Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, de effecten van een stijgende inflatie hebben als resultaat dat we het voorbije jaar alleen al vier indexaanpassingen hebben gehad. Dat heeft een grote impact op de financiële draagkracht van de culturele organisaties. De werkgeverskoepels van de socialprofitsectoren vroegen in een open brief aandacht voor de negatieve impact van deze hoge inflatie enerzijds maar ook voor de jarenlange besparingen op de indexeringen van de werkingsmiddelen in de ruime cultuursector anderzijds.
Aanleiding voor deze oproep was het rapport van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) over de initiële begroting 2022 waarin de huidige inflatieopstoot een positieve meevaller voor de Vlaamse begroting werd genoemd. Dit betekent dat hierdoor, bij ongewijzigd beleid, het begrotingstekort op de Vlaamse begroting tegen het einde van de legislatuur bijna automatisch zal wegsmelten. Ik citeer even uit het SERV-rapport: “Immers de Vlaamse ontvangsten evolueren bijna volledig in verhouding met de inflatie (index van de consumptieprijzen (CPI). De bepalingen in de Bijzondere Financieringswet (BFW) voorzien immers dat de van het federale niveau overgedragen middelen steeds integraal aan de inflatie aangepast worden. Ook de ontvangsten uit de bruto-opcentiemen en de meeste gewestbelastingen evolueren in hoge mate mee met de inflatie.”
Maar de SERV merkt tegelijkertijd op: “Dat geldt niet langs de uitgavenzijde. Vooreerst volgen vele indexeringsmechanismen langs uitgavenzijde de (afgevlakte) gezondheidsindex (GZI). De gezondheidsindex neemt de energieprijzen en enkele specifieke producten (zoals tabaksproducten) slechts gedeeltelijk en steeds vertraagd op. Daarnaast zijn heel wat Vlaamse uitgaven niet gekoppeld aan een index.” De werkgeverskoepels van de socialprofitsectoren verduidelijken deze problematiek als volgt: “Door de sterk gestegen energieprijzen en de stijgende inflatie komen de werkingsmiddelen van duizenden sociale ondernemingen onder druk te staan.” Daarom vragen ze nu uitdrukkelijk om hun werkingsmiddelen te indexeren.”
Immers, al ruim tien jaar bleven de werkingsmiddelen in de culturele sector ongewijzigd bij elke indexering van de lonen. Meer nog, in heel wat sectoren werden er de voorbije jaren besparingen doorgevoerd die de koopkracht van de organisaties nog meer onder druk zet want ze zien hun kosten stijgen, niet alleen voor lonen, zeker vandaag ook voor energie, infrastructuur, ICT, telefonie enzovoort. Die stijgen allemaal.
Bovendien werden de eigen inkomsten door de coronapandemie natuurlijk ook heel sterk onder druk gezet. Heel concreet kunnen we stellen dat 100 euro aan werkingsmiddelen in 2010, bij normale indexering en zonder extra besparingen intussen bijna 120 euro zou zijn, maar door de ingrepen van de overheid vandaag slechts neerkomt op 90 euro. Vandaar dat ik de volgende twee vragen hierover voor u heb, minister-president.
Wat is uw reactie op die open brief van de werkgeversorganisaties uit de socialprofitsector?
Bent u bereid om bij de begrotingsaanpassing 2022 de werkingsmiddelen in de culturele sector te indexeren zodat deze gelijke tred houden met de stijgende inflatie en dus de koopkracht van de organisaties, die al sterk is aangetast door de gevolgen van de pandemie, niet nog meer onder druk komt te staan?
Ik krijg trouwens weer mijn microfoon niet uitgezet.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, wat de werkgeversorganisaties uit de socialprofitsector in hun open brief schrijven over het niet-indexeren van werkingsmiddelen is technisch correct, maar het verhaal is toch wel een beetje onvolledig.
Ze scheppen het beeld dat er de afgelopen jaren enkel bespaard zou zijn geweest. Dat is niet zo. De niet-indexering van werkingsmiddelen is inderdaad een van de maatregelen van deze en de vorige regering die noodzakelijk is geweest om een gezonde Vlaamse begroting te creëren en te behouden.
De SERV, waar de Vereniging voor Social Profit Ondernemingen (Verso) in zetelt, stelt zelf dat houdbare financiën en meer investeringen nodig zijn. We hebben echter ongeziene inspanningen in het voordeel van de socialprofitsector en de culturele sector gedaan, en dat tijdens de financiële uitdagingen waar we de laatste jaren mee te maken hebben.
Naast het VIA 6-akkoord (Vlaams intersectoraal akkoord) voor meer koopkracht en kwaliteitsmaatregelen in de diverse socialprofitsectoren met onder meer de sociaal-culturele sector, heb ik vorig jaar in juni 2021 ook het derde Vlaams intersectoraal akkoord voor de podiumkunsten – het zogenaamde VIA 3-akkoord – afgesloten met de werkgevers en de vakbonden uit de podiumkunsten voor de periode 2021 tot 2025. Het doel is de tewerkstelling in de podiumsector op een duurzame en veerkrachtige manier te versterken en te ondersteunen. Het ging om een bijkomend budget van nagenoeg 2 miljoen euro per jaar, waarvan 1,4 miljoen euro voor koopkrachtmaatregelen en 600.000 euro voor kwaliteitsmaatregelen. Het totaalbudget voor de VIA-maatregelen voor de kunstensector groeide hierdoor aan tot 6 miljoen euro per jaar.
Door dit akkoord steeg de koopkracht van de werknemers uit de kunstensector nog boven op de automatische indexering van de lonen, via een verhoging van hun eindejaarspremie. Er was in dit akkoord ook bijzondere aandacht voor de vele flexwerkers en werknemers met korte contracten die actief zijn in de kunsten. Ik wil er u ook op wijzen dat de werkingsmiddelen voor culturele organisaties dus wel geïndexeerd worden voor hun looncomponent, ondanks wat u in uw inleiding liet verstaan.
Wat de niet-looncomponent, met andere woorden het werkingsgedeelte van de werkingssubsidie of wat u waarschijnlijk bedoelde met ‘werkingsmiddelen’, betreft kan ik het volgende zeggen. Bij de regeringsformatie is inderdaad beslist om het werkingsmiddelengedeelte van de kredieten niet te indexeren. Deze beslissing is opgenomen in artikel 39 van het programmadecreet bij de begroting 2020 en komt neer op een verderzetting van de beslissing van de vorige Vlaamse Regering en geldt voor de volledige Vlaamse begroting. Het is niet wenselijk om hierop terug te komen, ook of zelfs zeker niet voor een sector.
Ik verwijs liever naar alle andere maatregelen die ik wel heb genomen voor de culturele sector waaronder het noodfonds, het laten doorlopen van de subsidies van de structureel gesubsidieerde organisaties wanneer zij door de coronamaatregelen minder uitgaven hadden, de culturele activiteitenpremie, alsook het vrijwaren van extra besparingen waarvoor ik uw goedkeuring onlangs nog mocht ontvangen.
We hebben het vorige week over het Kunstendecreet gehad en de budgettaire implicaties daaromtrent. Dat verhaal wordt zeker vervolgd. Trouwens, ik zie straks de sector van de kunstinstellingen over dat onderwerp.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, ik heb altijd mijn steun uitgesproken voor de vele inspanningen die door deze Vlaamse Regering gedaan zijn om de cultuursector door de coronacrisis te loodsen. Er is heel snel gereageerd met verschillende steunmaatregelen. Dat er tijdens de voorbije begrotingsronde enkel maar op Cultuur en Jeugd niet bespaard is, was ook een heel duidelijk en belangrijk signaal. Maar we moeten niet twee discussies vermengen. Het verlies aan inkomsten maakt het nog moeilijker voor de sector. Daarnaast is er de indexering. 100 euro twaalf jaar geleden zou vandaag 120 euro zijn, terwijl het in koopkracht maar 90 euro is voor die organisaties. Dat is een sterk koopkrachtverlies. Ik zou dat wat willen wegtrekken van de serieuze inspanningen die vanuit Vlaanderen zijn gedaan.
Ik heb geciteerd uit het rapport van de SERV. U betwist een aantal zaken. Er zal wat nuance of interpretatie mogelijk zijn. Maar misschien is het een idee om eens een onafhankelijke monitoring te laten doen van de social profit en van, onder andere, de cultuursector. Zo krijgen we daar een objectief duidelijk beeld van. Als we dan zien dat er effectief een sterk koopkrachtverlies is voor die sector, kan misschien binnen de gunstigere vooruitzichten voor de Vlaamse begroting worden bekeken of er toch niet kan worden geraakt aan die indexering. Bent u bereid om zo’n onafhankelijke monitoring op te stellen, zodat we dat volledig in kaart kunnen brengen?
Mevrouw Segers heeft het woord.
Collega Van de Wauwer, dank u voor de vraag. Het is een heel pertinente vraag. Het SERV-rapport is duidelijk. Ik deel uw mening dat we met z’n allen de maatregelen van de Vlaamse Regering appreciëren om de cultuursector erdoor te loodsen. Maar, minister-president, dat staat los van de toch wel reële koopkrachtproblematiek. Vorige week hadden we het ook over het budget dat nu moet worden verdeeld voor de structurele rondes. U hebt toen gezegd dat we in juni voorzichtig zullen bekijken wat we kunnen doen. Ik hoop echt dat er een inspanning kan worden geleverd want de koopkracht van de cultuurorganisaties is een zaak, maar we zien ook dat freelancers het vandaag dubbel zo moeilijk hebben. Ik heb deze namiddag een gelijkaardige vraag om uitleg aan minister Dalle over freelancejournalisten. Hun tarieven worden ook niet geïndexeerd.
We waren gisteren allemaal zeer blij dat we de resolutie hebben kunnen goedkeuren waarin we heel expliciet de aandacht vragen voor de kwetsbare derden. Daarom wil ik mij graag aansluiten bij collega Van de Wauwer met de vraag om nu eens echt in kaart te brengen hoe het precies zit.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik begrijp natuurlijk die vragen. Zeker als er SERV-rapporten opduiken waarin staat dat de inflatie de Vlaamse begroting gunstig beïnvloedt. Dan ontstaan er meteen creatieve pistes om te zeggen: ‘Yes! Daar is ruimte!’ Nu ja, die pistes zijn niet eens zo creatief. Maar u moet niet vergeten dat we tijdens de coronacrisis ook ongeziene schulden hebben gemaakt en dat we met onze rating, die een zeer gunstige rating was, een trapje gezakt zijn. Dat wil ik graag rechtzetten. Dat maakt dat we de schulden duurder afbetalen dan voorheen en dat het, hoewel we nog altijd een goede rating hebben, invloed heeft op het verkrijgen van leningen indien dat nodig is. Ik begrijp de gretigheid wanneer de dingen onvoorzien beter zijn om een deel van de winstkoek af te romen en te gebruiken voor – voor alle duidelijkheid – terechte vragen, maar als minister-president moet ik toch enige voorzichtigheid aan de dag leggen. We zijn het aan de volgende generaties verplicht om onze schulden onder controle te krijgen.
Die monitoring gebeurt. Het departement monitort op regelmatige basis. Je hoeft er geen grote tekening bij te maken. Als er hoge inflatiecijfers zijn en we hebben beslist om de werkingsmiddelen niet te indexeren, dan ontstaat er een grote ‘gap’. Daar moet je geen groot wiskundige voor zijn. Je hebt niet veel monitoring nodig om dat te begrijpen. Maar de overheidsfinanciën onder controle houden, is niet alleen voor deze generatie goed maar ook voor de generaties die na ons volgen. Het belang van een begroting die structureel goed op orde is, hebben we tijdens corona kunnen ervaren. In vergelijking met andere geledingen en staten hebben we dieper in de buidel voor steunmaatregelen kunnen tasten dan wanneer onze begroting niet in orde zou zijn geweest. Ik wil toch vragen om het gehele plaatje in het oog te houden. Maar ik begrijp dat er behoeften zijn.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, ik zeg niet dat we alle teugels moeten lossen. Er zijn inderdaad verschillende uitdagingen. Tijdens de coronacrisis zijn er veel putten gemaakt. De beslissing in het verleden om de lonen niet te indexeren was, denk ik, te verantwoorden. Alleen zitten we nu wel in een heel extreme situatie: vier indexeringen op een jaar, met een zo groot koopkrachtverlies. Vandaar mijn vraag om, mocht er beleidsruimte zijn, daar toch aan tegemoet te komen. Die ‘gap’ wordt steeds groter. Ik zal de informatie over de monitoring door het departement opvragen. Misschien kom ik daar nog eens op terug.
Ik heb uiteraard alle begrip voor het gehele begrotingskader. Ik ben een christendemocraat. Rentmeesterschap zit in mijn DNA. Ik wil geen schulden overlaten aan de toekomst. Maar ik vind het ook belangrijk dat ons sociaal-culturele middenveld en de non-profitsector levensvatbaar kunnen zijn. Want dat zit ook in het DNA van een christendemocraat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.