Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Deze vraag om uitleg werd via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag over de manier waarop de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) kan helpen om iets te doen aan het grote lerarentekort in het onderwijs. Op maandag 14 februari sloten VDAB en Katholiek Onderwijs Vlaanderen een samenwerkingsakkoord om het lerarentekort aan te pakken waarbij men zich vooral wou focussen op mensen die elders aan de slag zijn, de zogenaamde zijinstromers.
Ik grijp dit nieuwe akkoord aan om vooral te informeren naar een andere project dat momenteel lopende is in het Gentse, het INTRO-project (Inlooptraject Onderwijs) dat een samenwerking is tussen VDAB en de GO!-scholengroep van Gent. De bedoeling is mensen te overtuigen, die vandaag niet in het onderwijs werkzaam zijn, om toch als leerkracht aan de slag te gaan. Het specifieke aan INTRO is dat het gaat om mensen die al een pedagogisch diploma hebben, maar om een of andere reden door de jaren heen nooit in het onderwijs zijn gestapt, of misschien na een tijdje uit het onderwijs zijn gestapt. Men probeert hen nu te overtuigen om terug naar de klas te gaan.
De doelgroep zijn werkzoekenden die in de databank van VDAB geregistreerd zijn met een pedagogisch bekwaamheidsbewijs. In Gent alleen zouden dit er een kleine driehonderd zijn. Na een opfrissingscursus van vier maanden kunnen deze mensen aan de slag.
Minister, hoe evalueert u de eerste resultaten van het proefproject INTRO dat momenteel in Gent loopt?
Doet VDAB ook een beroep op private partners voor dit project?
Hoe gaat het in de toekomst verder met het INTRO-project? Ik zal niet verhelen dat er een beetje ongerustheid is omdat ze vrezen – wellicht ook terecht – dat er meer aandacht gaat naar het project van 14 februari dan naar het hunne. Ze vrezen dat er dus minder aandacht voor hun project gaat zijn. Daarom wou ik informeren hoe het in de toekomst zal gaan, hoe VDAB dat ziet, hoe u dat ziet. Zijn er plannen om het INTRO-project eventueel op te schalen en om dergelijke projecten ook op te zetten in andere centrumsteden? Vooral in de centrumsteden is het lerarentekort het meest nijpend.
Richt het project zich enkel tot zijinstromers die voltijds willen instappen in het onderwijs of richt het zich ook op mensen die, naast een andere job, deeltijds in het onderwijs aan de slag willen gaan? Kunnen zij via INTRO of andere projecten over de streep worden getrokken? Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, over het INTRO-project waar u naar vraagt, hebt u ook een heel uitgebreide schriftelijke vraag gesteld. Het is een proefproject in Gent dat zich richt tot werkzoekende leerkrachten die een tijd geen job als leerkracht hebben opgenomen, maar wel opnieuw de stap naar het onderwijs willen zetten. Of ze dit voltijds of deeltijds willen doen, is geen criterium in de toeleiding.
Het project is gestart in september vorig jaar en loopt één jaar. Het is dus nog te vroeg voor een volledige evaluatie maar we zien wel dat de uitstroom naar werk van de eerste cursisten alvast heel positief is. Er zijn zes cursisten die in januari het opleidingstraject beëindigd hebben. Vijf van hen zijn al aan het werk. Vier van de vijf zijn actief binnen het onderwijs en de zesde cursist wordt verder individueel bemiddeld naar werk. Dit alles zult u trouwens ook in uw schriftelijke vraag terugvinden.
Het INTRO-project is gegroeid uit een samenwerking met GO!-scholengroep Gent. De toeleiding en screening van de kandidaten verloopt gezamenlijk met VDAB en de scholengroep. De praktische organisatie en invulling van de opleiding gebeurt door de scholengroep. De theoretische lessen en individuele begeleiding worden opgenomen door de lesgevers van de scholengroep. Het werkplekleren gaat door in een van de scholen van de scholengroep of bij een andere school in de regio rond Gent. Tijdens de opleiding hebben de cursisten ook een individuele begeleider bij VDAB, die na de opleiding ook ondersteuning biedt bij de verdere stappen naar werk.
In elk geval is het voor mij een zeer belangrijk proefproject. Ik ga ervan uit dat er een positieve evaluatie zal zijn, in september. Maar hoe dan ook, bij een positieve evaluatie is het zeker mijn bedoeling om het concept ook in andere regio’s vorm te geven. Successen ontstaan als partners er echt iets willen van maken. Ik denk dat dit heel beloftevol is voor de toekomst.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, ik ben blij te horen dat u daar heel positief tegenover staat. Ik vind dat terecht. Zoals u zelf aangeeft, is de succesratio hier heel hoog. Van de zes betrokken mensen zijn er vijf die effectief doorstromen en er zijn er al vier die effectief aan de slag gaan in het onderwijs. Maar tot nu is het nog een heel kleinschalig iets. Het draait echt op de goodwill van enkele mensen binnen de scholengroep in samenwerking met VDAB. Maar het is inderdaad veelbelovend. Daarom vind ik dat wij het project goede kansen moeten geven. Ik reken uiteraard ook op een positieve evaluatie. Ik ben blij te horen, minister, dat u overweegt om het uit te breiden naar andere steden. Ik geloof er echt wel in. Ik heb met die mensen gesproken. Ik zie hoe zij sterk geëngageerd zijn en hoe zij ervaringen hebben opgebouwd. Ik geloof echt dat wij dit op vrij korte termijn zouden kunnen uitrollen.
Er is nog één zaak die mij frappeerde. Het is logisch vanuit het oogpunt van VDAB dat men vandaag enkel kijkt naar mensen die werkzoekend zijn. Maar als je al die moeite doet, waarom zou je dan ook niet mensen die nu een job hebben maar die zouden willen veranderen, ook niet op een of andere manier hierin kunnen betrekken? Dat gaat dan wel wat buiten de VDAB-context, hoewel loopbaanbegeleiding ook wel voor een stuk tot de VDAB-opdrachten behoort. Maar misschien is het wel het overwegen waard om het project open te stellen voor mensen die niet werkzoekend zijn maar eventueel willen veranderen van werk.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Als het over onderwijs gaat, ben ik er graag bij. Minister, het mooiste bericht op 14 februari, op Valentijn, was voor mij de bekendmaking dat het samenwerkingsakkoord van Katholiek Onderwijs Vlaanderen met VDAB uitstekend werkt. Wij moeten dat koesteren. Ik merk dat scholen meer en meer samenwerken met VDAB om vacatures bekend te maken. Maar ik denk dat er daarin nog heel wat winst is te maken. Onderwijs kent VDAB nog te weinig. Hoe kunnen wij die relatie niet alleen op 14 februari versterken maar het hele jaar door?
Minister Crevits heeft het woord.
14 februari was ook voor mij een mooi moment. Het was een samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB en Katholiek Onderwijs Vlaanderen op Vlaams niveau, zoals er ook een bestaat voor GO! op Vlaams niveau. Het is goed dat die er nu zijn voor allebei. Maar het INTRO-project is een proefproject, collega Ongena, dat op zich niets met de samenwerkingsovereenkomst te maken heeft.
Het project is nog kleinschalig, zoals u terecht aangeeft, en ik had het ook zelf gezegd. Maar ik zou even willen springen naar de opmerking van collega Vandromme. Ik heb ook enige ervaring als minister van Onderwijs. In de vorige legislatuur hebben we een hele discussie gehad of scholen al dan niet verplicht waren om hun vacatures door te geven aan VDAB. Er werd vanuit het onderwijsveld – en dat is een understatement – koeltjes op gereageerd. Men ging wel zelf rekruteren enzovoort, enzovoort. Maar het is natuurlijk van twee dingen één. Je kunt niet elke dag zeggen ‘ja, we hebben mensen te kort’, maar dan het kanaal om mensen naar een opleiding toe te leiden dat vandaag in Vlaanderen bestaat, VDAB, niet voluit inzetten.
Daarin zie ik deze legislatuur nu wel een kentering. Ik zie dat VDAB contacten heeft met bijzonder veel scholen in functie ook van de warme overdracht van studenten, het geven van arbeidsmarktinfo, het opleiden van leerkrachten. Er is ook een tiendagenregeling waarbij leerlingen naar de heropleidingscentra van VDAB gaan. Maar je ziet dat de arbeidsmarkt, om het zo duidelijk te zeggen, die een beetje gesloten en verborgen was in het onderwijs, door de arbeidsmarktkrapte helemaal opengebroken is. Je ziet dat scholen VDAB echt hebben leren kennen. Vandaar dat het, collega Vandromme, echt mijn intentie is om, gebaseerd op succesprojecten zoals deze in Gent, daar nog veel meer op in te zetten.
Maar je hebt dus partners nodig. Het zijn vaak de scholen die ook de leerkrachten die uitgestapt zijn uit het onderwijs het beste kennen. Zij weten waar ze naartoe gegaan zijn. Ze kunnen VDAB de tools geven om met mensen in contact te komen. Je hebt dus dat netwerk nodig om van zulke projecten een succes te maken. Daar wil ik voluit op inzetten. VDAB kan dit niet alleen. Je hebt echt de onderwijsinstellingen nodig. Je hebt de scholen nodig en de brug daartussen kan mee door VDAB gemaakt worden. Alle creatieve voorstellen zijn bij mij welkom om meer mensen naar het onderwijs te trekken. Of de voorstellen nu van meerderheid of oppositie komen, dat is allemaal gelijk. VDAB staat klaar om dit te begeleiden. Maar ze kunnen het niet alleen. Daar gaan we de komende periode op inzetten.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank, er is nog weinig aan toe te voegen. Het is goed dat er een nauwere samenwerking komt tussen onderwijs en VDAB. Specifiek wat dit project betreft ben ik blij dat er toch positief naar gekeken wordt. Noteer mijn suggestie, u bent er niet meer verder op ingegaan, minister, om eens na te gaan of we het ook niet ruimer moeten maken dan louter werkzoekenden, zeker vanuit de creatieve pistes die u aangeeft. Ik ga het zeker verder opvolgen en ik hoop op nieuws dat dit project wordt verdergezet en ook wordt uitgerold in andere steden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.