Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag over het inkantelen van het labo van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in het labo van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Minister Demir bestelde een studie bij Deloitte om te onderzoeken om het labo van de VMM in te kantelen in het labo van VITO. In de commissie Leefmilieu van 24 februari, antwoordde minister Demir dat volgende scenario’s door Deloitte werden onderzocht: de uitbesteding van de routineanalyses van de VMM en ruimte creëren voor een innovatief labo bij VITO; de integratie van de interne routinematige analyses van de VMM en het uitbouwen van een innovatief labo bij VITO; en de volledige ontzorging van de VMM door overdracht van alle analyses aan VITO en de uitbouw van een innovatief labo bij VITO.
Uit de hele PFOS/PFAS-crisis (perfluoroctaansulfonaat/poly- en perfluoralkylstoffen) kwam duidelijk naar voren dat er in Vlaanderen te weinig capaciteit is om PFAS-analyses uit te voeren. Het labo van de VMM voert deze analyses uit, maar door aanhoudende besparingen is ook daar de capaciteit beperkt gebleken.
Minister, bent u op de hoogte van het scenario waarbij het labo van de VMM zou worden overgeheveld naar VITO? Wat is uw standpunt? Waarom moet een dergelijke reorganisatie worden doorgevoerd?
Bent u betrokken bij de studie van Deloitte om te zoeken naar scenario’s waarbij VITO ofwel meer opdrachten ofwel het volledige team van het VMM-labo zou ontvangen?
Het labo van de VMM is een overheidslabo. Het labo van VITO is een labo van een Vlaamse instelling dat ook voor private partners werkt. Ziet u hier geen risico in dat de onafhankelijkheid in het gedrang zou komen?
Hoe reageren de medewerkers van het labo van VITO op deze nakende wijziging? Werd hier met hen in overleg gegaan?
VITO is gelokaliseerd in Mol, het labo van de VMM in Gent. Betekent dit concreet dat het labo van VITO zal verhuizen naar Gent? Of zal er een bijkomende investering moeten gebeuren in een nieuw labo voor VITO in Mol?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Schauvliege, ik dank u voor uw vragen.
Ik begin met het antwoord op uw eerste twee vragen. Ja, wij zijn op de hoogte van het scenario. En ja, wij zijn ook betrokken bij de studie van Deloitte. Zowel VITO als de VMM zijn samen opdrachtgever van die studie.
Het klopt ook dat VITO en de VMM samen de piste onderzoeken om als alternatief voor de sluiting van het VMM-labo de analyse-activiteiten van de VMM bij VITO onder te brengen. VITO heeft al tientallen jaren een eigen analytisch laboratorium en is het referentielaboratorium voor milieu-analyses van Vlaanderen. Als je de activiteiten van het VMM-lab bij VITO zou onderbrengen, dan behoud je een zeer uitgebreide analysecapaciteit én wordt bovendien het referentielaboratorium van VITO versterkt met een operationele analysetak bovenop de bestaande rol in milieuanalyses en erkenningen van laboratoria. Daarom werd de opdracht aan Deloitte gegeven om de randvoorwaarden te bestuderen voor een mogelijk win-winscenario. Het is een onderzoek dat nu gebeurt, mevrouw Schauvliege.
Over de keuze gemaakt door de VMM om de labo-activiteiten af te bouwen, hebt u de bevoegde collega Demir al bevraagd. Ik heb met VITO vastgesteld dat, gelet op het wat verouderde karakter van het waterlabo van VITO en het heel moderne karakter van het VMM-labo, hier mogelijk een win-winsituatie te detecteren valt.
Ik antwoord op uw derde vraag. VITO is, zoals de VMM, een onderdeel van de Vlaamse overheid en VITO is bovendien een strategisch onderzoekscentrum (SOC) van Vlaanderen. Om duidelijk te zijn: wat onafhankelijkheid betreft, gelden bij VITO en de VMM exact dezelfde standaarden. Specifiek heeft VITO als onderzoeksorganisatie een jarenlang erkende onafhankelijkheid van haar onderzoek en adviezen opgebouwd. VITO voert onderzoek uit op vraag van Vlaamse overheden, maar ook andere Belgische en internationale overheden, én bedrijven. Het gegeven dat VITO kan werken met verschillende partners met diverse achtergronden en belangen vormt net een meerwaarde en een garantie voor de onafhankelijkheid van VITO.
Tot slot moet u ook weten dat er bijvoorbeeld in het beheersreglement voor de toekenning van referentietaken aan VITO garanties worden ingebouwd zodat de toewijzing van opdrachten aan VITO geen ongewenste concurrentie betekent voor private, overheids- en academische laboratoria.
Ik kom tot uw vraag over de medewerkers. Er is gecommuniceerd via de interne lijnen, de terugkoppeling van besprekingen in de raad van bestuur van VITO en via de ondernemingsraad. Medewerkers van het labo van VITO zien hierin een opportuniteit om hun analysewerk zowel kwantitatief als kwalitatief te versterken en naar de toekomst toe te garanderen. VITO focust zich vandaag via de referentietaken immers vooral op labometingen. De koppeling met ervaring uit routinemetingen ‘in het veld’ wordt door hen gezien als een positieve kans.
Er is bij sommige medewerkers wel absoluut een bezorgdheid omtrent de fysieke verhuis van de werkplek van Mol naar Gent en de verplaatsingsmoeilijkheden die dit voor hen kan betekenen. Voor die laatste bezorgdheid zal het management van VITO in overleg met de werknemers een passende oplossing uitwerken. Sowieso blijft er een omvangrijke laboratoriumactiviteit in Mol buiten het analytisch VMM-waterlaboratorium. En VITO heeft een sterk uitgewerkt beleid en trackrecord op gebied van interne heroriëntering van medewerkers.
Bij het samengaan van het VMM-labo met dat van VITO zou het inderdaad de bedoeling zijn dat het VITO-laboratorium voor wateranalyses ondergebracht wordt in het gebouw en de lokalen waar nu het VMM-lab is gehuisvest. Een aantal van de VMM-medewerkers zou dan de overstap maken naar VITO. Laboactiviteiten rond luchtanalyses en ter ondersteuning van de andere onderzoeksactiviteiten van VITO zouden in Mol blijven. Denk bijvoorbeeld aan duurzame chemie, materialen en gezondheid.
Het bestaande waterlabo van VITO in Mol moet op termijn sowieso verlaten worden want het ligt op het terrein van het onderzoekscentrum SCK. Dus ofwel moet VITO een nieuw waterlabo bouwen op een andere locatie in Mol, ofwel kan het gebruikmaken van het VMM-labo in Gent, aangevuld met een nieuw, kleiner analytisch labo in Mol. Het moderne labo van de VMM in Gent is dus een grote opportuniteit.
Mevrouw Schauvliege, ik begrijp de bezorgdheid over het eventueel verdwijnen van de kennis en expertise van het VMM-labo, zeker met de actualiteit in het achterhoofd. Het is dus niet de bedoeling om die expertise overboord te gooien, maar net een win-winscenario uit te werken na de keuze van de VMM om de laboactiviteit af te bouwen, door de complementaire samenwerking op te zoeken door het te integreren in de VITO- werking. Ik hoop dat u zult erkennen dat VITO een ijzersterke reputatie heeft opgebouwd in onder andere die referentietaken waarbij exact dezelfde standaarden gelden zoals bij de VMM op het vlak van onafhankelijkheid.
Ik heb geprobeerd om u zo concreet mogelijk te informeren, maar er wordt dus nog altijd een studie gemaakt.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Wij zijn uiteraard niet tegen efficiëntieverbetering, maar wat mij in deze case wel opvalt, is dat er gesproken wordt over een onderzoek naar de randvoorwaarden om het labo van de VMM in te kantelen in VITO. Ik besluit daaruit dat dit al een voldongen feit is en dat men beslist heeft om die inkanteling te doen.
Minister Demir heeft gevraagd om ook een scenario uit te werken waarin die inkanteling niet gebeurt en het labo van de VMM wordt versterkt. Die oefening is volop aan de gang. In de eerste cijfers die worden verspreid, zien we dat het efficiënter en goedkoper zal zijn om het huidige labo van de VMM te behouden dan het in te kantelen in VITO. Als uit die analyse dit resultaat komt, bent u dan bereid om de beslissing van de inkanteling niet door te voeren en het VMM-labo te behouden zoals het is en eventueel mee te versterken?
Ik hoor u zeggen dat dit een opportuniteit is, een mogelijkheid om het labo van VITO te versterken, maar wat we in de PFOS-crisis hebben gemerkt, is dat de capaciteit in Vlaanderen voor analyses rond PFAS/PFOS relatief beperkt is. Men moest op zoek naar buitenlandse labo's en men zat dan nog met beperkingen. Het moet toch vooral de bedoeling zijn om ervoor te zorgen dat we meer capaciteit realiseren als er gekozen wordt voor de inkanteling, en daar hoor ik geen uitspraken over. Als de weg van de inkanteling wordt gekozen – los van het feit dat de analyse over het behoud nog gemaakt moet worden –, zit in dat scenario dan ook de vraag naar groei en meer mogelijkheden? Of gaan we ervan uit dat dezelfde kwaliteit gegarandeerd moet worden met de samensmelting van de twee labo’s?
Er is bij de VMM heel veel weerstand. Er loopt op dit moment een enquête tegen de samensmelting van de twee labo’s die ondertekend is door meer dan duizend mensen. Zult u met die weerstand rekening houden bij uw beslissing over de inkanteling?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Schauvliege. U mag de wereld niet op zijn kop zetten. Ten eerste is het de VMM die de laboactiviteiten wil afstoten omdat het geen kerntaak is. Ten tweede heb ik in het begin van mijn antwoord gezegd dat het voor mij zeer belangrijk is om te melden dat het gaat om een studie van Deloitte, die nu afgeleverd wordt. De beslissing is dus nog niet afgeklopt. Maar ik heb soms het gevoel dat, als ik zeg dat we iets bestuderen, men ongelukkig is omdat ik niet concreet genoeg ben. Nu zeg ik heel concreet welke opportuniteiten wij zien als de beslissing van de VMM standhoudt. Dan zegt u dat ik eigenlijk al beslist heb. Neen, er is nog niet beslist. Het is wel van belang dat je met kennis van zaken beslist. Daarom werd de gezamenlijke opdracht gegeven aan Deloitte om de studie uit te voeren, waarbij de mogelijkheden bekeken worden van een integratie bij de SOC van VITO.
Wat uw opmerking over de analyse betreft: PFOS behoort niet tot mijn bevoegdheid. Dat moet u dus met de bevoegde minister bespreken. Maar ik heb al een paar van zulke fusies meegemaakt. Ik denk dat een integratie binnen een groter geheel voor onderzoek naar duurzaamheid ook kansen biedt op het vlak van flexibele capaciteit. Mijn vraag aan u is dan: gooit u die kansen weg?
Ik begrijp de weerstand van mensen wel. Mensen willen werkzekerheid. Maar dit is een beslissing die we afgewogen moeten nemen en die we ook zullen nemen in functie van duurzame groei en van flexibele capaciteitsopbouw. Maar de beslissing is nog niet genomen. U mag de zaak dus niet omdraaien. Eerst heeft de VMM een beslissing genomen, dan hebben wij gezegd dat we een onderzoek zullen uitvoeren en de opportuniteiten zullen meegeven, die ik persoonlijk wel zie. We kunnen daarover van mening verschillen. Maar we gaan rekening houdend met van alles en nog wat beslissen. Het is de keuze van de VMM om die laboactiviteiten af te bouwen, en dan zijn wij gaan bekijken hoe we die supermoderne infrastructuur konden behouden om groei te realiseren. Op zich vind ik dat een goede piste.
Ik herhaal dat we rekening houden met alle gevoeligheden bij het nemen van die beslissing. Dat zal in de regering gebeuren, uiteraard ook samen met collega Demir.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, voor mij was dit een heel verhelderend antwoord. Dit betekent eigenlijk dat u, na een vraag van uw collega, geprobeerd hebt te onderzoeken welke voor- en nadelen er zijn voor VITO. Met andere woorden: ik kan daar ook uit besluiten dat, als die vraag wegvalt, die fusie niet noodzakelijk door u gevraagd zal worden. Ik hoop dat dat klopt. Want ik denk dat we op zich nooit tegen efficiëntieoefeningen moeten zijn. Als dingen efficiënter georganiseerd kunnen worden, als we met minder meer kunnen doen, dan moet dat absoluut onderzocht worden en moet een nieuwe weg ingeslagen worden. Maar als dat niet aangetoond kan worden, dan lijkt het ons heel dom om zo’n oefening te doen, zeker gelet op de weerstand die er op dit moment is. Dan weet je dat dit niet zal leiden tot een kwalitatieve fusie en ook niet tot een verbetering van de dienstverlening, wat tenslotte toch het doel is waarnaar we met zijn allen zouden moeten streven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.