Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, een aantal weken geleden startte de Vlaamse overheid met een campagne om grondeigenaars aan te moedigen om een bos te planten; zeer goed. Via de projectoproep aankoop van gronden voor bebossing kunnen grondeigenaars een beroep doen op een projectsubsidie voor bebossingsprojecten. Een tweede projectoproep is gericht aan de lokale besturen.
Ik ben zeer blij met deze campagne en steun voor bosuitbreiding. Wel heb ik enige bezorgdheden. Zo heb ik enkele vragen over de voorwaarden.
In beide projectoproepen staat dat het bos minstens 25 jaar moet blijven staan. Daarna kan er worden gekapt, met naleving van het Bosdecreet, met boscompensatie dus. U gaat er impliciet van uit dat de eigenaars en lokale besturen dit bos niet gaan kappen, maar laat wel een achterpoortje open om dit alsnog te doen.
Minister, we hebben nieuwe bossen nodig, maar nog belangrijker is dat die bossen die we vandaag aanplanten, ook in de toekomst bos blijven. En die toekomst stopt niet in 2047, 25 jaar na de aanplant. Bossen zijn krachtige CO2-stofzuigers. Bomen laten groeien, eerder dan nieuwe bomen planten, is de snelste oplossing om koolstof in de bodem op te slaan. Oudere bossen zijn bovendien ook veerkrachtiger en herbergen een rijkere biodiversiteit.
Minister, bent u bereid om de voorwaarde voor het behoud van bossen aan te scherpen? Het lijkt logisch om te bepleiten dat gesubsidieerde aanplantingen behouden blijven en dus in de toekomst niet gekapt kunnen worden.
Welke andere stappen gaat u zetten om onze bossen beter te beschermen?
Minister Demir heeft het woord.
Collega’s, de voorwaarde om het bos 25 jaar te behouden na aanleg is een voorwaarde die sinds lang bestaat, onder meer in de subsidieregeling voor het bebossen van landbouwgronden goedgekeurd door de Vlaamse Regering in 2003 op voorstel van minister Dua. Ik zal kijken wat het probleem is en wat eraan kan worden gedaan. Het is een voorstel van uw eigen ministers destijds.
We hebben het reeds verschillende keren over deze problematiek gehad. Ik ga dus niet hetzelfde zeggen, ik ga ook geen nieuwe boskaart maken, als u dat zou vragen. Wel ben ik aan het kijken hoe we het boscompensatiemechanisme kunnen aanpassen om bossen beter te beschermen tegen ontbossing en de boscompensatie effectiever te maken.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, jammer dat u geen bijkomende voorstellen doet om oud bos te beschermen of de regelgeving aanscherpt zodat we echt bos kunnen behouden. Ik denk dat u ook wel weet dat, als we aan de zijde van bosbehoud geen inspanningen doen, alle inspanningen om aan bosuitbreiding te werken met nieuwe aanplanten, teloor kunnen gaan. Dat zou heel jammer zijn, net nu die beweging is ingezet.
Ik heb eigenlijk een tweede vraag. Ik heb nog een bezorgdheid over de bebossingsstrategie, die ook heel erg in Nederland leeft. In Nederland waarschuwen ecologen dat er op grote schaal verkeerde bomen worden aangeplant. Er is te weinig aandacht voor de kwaliteit van bosuitbreiding. Het is een blinde vlek in de Nederlandse bossenstrategie. In het verleden zijn er in Nederland massaal niet-inheemse bomen aangeplant van commerciële kwekers met een zeer geringe genenrijkdom. Doordat de genetische diversiteit veel lager is, zijn die boomsoorten veel kwetsbaarder voor ziekten en plagen. In de bossenstrategie wordt eenzijdig gefocust op klimaatadaptatie en maakt men de denkfout om Zuid-Europese boomsoorten aan te planten omdat die beter tegen de droogte zouden kunnen. Dat doen wij in Vlaanderen eigenlijk ook, maar het is wel een ernstige onderschatting van het aanpassingsvermogen van inheemse soorten. Net in de hoge genetische diversiteit van populaties, zit het vermogen van inheemse bomen om zich aan te passen aan de klimaatverandering.
Ik geef enkele voorbeelden van wat er in Vlaanderen aan het gebeuren is. In Halen bijvoorbeeld worden moeraseiken geplant, afkomstig uit Noord-Amerika, in samenwerking met de bosgroepen van Nederland. Of het initiatief van klimaatbomen in Limburg dat slechts 20 procent inheemse boomsoorten bevat en waar de Japanse zelkova, de Chinese sneeuwvlokkenboom, Perzisch ijzerhout, de Virginische jeneverbes worden gepromoot. Maar ook langs wegen met openbaar groen zijn er voorbeelden. In Laakdal vinden we thuja occidentalis, dat matig tot redelijk bestand is tegen droogte.
Ik wil hier eigenlijk mijn bezorgdheid uiten voor de keuze die men op dit moment aan het maken is om droogteresistente exotische soorten ook in onze plantenlijsten voor bosuitbreiding op te nemen die mogelijk, in plaats van een betere resistentie tegen droogte, een kwetsbaarheid met zich meebrengen voor ziekten en plagen.
Minister, wilt u deze problematiek ernstig onderzoeken? Zult u inheemse soortenkeuze ten voordele van de biodiversiteit opleggen als voorwaarde in projectoproepen? Want nu lijkt het de andere kant uit te gaan.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten, want het is een probleem dat al langer aan de orde is. Er wordt ook veel aanplant aangekocht in het voormalige Oostblok. Er is inderdaad een probleem met eenzijdigheid.
Ik vind het ook logisch dat hier inheemse bomen worden aangeplant. Ik meen dat de Amerikaanse eik die destijds hier is aangeplant en zich heeft vermenigvuldigd, ook nu wordt beschouwd als uitheemse soort die moet worden bestreden. Het lijkt me dus logisch dat we zelf inheemse bomen aanplanten, als we zelf ook nog eens die bossen gaan promoten of subsidiëren. De grond is ervoor geschikt.
Ook onze eigen instellingen hebben, weliswaar kleine, aanplantingen. Is er geen mogelijkheid om, in plaats van bossen te planten, terreinen ter beschikking te stellen waar bossen zich kunnen uitbreiden? Dat is misschien op iets langere termijn, maar dan zijn we wel zeker dat het ook goede bossen zijn en dat ze resistent zijn. Met de wateroverlast en de droogte gaan de inheemse soorten zich aanpassen, daar krijgen ze wel de tijd voor.
Ik merk bij aanplantingen ook vaak dat men dicht op elkaar aanplantingen doet, waarbij er nadien weer moet worden uitgedund.
Minister, in welke mate zult u tegemoetkomen om in de toekomst bebossing eerder met inheemse soorten te realiseren?
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, ik ga echt kort zijn. Ik heb het een beetje moeilijk met de bijvragen die worden gesteld, niet dat het geen interessante vragen zijn, maar ze staan toch wel heel ver van de – ook interessante – hoofdvraag van collega Schauvliege. We hebben het nu plots over het type bomen dat moet worden geplant. Het is een terechte bekommernis waar we ons allemaal met heel veel plezier over willen buigen, maar ik vind dat het echt heel ver staat van de hoofdvraag.
Collega's, ik stel voor dat we hierop in aparte vragen ingaan. Voorzitter, ik vind het een rare manier van werken. Ik wou even die verbazing met u allen delen.
Dat is bij dezen genoteerd. We bespreken het verder in de regeling der werkzaamheden.
Minister Demir heeft het woord.
Het is inderdaad goed dat het eens wordt besproken in de regeling der werkzaamheden, want onze commissies duren altijd heel lang door al die bijvragen, waar ik natuurlijk niet altijd een antwoord op heb.
Mevrouw Schauvliege, ik kan wel antwoorden dat de boomkeuze natuurlijk belangrijk is. Ik wil ook wijzen op het feit dat we maximaal inzetten op inheemse bomen. We leggen dat ook op als voorwaarde voor het verkrijgen van bebossingssubsidies.
Wat mensen lokaal doen die geen subsidie aanvragen, is moeilijker om aan te sturen. Alle bossen die wij steunen en financieren, worden geplant met inheemse soorten.
Collega Pieters, ook spontane bebossing zit in onze bebossingstrategie, waarbij dezelfde subsidievoorwaarden gelden voor terreinen die hiervoor worden aangemeld.
Collega Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Of die vraag nu ver ligt van een bosuitbreidingsstrategie, dat laat ik in het midden. Ik denk dat het allemaal te maken heeft met bosuitbreiding, die we allemaal heel belangrijk vinden.
Minister, ik blijf zoals steeds op mijn honger wat het bosbehoud betreft. Ik wil er nogmaals op hameren dat, als men echt wil gaan voor een wezenlijke bosuitbreiding in Vlaanderen – en ik denk dat u weet dat wij u daarin steunen –, men niet alleen moet inzetten op een kwantitatieve en kwalitatieve bosuitbreiding, maar ook op een kwantitatieve en kwalitatieve strijd voor het behoud van bos in Vlaanderen. Wij stellen nog steeds vast dat er wordt gekapt, zodat er oud bos sneuvelt. Wij denken dat er echt actie moet worden ondernomen om te voorkomen dat we op het einde van de rit op een nulbalans eindigen in plaats van met de bosuitbreiding die we met zijn allen nastreven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.