Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, op 2 februari 2022 keurde het Vlaams Parlement unaniem de strafverzwaring goed voor vergrijpen tegen de Dierenwelzijnswet. In dat verband zijn vergelijkingen gemaakt met andere overtredingen, waarbij de strafmaat dan al dan niet te hoog of te laag zou zijn in vergelijking met de Dierenwelzijnswet. Wat mij betreft, kunnen straffen voor dierenbeulen niet hoog genoeg zijn. Dat heb ik ook gezegd bij de behandeling van dat decreet. Wij zijn daar als Vooruit zeer duidelijk in.
Voortaan kan men voor misdrijven tegen dieren een gevangenisstraf van maximaal vijf jaar krijgen en een boete tot 100.000 euro, vermenigvuldigd met de opdeciemen, met andere woorden maal acht. In het geval van recidive kan zelfs een gevangenisstraf van tien jaar uitgesproken worden. Op grond van inbreuken tegen de Dierenwelzijnswet kunnen inrichtingen tijdelijk of definitief gesloten worden. De rechtbank kan ook voor een langere periode het recht op het houden van dieren ontnemen.
Ik heb bij de behandeling van het decreet in de betrokken commissie dezelfde opmerking gemaakt. Het is goed dat de strafmaat verzwaard is, maar als je het vergelijkt met bepaalde andere feiten, bijvoorbeeld als het over kinderen of volwassenen gaat, stel je vast dat die overtredingen niet altijd in dezelfde mate bestraft worden. En het is belangrijk, zeker met de ambitie die u hebt om heel de handhaving en het justitiële gegeven zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, dat de verschillende domeinen bekeken worden, om die straffen effectief beter op elkaar af te stemmen.
We konden vaststellen dat de Raad van State in zijn advies op het ontwerpdecreet waarschuwde voor willekeur en rechtsonzekerheid en mogelijke schendingen van het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel. Zo zijn de straffen voor dierenmishandeling momenteel zwaarder dan bijvoorbeeld voor kinderverwaarlozing. Dat is weliswaar een federale materie, waar wij zelf niets aan kunnen doen.
Maar er zijn een aantal zaken waar wij in Vlaanderen wel iets kunnen doen. Een aantal verschillen in strafmaat zijn het gevolg van de bevoegdheidsverdeling tussen het federaal niveau en de deelstaten en van de opeenvolgende staatshervormingen, maar ook binnen de Vlaamse bevoegdheden stellen we vast dat er nog heel wat werk is om de zaken op elkaar af te stemmen. Het zou een serieuze vooruitgang zijn als de strafmaten in alle Vlaamse decreten meer op elkaar zouden worden afgestemd.
Vandaar mijn vragen, minister:
Bent u het ermee eens dat er nood is aan meer coherentie en evenwicht in de strafmaten voor de verschillende categorieën van misdrijven? Waarom wel, of waarom niet?
Bent u bereid om binnen uw bevoegdheden, als minister bevoegd voor Justitie en Handhaving, – zeker met de ambitie die u op dat vlak hebt – werk te maken van meer coherentie in de strafmaten en een betere afstemming tussen de verschillende decreten?
Gaat u eventueel overleggen en afspraken maken met uw federale collega bevoegd voor Justitie, Vincent Van Quickenborne, om de strafmaten over de verschillende niveaus wat meer op elkaar af te stemmen?
In dezelfde context: bent u het ermee eens dat decreten periodiek zouden moeten worden geëvalueerd om, bijvoorbeeld, inconsistenties met andere regelgeving te remediëren? Welke initiatieven zult u daarvoor desgevallend nemen? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
Dank u wel, collega Vandenhove. Het is inderdaad onze taak om een coherent handhavingsbeleid te promoten. De coherente inschaling van strafmaten over de Vlaamse decreten heen is daar één facet van, maar lang niet het enige. Via het stroomlijnen van de Vlaamse handhavingsregels probeer ik de voor handhaving bevoegde Vlaamse diensten zo veel mogelijk dezelfde juridische taal te doen spreken, op een moderne en begrijpelijke manier informatie te laten uitwisselen via een digitaal handhavingsplatform, en ook gewoon praktisch te doen samenwerken.
De basis voor dat alles wordt gelegd met het Kaderdecreet Bestuurlijke Handhaving. Momenteel wordt dit in functie daarvan aangepast en aangevuld, en het ontwerp zal binnenkort besproken worden binnen de regering.
Wat de strafmaat betreft is er inderdaad weinig coherentie te vinden in de Vlaamse regelgeving. Ik denk dat het nuttig is dat ik, in mijn coördinerende rol als Vlaams minister van Justitie en Handhaving, en zonder mij daarbij te begeven op het bevoegdheidsterrein van mijn collega-ministers, een set van criteria bepaal, specifiek gericht op het bepalen van de strafmaat. Ik wil echter ook kijken naar de resultaten van de lopende hervorming van het federale Strafwetboek, dat zal voorzien in een systeem van opdeling en inschaling in strafniveaus, als ik het goed begrijp, waarna dan een set van criteria kunnen voorzien worden, maar dan toegepast op de inschaling van de Vlaamse regelgeving, zodat het een en ander wat op elkaar afgestemd is.
Een structurele evaluatie van Vlaamse regelgeving is, voor wat dit onderwerp betreft, zinvol nadat duidelijk is op basis van welke criteria die evaluatie moet verlopen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, voor uw principieel antwoord, minister. U gaat eigenlijk akkoord met mijn analyse, en u zegt dat u daar, vanuit uw bevoegdheden, voor een stuk coördinerend aan wilt werken.
Ik zou nog bijkomend willen vragen: zet u daar een timing op? Ziet u daar eventueel ook werk voor het parlement? In bepaalde landen, waar regelmatig wetten geëvalueerd worden, stel je vast dat het parlement daar in een aantal gevallen ook een rol in krijgt. Dus wat is de timing, en in welke mate kan het parlement daarbij betrokken worden? Wat denkt u zelf van een regelmatige evaluatie van decreten? Ook dat gebeurt in bepaalde landen, en daaruit blijkt dat het de ideale gelegenheid is om tegenstrijdigheden, of elementen die intussen achterhaald zijn, uit die wetten te halen. Dat maakt het uiteindelijk voor de burger toch ook een stuk overzichtelijker.
De vraag om uitleg is afgehandeld.