Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, het ontbreken van een helder beleidskader voor bovenlokaal cultureel infrastructuurbeleid, inclusief de omschrijving van een regierol voor de Vlaamse overheid is al langer een heikel punt en kwam onder andere aan bod in het Verslag van het Rekenhof uit 2013. In het Vlaams Regeerakkoord 2019-2024 hebben we daar ook iets over afgesproken. Daar staat letterlijk: “Met het Sportinfrastructuurplan van vorige legislatuur als voorbeeld, plannen we een structurele aanpak voor bovenlokale culturele infrastructuur en bouwen een langetermijnvisie uit. Andere projectaanvragen voor ondersteuning als grote culturele infrastructuur van uitzonderlijke omvang, toetsen we op inhoudelijke meerwaarde van het landschap, draagvlak en financiële haalbaarheid.”
Er zijn ondertussen heel wat rapporten geweest. In opdracht van het Departement Cultuur, Jeugd en Media (CJM) heeft IDEA Consult in 2020 een uitgebreid rapport gemaakt over investeringssubsidies voor bovenlokale cultuur- en jeugdinfrastructuur. Dit rapport omvat een grondige evaluatie van het beleid van het Fonds voor Culturele Infrastructuur (FOCI) en concrete aanbevelingen voor een nieuwe regelgeving waarbij geregeld werd verwezen naar de aanpak van het decreet voor bovenlokale sportinfrastructuur.
In 2021 kreeg IDEA Consult een nieuwe onderzoeksopdracht, namelijk de voorbereiding inventarisatie cultuur-en jeugdinfrastructuur. Dat onderzoek en de resultaten ervan moeten het Departement CJM in staat stellen om een opdracht te geven tot de opbouw van een databank over de cultuur- en jeugdinfrastructuur in Vlaanderen. Dergelijke inventaris is een belangrijk relanceproject van Vlaamse Veerkracht. Die omvattende databank moet een uitbreidbare set aan relevante gegevens bevatten. We hebben u daar ook in de beleids- en begrotingstoelichting (BBT) over ondervraagd. U hebt toen ook gezegd dat het voorbereidend onderzoek volop bezig was. Het eindproduct is een roadmap met de belangrijkste stappen en beslissingen, een indicatieve timing, relevante betrokken actoren en hun mogelijke rollen op termijn, en mogelijkheden tot samenwerkingen in uitvoering en beheer. Er werd een externe functionele analist-projectleider aangesteld om een spoedige voortgang van de uitwerking te ondersteunen.
Ook de Universiteit Antwerpen heeft zich hierover gebogen in het kader van een onderzoeksopdracht van uw departement in 2021. Daarbij ging het over de mogelijke financieringsmechanismen die de Vlaamse overheid zou kunnen aanbieden aan verschillende actoren die initiatieven inzake de realisatie van cultuurinfrastructuur wensen op te starten, hun toepasbaarheid en hun draagvlak in de cultuursector.
Onlangs, in november, hebben we nog een gedachtewisseling gehad met het departement naar aanleiding van de eindrapporten over de Vlaamse Brede Heroverweging. Daaruit hebben we het volgende onthouden: “Uit de vele reeds bestaande onderzoeken is de belangrijkste conclusie dat het budget ondanks de boost tijdens deze regeerperiode nog steeds te klein is om vol in te zetten op duurzaamheid. De studie heeft dit duidelijk becijferd. Een benchmark met zes regio’s en/of landen was inspirerend, maar de haalbaarheid ervan voor Vlaanderen moet nog onderzocht worden. Andere landen werken bijvoorbeeld met huursubsidies en het opkrikken van huurinkomsten uit commerciële events.”
Ook de Strategische Adviesraad voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media (SARC) heeft zich hierover gebogen. In zijn advies van 20 oktober 2020 pleit de SARC voor een grondige evaluatie van de huidige werking van het FOCI-begrotingsfonds (Fonds Culturele Infrastructuur) gekoppeld aan een toekomstvisie en behoefteanalyse voor culturele infrastructuur op lange termijn op basis van overleg en consultatie. Dat zou volgens de raad als basis kunnen dienen voor het uittekenen van de gewenste scenario’s, zoals reeds aangegeven in het advies ‘Bouwen aan culturele ruimtes’. Onlangs, op 12 januari, heeft de SARC nog een advies gepubliceerd. Daarin staat: “Het departement CJM beschikt niet over adequate gegevens over de cultuur- en jeugdinfrastructuur in Vlaanderen.” Dat wisten we natuurlijk al. Ze vergelijken nogmaals met sport: “Naar analogie van wat bij Sport Vlaanderen bestaat, kan daarom best werk gemaakt worden van een degelijke databank en een lijst met criteria om te bepalen welke infrastructuur als bovenlokaal kan bestempeld kan worden en welke niet.” Verder stelt de SARC nog een zeer relevante vraag: “Ligt de focus op het wegwerken van blinde vlekken, om op die manier bij te dragen aan de creatie van een fijnmazig infrastructuurnetwerk in heel Vlaanderen?”
Ik heb hierover een aantal vragen, minister-president.
Wat is de stand van zaken van dat onderzoek van IDEA Consult naar de ‘Voorbereiding inventarisatie cultuur-en jeugdinfrastructuur’?
Wanneer zal men effectief kunnen starten met de opbouw van een databank van de cultuur- en jeugdinfrastructuur in Vlaanderen?
Wat is de stand van zaken van het onderzoek van de Universiteit Antwerpen naar mogelijke financieringsmechanismen voor culturele infrastructuur?
Welke conclusies heeft het departement getrokken uit de inspirerende benchmark met de zes regio’s of landen?
Hebt u in dit hele proces al een definitie met criteria vastgelegd van ‘bovenlokale culturele infrastructuur’ zoals de SARC bepleit? Zo ja, kunt u hier meer toelichting bij geven? Zo neen, waarom niet? Hoe zal men een dergelijk regelgevend kader bepalen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Brouwers, het onderzoek van IDEA Consult zit in een eindfase. De oplevering is voorzien in maart 2022, volgende maand dus.
Wanneer zullen we effectief starten met de databank? Afhankelijk van de resultaten van het onderzoek waarnaar ik zonet verwees en natuurlijk na overleg met mijn administratie, zal ik een beslissing nemen over de toekomst van een Vlaamse inventaris. U hebt terecht verwezen naar engagementen daarover die in het regeerakkoord staan. Die gelden natuurlijk bij uitstek voor mij.
Ook het onderzoek van de Universiteit Antwerpen zit in een eindfase. De oplevering daarvan is ook voorzien volgende maand, maart 2022.
Wat de conclusies uit de benchmark betreft: het onderzoek dat Deloitte en IDEA Consult uitvoerden over cultuur- en jeugdinfrastructuur in het kader van de Vlaamse Brede Heroverweging bevatte inderdaad een benchmarking met vijf cases, met name Nederland, Engeland, Catalonië, Denemarken en Frankrijk. De benchmarkanalyse toonde aan dat er zelden sprake is van universele succesverhalen wanneer nieuwe mechanismen, zoals huursubsidies, worden toegepast. Er zijn altijd ‘verborgen kosten’ waarvoor gewaarschuwd wordt, die pas na het invoeren van deze praktijken duidelijk worden. Sommige van de in kaart gebrachte mechanismen in de cases bleken zelfs uitgesproken controversieel.
Wat de definitie met criteria betreft: bij een subsidieaanvraag is het de verantwoordelijkheid van de subsidieaanvrager om te motiveren hoe de werking die in een cultuur- of jeugdinfrastructuur plaatsvindt, van bovenlokaal belang is of een bereik heeft dat het interlokale niveau overschrijdt. De argumentatie wordt beoordeeld door de Adviescommissie Culturele Infrastructuur, die daarbij rekening houdt met de criteria voor bovenlokaal belang binnen de verschillende deelbeleidsvelden waarop het subsidiereglement van toepassing is. Indien de organisatie gesubsidieerd wordt op een van de decreten voor het verlenen van werkingssubsidies, kan dat een doorslaggevend argument zijn om de werking als bovenlokaal te beschouwen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, ik ben blijkbaar weer iets te vroeg. Volgende maand, maart, wordt blijkbaar een belangrijke maand. Er zijn twee onderzoeken die dan opgeleverd zullen worden, waarna verdere stappen gezet zullen worden om op een of andere manier aan die databank te werken, neem ik aan.
Die criteria zijn natuurlijk diegene die vandaag binnen het FOCI gebruikt worden. Maar het is volgens mij wel interessant om eens de vergelijking te maken met wat er bestaat op het vlak van sportinfrastructuur en om op termijn misschien ook iets duidelijker te zijn over wat we precies verwachten. U hebt gezegd dat de subsidieaanvrager nu maar moet bewijzen dat de werking het lokale overstijgt en dus bovenlokaal belang heeft. Maar ik denk dat we toch eens moeten bekijken of er in de sportdecreten geen duidelijkere criteria gebruikt worden, zodat we geen aanvragen krijgen die misschien op voorhand al tot mislukken gedoemd zijn, terwijl daar toch veel tijd in gestoken wordt. Ik denk dat duidelijke criteria inzake wie waarvoor in aanmerking kan komen, tot op heden nog ontbreken, en dat die nodig zijn. Dat behoort tot de verdere uitwerking van het regeerakkoord. U hebt gezegd dat u daar ook verder aan wilt werken – uiteraard. We wachten nu dus nog even op de resultaten van die onderzoeken. Het zou interessant zijn om die dan ook te krijgen. Wellicht zullen die op de website gepresenteerd worden of zult u daarover communiceren. Het is interessant om te vernemen wat IDEA Consult en de Universiteit Antwerpen ons daarover te vertellen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.