Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, mijn vraag dateert vanuit een periode toen u zich nog niet met het management of het huisvesten van vluchtelingen moest bezighouden. Ik kan me voorstellen dat u nu denkt: waarom nu zo’n technische vraag? Maar kijk, er is voor alles een plaats.
Mijn vraag gaat over de erfbelasting op roerende goederen in het buitenland. Artikel 2.7.5.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (VCF) voorziet onder bepaalde voorwaarden een verrekening van in het buitenland geheven successierechten op onroerende goederen.
Het artikel stelt dat: ‘als het actief van de nalatenschap van een rijksinwoner onroerende goederen bevat die in het buitenland liggen en die in dat land reeds aanleiding hebben gegeven tot het heffen van een erfbelasting, wordt het verschuldigde successierecht, in de mate waarin het de belastbare waarde van die goederen treft, verminderd met het bedrag van de in dat land geheven belasting’. Simpel gezegd gaat het dus over het vermijden van dubbele belasting.
Het artikel laat dus toe om voor onroerende goederen een dubbel belastingeffect te vermijden, maar voorziet geen gelijkaardige regeling voor roerende goederen. Op 3 juni 2021 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het onderscheid tussen onroerende en roerende goederen ongrondwettelijk is. In een arrest oordeelde het Hof dat de bepalingen van het huidige artikel – dat ik geciteerd heb – de artikelen die het gelijkheidsprincipe bepalen schendt, in zoverre het niet voorziet dat belastingplichtigen die uit de nalatenschap van een rijksinwoner roerende goederen verkrijgen, daar wel twee keer op belast worden.
In navolging van dit arrest heeft de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL) verklaard, in afwachting van een decretale regeling, met deze rechtspraak rekening te zullen houden en om dus zowel op roerende als op onroerende goederen het vermijden van dubbele belasting toe te passen.
Mijn concrete vraag is: kunt u ons een stand van zaken geven over de uitwerking van de decretale regeling hier aangaande? Hebt u daar plannen voor? Welk tijdspad hanteert u, en wanneer mogen we dus een ontwerp van decreet verwachten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik ben zeer blij om jullie opnieuw te zien, en dat we elkaar opnieuw in de ogen kunnen kijken tijdens de boeiende debatten en discussies die we hier al gehad hebben.
Mevrouw Smeyers, bedankt voor uw vragen. Ik weet dat u dat opvolgt. We hebben het er al over gehad naar aanleiding van een vraag om uitleg van collega Vande Reyde. U hebt zich daar toen ook over uitgesproken.
Ik schets nog even duidelijk de situatie: om te vermijden dat in het buitenland gelegen onroerende goederen twee keer aan erfbelasting zouden worden onderworpen, dus zowel bij ons als in het land van de ligging, voorziet artikel 2.7.5.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit in een vermindering voor in het buitenland betaalde erfbelasting. Volgens deze bepaling geldt de vermindering echter enkel voor buitenlandse erfbelasting betaald op onroerende goederen en niet voor buitenlandse erfbelasting betaald op roerende goederen. Het Grondwettelijk Hof ziet hierin een schending van het gelijkheidsbeginsel. Dat is de context, die u ook al geschetst hebt.
Voor alle duidelijkheid: het arrest van het Grondwettelijk Hof van 3 juni 2021 heeft betrekking op het artikel 17 van het Wetboek der Successierechten, maar in se bevat het artikel 2.7.5.0.4 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit dezelfde belastingvermindering.
Deze bepaling zou dus ook aangevochten kunnen worden indien de Vlaamse Belastingdienst bij de toepassing van de belastingvermindering geen rekening zou houden met het arrest.
Daarom heeft VLABEL bij het Standpunt met nummer 21042, waarnaar u in uw vraag ook verwijst, aangegeven om in afwachting van een decretale oplossing rekening te houden met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Bijgevolg wordt de toepassing van artikel 2.7.5.0.4 VCF niet meer beperkt tot in het buitenland gelegen onroerende goederen maar wordt deze bepaling ook toegepast als het gaat om roerende goederen, zowel bij het vestigen van nieuwe taxaties, als bij de afhandeling van hangende bezwaardossiers. Het is dus belangrijk om te beklemtonen dat sinds het arrest de facto, in de feiten, de belastingvermindering ook voor roerende goederen wordt toegekend. We doen die verrekening dus al: wat je al hebt betaald, wordt afgetrokken van wat je nog zou moeten betalen. Dat doen we dus al.
Een decretale aanpassing waarmee tegemoet wordt gekomen aan het arrest van het Grondwettelijk Hof, wordt intussen voorbereid door VLABEL. In een ontwerp van decreet dat diverse fiscale bepalingen zal bevatten, zal artikel 2.7.5.0.4 VCF in die zin worden aangepast dat de belastingvermindering zowel van toepassing wordt voor buitenlandse erfbelasting geheven op buitenlandse onroerende goederen als op buitenlandse roerende goederen. Dit ontwerp is ver gevorderd en zal binnenkort worden voorgelegd aan de Vlaamse Regering.
Ik heb het al zien passeren, ik denk dus dat het al rond is. Het is eigenlijk een verzameling van diverse fiscale bepalingen. We hebben er geen afzonderlijk decreet voor, maar het is daarin vervat omdat het ook op het terrein geen verschil maakt. Daar wordt het arrest al toegepast. Dat is wat ik wil benadrukken: sinds het arrest gaat niemand er nog te veel belastingen op betalen en wordt de nieuwe regeling gevolgd.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, ik dank u om duidelijk te stellen dat er in de praktijk eigenlijk geen probleem is, dat er geen discriminatie is tussen belasting of vermijden van de belasting van zowel onroerende – want dat staat in het wetsartikel – als roerende goederen, wat niet in het artikel staat. VLABEL past dit standvastig toe. VLABEL is goed, maar is natuurlijk niet de wetgever. Het is dus wachten op uw initiatief dat u hebt aangekondigd.
Ik ga u geen vragen meer stellen. We zullen afwachten. Omdat het de facto toch een kleine gelijkberechtiging is, begrijp ik ook dat u wacht om het in een groter geheel aan te passen. We zullen het zien komen en mee goedkeuren.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, fijn dat u verwijst naar collega Vande Reyde die daar ook al vragen over heeft gesteld. Ik ben zeer tevreden dat er snel rechtszekerheid zal worden geboden via een decreetaanpassing.
Uiteraard zijn er intussen mensen die al dubbel belast zijn. Ik weet dat het onmogelijk is om dit retroactief op te sporen, maar mijn vraag is of er nog bezwaren of vragen tot teruggave zijn ingediend.
Minister Diependaele heeft het woord.
Het is een terechte vraag, maar dat heb je natuurlijk met zulke zaken die worden aangevochten en dan krijg je een nieuwe regeling.
Ik heb er geen zicht op of er nog vragen zijn binnengekomen. Ik wil het wel laten nakijken, maar ik heb er niet onmiddellijk een zicht op.
Voor zover ik weet, loopt er geen andere procedure meer. Juridisch denk ik niet dat dit het geval is.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik zit nog altijd in de federale logica dat ik mijn repliek in één keer geef. Ik heb dus geen slotrepliek.
Ik heb vooral genoteerd dat Vlamingen niet meer te veel belastingen zullen betalen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.