Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de opwaardering van het duaal leren
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Het traditioneel leren op de schoolbanken is niet voor iedereen de meest geschikte leervorm. Vaak presteert men beter door al doende op de werkvloer competenties te verwerven. Het duaal leren speelt daarop in en biedt een unieke combinatie tussen leren op school en leren in een onderneming. Na een aantal succesvolle proefprojecten ging het duaal leren in 2019 effectief van start. Jaarlijks worden meer richtingen en mogelijkheden aangeboden. Het duaal leren vormt ook een belangrijk onderdeel van de sectorconvenanten.
Ik denk dat velen zich woensdagochtend verslikten in hun koffie bij het doornemen van De Standaard. Ik deed dat alvast. De titel was – en nu druk ik me een beetje eufemistisch uit – opmerkelijk en het trok de aandacht: ‘Het gefaal van duaal: waarom het nieuwe leren en werken niet aanslaat.’ De journalist liet zijn fantasie een beetje de vrije loop, denk ik, en zocht waarschijnlijk naar een rijmwoord, omdat dat nu eenmaal goed bekt. Er zijn natuurlijk tal van uitdagingen, zoals een kwaliteitsvolle begeleiding, voldoende diverse leerwerkplekken, de instroom van kandidaten, enzovoort. Maar het lijkt alsof het kind nog geen drie jaar later met het badwater wordt weggegooid.
Zit het duaal leren op kruissnelheid? Nog niet. Met 2338 leerlingen in het systeem moet er toch nog een stevig tandje worden bijgestoken. We lezen ook dat er in 39 van de 129 opleidingen geen enkele leerling werd ingeschreven. Dus zijn er kansen om het duaal leren te versterken? Zeer zeker. In het artikel wordt ook verwezen naar de coronacrisis als grote boosdoener. Het is niet eerlijk om een maatregel die nog maar pas van start is gegaan en het grootste deel van de tijd werd geteisterd door de coronacrisis, al meteen terminaal te verklaren. Ik zou het zo willen laten rijmen: zoveel kabaal over duaal, nagel het nog niet aan de schandpaal.
In deze commissie hebben we het onlangs nog gehad over de bezorgdheid van het deeltijds onderwijs over de uitval van de meest kwetsbare leerlingen voor wie duaal leren nog te hoog gegrepen is. Ik heb daar dus toch wel wat vragen over, minister.
Minister, op welke manier gaat u aan de slag met de opmerkingen van het werkveld over de werkbaarheid van het stelsel duaal leren, het voorzien van voldoende tijd en individuele omkadering en het dwingend karakter, bijvoorbeeld door de verplichting om binnen de twintig dagen na de inschrijving een job te hebben?
Onderzoek toont aan dat het negatief imago van leren en werken jongeren en hun ouders zou afremmen om voor duaal leren te kiezen. Op welke manier kan het imago worden bijgesteld en de doorstroommogelijkheden worden beklemtoond? Hoe kunnen goede praktijken bij ondernemingen en sectoren nog meer in de verf worden gezet?
Vanuit de hoek van de werkgevers wordt aangegeven dat het systeem te rigide is en dat er nog te veel drempels zijn, bijvoorbeeld een weinig flexibel opleidingsplan, de vergoeding, de omslachtige erkenningsprocedure en het feit dat leerlingen na een aantal maanden moeten veranderen. Minister, erkent u deze drempels? Welke bijkomende drempels detecteert u en hoe kunnen deze worden afgebouwd?
Tot slot moet er werk worden gemaakt van de schaalgrootte. Meer leerlingen moeten de weg naar het duaal leren vinden. Welke initiatieven zult u, samen met de collega van Onderwijs, nemen om de instroom aan te pakken?
Het duaal leren wint aan populariteit, maar stapsgewijs en traag. Er was het voorbeeld van de bouwsector, die dit schooljaar 27 procent meer leerlingen mocht verwelkomen in het systeem van duaal leren voor die sector. Maar er zijn inderdaad nog wel wat zaken die de verdere groei afremmen. Er is uiteraard ook corona, er is de hervorming van het secundair onderwijs dat aandacht vergt van scholen en directies. Bovendien staan ouders ook vaak nog afwachtend ten aanzien van het systeem van duaal leren, met bijvoorbeeld een aantal twijfels over de doorstroming. Er is nog altijd een iet of wat negatief imago bij sommige ouders.
Toch zijn we allemaal overtuigd van de voordelen van het systeem van duaal leren, denk ik, bijvoorbeeld voor jongeren die schoolmoe zijn. Het is een manier om ervoor te zorgen dat elk talent uiteindelijk ook de weg naar de arbeidsmarkt kan vinden. En de bouwsector is inderdaad een heel typische sector, een sector waar het potentieel voor duaal leren groot is. Het aandeel groeit, en de bedrijven zijn ook volop mee in de transitie richting duaal.
Toch zijn er nog heel wat hindernissen die het potentieel van duaal leren remmen. Door de coronacrisis zijn scholen primair bezig met het mogelijk maken van onderwijs in moeilijke en constant veranderende omstandigheden. Daarbovenop is er de hervorming van het secundair onderwijs waardoor er maar bitter weinig tijd rest om te investeren in de uitbouw van duaal leren. Er zijn al meer dan zeshonderd bedrijven erkend om werkplekken te gaan aanbieden, en men is sterk vragende partij voor een hogere instroom.
Het is dan wat vreemd om te zien dat bijna 30 procent van de leerlingen op bepaalde momenten geen werkervaringsplaats heeft. Dus die matching tussen de werkervaringsplaatsen en de leerlingen is nog altijd niet optimaal. We zien ook dat het aanbod van duale opleidingen wel groeit, maar dat er in 39 van de 129 opleidingen gewoon geen inschrijvingen waren. Dus ook op dat vlak is er nog werk aan de winkel.
Bovendien moeten we erover waken dat iedere jongere toegang heeft tot duaal leren. De instroom moet zo breed mogelijk gebeuren en er moet oog zijn voor de positie van kwetsbare groepen om te kunnen instromen. Scholen en bedrijven hebben idealiter tijd om in individuele omkadering te voorzien. Volgens coördinatoren van het duaal leren is dit vandaag niet altijd het geval en kan dit het potentieel van duaal leren nog vergroten, als die omkadering wordt verruimd.
Minister, welke stappen neemt u om het imago van duaal leren te verbeteren? Hoe zult u ervoor zorgen dat meer leerlingen en hun ouders warm gemaakt worden om zich in te schrijven in het duaal leren? Worden duale opleidingen zonder inschrijvingen geëvalueerd om dit in de toekomst aantrekkelijker te maken of te hervormen? Of neemt men andere initiatieven?
Ontvangt u signalen dat de procedure voor bedrijven om zich te laten erkennen, als struikelblok wordt ervaren om deel te nemen aan werkplekleren? Indien wel, welke stappen zult u ondernemen om die procedure verder uit te bouwen?
Hoe kan de Vlaamse Regering de scholen beter ondersteunen in deze drukke periode zodat de uitbouw van duaal leren in het secundair onderwijs mogelijk wordt voor hen?
Hoe wilt u, in samenspraak met uw collega van Onderwijs, ervoor zorgen dat de instroom van duaal leren zo breed mogelijk is en oog heeft voor kwetsbare groepen?
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt, collega’s, dat is een hele rij vragen.
Collega Claes, ik was onder de indruk van uw relaas. Bespeur het rijm ook in mijn zin. Mijn kabinet is nu volop aan het rijmen: duaal is geniaal. Stop het mediakabaal. Duaal kan beter, maar het is fenomenaal. En zo gaan we maar door. Er is hier dus heel veel nood om zich ze laten gaan. Valentijn is in aantocht. Ik denk dat iedereen hier aan het oefenen is.
Het is een thema dat mij zeer nauw aan het hart ligt. Dat weten jullie ook vanuit mijn vorige bevoegdheid Onderwijs. Ik vond het artikel in de krant eigenlijk bijzonder weinig genuanceerd, en ik ben het met een aantal stellingen in de krant ook absoluut oneens. Ik heb trouwens, en dat is eerder uitzonderlijk, bijzonder veel reacties gekregen, zowel van de opleidingsverstrekkers, de bedrijven als de sectoren, en ook van de voorzitter van ons overlegplatform, professor Frank Baert.
Ik sluit mij aan bij uw uitspraken, collega Claes. We zijn ambitieus gestart met duaal leren. Onze jongeren verdienen dat ook. Het is een evenwaardige vorm voor het technisch en het beroepsonderwijs dat we kennen vanuit een dubbele overtuiging, namelijk dat er jongeren zijn voor wie de combinatie van leren en werken een meerwaarde is. En het is ook vanuit de overtuiging dat een onderneming een zeer sterke leeromgeving is.
Het systeem van deeltijds werken dat we kennen, kampt op dat vlak met grote uitdagingen. U kent ze. Meer dan de helft van de jongeren die in Vlaanderen deeltijds beroepsonderwijs volgen, verlaat de school zonder diploma, collega’s. Ik wil dat toch nog eens onderstrepen, want dat stond dus niet in het artikel. Voor de jongens is dat bijna 60 procent, bij de meisjes 53 procent.
Volgens het laatste schoolverlatersrapport van VDAB was meer dan 28 procent van die ongekwalificeerde schoolverlaters een jaar later nog altijd werkzoekend. Helaas deden leerlingen die het deeltijds beroepsonderwijs wel goed afgerond hadden, het met bijna 25 procent werkzoekenden nauwelijks beter. Dus één ding is zeker: het systeem van leren en werken kan performanter en doeltreffender. Daarom is er dat duaal leren, waarbij we de afstemming tussen Onderwijs en Werk versterken, en waarbij we het beste van twee werelden gaan combineren, om nieuwe kansen te creëren voor leerlingen.
Duaal leren is er voor alle jongeren die bereid en competent zijn om te leren op de werkplek zelf. Ik erken dat dat niet voor iedereen weggelegd is. Er zijn ook heel wat leerlingen die kiezen voor de niet-duale variant. En er zijn ook jongeren met specifieke welzijnsproblematieken, waar we een beroep kunnen doen op specifieke welzijnstrajecten.
Maar voor de jongeren die meer tijd en ruimte nodig hebben, wordt in het kader van het transitiedecreet naast de bestaande aanloopfase ook een aanvullende, bredere invulling van de aanloopfase mogelijk gemaakt. Dat gebeurt ook in nauw overleg met het werkveld. Zo kunnen we betere oriëntatie geven om bewuster te kiezen voor duaal leren. Morgen staat dat trouwens voor een tweede goedkeuring op de agenda van onze regering.
We weten vandaag dat leerlingen en ouders nog niet voluit warm lopen voor duaal leren. Collega Bothuyne, ik kan u dus verzekeren dat we niet bij de pakken blijven zitten. Ik heb vorig jaar een onderzoek laten uitvoeren door KU Leuven, in het kader van de VIONA-studie (Vlaams Interuniversitair Onderzoeksnetwerk Arbeidsmarktrapportering), en die ging op zoek naar de factoren en de actoren die een rol spelen in het complexe studiekeuzeproces van leerlingen.
Gecombineerd met inzichten vanuit de gedragseconomie, voorziet het onderzoek handvatten voor zeer gerichte communicatieacties naar leerlingen. Ik geef jullie daarbij een zeer, zeer spectaculair cijfer mee. Uit de bevraging die we hebben gedaan, blijkt dat 58 procent van de leerlingen interesse heeft in werkplekleren. En 75 procent van de leerlingen voelt zich competent om te leren op de werkplek. Dat zijn toch spectaculaire cijfers.
En toch zien we dat het imago van de leerling die kiest voor opleidingen met een groot aandeel werkplekleren, eerder negatief is. Hoe komt dat? Wiens mening vormt deze perceptie? Het is van belang dat ook leerkrachten en ouders mee die perceptie helpen om te buigen, want hun perceptie kleurt natuurlijk ook de keuze van leerlingen in grote mate.
Die inzichten neem ik ook mee in de campagne dit voorjaar. Die start dus in maart. U hoort het, er zijn veel campagnes in maart. Maar we willen ouders en leerlingen daar ook bewuster helpen te kiezen voor duaal of niet duaal.
De drempels die in de krant staan, zijn niet nieuw, mevrouw Claes. We hebben recent ook bevindingen gebundeld uit zestien studies in één metastudie duaal leren. Dat is een zeer lezenswaardig document – u vindt dat via de Publicatiedatabank – omdat daar ook een aantal succesfactoren meegegeven worden. In dat artikel plukte men uit die studie dat de procedure voor erkenningen zwaar, traag en ingewikkeld is, terwijl de metastudie net aangeeft dat die zeer vlot verloopt. En er zijn af en toe wel problemen, maar dat gaat over een minderheid. Ook andere drempels worden in die studie genuanceerd.
Sommige aangehaalde drempels zie ik zelf ook als een opportuniteit. Waarom spraken we af dat een onderneming erkend dient te zijn voor het aanbieden van een leerwerkplek? Waarom moeten de activiteiten op de lesplek en de werkplek samen eenzelfde opleidingsplan realiseren? Het is antwoord is helder: vanwege de kwaliteit. Die kwaliteitsvoorwaarden zijn het resultaat van veel gesprekken met onderwijsverstrekkers en sociale partners. En we willen natuurlijk dat leerlingen versterkt worden om met ervaring de arbeidsmarkt te betreden, of zelfs hogere studies aan te vatten. Want het diploma dat je krijgt, is een volwaardig diploma secundair onderwijs.
Zijn er dan geen verbeterpunten en werkpunten? Absoluut. Ik heb die perceptie al gegeven. Wij sleutelen ook aan die werkpunten, samen met het Vlaams Partnerschap en de sectorale partnerschappen. Wij hebben dit jaar bijvoorbeeld een nieuw vormingsaanbod voor trajectbegeleiders van het secundair en het volwassenenonderwijs.
We zien ook dat vandaag het duaal leren voornamelijk ingericht wordt in studierichtingen met arbeidsmarktfinaliteit. Het is bijgevolg evident dat van de leerlingen die afstuderen in een duale opleiding, er minder zijn die verder studeren na de secundaire studies. De opleidingen werken daar ook veelal niet echt naartoe. Maar het is absoluut niet onmogelijk. Er zijn trouwens ook een aantal erg succesvolle trajecten die lopen, en die voorbereiden op verder studeren, zoals de richting ‘chemische procestechnieken duaal’.
Het is ook cruciaal dat scholen kiezen voor duaal leren. Daar volg ik de situatie op de voet met collega Ben Weyts. Het klopt dat we op meer leerlingen hadden gehoopt, maar het klopt ook dat we met heel wat sectorale sociale partners en opleidingsverstrekkers bruggen hebben gebouwd. U moet ook weten dat de coronacrisis sommige ouders anders heeft doen beslissen. Op een bepaald moment zit je met beperkingen op de werkvloer, ook contactbeperkingen. Ik kan me voorstellen dat er de voorbije twee jaar zowel voor bedrijven als voor ouders wel wat hindernissen waren.
Frank Baert heeft mij ook persoonlijk gecontacteerd na het verschijnen van het artikel in de krant. Hij zal het thema ook behandelen op het volgende partnerschap.
Ik zou nog een slotbedenking willen maken. Ronkende, sensationele titels verkopen goed, maar wees maar de leerling die een duale opleiding volgt of de mama of de papa wiens kind hiervoor gekozen heeft. Of wees maar eens de werkgever die er voluit in investeert. Wat een mentale dreun moet dit niet zijn. Alsof je kind of je bedrijf faalt in duaal. Zo’n artikel helpt ook niet om meer jongeren aan te trekken naar duaal. Dus als je een ronkende titel maakt ‘het zou beter moeten zijn, maar het trekt op niets’, dan duw je het dossier in een negatieve spiraal. Ik vind dat heel spijtig. Ik heb trouwens het geluk gehad – en misschien moet ik dat ook in de commissie eens organiseren – om met een aantal ouders en leerlingen die een duale opleiding in het secundair onderwijs succesvol afgerond hebben, een gesprek te hebben. Die verhalen zijn fantastisch. Misschien zijn de aantallen nog niet wat we gehoopt hebben, maar de succeservaringen van de jongeren en de ouders die ervoor kiezen, die zijn er wel degelijk. Ik zou die ook echt mee voluit in de spots willen zetten.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Dank, minister, om diep in te gaan op de antwoorden op onze vragen. Ik heb die via u gesteld omdat ik het ook niet eens ben met de teneur van het artikel. Net zoals u ben ik ook voorstander van evidencebased beleid. Wie denkt dat instrumenten als dit van vandaag op morgen verschil kunnen maken, die dwaalt natuurlijk. Wie op voorhand zegt dat het niet zal lukken, ja, dan zal het ook effectief niet lukken. Bijsturing vraagt tijd en geduld. Ik denk dat we dat zeker kunnen opbrengen.
Dat betekent niet dat we geen lessen moeten trekken uit ervaringen. Ik kan me zeker voorstellen dat het voor scholen frustrerend kan zijn dat bepaalde richtingen niet aanslaan of dat er onvoldoende werkplekken zijn. Maar er zijn inderdaad ook wel succesverhalen. Het komt erop aan om door te zetten en misschien wel een versnelling hoger te schakelen.
Ik zie natuurlijk hier ook een taak voor u, minister, en voor de minister van Onderwijs om, waar het kan, te vereenvoudigen en bij te sturen. We lezen dat de SERV bijna alle programmatieaanvragen duaal leren voor het schooljaar 2022-2023 positief adviseert. De SERV merkt wel op dat de programmatieaanvragen wel bedoeld zijn voor de plus 18-jarigen in de arbeidsmarktfinaliteit. De SERV mikt op een grotere en een meer diverse spreiding van de trajecten over alle opleidingsvormen. Daarom stelt men voor om de programmaprocedure te veranderen om een divers, aantrekkelijk en arbeidsgericht aanbod duaal leren te stimuleren. De SERV ging ook te rade bij de sectoren om na te gaan waar bijkomend duaal opleidingsaanbod nuttig kan zijn en hoe de tewerkstellingskansen worden gegeven.
Mijn vraag is dan ook nog, minister: wat is uw reactie op deze bekommernis en deze suggesties? Hoe kunnen sectoren nauwer betrokken worden bij het uittekenen van dit aanbod?
Dank u wel, minister. Alleen al in de manier waarop u antwoordt op de vragen, voel je het engagement voor duaal leren. Dat is op zich heel mooi. Ik denk dat u daar ook heel brede steun voor hebt in dit parlement. Het is een hervorming waar we allemaal achter staan, en we wisten eigenlijk wel dat het een verhaal van vallen en opstaan zou worden om dit breed te gaan implementeren. Ik denk dat de juiste stappen gezet worden. Het decreet dat eraan komt, kunnen we hopelijk nog voor de krokusvakantie behandelen in de gezamenlijke commissie met de collega’s van Onderwijs. Dat is weer een nieuwe stap vooruit.
Ik had nog een vraag bij de analyse van de opleidingen die nu geen of weinig inschrijvingen tellen. Op welke manier wordt daarmee omgegaan? Worden daar stappen gezet om ofwel de opleiding te evalueren, of worden die in de campagne die in maart wordt opgestart, specifiek eruit gelicht? Ik denk dat het belangrijk is om, als we mensen, scholen en bedrijven gemotiveerd willen houden om hierin te investeren, dat de inschrijvingen volgen als er een aanbod wordt gecreëerd. En als die inschrijvingen er niet zijn, dat we toch kijken wat we kunnen doen om dat aan te pakken.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, het is inderdaad zo dat het artikel in De Standaard wellicht te ongenadig was voor het systeem van duaal leren, maar we kunnen er natuurlijk ook niet naast kijken. We hadden het artikel toch niet nodig om te weten dat er een imagoprobleem is. Als je met werkgevers spreekt en je begint over duaal leren, krijg je vaak de reactie – niet zozeer dat die erkenningsprocedure zo zwaar zou zijn, dat is misschien wat overtrokken – dat de bemoeienissen vanuit het onderwijs te groot zijn. Men moet de controle delen met de onderwijsinstelling, wat een stuk logisch is, maar dat is blijkbaar een drempel die er bij veel werkgevers is om voluit voor het systeem te kiezen. Ik weet niet in welke mate daarnaar moet worden gekeken.
Bovendien hoor je bij scholen ook vaak ontmoedigende signalen. Men wil wel, maar er komen dan geen inschrijvingen. Collega Bothuyne verwees ernaar. Voor je het weet, begint men af te bouwen. En dat is een neerwaartse spiraal die we koste wat het kost moeten vermijden.
Mijn bijkomende vraag is de volgende, minister. Ik ben ambitieus, ik ben liberaal, ik kijk vooruit, ik ben optimistisch. Er is sprake van het uitbreiden van duaal leren naar volwassenonderwijs en hoger onderwijs. Dat staat in het regeerakkoord. Ik wil graag informeren naar de stand van zaken daar. Dat is iets wat je ook wel regelmatig hoort als je het terrein op gaat: dat het wel handig zou zijn als we ook in het volwassenen- en het hoger onderwijs eens zouden kijken naar dat systeem. Wat is daar de stand van zaken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank, collega’s, voor de aanvullende opmerkingen.
Eerst en vooral, collega Claes, evidencebased is deze aanpak absoluut. Ik denk dat er geen enkele leerweg zo bestudeerd is geweest dan het duaal leren. We hebben al meer dan zestien studies die verzameld zijn in de metastudie. Qua studeren hebben we, denk ik, zeker genoeg gedaan.
Vereenvoudigen en bijsturen, dat kan, collega’s, maar sowieso is duaal leren een partnerschap en moeten we elkaar in de ogen kijken en zien wat versterkt en vereenvoudigd kan worden. De sectoren worden zeer nauw betrokken. Dat heb ik zelf ook vastgesteld, zowel als er beroepskwalificaties gemaakt worden, maar ook in de sectorale partnerschappen duaal. We voorzien ook bijkomende middelen om die duale addenda specifiek voor duaal leren in orde te maken. Dat is eigenlijk ook positief. Maar we hebben in Vlaanderen nu eenmaal minder een cultuur van leren en werken op de werkvloer en zo een diploma halen. En je verandert dat niet in een-twee-drie.
Het ontwerpdecreet inzake duaal leren in het volwassenenonderwijs komt in principe eind februari in de verenigde commissies Werk en Onderwijs. Dus dat zou nog net voor de krokusvakantie zijn, voorzitter. Dat is interessant ook, collega Ongena, om de discussie daar dan te voeren. Het succes van studierichtingen onderschatten of overschatten we soms. De sectoren geloven er wel in, maar het is ook een beetje zoeken naar wat de sectoren zijn die echt succesvol zijn.
Bemoeienissen, collega Ongena, is een lastig woord, vind ik. We spreken hier over jongeren die werken, maar die tegelijk ook een volwaardig diploma secundair onderwijs halen. Onderwijs kan de jongeren natuurlijk niet loslaten. Je ziet ook wel dat jongeren die afstuderen in duaal leren, makkelijk toegang hebben tot de arbeidsmarkt en ook hoger onderwijs aankunnen. Terwijl dat bij het deeltijds leren en werken, waar er veel minder strikte voorwaarden zijn, niet het geval is. Als je kijkt naar de kansen voor de jongeren, dan zie je dat dit echt wel een win-win is.
Wat de studierichtingen en de keuzes betreft, ben ik een beetje op mijn stappen teruggekeerd. Vroeger dacht ik dat ook. Maar dan zie je dat er lege richtingen blijven, en dat is ook slecht voor duaal leren. Het is echt zoeken in welke richting we groot potentieel vinden en een groot engagement bij de scholen, en hoe we dat dan uitbreiden. Dat is een keuze die in de loop van het proces gemaakt is.
Maar zoals gezegd, alle kritische opmerkingen die er waren, zal ik meegeven aan het platform. Ook als u zegt, collega Ongena, dat er te veel bemoeienissen zijn vanuit het onderwijs – of anderen zeggen dat, en u speelt de boodschapper –, dan gaan we dat bespreken. Ik schiet niet op de pianist. Ik geef dat ook mee aan professor Baert. Hij leidt het partnerschap, en het moet daar ook in alle openheid worden besproken.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Ik ga nog eens een poging doen om mooi te eindigen, minister, met een slot. De moraal van het verhaal is: geef duaal leren alle kansen, en stap voor stap maken we er een succes van. Dank u wel voor de antwoorden.
Ik heb er minder lang over nagedacht. Het zal dus minder goed klinken. Maar ik ga ervan uit dat we inderdaad allemaal hetzelfde willen. Duaal leren moet een succes worden, en stap voor stap moeten we daar geraken, te beginnen met het decreet dat binnen een paar weken in onze commissie verschijnt. Dit wordt dus vervolgd, collega’s.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.