geval zijn. We hebben nog andere creatieve pistes in ons achterhoofd over hoe we dat gaan realiseren, waarbij we niet met woonunits werken. We moeten daarover blijven nadenken. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, zoveel containers zijn er al niet. Dat is al een eerste punt. Hoe kunnen we dat bouwen? We zijn al alternatieven aan het bedenken. We hebben nog wel wat pistes. Geloof me vrij – u moet dat niet geloven – dat ik daarin heel creatief ben om snel veel dingen te verzinnen en te bedenken. Ik zal u een voorbeeld geven. Je zou ook kunnen denken aan mensen die tuinhuizen fabriceren. Je hebt grote tuinhuizen. Waarom niet? Dat komt dicht bij een wooncontainer. Je hebt mobilhomes. Ik heb het geluk gehad om eens door de Verenigde Staten te reizen. Daar zijn heel veel ‘trailerparks’. Je wilt daar niet wonen. Maar als dat tijdelijk is en je kunt dat doen, zullen het zulke oplossingen zijn die we gaan moeten bedenken en verzinnen. Het zal niet allemaal feestelijk zijn, het zal niet allemaal optimaal zijn, maar we krijgen misschien 120.000 mensen. We willen natuurlijk de meest menselijke plekken zoeken, de meest menswaardige, maar we moeten op zoek gaan hoe we dat doen. Dat is de enige manier. We staan open voor alles en voor iedereen die met oplossingen aankomt. Gouverneurs zoeken dus met de burgemeesters zo snel mogelijk een plaats.
Mevrouw De Vreese, ik denk dat ik dus ook een antwoord gegeven heb op uw eerste vraag. We doen dat het liefst collectief, ja, maar ik vrees een en-en-enverhaal. Wat de vraag van collega Janssens betreft, die daarbij aansluit: wat ik vooral belangrijk vind, is het volgende. We hebben donderdag geregeld dat die lijsten eindelijk bij ons waren. Burgemeesters kunnen die lijsten nu administratief screenen en kunnen ook politioneel kijken. Als er zich een probleem stelt, kunnen ze bij het minste vermoeden ook gaan kijken naar de database. Mensen weten lokaal wel over wie het gaat. In grotere steden ga je waarschijnlijk wat meer naar die database moeten grijpen en ze wat meer screenen. Maar bij het minste vermoeden dat er een probleem is, mag ik als burgemeester aan mijn politiediensten vragen om dat te controleren, bij het minste vermoeden van gevaar.
Ik ga nog iets meer zeggen: als de politie ter plaatse komt controleren, mag die politieagent omwille van zijn veiligheid screenen waar hij terechtkomt. Dus als je een plaatsbezoek organiseert, is dat de kunstgreep van de General Data Protection Regulation (GDPR). Ik ben nu zelf lang genoeg burgemeester en ik was erom gekend om creatieve oplossingen te vinden. Ik stel er nu een voor aan alle burgemeesters. Stel dat je politiedienst ter plaatse moet gaan controleren, een huis betreden of woonstcontrole doen. Dan mag je in de bestanden gaan kijken om te zien waar en bij wie je binnenstapt. De politie heeft daartoe perfect de mogelijkheid. Er zijn dus oplossingen vandaag. Onze lokale besturen zijn daarmee aan de slag en we informeren hen zo goed mogelijk. Dat moeten we immers doen.
Oekraïners worden gescreend bij het binnenkomen, maar we hebben daar natuurlijk ook de particuliere screening. Mijnheer Janssens, u had het over mensen die iemand in huis nemen. Als we dat goed doen, dan weet ook heel de goegemeente dat het een betrouwbaar gezin is. Bij ons bestaat er soms een beetje een klimaat van: ‘wie zijn dat allemaal?’ Ik vermoed dat er bij die 18.000 adressen mensen zijn met bedoelingen die niet nobel zijn. Ze zeggen dat zelf, en ik zeg dat ook. Als we dat goed screenen, is dat ook een waarmerk voor zij die wel thuis gezinnen hebben opgevangen. De overheid heeft vertrouwen in die mensen. Dat is ook belangrijk. Het werkt ook omgekeerd positief naar zij die willen opvangen.
Hoelang zullen die mensen dat doen? Dat is ook een grote uitdaging. Ik denk niet eindeloos. Nogmaals, tussen die 18.000 adressen zullen er enkele duizenden zijn van mensen die dat op heel lange termijn zullen kunnen doen. Omdat het hun buitenverblijf is, hun tweede verblijf is, ze ergens nog een leegstaand appartementje hebben of ze een dusdanig groot huis hebben en ze dat kunnen afscheiden. Niet iedereen heeft een dusdanig groot huis, maar sommige mensen hebben dat wel in onze samenleving. Die willen dat soms ook doen en kunnen dat dan.
Dan is er de vraag naar de discussie en het standpunt dat wij innemen. Ik ga niet in de federale discussie treden. Ik heb er persoonlijk een beetje een hekel aan dat we in ons Vlaams Parlement praten over het federale, daar zitten onze partijen ook vertegenwoordigd. Zeker als minister vind ik dat we moeten kijken naar wat we zelf kunnen doen. Ik heb die houding altijd aangenomen. Ik heb als burgemeester nooit de calimero uitgehangen, dat heb ik nooit gedaan. Ik heb nooit mijn paraplu opengetrokken, ik heb altijd zelf oplossingen gezocht.
Ik ben Vlaams minister, ik vind dat we binnen onze bevoegdheden onze oplossingen moeten zoeken. De oplossing die wij tot nu toe hebben gevonden past binnen het verhaal waarbij mensen onmiddellijk alle rechten krijgen, en onmiddellijk het statuut van politiek vluchteling krijgen, weliswaar tijdelijk. Dat betekent dat ze kunnen gaan en staan waar ze willen. Het betekent ook dat ze eigenlijk verplicht zijn om zelf in hun onderhoud te voorzien. Het betekent dat VDAB een rol heeft tot activering. Het betekent ook dat ze aanspraak kunnen maken op een leefloon als ze geen andere middelen van bestaan hebben, wat in het begin vaak het geval zal zijn voor die mensen, maar waarbij OCMW ook de opdracht heeft om die mensen zo snel mogelijk zelfredzaam te maken.
De lijn die wij vanuit de Vlaamse Regering hebben gevolgd, de consequentie van het huidige statuut zoals dat nu bepaald is, is consequent: voor alles waar de overheid voor zorgt, moet ook een vergoeding worden betaald. Dat betekent ook dat als je een woonunit krijgt, je zeker een vergoeding zal moeten betalen. Het is evident dat het geen equivalent zal zijn van de huishuur van een mooi appartement, maar je zult wel iets moeten betalen. Dat zal de lijn zijn die we moeten volgen, omdat we binnen een jaar moeten kunnen terugkijken en moeten kunnen zeggen dat we die mensen fair hebben behandeld. Maar op de vraag of we ook de Vlamingen fair hebben behandeld, moet ook wel een ‘ja-antwoord’ volgen. Dus wat de vraag naar de wachtlijsten betreft: die mensen zullen geen voorrang krijgen op de wachtlijsten. We gaan alle regels toepassen, er worden geen voorkeursbehandelingen georganiseerd.
Dat betekent ook dat we nauwgezet gaan toezien op de sociale huisvestingsmaatschappijen. Ik neem het voorbeeld van mijn eigen stad, we hebben daar een 26 woningen kunnen vrijmaken voor mensen. Die woningen waren leeg, ze moesten worden gerenoveerd. Die renovatie begint in oktober en we gaan die niet uitstellen. We gaan mensen wel van nu tot oktober de kans geven om in die woningen te verblijven, die niet meer beantwoordden aan de woonnormen van vandaag van Vlaanderen. Dat was ook de reden waarom ze moeten worden gerenoveerd. Dat is een concreet voorbeeld van hoe je zulke dingen kunt doen. Collega Diependaele heeft de woonnormen ook versoepeld om een aantal dingen mogelijk te maken. We moeten daar dus over waken. We moeten dat niet obsessief doen, maar wel op een correcte manier.
Ik wilde nog een ding zeggen over onze Oekraïense vrienden die hier binnenkomen. Je mag nooit vergeten – en men vergeet dat soms – dat een kandidaat-politiek vluchteling mag gaan en staan waar hij wil. Hij moet niet in een opvangcentrum blijven, hij mag iets huren of kopen en moet zelfs niet in het land zijn om iets te huren of te kopen. Een buitenlander mag hier ook een woning kopen of huren zonder dat hij hier is. Mensen kunnen dus gaan en staan waar ze willen, dus ook Oekraïense mensen die bijvoorbeeld zullen worden gehuisvest in een woonunit. Als zij werken, zullen ze waarschijnlijk zo snel mogelijk iets anders zoeken, wat logisch is en ook wel te begrijpen valt. Dat is dus wel de context waarin we functioneren.
We moeten ook opletten dat we niet zover gaan dat we systemen beginnen te creëren waardoor mensen die vandaag de dag naar hier komen uit Oekraïne minder rechten hebben dan anderen. Daar moeten we ook voor opletten, voor andere mensen die ook het statuut van politiek vluchteling hebben. We moeten daar goed over waken. Wat het statuut juist moet zijn, is het werk van de federale overheid, maar ons principe in Vlaanderen is alleszins dat als mensen vandaag die rechten krijgen, daar dezelfde verplichtingen tegenover staan. We behandelen iedereen gelijk.
Dan was er nog de vraag hoever we met die 6000 plaatsen staan. Dat vroeg meneer Van Rooy, dacht ik? Die 6000 plaatsen hebben we eigenlijk de facto vandaag. Zelfs als we in die 18.000 plaatsen echt nog gaan screenen en kuisen, hebben we vandaag 6000 plaatsen. De lokale overheden hebben daarbovenop al meer dan 2000 plaatsen gevonden, zij zijn volop bezig. Dus die 6000 plaatsen, dat zal geen probleem zijn. Ik denk zelfs, in alle eerlijkheid, dat die 18.000 plaatsen ook nog geen probleem zijn. Daar zullen we ook nog zonder veel problemen geraken, zonder nooddorpen. Als we 20 nooddorpen maken met 250 woningen, is dat voor 15.000 tot 20.000 Oekraïners. Dat is niet voor 5000, maar voor 15.000 tot 20.000 Oekraïners, we spreken per gezin. Dat helpt ons dus weer verder, maar daarmee zijn we nog niet thuis. Als er effectief 120.000 mensen zullen komen, zullen we nog veel meer nodig hebben, daar moeten we niet flauw over doen. Maar ik denk dus dat we op dit moment roeien met de riemen die we hebben en dat we proberen om ter zake zo snel mogelijk resultaat te boeken.
Wat het statuut van integratie en inburgering betreft doen wij dus twee dingen. We geven een ‘Welkom in Vlaanderen’-cursus, van negen uur. Daar zit geen Nederlands in, voor alle duidelijkheid. We gaan ook een Nederlands light-pakket maken voor die mensen, zodat ze ook Nederlandse les kunnen volgen. Snel de basiskennis van het Nederlands, dat kan niet in negen uur. Die negen uur is dus echt ‘Welkom in Vlaanderen’. Ze hebben het statuut van rechthebbende. Dat betekent de facto dat ze daar niet voor moeten betalen, zoals andere rechthebbenden niet moeten betalen. Wij geven dus ook daar geen voorkeursbehandeling.
Wat wel kan, maar nu zijn we heel ver in de tijd aan het kijken: als morgen mensen een definitief statuut politiek vluchteling vragen, dan vallen ze ook onder die regels. Dan moeten ze, in het Nederlands, het inburgeringsbeleid volledig volgen, met de vergoedingen die daar tegenover staan. Zijn ze ondertussen twee jaar in Vlaanderen, denken ze dat ze die maatschappelijke organisatie eigenlijk heel goed kennen en ze die lessen niet meer moeten volgen? Dan kunnen ze altijd proberen om een vrijstelling te bekomen, examen af te leggen en dan hebben ze dat. Kunnen ze ondertussen genoeg Nederlands? Dan moeten ze geen Nederlandse lessen meer volgen, maar moeten ze wel dat examen afleggen. Dat zijn de regels die we echt toepassen voor iedereen, altijd op een gelijke basis.
Ik dacht dat ik met lichaamstaal en door ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen tegen meneer Van Rooy, de meeste vragen had beantwoord. Wat de wachtlijsten betreft is er dus geen voorkeur, ook daar gelden de normale regels ter zake. Wat de woondorpen betreft zijn de gouverneurs nu volop aan het zoeken met de lokale besturen en ik denk dat ik liefst heb – ik hoop – dat er twintig plaatsen zullen worden aangeboden door burgemeesters die er zelf goed over nagedacht hebben. We zijn dan natuurlijk sneller van huis als het gespreid is, maar ik zou dat overlaten aan de wijsheid van onze gouverneurs en onze lokale besturen.
Dan kom ik bij collega Warnez. Er zijn twee zaken. u hebt gelijk om te wijzen op het probleem van het extra werk voor onze lokale besturen. Ik zal daar nu niet op ingaan, maar collega Beke heeft in heel het zorgaanbod ook extra initiatieven genomen, ook extra ondersteuning voorzien, of het nu gaat over de centra voor geestelijke gezondheidszorg, breed onthaal en dergelijke meer. Dat zijn heel veel zaken waar men lokale besturen al ondersteunt.
Een van de dingen die we ook zullen moeten bekijken in een overgangssituatie is dat bij de Oekraïense vluchtelingen ook een deel van de intelligentsia naar hier is gevlucht, ook mensen die daar een opleiding hadden. En zij kunnen daar zeker naar de Oekraïners toe een rol spelen, bijvoorbeeld bij een trauma. Als je trauma’s hebt –meneer Janssens heeft ernaar verwezen, het gaat om mensen die uit een traumatische oorlogssituatie komen – is het vaak heel moeilijk om die trauma’s in een andere taal te verwoorden. Ik denk dat we daar dus zullen moeten zoeken. Vinden we binnen die Oekraïense vluchtelingen geen mensen, psychologen, artsen, maatschappelijke werker, die die mensen kunnen bijstaan? In eerste instantie zal dat nog een stuk in eigen taal zijn. Normaal doet het Agentschap Integratie en Inburgering zulke zaken, maar natuurlijk is het aanbod Oekraïenstaligen ook in het agentschap heel beperkt. Daar zullen we dus naar creatieve noodoplossingen moeten gaan, om die mensen op die manier bij te staan en te helpen.
Ik heb ook samengezeten met de Vlaamse Interlevensbeschouwelijke Dialoog (VILD). Ook een spirituele ondersteuning is volgens mij belangrijk, niet alleen de klassieke psychologische traumaverwerking. Mensen die gelovig zijn hebben nu vooral ook nood aan spirituele en religieuze bijstand, denk ik. Ook daar zijn we aan het kijken hoe die mensen spiritueel kunnen worden ondersteund, samen met de orthodoxe kerk, de Grieks-katholieke kerk, want Oekraïne is natuurlijk ook een multireligieus land. Alle geloofsgemeenschappen zijn er aanwezig: er is de joodse gemeenschap, de islamitische gemeenschap is daar al sinds de 15e eeuw aanwezig, er zijn de Grieks-katholieken, en er is zelfs een kleine anglicaanse gemeenschap en dergelijke meer. We gaan kijken hoe die mensen ook spiritueel kunnen worden ondersteund. Natuurlijk zijn de grote bulk orthodoxen, meer dan 80 procent. 8 procent is katholiek en dan zijn er de kleinere gemeenschappen. Ook daar zijn we dus aan het kijken wat we kunnen doen. Ik zeg dat tegen de christendemocratische vrienden. We moeten laten zien dat we het spirituele en het levensbeschouwelijke nooit vergeten, meneer Warnez.
Wij hebben ook voorzien in een ondersteuning van de burgerinitiatieven. Dat is ook beslist door de regering dat ook burgerinitiatieven financiële, logistieke en organisatorische ondersteuning gaan krijgen daar waar ze een meerwaarde kunnen betekenen.
Collega Ongena, twee zaken zijn heel belangrijk. Ik denk dat ik al heel veel beantwoord heb, maar ik ga nog even in op twee specifieke vragen die u gesteld hebt. U vraagt hoe de we die mensen gaan vinden die verspreid zullen wonen. Wel, mensen die vandaag de dag een statuut krijgen van politiek vluchteling wonen ook verspreid. Die mensen worden niet meer opgevangen in een collectieve voorziening maar worden wel verplicht tot het volgen van een inburgeringstraject. Op juist dezelfde manier gaan we die mensen nu vinden, namelijk via het rijksregister. Mensen moeten zich inschrijven, ook als ze bij een gastgezin zijn. Dat is het gevolg van het statuut. Die mensen zullen allemaal aangesproken worden door het Agentschap Integratie en Inburgering met het aanbod dat ik net beschreven heb.
Uw tweede vraag ging over toeleiding naar werk. Dat is een rol voor het agentschap, en het is ook een rol voor VDAB. Er worden goede afspraken over gemaakt om beide heel goed op elkaar af te stemmen. Dat geldt niet alleen voor het agentschap maar ook voor het OCMW. Voor mensen die een beroep doen op een leefloon is het OCMW een belangrijke actor om mensen toe te leiden naar werk, maar dat gebeurt in overleg met VDAB. Minister Crevits is daar volop mee bezig en heeft al allerlei initiatieven genomen om dat tot een goed einde te brengen.
Collega De Loor, ik kan niet ontkennen dat er nog veel vragen zijn. Er zijn natuurlijk nog eindeloos veel vragen. Dat bleek ook gisteren op de webinar. Maar de reacties die we tot nu van de lokale besturen kregen is toch dat zij vinden dat wij heel kort op de bal aan het spelen zijn. We proberen snel op de vragen te antwoorden. Op dit moment zitten de gouverneurs opnieuw samen met de taskforce en mijn kabinet om te kijken wat er verder kan gebeuren en om verder naar antwoorden te zoeken. Dat zal de volgende weken niet anders zijn. Er was het idee van de Bouwmeester en van de groep mensen in de Vrije Tribune. Wel, ik sta open voor alle ideeën. Voor mij is elk idee goed als men tot een concreet voorstel komt.
Als een gouverneur samen met een burgemeester zegt dat ze een mogelijkheid hebben om een leegstaand kantoorgebouw tegen een betaalbare prijs op een efficiënte manier om te bouwen tot een van de woondorpen, dan zeg ik: ‘why not?’ Ik zeg daar op voorhand geen neen tegen. Ik denk dat we open moeten staan voor alle mogelijke formules. Ik heb zelf ooit gezegd dat we een overschot hebben aan kantoorgebouwen na corona, omdat we meer gaan thuiswerken. We moeten vanuit het stedenbeleid nadenken of die kantoren een functie kunnen vervullen, samen met collega Diependaele. We staan voor alles open om zulke woondorpen te realiseren. Dus we kunnen ons dit geval, met het perspectief om voor opvang te moeten zorgen voor 120.000 mensen, niet de luxe permitteren om iets op voorhand uit te sluiten. Maar laat ons eerst kijken wat een werkbaar of een haalbaar voorstel zou zijn en laten we dan over de concrete casus praten.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik wil afsluiten met datgene waarmee u het tweede antwoord bent gestart. En dat is eigenlijk de fundamentele reden waarom we dit doen. Ik denk dat het een uitdaging wordt de komende maanden om dat ook nooit te verliezen, die intentie waarmee we deze maatschappelijke opdracht hebben. Die zal voor heel Vlaanderen en voor alle lokale besturen, maar eigenlijk voor alle Vlamingen, groot zijn.
We doen dit omdat de strijd in Oekraïne ook onze strijd is. En omdat we vinden dat dit belangrijk is om dit te doen, niet alleen voor zij die aan het strijden zijn, maar ook voor onze eigen toekomst als Europa, als België, als Vlaanderen. We gaan dat ook doen, voorzitter, dat is alvast de mening van onze fractie, zo lang het duurt, zo lang het nodig is, en voor iedereen waarvoor het nodig is. Dat is ook de reden waarom ik het belangrijk vond om die vraag meteen al hier opnieuw te stellen.
In de voorbereidingen die getroffen worden is het toch belangrijk dat we uitgaan van ook mogelijk stevige scenario’s. Het gaat om 120.000 mensen in Vlaanderen. Ik ben blij dat u inderdaad zegt dat we op dit moment eigenlijk geen enkele piste kunnen uitsluiten. Al zijn er natuurlijk pistes die meer ideaal zijn dan andere. Ik ben ook blij dat u een aantal keer hebt terugverwezen naar het wettelijk kader en de statuten die er op vandaag zijn. Dat verdient ook geen improvisatie. Voor alle duidelijkheid: ik heb niet gezegd dat er aan bepaalde zijde geïmproviseerd wordt, maar als het gaat over bijvoorbeeld het bed-bad-broodverhaal, kan ik nog ergens in een of andere logica stappen, maar dat verandert fundamenteel het statuut en dat betekent ook dat het toeleiden naar werk enzoverder een heel ander discours en een heel andere uitdaging wordt.
Het betekent ook dat makkelijke uitspraken over het vermijden van concurrentie op de woningmarkt eigenlijk niet waar zijn. Vanaf het moment dat die mensen hier zijn als erkend politiek vluchteling, kunnen zij gaan en staan waar zij willen. En zijn ze in de financiële mogelijkheid om te huren op de private markt, dan zullen zij dat morgen ook doen. Dus laat ons ook de Vlaming niets wijsmaken op dat gebied. Er zal een uitdaging zijn. Het toont ook dat de zaken waar het al moeilijk was in Vlaanderen scherper gesteld zullen worden in de komende tijd. Ik sluit hiermee af. We zullen hier nog heel vaak op terugkomen. En wat ons betreft zullen we dat blijven verdedigen, zo lang het nodig is en voor wie het nodig is, vandaag, morgen en overmorgen. En dat geldt niet alleen voor mensen in Oekraïne, maar dat geldt ook voor mensen elders in de wereld.
De vraag om uitleg is afgehandeld.