Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de wezentoeslag
Vraag om uitleg over de wezentoeslag van het groeipakket
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Vandaag, 22 februari, wordt de actie 'Stop kinderarmoede nu' gelanceerd. Deze actie wil via een verschuiving in de kinderbijslag of het groeipakket de kinderarmoede concreet en duurzaam aanpakken.
Als we in het parlement argumenteren dat het groeipakket nog beter ingezet kan worden ter bestrijding van de kinderarmoede, horen we reeds aan aantal argumenten, onder andere: momenteel bedraagt het budget voor het groeipakket – de beleidskredieten – ongeveer 4 miljard euro. Van dit globale budget is er 9,1 procent, of 360,4 miljoen euro, voorzien voor inkomensgerelateerde toeslagen, dat zijn sociale toeslagen en de schooltoeslag. Vlak vóór de invoering van het groeipakket waren de inkomensgerelateerde toeslagen goed voor slechts 5,2 procent van het totale budget. Er worden dus vandaag meer middelen selectief ingezet en dus is er een positieve impact op de kinderarmoede, concludeert u steeds. Of zoals u eind september tijdens de Septemberverklaring stelde: ‘Deze legislatuur gaat er 450 miljoen euro meer naar het groeipakket en kunnen er 200.000 extra mensen rekenen op een sociale toeslag’.
De Vlaamse Regering heeft in haar ambities de strijd tegen kinderarmoede opgenomen in het regeerakkoord. In het evaluatierapport en de hoorzittingen bleek dat het armoederisico gedaald was van 11,2 tot 10,9 procent. Dat is 0,3 procent. Er is echter een tijd geweest dat de Vlaamse doelstelling de halvering van de kinderarmoede was, dus meer dan 0,3 procent.
Armoede-experten en armoedeverenigingen dringen aan om meer resolute keuzes voor kinderarmoedebestrijding te maken. Zij wezen onder andere op de noodzaak van een voortdurende monitoring van het groeipakket en de gevolgen op de verschillende types van gezinnen.
In het rapport van de Vlaamse Brede Heroverweging (VBH) werden er verschillende scenario’s uitgewerkt om, binnen een budgetneutraal kader, het groeipakket selectiever in te zetten. Zelf hebben we reeds in het verleden voorstellen gelanceerd om binnen de sociale toeslag meerdere inkomensschijven te voorzien en bijvoorbeeld de sociale toeslag voor de laagste inkomensgroepen te verhogen. We hebben ook al vragen gesteld rond de kleuterparticipatietoeslag en de kinderopvangtoeslag.
In het voorstel van resolutie nummer 849 van de meerderheid wordt er gevraagd aan de Vlaamse Regering om te onderzoeken of, binnen het kader van de begrotingsopmaak en/of bij de VBH, er binnen het groeipakket kan worden bijgestuurd om kinderen in de meest kwetsbare gezinnen te ondersteunen.
Professor Peter Adriaenssens stelde vandaag in de persconferentie dat niet handelen tegen armoede een vorm van institutionele kindermishandeling is.
Minister, wat is uw antwoord op deze sterke uitspraak en oproep van professor Adriaenssens?
Meten is weten en ook de basis om goede politieke beslissingen te nemen. Hoe staat het met de monitoring van het groeipakket? Hebt u zicht op de 200.000 extra mensen naar wie u verwijst? Zijn dat gezinnen of kinderen die een sociale toeslag ontvangen? Hebt u ook zicht op het sociale statuut van deze groep? Zijn dat actieve zelfstandigen, zelfstandigen met een uitkering, actieve werknemers of werknemers met een uitkering?
Hoe ver staat u met de uitvoering van het voorstel van resolutie van de meerderheid om het groeipakket te sturen naar de meest kwetsbare gezinnen?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg toont wat overlap met wat collega De Martelaer net gezegd heeft in verband met de kinderarmoede in Vlaanderen.
Het armoederisico is groter bij eenoudergezinnen, waartoe ook de gezinnen behoren waar een ouder overleden is. We konden recent vernemen, minister, dat u niet van plan bent om de vermindering van de wezentoeslag die is doorgevoerd met het groeipakket, ongedaan te maken. We stellen vast dat kinderen die een ouder verliezen, een lagere kinderbijslag krijgen dan voor 1 januari 2019. Gemiddeld gaat het om 34 tot 128 euro minder per maand dan voor 2019. Dat gaat dus wel degelijk om een besparing, en dan nog bij een zeer kwetsbare groep. De Gezinsbond schat dat die besparing tegen 2024 zal oplopen tot 32 miljoen euro per jaar. Het is bijzonder pijnlijk dat u als minister beslist om net op die groep te gaan besparen. Er wordt af en toe als argument aangehaald dat die verhoogde kinderbijslag wel behouden blijft als de partner hertrouwt, maar we weten ook dat dat maar bij een kleine minderheid gebeurt. Het blijft in de feiten dus gaan om een besparing.
Het probleem is vooral, minister, dat kinderen geboren voor 2019 hun rechten behouden. Dat is het algemeen principe van het groeipakket. Iemand die voor 2019 een bepaald bedrag kreeg, behoudt dat ook erna. Maar voor die wezen is er een verschil gemaakt: daar gaat men niet naar de geboortedatum kijken, maar naar de datum van het overlijden van de partner. Dat is onlogisch, want de filosofie bij alle andere kinderen is dat ze hun verworven rechten behouden. De vraag van de Gezinsbond is om dat principe, die filosofie, steeds te behouden en bij de wezen niet plots te gaan kijken naar de datum van overlijden van de ouder.
Na de evaluatie van het groeipakket in 2021 werd er bijgestuurd door de meerderheid. Dat gebeurde onder meer via een resolutie die zou onderzoeken of er binnen het groeipakket kan worden bijgestuurd om kinderen in de meest kwetsbare gezinnen te ondersteunen. In de resolutie werd het probleem van alleenstaande ouders die een inkomen genereren uit arbeid of ondernemen en die in bepaalde gevallen niet in staat zijn om de eindjes aan elkaar te knopen, erkend. Er werd ook gevraagd om naar die wezen te kijken.
Zowel de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV), de Gezinsbond als de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) hebben advies gegeven, recent nog. Het advies van de SERV is redelijk duidelijk: “Voor de wezen wordt voor een aantal gezinnen nu een oplossing uitgewerkt. Dat is goed, maar onvoldoende. De SERV vraagt om het basisuitgangspunt van het Groeipakket en de overgangsregeling waarbij het criterium van geboortedatum van het kind geldt als een fair principe op dit punt consequent toe te passen. De regels voor de wezen vermengen de principes uit de overgangs- en de nieuwe regels in het Groeipakket met elkaar, met name de dag van overlijden van de ouder voor wezentoeslagen en de dag van geboorte van het kind voor de andere componenten van het Groeipakket.”
Het advies van de Vlaamse Raad WVG, minister, ligt in dezelfde lijn. De raad pleit ook voor een gelijke behandeling van alle kinderen en gezinnen die in een kwetsbare situatie belanden, zijnde het verlies van een ouder of beide ouders. De raad roept de Vlaamse overheid op om een oplossing te vinden voor de vele verschillen in financiële tegemoetkoming voor halfwezen, wezen en hun gezin.
We hebben dus een resolutie van de meerderheid gehad, een advies van de SERV en de Vlaamse Raad WVG, we hebben hoorzittingen gehouden, we hebben de Gezinsbond gehoord, maar toch gaat u gewoon door, minister, met die besparing op de kinderbijslag voor wezen en halfwezen. Mijn vraag is dus waarom u hebt beslist om, ondanks adviezen van verschillende instanties uit de sector, de beslissing rond de wezentoeslag niet terug te draaien?
Twee, bent u in overleg getreden met de sector om tot deze beslissing te komen?
Welke maatregelen zult u nemen om wezen bijkomend te ondersteunen?
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, sinds de Vlaamse Regering het groeipakket invoerde, hebben wezen plots heel wat minder kindergeld. Terwijl wezen voor 2019 recht hadden op ongeveer 375 euro wezentoelage, zien we deze nu terugvallen op 250 euro per maand. Momenteel krijgen weduwen en weduwnaars met een beperkt inkomen nog een sociale toeslag van 50 euro, maar die zou binnen enkele maanden ook wegvallen.
Vorig jaar was er reeds een evaluatie van het groeipakket, met als gevolg een wijziging. De SERV en de Vlaamse Raad pleitten echter nog voor een grondige bijsturing van de wezentoeslag, zoals collega Vandecasteele zonet heeft toegelicht. Helaas geeft u daar weinig gevolg aan.
Uw woordvoerder, Bart Croes, wijst erop dat deze meerderheid ervoor heeft gekozen om de wezentoeslag te zien als een compensatie voor het verlies van de ouder, terwijl het voor de invoering van het groeipakket een compensatie was voor het verlies van inkomen. Deze wijziging zou volgens jullie in deze tijdsgeest de juiste optie zijn. Zo zou nu ook het kind de toeslag wel krijgen als de overlevende ouder een nieuw gezin vormt of hertrouwt. Uit onderzoek blijkt echter dat maar 18 procent, een op de vijf, van de weduwen of weduwnaars met kinderen samenwoont met een nieuwe partner. Uw redenering houdt dus weinig steek. De resultaten geven aan dat dit niet als geldige reden gebruikt kan worden om het groeipakket niet te hervormen.
De Gezinsbond pleit ook voor een grondige hervorming, aangezien het toch gaat om een besparing op een enorm kwetsbare groep. Weduwen en weduwnaars hebben het vaak emotioneel al erg moeilijk en krijgen hierdoor nog een financiële klap te verwerken. We hoorden dat ook in de getuigenissen tijdens de hoorzittingen rond het groeipakket.
Bent u van plan om toch nog een grondige hervorming van het groeipakket op dit vlak te voorzien? Indien niet, op basis van welke argumenten weigert u dan om deze regeling te herzien?
Welke initiatieven neemt u nog om ervoor te zorgen dat weduwen en weduwnaars voldoende financieel ondersteund worden?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, bij de invoering van het groeipakket was een van de ambities om veel sterker rekening te houden met de draagkracht van gezinnen dan onder het vroegere kinderbijslagsysteem. U refereert zelf aan het toegenomen bereik van de sociale toeslag, maar we zien dat ook aan de bedragen zelf: voor 2019 kreeg een gezin met drie kinderen slechts 85,99 euro aan sociale toeslagen, onder het groeipakket is dit gestegen naar 254,67 euro, een stijging van 170 euro.
Ook de schooltoeslag, die zich sterk richt naar kwetsbare gezinnen en die na de inkanteling in het groeipakket automatisch wordt toegekend, bereikt veel meer gezinnen en ondersteunt dus ook veel meer gezinnen.
Het groeipakket wordt permanent gemonitord. Hiervoor wordt er onder meer geïnvesteerd in een datawarehouse groeipakket, waarin heel wat dossiergegevens van de rechtgevende kinderen en hun ouders zijn opgenomen en die het mogelijk maakt om heel wat cijfergegevens op te volgen. Het resultaat van deze inspanningen is trouwens ook al concreet zichtbaar in de jaarverslagen over het groeipakket en in de dashboards die online raadpleegbaar zijn op de website van het agentschap Opgroeien. Die dashboards geven een overzicht van de toegekende basisbedragen, sociale toeslagen, zorgtoeslagen en gezinstypes, zowel op Vlaams niveau als op het lokale niveau. Op korte termijn zal daar nog informatie over de drie participatietoeslagen, met name de kinderopvangtoeslag, de kleutertoeslag en de schooltoeslag, bij komen.
Als we op de dashboards naar de kinderen met sociale toeslag kijken, dan zijn er dat 227.467 meer dan eind 2018, dus voor de invoering van het groeipakket. In totaal ontvangen vandaag meer dan 400.000 kinderen een sociale toeslag.
Met de invoering van het groeipakket wordt er, zoals u weet, enkel nog gekeken naar het gezinsinkomen om de sociale toeslag te kennen, en niet meer naar de sociaal-economische status als toekenningsvoorwaarde. Het groeipakket zorgt ervoor dat grotere gezinnen met werkende ouders met een middeninkomen tussen 30.000 en 60.000 euro recht hebben op een sociale toeslag. Deze maatregel wordt stelselmatig ingevoerd naarmate er nieuwe kinderen worden geboren in dergelijke gezinnen. Maar we zagen dat ondertussen al 44.000 kinderen – 44.000! – van deze maatregel kunnen genieten. Deze maatregel zal de komende jaren nog verder op kruissnelheid komen, en dus zal dat aantal ook nog verder toenemen.
We concluderen dat van de 227.000 extra bereikte kinderen er 183.000 kinderen leven in een gezin met een laag inkomen, die dankzij het groeipakket nu zijn toegelaten tot de sociale toeslag omdat we de sociaal-economische status als voorwaarde hebben laten vallen. De overige 44.000 zijn toe te schrijven aan het verruimen van de doelgroep van de sociale toeslag, waarbij ook grote gezinnen met middeninkomens toegang krijgen tot die maatregel.
Omdat het precies de expliciete beleidskeuze was om het groeipakket niet meer te koppelen aan de sociaal-economische status van de gezinnen kunnen we dat moeilijkĀ statistisch koppelen.
Wat alleszins wel duidelijk is, is dat het loslaten van de sociaal-economische status als voorwaarde voor de toekenning van de sociale toeslag heeft geleid tot een verdubbeling van het aantal kinderen met een sociale toeslag onder de laagste inkomensgrens. Van deze kinderen kan nagenoeg met zekerheid worden gezegd dat hun ouders behoren tot de groep van de ‘working poor’ of de werkende bevolking met een laag inkomen. Het opheffen van de voorwaarde rond de sociaal-economische status had trouwens expliciet als doel om ook kinderen van deze groep van mensen – mensen die werken, maar een laag inkomen hebben – extra ondersteuning te bieden.
Het mechanisme van het groeipakket bewijst dat we erin slagen om meer kinderen in gezinnen die het financieel niet breed hebben, te bereiken. Ik gaf al aan dat dat bereik de komende jaren nog zal stijgen. Op dit punt sturen we daarom het best niet bij.
Er is een ander punt dat ik bij de komende begrotingsbesprekingen op tafel wil leggen, en dat is de index. We zullen samen met de collega’s moeten bekijken hoe we er budgettair voor staan en of we hieraan prioriteit kunnen geven. Ik maak me, net als u, zorgen over het effect van de stijgende prijzen op de situatie van mensen die in de lagere inkomenscategorieën zitten.
Wat de regeling voor wezen en halfwezen betreft, wil ik graag even teruggaan naar de totstandkoming van de vroegere regel. Op 4 augustus 1930 werd de wet tot veralgemening van de kinderbijslag voor werknemers goedgekeurd, die alle werkgevers verplichtte zich aan te sluiten bij een kinderbijslagfonds. Daarmee werd de kinderbijslag een onderdeel van de sociale zekerheid en een wettelijk recht voor alle werknemers. Later kwamen daar ook de openbare diensten en de zelfstandigen bij.
De eerste sociale bijslag was de wezenbijslag, een kinderbijslag voor kinderen van werknemers die waren overleden als gevolg van een arbeidsongeval of beroepsziekte. Dit recht werd pas in 1946 uitgebreid tot alle wezen. De federale regelgeving bouwde verder op het idee dat, als een van de ouders sterft, het gezin recht moest hebben op een tegemoetkoming om in het levensonderhoud van de kinderen te kunnen blijven voorzien. De regelgeving stelde daarbij uitdrukkelijk dat deze bijslag wordt uitgekeerd indien een ouder overleden is, op voorwaarde dat de overlevende ouder niet hertrouwt of geen feitelijk gezin vormt. Deze bijslag was met andere woorden een vorm van sociale toeslag die rechtstreeks verband hield met de inkomensdaling die men wilde compenseren, tot er opnieuw een inkomensstijging was wegens hertrouwen of het vormen van een feitelijk gezin. Niet zelden gaf deze regeling ook aanleiding tot domiciliefraude, dat zult u wel begrijpen.
En u zult het ook wel met me eens zijn dat de maatschappelijke context sedertdien flink is veranderd. Bij de invoering van het groeipakket was dat ook voorwerp van discussie en evaluatie. De gezinssamenstellingen zijn vandaag veel meer divers, en we zijn geëvolueerd van wat men het kostwinnersmodel noemt naar het tweeverdienersmodel.
Met de invoering van het groeipakket is dan ook afstand genomen van een benadering die vertrok vanuit het kostwinnersmodel en die keek naar het statuut van de ouder om een toeslag toe te kennen. Dat vertaalt zich in ons beleid rond de sociale toeslagen en de participatietoeslagen. Dat zijn de instrumenten die we afstemmen op de financiële noden van gezinnen, rekening houdend met hun gezinsgrootte. Het groeipakket heeft een regeling ingevoerd die vanuit de combinatie van een sterk nieuw basisbedrag, de versterkte sociale toeslag, de zorgtoeslag en de participatietoeslagen, een heel gerichte ondersteuning kan bieden waar de noden het grootst zijn.
De invoering van de halfwezentoeslag is niet inkomensafhankelijk. De toeslag is gemotiveerd vanuit de overweging dat er geen andere ouder meer is die een onderhoudsbijdrage kan betalen voor kinderen, zoals wel het geval is bij bijvoorbeeld gescheiden ouders. Daarom maken we de keuze om de halfwezentoeslag onvoorwaardelijk toe te kennen. Een kind behoudt het recht op deze toeslag zolang het recht heeft op het groeipakket, wat vroeger niet het geval was. We houden daarbij geen rekening met het feit of een ouder na het overlijden van een partner opnieuw een gezin vormt, wat vroeger wel het geval was.
Dit toont duidelijk aan dat het groeipakket vertrekt van andere premissen, wat logisch is, aangezien de samenleving verandert en bestaat uit een grote diversiteit aan gezinsvormen. Een sterkte van het groeipakket is dat er rekening wordt gehouden met de draagkracht van gezinnen, ook bij gezinnen waarvan een ouder overleden is. Gezinnen waarvan een ouder overlijdt en die het financieel moeilijker hebben, hebben recht op een sociale toeslag. Zo krijgen gezinnen waar de nood groter is, ongeacht wat daar de oorzaak van is, meer ondersteuning. Dat was niet mogelijk onder de vroegere kinderbijslagregeling, onder meer omdat die toeslagen gekoppeld waren aan het sociaal-economische statuut, en omdat ieder gezin hetzelfde bedrag ontving, terwijl er bij alle gezinnen, ook de halfwezengezinnen, een variatie aan inkomens is.
De sociale toeslag wordt ook automatisch toegekend bij een actuele inkomensdaling ten gevolge van het overlijden van de partner. Bovendien valt de sociale toeslag niet direct weg mocht er na een periode sprake zijn van een inkomensstijging. Er zit een vertragingseffect op, omdat de sociale toeslag wordt toegekend per jaar, én omdat de automatische procedure is gebaseerd op het aanslagbiljet van twee jaar voordien. Dat is trouwens ook het geval bij de schooltoeslag, waar de overlevende ouder dus sneller recht op zal hebben. Met de invoering van het groeipakket zijn de bedragen van de schooltoeslag ook verhoogd, wat dus ook ten goede komt aan deze gezinnen.
60 procent van de gezinnen met halfwezentoeslag ontvangt vandaag ook een sociale toeslag.
Als u, ten slotte, spreekt over het ondersteunen van weduwen en weduwnaars, dan verwijst u wellicht niet enkel naar het groeipakket, maar ook naar andere, federale maatregelen ter zake. U weet dat mijn collega Lanjri daarover onlangs initiatieven heeft genomen in het federaal parlement.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, jaarlijks wordt er zo'n 4 miljard euro binnen het groeipakket uitbetaald. Dat is echt heel veel geld. De manier waarop dit geld wordt ingezet, kan voor vele mensen in armoede een groot verschil maken.
Het was een goede zaak dat bij de invoering van het groeipakket het sociaal statuut van de ouders werd verlaten en dat er werd ingezet op elk kind. Elk kind is gelijk.
Beste collega's, we weten dat niet alle kinderen gelijk zijn. Een kind geboren in armoede is niet gelijk aan een kind dat is geboren in een midden- of hogere klasse.
Ik wil graag ingaan op de mogelijkheden tot verschuiving in het groeipakket. Tijdens de persconferentie ‘Stop kinderarmoede nu’ deze ochtend werden die ook naar voren geschoven.
Ten eerste, de kinderopvangtoeslag gaat naar gezinnen die niet-inkomensgerelateerde opvang gebruiken. In het evaluatierapport dat we vorig jaar bespraken, kwam naar voren dat deze toeslag geen impact heeft op de keuze voor de kinderopvang. De 11 miljoen euro die hiervoor is voorzien, kan misschien beter terugvloeien naar het budget voor de sociale toelagen.
Ten tweede, de kleutertoeslag is goed voor 8 miljoen euro. Elk gezin dat zijn kleuter naar de kleuterschool stuurt, krijgt die toeslag. Het evaluatierapport toont geen duidelijke impact op de participatie van kinderen aan het kleuteronderwijs.
De participatie is al erg hoog. Alle kleuters krijgen deze toeslag, dus ook kleuters van de hoge-inkomensouders.
Drie, de sociale toeslag. Het invoeren van meer schijven in het systeem van de sociale toeslag. Mogelijk zou de hoogste schijf kunnen worden verlaagd of zouden er meerdere schijven mogelijk kunnen zijn binnen de inkomenscategorieën. Hier zitten ook mogelijkheden in om de laagste inkomensgroepen een hogere sociale toeslag te geven via verschuiving.
Daarnaast is er ook de vraag om de besparing van 65 miljoen binnen het groeipakket, die de Vlaamse Regering wil invoeren door de indexering te halveren, niet door te voeren. Deze mindering van de indexering raakt gezinnen in armoede het hardst.
Dan is er inderdaad ook de situatie van de kinderen die wees worden. Ik blijf het onmenselijk vinden hoe u alle voorstellen en adviezen hierover halsstarrig blijft negeren. U bent coördinerend minister van armoede, mijnheer Beke, het groeipakket is uw instrument om hierop in te zetten. Bent u bereid om de pistes die ik zojuist schetste, en die ook deze ochtend in de persconferentie werden aangegeven, te onderzoeken?
U zegt inderdaad dat u monitoring doet van alle gegevens binnen het agentschap Opgroeien. Denkt u echter ook niet dat het beter zou zijn dat u aan het Planbureau een opdracht geeft om dat wetenschappelijk te onderzoeken?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, u geeft dus wel gewoon toe dat wezen en halfwezen vandaag minder kinderbijslag krijgen dan voor 2019. Ik vind dat wel straf. Dat is tegelijkertijd toegeven dat er een besparing wordt doorgevoerd op die kwetsbare groep kinderen. U praat er zichzelf dan uit door te zeggen dat andere premissen worden gehanteerd en er van een kostwinnersmodel wordt overgegaan naar een tweeverdienersmodel. Minister, vandaag blijft het probleem wel dat een eenoudergezin sowieso een heel hoog risico heeft op armoede en dat we rekening moeten houden met de grote emotionele kost van het verlies van een partner, zowel voor de kinderen als voor de echtgenoot of echtgenote.
Uw voorganger heeft het verschillende keren herhaald, bij de vorming van het groeipakket zelf werd er steeds herhaald en gezegd dat niemand erop zou achteruitgaan. Dat blijkt vandaag wel het geval en blijkbaar zijn de wezen en halfwezen hier het slachtoffer van. Blijkbaar hebt u die groep gevonden om daarop toch te kunnen besparen. Ik vind dat een bijzonder, bijzonder pijnlijke beslissing. Ik snap niet waarom u nog adviezen inwint. Iedereen was het erover eens: alle adviezen die u vandaag ingewonnen hebt, zowel bij de SERV als bij de Vlaamse Raad WVG, ook de Gezinsbond heeft adviezen gegeven, we hebben hier ook hoorzittingen gehouden, zelfs in de resolutie van de meerderheid stond het. Al die adviezen zeggen: ‘Het probleem van die wezen, verander dat.’
Zoals ik daarnet uitlegde: het is heel vreemd om een algemeen principe te hebben om te kijken naar de geboortedatum, maar om plots bij die wezen te gaan kijken naar de sterfdatum van die ouder. Dat is gewoon niet correct, dat is gewoon niet eerlijk. Dat is echt zorgen voor ongelijkheid tussen de verschillende mensen, de verschillende kinderen. Ik vind het bijzonder pijnlijk dat u gewoon beslist om door te gaan met deze besparing op – ik ga het nog eens herhalen – deze bijzonder kwetsbare groep kinderen.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, ook in het laatste jaarverslag van het Kinderrechtencommissariaat spreekt men nog over verschillende klachten die over de wezentoeslag nog steeds binnenkomen. Men verwijst ook expliciet naar de inzet in de strijd tegen de kinderarmoede. De vzw Odos, die de noden van deze groep kinderen behartigt, roept u ook dringend op om er werk van te maken om deze kwetsbare groep uit de kou te halen. U verwijst er zonet zelf naar dat 60 procent van die groep recht heeft op een sociale toeslag, en dat is toch wel een significant hoog aantal.
Ik haal eigenlijk volgende zin uit het verslag van de hoorzitting met Odos hier in deze commissie. Men zegt: “De vergelijking met de oude bedragen voor ieder individueel gezin is inderdaad niet evident, maar een verhoging van de wezentoeslag is broodnodig om het groeipakket geen kruimeltjespakket te laten zijn.” Een duidelijke oproep aan u dus om iets structureels te doen.
Ook vandaag in de krant heb ik een artikel gelezen met professor Van Lancker, die ook al dikwijls in onze commissie op bezoek gekomen is in het kader van armoede en kinderarmoede. Dat is een artikel waarin hij in het kader van die strijd tegen die kinderarmoede verschillende pistes voorlegt. Ik kan niet akkoord gaan met elke piste, of met de logica die achter elke piste zit, maar ik onthoud vooral de vraag naar een grondige studie naar de effecten van het herijkte groeipakket hier in Vlaanderen, om zo te dienen als basis voor verdere hervormingen.
En mijn vraag aan u is dan ook of u een studie met de impactberekening van de diverse systemen die gangbaar zijn in het buitenland, voor de Vlaamse situatie wilt laten doen.
De heer Anaf heeft het woord.
Ik ga proberen kort op de twee aspecten in te gaan. Het zijn twee dingen die ik de voorbije jaren ook heb opgevolgd.
Eerst, minister, begin ik me op de duur af te vragen of u de armoedetoets wel gelezen hebt bij de overgang van het vroegere kindergeldsysteem naar het groeipakket. U blijft elke keer opnieuw verwijzen naar ‘zoveel extra sociale toeslagen, zoveel gezinnen meer die een sociale toeslag krijgen’. En dat klinkt natuurlijk heel mooi. En dat is goed. Maar u lijkt er dan elke keer compleet aan voorbij te gaan dat alle armoede-experten zeggen dat het feit dat de leeftijd en de rangtoeslag wordt afgeschaft, voor een groot stuk wordt gecompenseerd door de extra sociale toeslagen. Maar het doet bijna niets extra tegen armoede. Stop daarmee met elke keer alleen dat verhaal te vertellen, want de realiteit is dat we heel veel geld uitgeven aan het groeipakket. Dat is heel belangrijk. Dat is een van de belangrijkste dingen die we hebben om kinderarmoede aan te pakken. Het is niet het enige. Dat gaat u me niet horen zeggen. Maar het is wel een van de belangrijkste instrumenten die we hebben, maar ook een instrument dat we echt nog meer kunnen inzetten. Er zijn nog steeds veel kinderen in Vlaanderen die in armoede leven. We moeten dat echt durven hervormen. Er liggen een aantal voorstellen op tafel, ook in de VBH. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat elk kind gelijke kansen krijgt. Natuurlijk is het aspect van iedereen draagt bij, iedereen krijgt ook iets terug, belangrijk. Maar we moeten nog meer durven sturen via het groeipakket zodat we kinderen die het echt nodig hebben, die echt die gelijke kansen nodig hebben, iets extra kunnen geven. Kijk naar Canada. Het kan wél. Het is een goed instrument maar we kunnen daar nog veel verder in gaan.
Ik heb u een opening horen maken, en daar wil ik op doorgaan. U zegt: ‘We gaan bij de volgende begrotingsonderhandelingen de index terug op tafel leggen.’ Ik vraag mij af wat u daarmee concreet bedoelt. Hebt u ingezien dat de besparing van 2 naar 1 procent indexering inderdaad moet worden teruggedraaid? Dat zou een goed aspect zijn. U verwees naar de stijgende levensduurte. Vindt u dat het zelfs meer moet zijn? Moeten we de indexering van 2 procent, die nu naar 1 procent is gegaan, koppelen aan de index? Wat bedoelt u juist? Bent u dan ook van plan om gewoon de index voor iedereen te verhogen of bent u van plan om die voorstellen die er liggen in het kader van de VBH, meer in te zetten op sociale toeslagen via die indexering?
Tot slot, wat de halfwezen en de wezentoeslag betreft, kent u het standpunt van onze partij daarover ondertussen heel goed. Ik blijf dat echt onverdedigbaar vinden dat daar ook in de evaluatie niet op wordt teruggekomen. De collega’s hebben al heel veel argumenten aangehaald. Ook het aspect dat het blijft gelden als er een nieuwe gezinssituatie ontstaat, is gewoon onzin. Als je naar de cijfers kijkt, gaat het effectief maar over 18 procent van de gevallen. Dat is een keuze die ik niet kan rijmen, ook niet met de basisgrondslagen die aan de grondslag van het groeipakket lagen. Ik ga ervoor blijven oproepen om de situatie voor die mensen weer recht te zetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik wou gewoon voor de feitelijkheid wel meegeven dat het totale volume van het groeipakket wel stijgt. Ik hoor collega Vandecasteele zeggen dat er bespaard wordt. Dat is feitelijk niet juist. Als je kijkt naar het totale budget – en jullie kunnen allemaal de begroting lezen – dan zie je wat de impact is.
Minister, ik wil het hebben over wat u aanhaalt om binnen de begrotingsbesprekingen te bekijken. Ik denk dat we een resolutie van de evaluatie van het groeipakket hebben gemaakt en goedgekeurd in deze commissie waar een aantal zaken in zitten. Ik denk dat we allemaal in deze commissie realistisch genoeg zijn dat alles niet kan. En dus met andere woorden wil ik deze oproep doen om binnen de evaluatie de resolutie ter hand te nemen om te kijken welke aanpassingen desgevallend budgettair haalbaar zijn. Ik weet dat een aantal collega’s in deze commissie daar wel oor naar hebben, zoals collega Anaf, waarvoor dank. Ik wil de oproep doen om binnen de budgettair haalbare beperkingen, keuzes te maken, als de opportuniteit zich voordoet, binnen de resolutie. Dat is een oproep die wij ook vanuit onze fractie willen doen.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Anaf, u zei ‘u weet wat het standpunt van onze partij is’. Ik weet dat eigenlijk niet zo goed. Ik weet dat het standpunt van uw partij een jaar geleden was: schaf de kinderbijslag af.
Komaan, dit is echt compleet onnozel.
Minister Beke heeft het woord, mijnheer Anaf.
Dat is er niet over. Dat was de aankondiging die uw partij gedaan heeft bij de vernieuwingstrajecten van uw partij. Maar misschien dat er voortschrijdend inzicht is, dan verwelkom ik dat zeer. Ik ben alleszins geen voorstander van het afschaffen van het groeipakket. Dat is één.
Twee. Mevrouw Vandecasteele, ik heb bij het begin in mijn antwoord gezegd dat u het gehele pakket moet nemen. Alle stakeholders waren bij de evaluatie van de vroegere kinderbijslag betrokken. Bij de overstap naar het nieuwe groeipakket waren alle stakeholders akkoord dat we dit toekomstgericht moesten maken, dat we dat, ook als het ging over de wezen en de halfwezen, moesten herbekijken en dat we dat moesten doen in het totaal van het verhaal. Als u zegt van ‘ja, kijk naar de halfwezen’, dan zeg ik: kijk naar de sociale toeslag. 85,99 euro was dat in de kinderbijslag voor een gezin met drie kinderen. 254,67 euro is dat vandaag in het groeipakket. Dat is dus een stijging van 170 euro. Een stijging van 170 euro per maand, in dit geval, in dit voorbeeld. Dus als u intellectueel eerlijk wilt zijn, dan vertelt u het hele verhaal en neemt u er niet één zaak uit. Dan zegt u aan die mensen: ik ben er voorstander van om de wezentoeslag terug te schroeven, zoals vroeger, maar dat betekent dan ook dat u 170 euro minder zult hebben bij de sociale toeslagen. Want dat is natuurlijk de overstap die gemaakt is bij het oude kinderbijslagsysteem naar het nieuwe groeipakket.
Professor Van Lancker, armoede-expert aan de KU Leuven, bevestigt ook dat het systeem van de kinderbijslagen een zeer effectief instrument is. Het is een zeer effectief instrument, onder meer omdat het gelinkt is aan het hebben van kinderen en niet bijvoorbeeld aan het hebben van werk. Ik denk dat dat bijzonder belangrijk is. Ik geef een voorbeeld. Een alleenstaande moeder heeft twee kinderen en een job. Ze is onderwijzeres of maatschappelijk assistent met een lage anciënniteit. Haar loon zit ergens tussen 30.000 en 60.000 euro. Ze is dus geen grootverdiener. Men doet soms – ik heb dat vandaag ook gelezen – dat het te veel gericht is op de middenklasse. Mensen hebben de perceptie dat een maatschappelijk assistent of een onderwijzer de middenklasse is. Wel, dat inkomen zit tussen 30.000 en 60.000 euro. Sommigen zitten zelfs onder die grens van 30.000 euro. Wel, die mensen komen vandaag in aanmerking, terwijl ze dat vroeger niet deden. Ik denk dat dat wat dat betreft een grote vooruitgang is en dat het voor deze mensen ook een bijzonder groot verschil geeft.
Collega’s, toen we de begroting 2022 gemaakt hebben, zaten we met een bijzonder lage inflatie. Het groeipakket is geïndexeerd in oktober 2021, voor de volle 2 procent. En ja, ik wil, zoals ik gezegd heb, bij de begrotingsbesprekingen 2023 of de volgende indexering bekijken wat de impact van de begroting 2021 zal zijn bij de indexering in oktober 2022. Ik zal dan pas bekijken wat mogelijk is en ik zal dan ook een aantal voorstellen doen. Ik ga daar nu verder niet op vooruitlopen, maar dat is wat ik zal doen. Dat is ten andere ook wat de minister-president bij de Septemberverklaring zelf ook in het debat heeft aangevoerd.
Dan kom ik tot de halfwezen, mijnheer Anaf. Het emotionele en het rationele discours staan een beetje haaks op elkaar. Ik kan u en ook mevrouw de Martelaer niet overtuigen dat die sociale toeslag het belangrijkste instrument is om kwetsbare gezinnen te helpen. Daarom heb ik ook de geschiedenis van het oude kinderbijslagsysteem vertelt. Eerst was er de wezentoeslag. Nadien is de sociale toeslag er gekomen. Bij de hervorming hebben we gezegd dat dit eigenlijk een zaak is voor sociale toeslagen. De inkomensondersteuning moet op die manier gebeuren als er een inkomensval is. Er zijn ook de schrijnende situaties die we in het verleden zijn tegengekomen van mensen die hun wezentoeslag in het oude systeem wisten te verliezen omdat ze plots een nieuwe partner hadden, omdat hun gezinssituatie plots veranderde. Een van de eerste zaken was toen dat men vanaf dan minder kreeg. Daarom is in het nieuwe systeem gezegd dat we dit aanhouden. Collega's, vertel daar dan ook het hele verhaal over.
Wat de armoedetoets betreft bij het groeipakket over de wezentoeslag lees ik: “De deskundigen vinden het positief dat de halfwezen hun toeslag niet verliezen als de overlevende ouder een nieuw gezin vormt.” Dat is wat de experten daarover gezegd hebben. Over de bedragen van de wezen waren er bij de evaluatie van het groeipakket en de armoedetoets geen opmerkingen geformuleerd. Zoals gezegd, zal ik bij de opmaak van de begroting 2022 voorstellen doen. We zullen dan kijken wat de mogelijkheden en de financiële middelen zijn van de Vlaamse overheid en of we binnen de regering tot een consensus kunnen komen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, een keuze maken voor mensen die het niet goed hebben, vraagt politieke moed. Dat is niet altijd eenvoudig. Politieke moed. Uit het groeipakket zijn al positieve resultaten naar voren gekomen, zoals de digitalisering en de automatisering, maar ik heb al herhaaldelijke keren gezegd dat het groeipakket nog beter kan. Dat is geen kritiek, maar u kunt als minister van Armoedebestrijding het groeipakket nog beter inzetten.
De toekomst van onze samenleving is gebaat bij de strijd tegen kinderarmoede. Inzetten op de eerste levensfase van kinderen in armoede heeft effect op het hele latere leven.
Goede politieke beslissingen zijn gebaat bij wetenschappelijk onderzoek: meten is weten. Dus, ik durf mijn oproep nogmaals te herhalen: zet het groeipakket efficiënter in en maak het beter. Laat pistes berekenen via wetenschappelijk onderzoek, niet alleen monitoring zoals u nu doet, maar echt pistes berekenen om na te gaan in welke mate die het groeipakket nog beter kunnen maken. Dit is niet alleen een vraag van mij als groene politica, maar ook en vooral van 57 organisaties binnen het Netwerk tegen Armoede, 188 werkingen binnen Welzijnsschakels, een honderdtal projecten binnen Welzijnszorg en de duizenden kinderen die vandaag in armoede leven. Ik en zij rekenen op de minister van Welzijn en Armoedebestrijding en op uw politieke moed.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Als het gaat over het feit of er al dan niet bespaard wordt, wil ik nog eens heel duidelijk stellen dat een halfwees die halfwees is geworden na 2019 240 euro per maand krijgt. Een halfwees die halfwees is geworden vóór 2019 kreeg 360 euro plus leeftijdstoeslagen. Dat is een verschil – als ik goed kan rekenen – van meer dan 80 euro per maand dat die nieuwe halfwezen minder krijgen dan voor 2019. Dit gaat toch om een besparing. Die mensen krijgen vandaag minder kinderbijslag dan dat ze voor 2019 gekregen zouden hebben, terwijl de belofte bij het groeipakket altijd was dat niemand erop achteruit zou gaan. Dat is een verbroken belofte en wel degelijk een besparingsoperatie, ook als Koen Daniëls zegt dat het niet om besparingen gaat en dat er meer geld wordt uitgegeven. Dan vergeet u dat er de laatste jaren verschillende indexsprongen zijn geweest en dat er ook nu een indexknip is geweest, 1 procent in plaats van 2 procent. Enkel voor sociale toeslagen was er een indexering van 2 procent. Dat alles kost de mensen geld.
Op die manier wordt wel degelijk systematisch bespaard op de kinderbijslag. Minister, u zegt dat we moeten kijken naar de sociale toeslag. Dan zegt u dat u het geld weghaalt van die halfwezen en dat u dan een sociale toeslag geeft. Ik denk dat het niet de bedoeling kan zijn om te schuiven binnen kwetsbare groepen. Ik hoop echt dat u dat opnieuw bekijkt en dat u zorgt dat het groeipakket de wezen en halfwezen niet verder benadeelt en dat u effectief inzet op de strijd tegen kinderarmoede. Dat is vandaag nog ruim onvoldoende het geval.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, een hervorming is natuurlijk nooit een eindpunt maar een stap naar een steeds betere oplossing of een beter systeem. Daarom vroeg ik daarstraks om een belangrijk instrument zoals het groeipakket constant tegen het licht te houden en waar nodig in te grijpen. Dat de hervorming van het groeipakket zorgde voor oplossingen, bijvoorbeeld bij nieuwe gezinnen met een weduwe of weduwnaar met kinderen, ontken ik helemaal niet. Maar het zorgde ook voor het geschetste probleem over de wezen en halfwezen. Dat probleem ebt helemaal niet weg, meer zelfs, dat probleem krijgt u hier in deze commissie op gezette tijden op uw bord. En het is ook dagelijks voelbaar bij de getroffen gezinnen. Daar gaat het over. Alvast wij zullen dit probleem blijven aankaarten tot u met een aanvaardbare oplossing komt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.