Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Goeiemorgen, mijn vraag om uitleg handelt over de sterfte van dieren tijdens het transport. Een collega heeft over diezelfde thematiek een vraag gesteld in het federaal parlement, in verband met de rol van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV). Het antwoord bevredigde ons echt niet, en daarom vind ik het nuttig dat u als minister van Dierenwelzijn daarover uw licht laat schijnen.
De sterfte van dieren tijdens het transport is een bekend probleem. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld weet men uit studies dat er elk jaar 1 miljoen kippen sterft tijdens het transport. In Nederland zijn het er bijna 600.000. De kippen sterven meestal door extreme temperaturen, uitdroging of door letsels die ze oplopen wanneer ze worden gevangen om op de vrachtwagens te zetten.
Er bestaat dus niet alleen veel dierenleed in de stallen waar de kippen opeengepakt zitten – zoals we enkele weken geleden nog hebben gezien in Pano –, maar ook tijdens het vervoer naar het slachthuis. Minister, u maakte samen met de sector een hitteplan op om dit onnodig lijden tegen te gaan. Dat plan werkt met kleurcodes en bevat, afhankelijk van hoe warm het is, maatregelen zoals bijvoorbeeld wanneer het warmer is dan 30 graden Celsius dieren te vervoeren in de ochtend of ’s avonds. Ook werd het gemakkelijker om het vervoer en het uitladen van dieren ’s nachts te laten plaatsvinden.
We hebben in Vlaanderen geen exacte cijfers over het aantal kippen dat sterft. Dierenrechtenorganisaties zoals Animal Rights schat dat het om zo’n 300.000 kippen per jaar gaat. Dat is ongeveer 0,1 procent van het totaal aantal kippen, ongeveer het sterftecijfer in het buitenland.
Minister, wordt de uitvoering van het hitteplan gemonitord? Zo ja, wat zijn daar de resultaten van? Hoe wordt de effectiviteit van het hitteplan opgevolgd, aangezien we in Vlaanderen niet over exacte en degelijke cijfers beschikken? Bent u van plan om in de toekomst de sterfte bij dieren tijdens het transport beter te meten of te monitoren?
Minister Weyts heeft het woord.
Goeiemorgen iedereen. Sterfte van pluimvee tijdens het transport is inderdaad een reëel probleem. Dat is in hoofdzaak toe te schrijven aan de weersomstandigheden tijdens het transport. Ik heb daarom aan de sector gevraagd een actieplan uit te werken om te proberen dit aantal naar beneden te krijgen. Dat actieplan bestaat uit twee onderdelen: een hitteplan en een koudeplan. Het gaat over het optreden in geval van extreme weersomstandigheden. Die plannen lopen nu, en de resultaten worden regelmatig teruggekoppeld naar de sector om de evolutie te monitoren.
Er worden wel degelijk cijfers bijgehouden over de aantallen pluimvee dat dood aankomt in de slachthuizen. Het FAVV levert hiervoor de cijfers aan onze afdeling Dierenwelzijn. Het gaat om cijfers die door de slachthuisoperatoren worden doorgegeven. In sommige slachthuizen worden de kippen die het niet hebben gehaald, effectief geteld. In andere slachthuizen gaat het om een schatting van het aantal dode dieren op basis van het gewicht. Dit maakt dat de cijfers misschien niet compleet accuraat zijn, maar ze geven wel een indicatie en kunnen worden gebruikt om de evolutie te monitoren.
Een andere kanttekening die moet worden gemaakt, is dat het hier eigenlijk gaat om kippen die het leven hebben gelaten bij het aanhangen aan de lijn of alleszins voordien, in plaats van enkel tijdens het transport. Die nuance moet je wel maken. De dode kippen kunnen uiteraard pas geteld worden als de kratten worden opengemaakt om de kippen eruit te halen. Eventuele sterfte tijdens de wachttijd in het slachthuis is daarom ook inbegrepen.
De gemiddelde sterfte van pluimvee bij aankomst in het slachthuis lag in 2021 rond de 0,27 procent. In 2018, toen we zijn gestart met het opvolgen van de cijfers door de dienst Dierenwelzijn – dat is dus ook iets waarmee ik gestart ben –, was dit 0,3 procent. Dat is dus relatief gezien een vooruitgang, maar het kan absoluut beter.
Deze cijfers variëren voornamelijk in functie van de weersomstandigheden. Ze zijn afhankelijk van periodes van extreme warmte of extreme koude. Vandaar ook de ontwikkeling van het zogenaamde hitteplan en het koudeprotocol.
Het hitteplan werd uitgewerkt door de sector in samenwerking met onze diensten. Het is in werking getreden in 2020. Er zitten maatregelen in voor het laden, vervoeren en lossen van zowel grootvee als pluimvee op dagen met erg warme temperaturen.
Er werd tijdens de zomer van 2020 geen verhoogde sterfte gezien. De gemiddelde sterfte tijdens de maand augustus van 2020, toen er een langdurige hittegolf was, bedroeg 0,25 procent. Tijdens de hittegolf van juli 2019 bedroeg de gemiddelde sterfte nog 0,38 procent. Dat waren twee vergelijkbare jaren met een extreme hitte. We zijn erin geslaagd om op een jaar tijd met het hitteplan de sterfte gevoelig terug te brengen. Dat toont onzes inziens aan dat het hitteplan resultaten oplevert.
In 2021 was er geen hittegolf en waren er weinig echt warme dagen, waardoor ik weinig data in de weegschaal kan leggen om de vergelijking te maken. Dat zou niet eerlijk zijn. Maar we blijven alleszins de situatie constant monitoren en we blijven werken aan concrete maatregelen die ervoor kunnen zorgen dat de sterfte nog verder wordt teruggedrongen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ik heb een bijkomende vraag en nog een opmerking. Misschien is het goed dat u aan mijn mondelinge vraag de cijfers toevoegt, als ze bestaan. U hebt ze niet genoemd, maar ze bestaan. Het zou niet slecht zijn indien de cijfers in het verslag worden opgenomen. Dat is nuttig voor alle leden van de commissie.
U hebt al voor een stuk geantwoord op mijn oorspronkelijke bijkomende vraag. Ik heb gisteren trouwens dezelfde vraag aan uw collega van Justitie gesteld. Zij heeft de ambitie om de handhaving te organiseren over alle beleidsdomeinen in Vlaanderen heen. Het is nuttig dat we werk maken van het verzamelen van zoveel mogelijk data, ook in het domein Dierenwelzijn. Deze problematiek toont heel duidelijk aan dat data heel vaak de basis vormen om een beleid te voeren en zeker ook te evalueren. Wij moeten er werk van maken om in alle beleidsdomeinen, ook in Dierenwelzijn, als het gaat over handhaving of controle, te beschikken over cijfers en data. In dit geval hebt u er een aantal genoemd. Ik zou u willen vragen om ze toe te voegen aan het verslag. Dat is zeker nuttig.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het lijkt evident dat we er zo goed mogelijk voor moeten zorgen dat dierentransport in zo goed mogelijke omstandigheden plaatsvindt, met aandacht voor de specifieke behoeften van elke soort en leeftijd, de fysiologische toestand, enzovoort, zeker om het onnodige lijden te voorkomen.
In een ideale wereld kunnen we het dierentransport beperken en zelfs helemaal voorkomen. Minister, heel wat specialisten pleiten voor een andere benaderingswijze van het transport en de slacht van dieren. Een goede denkpiste zijn de mobiele slachthuizen. Vorige maand werd in het Europees Parlement een ambitieus voorstel van resolutie ingediend met een bundeling van aanbevelingen met betrekking tot de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Hierin lezen we vragen om specifiekere regels inzake het meten van de vochtigheid en de ammoniakconcentraties met controleapparatuur. Minister, hebt u dit voorstel van resolutie kunnen doornemen? Zult u het ook ter harte nemen voorafgaand aan de verdere behandeling op Europees niveau?
Hoever staat het met de uitrol van de mobiele slachthuizen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik zal de cijfers geven, ook voor het verslag. In het jaar 2018 waren er 281 miljoen geslachte vleeskuikens. Dat is een indrukwekkend aantal. Het absolute aantal dode vleeskuikens bij aankomst was 839.000 of 0,3 procent. In 2021 was het totale aantal geslachte vleeskuikens 278 miljoen. Dat is iets minder, maar toch ook niet zo gek veel minder, moet ik zeggen. Het aantal dode vleeskuikens bij aankomst was 754.000 of 0,27 procent.
Het hitteplan werkt met een kleurcode die overeenkomt met de kleurcode van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI). Bij elke kleurcode – het klinkt vertrouwd in tijden van barometers – is er een reeks van maatregelen voorzien waaraan de sector moet voldoen. Dat gaat over het aantal dieren dat per transport mag worden vervoerd, over de toegang tot afkoelingsmogelijkheden, over de planning en de tijdstippen waarop de dieren worden vervoerd.
U kent de Vughtgroep, de voortrekkers op Europees niveau inzake dierenwelzijn, met Nederland, Duitsland, Denemarken en, ik denk, Zweden. Wij hebben daar een protocol opgemaakt om te bezorgen aan de Europese Commissie. Daar moeten we het onderling nog over eens zijn. We moeten inzake transport op Europees niveau ook nog iets verregaandere, strengere normen hanteren. We hopen dat deze normen zullen worden ingevoerd door de Europese Commissie. We zijn samen met de leden van de Vughtgroep een voorstel aan het uitwerken, maar we zijn er intern nog niet volledig uit. Ook daar proberen we het voortouw te nemen om stappen te zetten.
Op uw vraag over de mobiele slachthuizen moet ik u het antwoord schuldig blijven. U overvalt mij ermee. Ik veronderstel dat we daarop nog op een later tijdstip kunnen terugkomen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik heb in mijn eerste repliek al bijkomend gevraagd wat ik te vragen heb.
Minister, dank voor uw antwoorden. Het is positief dat, wat deze problematiek betreft, de zaak goed gemonitord wordt en dat op basis daarvan bepaalde conclusies kunnen worden getrokken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.