Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, op 24 februari publiceerde de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) op eigen initiatief een advies over de relatie tussen onderwijs, overheid en de EdTech-markt. Door de intensieve digitalisering als gevolg van de coronacrisis, het afstandsonderwijs en de Digisprongoperatie raken het onderwijs als publieke factor en de school als levende gemeenschap in het teken van een totaalvorming van kinderen steeds meer verstrengeld met private technologische spelers, die niet per se dezelfde belangen hebben. Mijnheer Danen, ik heb daar in Apache ook een interessant artikel over gelezen, ook over die vrije software. Normaal zijn dat niet echt dingen die ik lees, maar omdat u erin voorkwam, heb ik dat dus wel gedaan. Dat was zeer interessant. Dat gaat dus ook over hoe die commerciële spelers natuurlijk niet altijd dezelfde belangen hebben.
In zijn advies vertrekt de Vlor dan ook terecht vanuit het primaat van de school en haar pedagogisch project, alsook vanuit de leraar als meester, dus vormgever van het leerproces. Digitalisering is daarbij steeds een middel, maar nooit een doel op zich. De Vlor wijst daarbij op enkele risico’s en uitdagingen. Een eerste risico is natuurlijk dat private ondernemingen door deze sterkere integratie meer invloed krijgen op de fundamentele aspecten van het schoolgebeuren en de keuzes die een schoolbestuur maakt. Een tweede risico is natuurlijk dat EdTech veel didactiek in handen neemt. Het risico is dat het onderwijs steeds meer een consument wordt van die didactische tools, waar het nog weinig pedagogisch-didactische zeggenschap of eigenaarschap over heeft. Door de aanwezige pedagogisch-didactische eenzijdigheid dreigt dan ook weer een zekere mate van standaardisatie, terwijl de waarde van ons onderwijs natuurlijk net die veelzijdigheid is.
Een derde bezorgdheid is dat de nu al aanwezige technologieën, platformen en tools te weinig open standaarden gebruiken en slechts een beperkte mate van interoperabiliteit hebben. Veel middelen en platformen ‘praten’ dus niet met elkaar. Scholen kunnen door de versnippering het leerproces niet of onvoldoende in kaart brengen. Scholen die van aanbieder willen veranderen, spelen vaak de data kwijt, wat leidt tot ‘vendor lock-in’-problemen, waarbij scholen dermate afhankelijk zijn van één leverancier dat ze er dus niet onderuit kunnen zonder grote omschakelingskosten te maken.
Nog een bezorgdheid is dat de hoge verwachtingen rond datagovernance niet worden ingelost. Op schoolniveau is er vaak geen gestructureerde en transparante datagovernance door het gefragmenteerd en geïmproviseerd gebruik van die platformen en tools. Leraren hebben ook weinig zicht op het privacy- en databeleid van die tools, maar ook niet op dat van hun eigen school. Ook op het vlak van digitale leermethoden zijn er dataproblemen, bijvoorbeeld over het eigenaarschap van gedeelde en al dan niet zelfgemaakte inhoud op leerplatformen. Daarbij komt dat de wetgeving inzake gegevensbescherming uitgebreid en ingewikkeld is, wat hoge eisen stelt aan scholen. Veel scholen voldoen dan ook niet aan de vereisten inzake het privacybeleid.
Scholen zijn vaak ook onvoldoende voorbereid op en dus ook erg kwetsbaar voor cyberaanvallen, zowel externe als interne, en andere vormen van cybercriminaliteit. Die vraag is hier ook al gesteld, onder andere door collega Brouns.
Minister, ik had dan ook graag een antwoord op de volgende vragen. Deze keer zijn het er maar zes. Ten eerste, hoe evalueert u de door de Vlor genoemde vaststellingen, risico’s en uitdagingen?
Ten tweede, de Vlor stelt dat de overheid moet bijdragen aan een open en diverse onderwijsmarkt met open standaarden en interoperabiliteit als hefbomen. Hij vraagt dat de overheid samen met het onderwijs en de EdTech-partners een kader uitwerkt dat die hefbomen stimuleert en verwijst daarbij naar het Nederlandse voorbeeld, namelijk de standaard Uitwisseling Leerlinggegevens en Resultaten (UWLR). De overheid moet onderzoeken hoe ze interoperabiliteit als basisprincipe ingang kan doen vinden en welke beleidsmiddelen ze daarvoor kan gebruiken. Zult u daarop ingaan? Indien niet, waarom niet? Is een standaard naar Nederlands voorbeeld wenselijk en haalbaar? Wordt hieromtrent nog overleg gepland met de onderwijspartners en de EdTech-providers?
Ten derde, de Vlor wil dat de overheid zich uitspreekt over de haalbaarheid van de verwachtingen omtrent gegevensbescherming bij scholen en vraagt ook dat overheid de scholen ondersteunt om die verwachtingen in te lossen. Verder verwacht hij dat de overheid onderzoekt hoe ze daarin een rol kan spelen en welke beleidsmiddelen daarvoor het best worden ingezet. Schoolteams moeten verder worden geprofessionaliseerd in die datagovernance. Hoe evalueert u die aanbeveling? In hoeverre schiet het huidige bijscholingsaanbod hierin tekort? U werkt aan een plan inzake de professionalisering van leraren. Zal datagovernance voor leraren, maar ook voor de ICT-beleidsmedewerkers, daarvan ook een onderdeel vormen, en worden daarvoor ook voldoende tijd en middelen toegekend?
Ten vierde, de Vlor geeft ook mee dat de overheid de kwetsbaarheid van scholen inzake cyberveiligheid in kaart moet brengen, als nulmeting, en moet blijven opvolgen. Ook moet worden onderzocht hoe de overheid scholen daar verder in kan versterken. Zult u ingaan op die aanbeveling? Indien niet, waarom niet? Inzake cybersecurity van scholen hebben we op Vlaams niveau immers weinig gegevens. We weten bijvoorbeeld amper hoeveel scholen het slachtoffer zijn van hacking. Scholen lopen er uiteraard niet graag mee te koop indien dat gebeurt. Omvattend recurrent onderzoek omtrent ICT op school, zoals MICTIVO (Monitor voor ICT-Integratie in het Vlaamse Onderwijs), besteedt daar weinig of geen aandacht aan.
Ten vijfde, veel van deze aanbevelingen worden al aangepakt door bepaalde overheidsinitiatieven, zij het slechts in beperkte mate en/of vrij dispersief. Zo is er bijvoorbeeld het kenniscentrum Digisprong, dat werkt rond SSO-mogelijkheden (single sign-on) en met het net ontwikkelde Digisnap inzake het in kaart brengen van de ICT-vaardigheden van onze leraren. Daarnaast werden er ook subsidies toegekend, namelijk 1,82 miljoen euro voor de ontwikkeling van een Vlaamse EdTech-hub en 0,5 miljoen euro voor het project Smart Education @ Schools. Dat laatste zou een brugfunctie vervullen tussen alle initiatieven, maar de Vlor stelt dat de schaal van dit project onvoldoende is om die functie ook echt kwaliteitsvol uit te voeren. Nochtans is een brugfunctie volgens de Vlor noodzakelijk om de verhouding tussen alle initiatieven, de overheid en de onderwijspartners te expliciteren. Hoe evalueert u die kritiek? Zult u verder blijven investeren in een goede coördinatie van alle initiatieven op het veld?
Ten zesde is er ook nog het platform i-Learn, het digitaal portaal voor gepersonaliseerd leren van de Vlaamse overheid, dat eigenlijk wel al veel van deze ‘caveats’ behartigt, maar afloopt in 2023. Momenteel is er een evaluatie bezig die de basis zou bieden om het platform al dan niet voort te zetten. Wat is de stand van zaken wat dat betreft? Wanneer wordt die evaluatie afgerond?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik moet er misschien eerst op wijzen dat de scholen natuurlijk zelf bepalen welke leermiddelen zij het best vinden passen bij hun pedagogisch project. Ik denk dat ook de Commissie zorgvuldig bestuur nog eens heeft bevestigd dat de keuze voor een bepaald pedagogisch project en de leermiddelen die daarmee samenhangen, behoren tot de autonomie en de pedagogische vrijheid van het schoolbestuur.
Ik denk dat ik in grote lijnen de bevindingen van het Vlor-advies kan onderschrijven. Digisprong zorgt ervoor dat er veel bijkomend budget is voor hardware, telecom, software en digitale leermiddelen. Dat zorgt echter niet enkel voor een verbetering van de ICT-infrastructuur in scholen en digitalisering van het onderwijs, maar geeft ook een boost aan de sector zelve. We zijn er dus niet alleen in geslaagd om ervoor te zorgen dat de vraag een aanzienlijke boost heeft gekregen door die 385 miljoen euro die we investeren, je ziet ook dat het aanbod daardoor echt een sterke boost heeft gekregen. Dat heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de private spelers in een concurrentiële omgeving ook wel een zo groot mogelijk deel van de koek willen. Dat is een goede evolutie.
Ik kom tot uw specifieke vragen. De SSO zit inderdaad ook vervat in het Vlor-advies. Op dit moment moet je voor elk van de toepassingen dus in een aparte login voorzien. In de praktijk zijn leerkrachten en leerlingen natuurlijk veel tijd kwijt met heel wat administratieve handelingen om toegang te kunnen krijgen, en dat niet altijd even veilig. In Digisprong hebben we voor een SSO-infrastructuur al bijna 1 miljoen euro geïnvesteerd. Ook voor dit jaar zijn daarvoor nog heel specifiek extra middelen gelabeld. 635.000 euro hebben we daarvoor begroot. Zo willen we ervoor zorgen dat via zo’n SSO leerkrachten en leerlingen veilig eenmalig instappen, om vervolgens automatisch toegang te krijgen tot verschillende digitale applicaties en leermiddelen. We testen dat momenteel uit in vier scholen, met de bedoeling om op basis daarvan breder te kunnen uitrollen in het begin van volgend schooljaar.
Dan de open standaarden en de interoperabiliteit. Als overheid promoten wij natuurlijk zo veel mogelijk open standaarden. Ook voor onze eigen ontwikkelingen werken we zo veel mogelijk samen binnen de contouren van Digitaal Vlaanderen. Voor de technische ontwikkeling van SSO, waarover ik het net had, is ook zo veel mogelijk gebruikgemaakt van oplossingen van Digitaal Vlaanderen.
Maar natuurlijk zijn wij zelf geen standaardiseringsorganisatie. Wij ontwikkelen of beheren zelf geen standaarden.
Cybersecurity is natuurlijk een erg ruime thematiek, die onder andere gaat over DDOS-aanvallen (Distributed Denial of Service) op scholen die we vastgesteld hebben. Ik denk dat we het daar ook al een paar keer over gehad hebben in de commissie. Maar het gaat evengoed over de beveiliging van netwerken en websites, phishing en hacking, en de privacyproblematiek.
Het Kenniscentrum Digisprong heeft daarover geregeld contact met het Centrum voor Cybersecurity België (CCB). Dat heeft al geresulteerd in een adviesdocument met aanbevelingen voor de scholen om zich beter te beschermen, ook tegen netwerkaanvallen. Die aanbeveling is vooral bedoeld voor de ICT-verantwoordelijken in scholen, maar we gaan nog een stap verder zetten. We zijn nu bezig aan een draaiboek voor cyberbeveiliging van scholen, waarbij we de scholen echt een leidraad kunnen bieden voor wat er allemaal speelt bij cybersecurity en hoe ze daarop kunnen inspelen als school. De scholen kunnen de middelen die we ter beschikking hebben gesteld voor ICT-infrastructuur – dat is op zich al 50 miljoen euro – ook gebruiken in functie van de security. Dus ze mogen ook daar wel keuzes maken.
Zoals we ook hebben opgenomen in Digisprong, voorzien we een MICTIVO 4. Daarbij is het niet enkel belangrijk om de huidige situatie in kaart te brengen, maar ook om zicht te krijgen op de evoluties en wat het concrete gevolg is van die grote investeringsboost die we gegeven hebben op het vlak van ICT en digitalisering in ons onderwijs. Op grond daarvan gaan we desgevallend ook kunnen bijsturen. Ik neem alvast de suggestie mee om te bekijken in welke mate we ook vragen rond cybersecurity daarin kunnen opnemen.
Dan kom ik bij de privacybescherming. We gaan via het Kenniscentrum Digisprong deze maand ook een privacygids uitbrengen rond Google, waarmee we scholen opnieuw concrete hulp aanreiken voor het gericht opzetten van hun privacyinstellingen. En we gaan hetzelfde doen voor Microsoft. Ook daarvoor komt er een gelijkaardige praktische gids.
De wetgeving op de gegevensbescherming laat verwerkingen van persoonsgegevens toe, natuurlijk binnen een bepaald kader en ook met een verantwoordingsplicht en met passende maatregelen op basis van een risicoanalyse. De concrete toepassing daarvan is wel complex, zeker voor kleine organisaties en dus voor scholen, die niettemin met gevoelige data over hun leerlingen aan de slag gaan en die ook verwerken. Om hen daarin te ondersteunen, wordt er in de eerste plaats gecoördineerd op het niveau van de koepels en het gemeenschapsonderwijs. Niet elke onderwijsinstelling moet immers een eigen functionaris voor gegevensbescherming aanstellen, maar er moet wel een aanspreekpunt informatieveiligheid zijn, die geadviseerd wordt door de functionaris voor gegevensbescherming, die dan bij de koepel zit. Via die weg kunnen we rekenen op een algemeen kader en toch nog de specifieke noden van elke school in rekening brengen.
Ook daar vervullen we een ondersteunende rol. Die functionarissen voor gegevensbescherming van de koepels overleggen immers ook onderling, met ondersteuning van onze administratie en de Vlaamse Toezichtcommissie, in de werkgroep gegevensbescherming. Daar worden concrete thema’s daaromtrent besproken en worden ook wel wat goede praktijken uitgewisseld. Recent is trouwens nog een artikel in Klasse op grond daarvan tot stand gekomen.
Ook op het vlak van professionalisering zetten we stappen vooruit. Ik heb u gezegd dat we de ambitie hadden om bootcamps uit te werken om de leerkrachten bij te brengen hoe ze met die digitale leermiddelen aan de slag moeten. Ik heb daarvoor ook een budget voorzien van 1 miljoen euro. Er komt in dat kader ook een oproep voor vormingsprojecten, dus een call om daarop te kunnen inschrijven.
Tot slot vraagt de Vlor een betere afstemming in het veld van alle lopende initiatieven. Samen met collega Crevits heb ik voorzien in een structurele afstemming tussen enerzijds het Kenniscentrum Digisprong en anderzijds de Flanders Edtech Hub, inclusief het imec Smart Education-programma, omdat het toch wel belangrijk is dat de initiatieven die vanuit Onderwijs en vanuit Economie, Wetenschapsbeleid en Innovatie komen, maximaal met elkaar sporen en er ook daar synergieën worden bekeken. We gaan in dat kader ook een structureel zesmaandelijks overleg voorzien. Ik heb binnen het kennis- en adviescentrum ook een stuurgroep opgericht met verschillende stakeholders, waaronder ook de Vlor.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank u wel voor uw uitgebreide antwoord, minister. Ere wie ere toekomt: u hebt grote stappen gezet in de digitalisering van ons onderwijs, natuurlijk ook wel een beetje onder druk van de coronacrisis. Maar het is gebeurd, en dat is heel goed. We zien natuurlijk dat er daardoor ook een aantal problemen de kop opsteken, maar ik ben eigenlijk wel tevreden met de antwoorden die u gegeven hebt en met het feit dat u de bedenkingen en de bezorgdheden van de Vlor ernstig neemt.
Bijvoorbeeld als het gaat over de professionalisering van de leraren zegt u dat we heel veel data opwekken door die digitalisering en dat het heel belangrijk is dat die ook effectief goed gebruikt worden. Mevrouw Vandromme heeft er daarjuist ook naar verwezen bij een ander aspect.
Ik vind het ook heel fijn dat u aangeeft dat in MICTIVO de cyberveiligheid wordt opgenomen. Het is misschien belangrijk dat daar ook een nulmeting gebeurt. En ik ben ook blij dat u aangeeft dat er coördinatie van al die initiatieven zal gebeuren, ook met minister Crevits. Dat is natuurlijk heel belangrijk, want het gaat over heel veel middelen. Het is belangrijk dat er geen dubbel werk gebeurt en dat die zaken op elkaar worden afgestemd.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik denk dat het Vlor-advies duidelijk stelt wat de rol is van de leerkrachten. Dat is een ultieme hoeksteen binnen onderwijs, als ik het zo mag benoemen. Het is ook absoluut duidelijk dat educatietechnologie – of hoe je het ook wilt noemen, want er zijn zoveel verschillende termen dat je op den duur de weg verliest. Misschien is dat al één iets dat u kunt meenemen, dat, als het gaat over onderwijs en educatieve technologie, daar één term voor kan worden gevonden.
Het is duidelijk dat edutechnologie het nooit zal overnemen van wat een leerkracht kan doen. Trouwens, de opmerkingen die gegeven worden door de Vlor, kunnen soms ook gegeven worden ten aanzien van educatieve uitgevers. Maar goed, de boost voor het digitale binnen onderwijs is gegeven. Ik had nog een vraag naar coördinatie met minister Crevits, maar u hebt daar al op geantwoord.
Er is nog een tweede vraag die mij wel interesseert. Het is goed dat de leerkrachten versterkt zullen worden in hun digitale competenties, maar ook daar is het gevaarlijk om de weg te verliezen. Dan stel ik mij de vraag of er een duidelijk zicht is op de noden van de leerkrachten. Weten we waarin zij precies versterkt moeten worden? Als er 1 miljoen euro wordt vrijgegeven, zullen er wellicht oproepen zijn en zal men daarop kunnen intekenen. Maar weten we wat de noden precies zijn?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik stel vast dat ik op één vraag niet geantwoord heb, namelijk de vraag over i-Learn. Ik moest nog meegeven dat we daar een studie hebben aanbesteed. Die zou moeten worden opgeleverd in mei van dit jaar. We hebben gevraagd om de volgende zaken te onderzoeken: een stand van zaken en de perceptie in het onderwijsveld; mogelijke businessmodellen, ook in functie van verduurzaming; de kostenstructuur; technische aspecten en aspecten van beheer en bestuur. Dat is belangrijk.
Verder moet ik ook meegeven dat MICTIVO natuurlijk geen nulpuntmeting is. Dat is net het goede. Er zijn voorheen al onderzoeken gedaan, waaruit we ook geleerd hebben dat we zeker in internationaal perspectief niet bepaald bij de ‘front runners’ zaten. En dus gaan we in MICTIVO 4 hopelijk ook wel de resultaten kunnen zien van de boost die we gegeven hebben. Dat zal dan voor binnen afzienbare tijd zijn. Ik ken de timing nu niet uit het hoofd. Ik dacht dat dat volgende onderzoek volgend jaar of in 2024 zou plaatsvinden. Dat moet ik even gaan opzoeken. Maar laat ons alleszins hopen dat daaruit duidelijk valt af te lezen dat onze investeringsgolf wel enig effect heeft geressorteerd.
Er wordt ook gevraagd of wij wat zicht hebben op de noden. Die variëren ongelooflijk. Uit mijn mailbox blijkt ook dat voor sommige scholen en leerkrachten de hemel op hun hoofd is gevallen. Andere zeggen dat ze daar al lang mee bezig zijn en dat ze nog moeten zoeken hoe ze die extra middelen opgesoupeerd krijgen. Dat zijn de twee uitersten.
We hebben wel een tool ontwikkeld, Digisnap, om in kaart te brengen wat de noden en de vragen zijn waarop we kunnen inspelen. Op de Sett-beurs van vorige week in Gent is die Digisnap al uitgetest. Dat is dus een nieuwe tool waarmee we aan de slag kunnen, als die testing natuurlijk positief is.
Tot slot wil ik nog meegeven dat het aspect van de kwaliteit van de digitale leermiddelen natuurlijk ook mee vervat zit in de ambitie van de kwaliteitsalliantie. Dus ook daar gebeurt die oefening.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik wil toch ook nog eens aanhalen dat die digitalisering en zo verder uiteraard een goede zaak is en dat we een grote achterstand in te halen hadden, maar dat de regie uiteraard bij de leerkrachten moet blijven liggen en dat de scholen ook waakzaam moeten blijven.
Ik weet uiteraard dat MICTIVO geen nulmeting is, maar ik had het dan vooral over de cybersecurity, omdat daar nog geen gegevens over bestaan.
De Digisnap is zeker een goed initiatief. Ik hoop ook dat voldoende leerkrachten en scholen die invullen, zodat we inderdaad weten wat de noden op het veld zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.