Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze interpellatie via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik wil u interpelleren over de tussenkomst van het Vlaams Rampenfonds bij de watersnood van juli 2021. Zoals u weet, zijn tijdens de overstromingen van juli vorig jaar een groot deel van de provincies Limburg en Vlaams-Brabant getroffen. Daarom richt ik mij in mijn vraag specifiek op Herk-de-Stad, maar er zijn nog een aantal andere gemeenten die werden getroffen en in dezelfde situatie zitten als Herk-de-Stad. Ik denk onder andere aan Zoutleeuw, dat ook in mijn achtertuin ligt, maar op het grondgebied van Vlaams-Brabant. Ik zal het dus eigenlijk over Herk-de-Stad hebben, maar wil ook aandacht vragen voor die gemeenten die vorig jaar getroffen werden door de wateroverlast in juli en die uiteindelijk op de een of andere manier buiten het Vlaams Rampenfonds vallen om daar een beroep op een vergoeding te kunnen doen.
Zo was er onder meer in het Limburgse Herk-de-Stad veel wateroverlast, stonden verschillende straten blank en liepen huizen onder water. Ook heel wat landbouwers en fruittelers hebben zware schade geleden. Er werd een kunstmatige bres geslagen in de dijk van de Gete op de grens van Herk-de-Stad en Halen. Het water stroomde daardoor niet meer richting de huizen in Halen, maar op de plantages en weilanden van landbouwers in Herk-de-Stad. Ik zou zeggen dat dat een heel mooi voorbeeld is van solidariteit van Herk-de-Stad, maar achteraf bekeken komt het wel echt zuur over dat er door die solidariteit wel wateroverlast was, maar geen vergoeding tegenover staat. Naast die kunstmatige bres was er ook een natuurlijke bres in de Demer, die tussen de 10 en de 15 meter breed en wel 3 meter diep was. Een mislukte oogst en grote financiële schade van tienduizenden euro's voor de landbouwers was het gevolg, los natuurlijk van de overlast en de financiële gevolgen voor heel wat betrokken inwoners.
In tegenstelling tot de omliggende gemeenten zouden de inwoners van Herk-de-Stad echter geen aanspraak kunnen maken op een vergoeding van het Vlaams Rampenfonds, dat tussenkomt bij extreme regen of overstromingen. Dat geldt ook voor een aantal andere gemeenten in Limburg of Vlaams-Brabant, zoals Zoutleeuw. Het zwaar getroffen Herk-de-Stad valt uit de boot omdat het aan geen enkel van de gehanteerde criteria zou voldoen voor een tussenkomst van het Rampenfonds.
De wateroverlast en de eventuele tussenkomst van het Rampenfonds worden beoordeeld door de Vlaamse overheid op basis van een aantal criteria. Men doet daarvoor onder andere een beroep op het advies van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI), voor wat de weersomstandigheden betreft, de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) en het Waterbouwkundig Laboratorium. Zij gaan de ernst van de wateroverlast na op basis van een aantal wetenschappelijke criteria en parameters. Het KMI schatte het criterium ‘zware regenval’ in aan de hand van een eigen netwerk van pluviometers, radarbeelden en schattingen voor gebieden zonder meetgegevens. De VMM analyseerde de piekafvoeren van meetstations van Vlaamse waterlopen. Het Waterbouwkundig Laboratorium is bevoegd voor de bevaarbare waterlopen en stelde piekwaarden vast aan de Grensmaas, het Albertkanaal en de Demer. Op die manier kwam de Vlaamse overheid tot twee lijsten met getroffen gemeenten. In 62 Vlaamse – waarvan 16 Limburgse – gemeenten is de hevige regenval van 14 tot 16 juli erkend als ramp. In 9 andere – waarvan 7 Limburgse – gemeenten is de overstroming erkend als ramp.
Spijtig genoeg staat Herk-de-Stad, net zoals Zoutleeuw, op geen van beide lijsten. Nochtans kan de ernst van de watersnood niet worden ontkend: op videobeelden is te zien dat straten volledig blank stonden, huizen onder water gelopen waren, inwoners tot hun knieën in het water stonden en het water van de Gete en de Demer fruitplantages en weilanden deed overstromen. Volgens de informatie waarover ik via de burgemeester van Herk-de-Stad beschik, stonden de ambtenaren van de VMM zelfs met hun laarzen in het water om de schade op te meten. Akkoord, misschien voldoen de technisch-wetenschappelijke parameters niet om van het Rampenfonds te genieten, maar langs de andere kant zijn er toch wel beelden en getuigenissen die aantonen dat de situatie wel degelijk ernstig was. Het is voor de getroffenen van de betrokken gemeente dan ook volkomen onbegrijpelijk dat hun stad, als een van de zwaarst getroffen Limburgse gemeenten, uit de boot zou vallen.
Herk-de-Stad zou zijn uitgesloten voor overstroming – of dat is toch een van de beweringen – omdat op bevel van de Limburgse gouverneur de bres in de Gete kunstmatig is geslagen. De bres zou niet op een natuurlijke manier zijn ontstaan. Als dat waar zou zijn, is dat bijzonder zuur. Daarnaast is er ook overlast door zware regenval mogelijk, maar ook aan dat criterium zou Herk-de-Stad niet voldoen. Om de zware regenval te bepalen, had het KMI volgens de burgemeester van Herk-de-Stad nochtans geen nauwkeurige gegevens, omdat de stad geen meetstation heeft op haar grondgebied. De beslissing om Herk-de-Stad geen aanspraak te laten maken op het Rampenfonds, zou dus verklaard kunnen worden door een gebrek aan data en meetpunten.
Voor de getroffen inwoners van Herk-de-Stad voelt deze beslissing – en dat is begrijpelijk – zeer onrechtvaardig aan. Ze hebben enorme schade geleden door de overstromingen, maar komen niet in aanmerking voor steun van het Rampenfonds door redenen buiten hun wil om. Bovendien is Herk-de-Stad in het hele gebeuren – en ik denk dat de betrokken ambtenaren en ook de gouverneur daarover kunnen getuigen – bijzonder solidair geweest met de omliggende gemeenten, onder andere met Halen, door de kunstmatige bres in de Gete te slaan en het buitenbekken van het Schulensbroek tot het historisch hoogste niveau te vullen met water om laaggelegen gebieden in Vlaams-Brabant te sparen. Het is dan wrang te moeten vaststellen dat alle buurgemeenten wel erkend worden, ook al was de schade in een aantal daarvan minder groot.
Ik heb dan ook de volgende vragen, minister-president. Dat zijn natuurlijk vragen op korte termijn omdat ik van mening ben, net zoals de betrokken gemeentebesturen en dus niet alleen Herk-de-Stad, dat er in de omgeving structurele ingrepen nodig zijn in het Demer-en-Getestroomgebied. Ik zal ook minister Demir daarover ondervragen.
Los daarvan wil ik u een aantal concrete vragen stellen zodat Herk-de-Stad alsnog, en eventueel ook andere gemeenten zoals Zoutleeuw, kan gebruikmaken van het Vlaams Rampenfonds.
Vindt u het terecht dat Herk-de-Stad niet kan rekenen op de steun van het Vlaams Rampenfonds voor de overstromingen van vorige zomer? Waarom wel of waarom niet?
Erkent u dat door deze beslissing mensen door de mazen van het net glippen, hoewel zij onmiskenbaar geconfronteerd zijn met ernstige wateroverlast en daardoor schade hebben geleden? Bent u bereid om daarbij in plaats van enkel op basis van de wetenschappelijke parameters eventueel ook te werken op basis van formele bewijsstukken, bijvoorbeeld via videobeelden of verklaringen van een aantal ambtenaren, die niet de minste in graad zijn?
Bent u bereid om uw beslissing te heroverwegen en eventueel terug te draaien? Waarom wel of waarom niet?
Bent u van oordeel dat het meetnet van het KMI voldoende uitgebouwd is om de ernst van de wateroverlast op een accurate manier in te schatten? Herk-de-Stad heeft op zijn grondgebied geen meetnet. Hoe schat u dan de verklaringen van het KMI in?
Bent u van oordeel dat de gehanteerde criteria adequaat zijn om de tussenkomst van het Vlaams Rampenfonds te bepalen? Indien niet, welke bijsturingen zijn volgens u aan de orde? Kunnen verklaringen van officiële administraties en ambtenaren en/of beelden ook in aanmerking komen?
Zijn er volgens u nog andere mogelijkheden of instrumenten om de schade bij een dergelijke natuurramp te vergoeden? Zo ja, welke?
Ik kijk uit naar uw antwoorden, minister-president.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, in de eerste plaats wil ik benadrukken dat ik zeer begaan ben met het leed dat de inwoners van de getroffen gemeenten hebben moeten ondergaan als gevolg van de zeer ongunstige weersomstandigheden van de zomer van vorig jaar. Ik heb daarom ook aan mijn diensten gevraagd om hoge prioriteit te geven aan het onderzoek naar een mogelijke erkenning als ramp.
Dat heeft de Vlaamse Regering toegelaten om, op mijn voorstel, reeds op 21 december 2021 de besluiten tot erkenning als ramp goed te keuren. Ik kan u verzekeren dat dat veel korter is dan de gebruikelijke termijn voor dergelijke erkenningsbeslissingen, want er moet daarvoor een hele procedure doorlopen worden die reglementair bepaald is.
Mijn diensten moeten echter bij de verdere uitvoering van die regeringsbeslissing uiteraard ook werken binnen het reglementair kader dat daarvoor bij decreet en bij uitvoeringsbesluit is bepaald.
In artikel 2 van het decreet van 5 april 2019 wordt een ramp gedefinieerd als “een natuurverschijnsel met uitzonderlijk karakter dat belangrijke schade heeft veroorzaakt en dat de Vlaamse Regering erkend heeft op basis van artikel 4, tweede lid”.
Het decreet bepaalt ook in artikel 3 het volgende: “Materiële en zekere schade aan lichamelijke roerende of onroerende goederen op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, die het rechtstreekse gevolg is van een ramp, geeft recht op een tegemoetkoming.”
De schade die ontstaat door het kunstmatig aanbrengen van een bres bij rivieren en waterlopen, is niet het rechtstreeks gevolg van een natuurverschijnsel met uitzonderlijk karakter, en kan daarom volgens de bepalingen in het decreet geen recht geven op een erkenning als ramp of op een tegemoetkoming van de schade.
De gouverneur van de provincie Limburg heeft op 16 juli 2021 in de strijd tegen de wateroverlast het bevel gegeven om een kunstmatige bres te slaan in de Gete ter hoogte van de grens tussen Herk-de-Stad en Halen, om ergere schade te voorkomen en om de huizen in Halen te vrijwaren van overstroming. Alhoewel hiermee grotere schade kon worden voorkomen, stroomde het water hierdoor wel op landbouwgronden in Herk-de-Stad, met schade als gevolg aan fruitbomen, oogsten en teelten.
De beslissing van de gouverneur werd genomen tijdens de federale rampenfase en in zijn bevoegdheid als federaal ambtenaar, onder het gezag van de federale minister van Binnenlandse Zaken. De gouverneur heeft deze beslissing genomen in het kader van het crisisbeheer en op advies van experten. Hij heeft dus gehandeld als een goede huisvader om ergere schade te voorkomen.
Om de schade te vergoeden die veroorzaakt is door het kunstmatig doorbreken van een dijk, kunnen de landbouwers – om de redenen die ik al heb uiteengezet – niet steunen op het Vlaams Rampenfonds. Schade veroorzaakt door menselijk toedoen wordt ook niet gedekt door de brede weersverzekering die landbouwers kunnen afsluiten. Dat is immers een verzekering die alleen teelt- en oogstschade dekt door ongunstige weersomstandigheden, gelijkgesteld met een ramp, maar geen schade als gevolg van menselijke ingrepen.
Om te voorkomen dat de mensen die schade hebben geleden, door deze uitzonderlijke omstandigheden in de kou zouden blijven staan, heb ik op 20 december van vorig jaar een brief gericht aan de eerste minister, Alexander De Croo. Ik heb hem gevraagd om een overleg te organiseren tussen de bevoegde federale en Vlaamse entiteiten om samen te onderzoeken hoe we hiervoor een oplossing kunnen vinden. Ik heb hierop nog geen antwoord gekregen.
Wat de schade van de mensen betreft, wil ik hier toch nog iets aan toevoegen. Begin september heeft de Vlaamse Regering al een akkoord gesloten met de verzekeraars. Voor heel wat verzekeraars was de drempel van de verplichte tussenkomst voor klanten met een brandverzekering overschreden. Om hun solvabiliteit te beschermen, voorziet de federale verzekeringswet immers in plafonds in de tussenkomst van verzekeraars bij grote natuurrampen. Niettegenstaande de verzekeringsmaatschappijen bereid waren om meer bij te dragen dan de verzekeringswet hun oplegt, is er vanuit Vlaanderen nog een verschil van 30,6 miljoen euro bijgedragen aan de Vlaamse schadelijders. Hierdoor hebben de getroffen burgers, met andere woorden de verzekerden voor eenvoudige risico's via de brandverzekering, wel een vergoeding kunnen ontvangen, uiteraard met inachtneming van de contractuele voorwaarden.
U vroeg ook of het mogelijk was om terug te komen op de beslissing die de Vlaamse Regering op 21 december van vorig jaar heeft genomen.
Die beslissing en de twee besluiten van de Vlaamse Regering zijn gebaseerd op de ontvangen schademeldingen van de getroffenen en op de adviezen van de wetenschappelijk bevoegde instanties. Voor de hevige regenval zijn dat de adviezen van het KMI en van de Vlaamse Milieumaatschappij. Voor de overstromingen zijn dat de adviezen van het Waterbouwkundig Laboratorium en van de Vlaamse Milieumaatschappij.
De toepassing van de regelgeving leidde tot de conclusie dat, wat de hevige regenval van 14 juli tot 16 juli 2021 betreft, voor 62 gemeenten voldaan was aan de erkenningscriteria als ramp. Voor de overstromingen van 14 tot 17 juli 2021 was dat het geval voor 9 gemeenten. Het zijn die gemeenten die in de respectieve besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2021 zijn opgenomen.
Het ligt niet in mijn intentie om deze erkenningscriteria te wijzigen. Zij zijn immers weloverwogen vastgesteld. Als u daar meer toelichting over wilt, kunt u die vinden in de nota’s aan de Vlaamse Regering van 5 juni 2020 en van 30 oktober 2020, waarmee dat uitvoeringsbesluit eerst principieel en vervolgens definitief is goedgekeurd. Bovendien zou een wijziging van deze criteria geen oplossing zijn voor de ramp van juli vorig jaar. Zoiets kan natuurlijk niet met terugwerkende kracht worden ingevoerd.
Wat uw vraag naar het meetnet van het KMI betreft, wil ik erop wijzen dat mijn diensten tijdens de onderzoeksprocedure ter voorbereiding van de erkenningen als ramp adviezen hebben ingewonnen van meerdere bevoegde wetenschappelijke instanties, niet alleen van het KMI, maar ook van de Vlaamse Milieumaatschappij en het Waterbouwkundig Laboratorium van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW).
Per schadelijk weersverschijnsel zijn die adviezen van de wetenschappelijke instanties complementair. Deze werkwijze garandeert een zo exact mogelijke en objectieve toetsing aan de erkenningscriteria van de situatie die zich op het terrein heeft voorgedaan.
Gelet op de vragen die hieromtrent leven op het terrein, zal ik dit wat nader toelichten, zonder al te veel in technische details te vervallen.
Bij het formuleren van een advies met betrekking tot overvloedige regenval combineert het KMI twee methodes. Ten eerste is er de analyse van de beschikbare metingen, en ten tweede is er de analyse van de samengestelde radarbeelden.
Voor de eerste analyse komen de metingen van het klimatologisch netwerk van het KMI en uit zijn netwerk van automatische weerstations, maar ook van de meetpunten van de Vlaamse Milieumaatschappij en van het Hydrologisch Informatie Centrum (HIC) van het Waterbouwkundig Laboratorium van het Departement MOW. Waar nodig wordt soms ook nog gewerkt met een interpolatiemethode.
Voor de tweede analyse van de samengestelde radarbeelden komen de radarbeelden van vijf radarstations: Jabbeke, Wideumont, Zaventem, Helchteren en Avesnois.
De Vlaamse Milieumaatschappij maakt gebruik van een andere methodologie, namelijk de aan het pluviometernetwerk van de VMM geassimileerde neerslagradarbeelden, met accumulatieperioden van 1 en 24 uur met een schuivend venster van 5 minuten. Aan de hand daarvan worden buienperiodes afgebakend, waarvan de intensiteit wordt getoetst aan kritische drempels.
Naast de adviezen met betrekking tot overvloedige regenval zijn er ook soms adviezen nodig met betrekking tot overstromingen. In dat geval hangt het ervan af of die overstromingen het gevolg zijn van wateroverlast die veroorzaakt wordt door bevaarbare of door onbevaarbare waterlopen.
Als het om bevaarbare waterlopen gaat, vragen mijn diensten advies aan het Waterbouwkundig Laboratorium. Daar hebben we het Hydrologisch Informatie Centrum dat de bevaarbare waterlopen in Vlaanderen monitort en dat op basis daarvan advies geeft over het uitzonderlijke karakter van de wateroverlast. Een overstroming van een bevaarbare waterloop, die niet onderhevig is aan het getij, kan als ramp worden erkend indien de terugkeerperiode van de piekafvoer ten minste dertig jaar bedraagt.
Voor wateroverlast ten gevolge van overstromingen vanuit een onbevaarbare waterloop vragen mijn diensten advies aan de Vlaamse Milieumaatschappij. Als de wateroverlast een gevolg is van grote neerslaghoeveelheden, wordt een beroep gedaan op het KMI. Met deze technische toelichting wil ik aantonen dat het onderzoek en de adviezen goed onderbouwd zijn en dat daarvoor een beroep wordt gedaan op alle technische en wetenschappelijke expertise die in Vlaanderen ter zake voorhanden is.
Ik zal uw vijfde en zesde vraag samen beantwoorden. Samengevat ben ik van oordeel dat het onderzoek ter voorbereiding van de erkenningsbeslissingen op een grondige en degelijke wijze is gevoerd en dat de reglementering correct is toegepast.
Ik ben er mij van bewust dat niet alle schade hiermee gedekt is, maar het Vlaams Rampenfonds is ook geen verzekering. De steun van het Vlaams Rampenfonds is een mechanisme waarmee de Vlaamse overheid een gedeeltelijke tegemoetkoming voorziet in de geleden schade. Wij kunnen de regelgeving die daaraan ten grondslag ligt, niet telkens opnieuw in vraag stellen omdat blijkt dat niet voldaan is aan de vastgestelde criteria. Anders zou het natuurlijk zinloos zijn om criteria vast te stellen.
Ik kan hieraan toevoegen dat mijn diensten, samen met de VMM, het KMI en het Waterbouwkundig Laboratorium, onderzoeken hoe men in de toekomst de vaststellingen in de verschillende rapporten eenduidiger kan maken alsook hoe men de manier van meten nog kan verfijnen.
Ik begrijp de situatie in Herk-de-Stad en Zoutleeuw. Als gevolg van een kunstmatige ingreep, die in elk geval noodzakelijk was om erger te voorkomen, vallen ze buiten de decretaal bepaalde criteria van het Vlaams Rampenfonds. Ik heb daarom gevraagd om daarover met de eerste minister op het federaal niveau in overleg te kunnen treden. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Wij zijn dus op dat vlak bereid tot overleg. Ik stel voor dat u via een partijgenoot deze interpellatie ook tot de eerste minister in het federale parlement richt om te kijken of we zo samen rond de tafel kunnen zitten om aan dit inderdaad kafkaiaanse gebeuren een oplossing te bieden. Binnen het amalgaam van decreten en uitvoeringsbesluiten heb ik hiervoor geen decretale basis, maar ik ben bereid om overleg te plegen met het federale niveau om te zien hoe we hieraan gevolg kunnen geven.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw uitgebreide en zeker en vast ook technisch onderbouwde antwoord. Ik begrijp perfect dat u zegt dat zelfs als we daar nog op terugkomen, we dat niet met terugwerkende kracht kunnen doen. Daarmee zal het probleem van de gemeenten die ik heb geciteerd, nog niet opgelost zijn. Ik begrijp ook dat u zegt dat we criteria hebben en dat we daar moeilijk van kunnen afwijken, want anders heeft het geen zin om criteria te hebben. Daar volg ik u dus wel in, maar ik denk toch dat we naar de toekomst toe moeten bekijken hoe dat soort, voor de gemiddelde burger niet altijd begrijpelijke, situaties zich niet meer zullen voordoen. Daarom vind ik het ook goed dat u daaromtrent met de Federale Regering in overleg wilt treden. Zoals u suggereert, zal ik de nodige stappen ondernemen om ook op het federale niveau daarover vragen te laten stellen.
Natuurlijk is het zo dat dat zeer zuur is voor de mensen die slachtoffer zijn, ook als je ziet dat de gemeenten waarover het gaat, uiteindelijk alles hebben gedaan wat ze konden doen om overstromingen te beletten. De getroffen burgers zijn één zaak, de getroffen landbouwers een andere zaak. Dat zij noch een beroep kunnen doen op het Vlaams Rampenfonds, noch op de brede weersverzekering, is natuurlijk een heel zure aangelegenheid. Als dat technisch wordt uitgelegd, zit daar een zekere logica in, maar de mensen op het terrein begrijpen dat niet altijd, en vandaar dat ik de vraag toch nog eens wil herhalen of het in de toekomst niet goed zou zijn om los van die wetenschappelijke criteria eventueel ook andere bewijzen in zo’n situatie van een kunstmatige bres in acht te nemen. Zoals ik al zei, zouden dat eventueel beelden of verklaringen van toch niet de minste ambtenaren, die technisch onderlegd zijn en daar ook mee bezig zijn, kunnen zijn.
Alleszins bedankt voor uw voorlopige antwoord. Dit wordt ongetwijfeld vervolgd.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik sluit mij graag aan bij deze vraagstelling. Ik doe dat trouwens ook in naam van mijn collega, de heer Van Rompuy, die bijzondere aandacht wil vragen voor onder andere Zoutleeuw. Dat is, denk ik, ook zeer begrijpelijk.
Minister-president, u hebt er zelf naar verwezen dat we in eerste instantie moeten kijken naar de mensen die de schade hebben ondergaan en naar een manier waarop we tot een tegemoetkoming kunnen komen om de schade door storm en bijzondere weersomstandigheden mee op te vangen.
Zoals u het heel duidelijk stelt, leiden wetenschappelijke parameters tot wetenschappelijke adviezen. Dat is heel goed. Wij hebben in het verleden trouwens op basis daarvan op een heel correcte manier alle schadevergoedingen kunnen uitbetalen. Omgekeerd is het natuurlijk zo dat een wetenschappelijk advies één zaak is, maar dat onze eigen ogen niet liegen. We hebben moeten vaststellen dat vele anderen ook in het water stonden en de nodige schade hebben geleden. De inwoners in de onder water gelopen regio’s hebben zelf aan den lijve ondervonden dat er door die bijzondere weersomstandigheden schade is.
In die zin begrijp ik van u, minister-president, dat als het gaat over kunstmatige bressen om het water te beheersen, u momenteel naar het federale niveau kijkt. Natuurlijk heeft de burger daar an sich weinig aan. We moeten als overheid ervoor zorgen dat we daar zo spoedig mogelijk tot oplossingen kunnen komen. Ik heb van u begrepen dat u heel snel hebt gehandeld om zo snel mogelijk te kijken wat er op het Vlaams niveau mogelijk is. Daarnaast hebt u ook het federale niveau gealarmeerd.
Ik wil u dan toch ook in het bijzonder vragen om op het federale niveau het overleg nog eens aan te knopen om te kijken hoe we daarin snel vooruitgang kunnen boeken. Ik hoop dan ook dat er een positief resultaat zal komen en dat we geen mensen in de kou moeten laten staan.
Als het over de afstemming, de samenwerking en zeker ook de criteria gaat, zou ik omgekeerd ook willen vragen om toch nog eens een grondige analyse te doen zodat er tussen de vaststellingen op het terrein versus de wetenschappelijke adviezen geen mazen in het net zitten.
Ik weet niet of die extra controle nog is gebeurd, omdat we van meerdere gemeenten – Lummen, Herk-de-Stad en Zoutleeuw – gelegen aan de breuk in de dijk, vragen krijgen daarover. Het is belangrijk dat de wetenschappelijke adviezen getoetst worden aan werkelijke ervaringen en schade. Als in het meetnet gaten zouden zitten – dat kan, want je meet niet overal –, moet er ruimte zijn om dat bij te sturen. Het is belangrijk om de dubbelcheck nog eens door te voeren.
Twee, zoals net gesteld, moet het overleg met de federale overheid worden aangehaald om daar op korte tijd uitsluitsel over te krijgen, en vooral om te kunnen garanderen dat eenieder die ongewild, maar eigenlijk om andere schade te beperken, de lasten moet dragen – en dat is eigenlijk nog cynischer –, zeker niet in de kou blijft staan. Die mensen hebben moeten ondergaan om andere en nog meer overlast te kunnen indijken. Zij hebben dat moeten ondergaan. Zij moeten op de eerste plaats staan om de nodige schadevergoedingen te ontvangen. We kijken uit naar de resultaten van het overleg, minister-president, en volgen dat zeker verder op.
De heer Danen heeft het woord.
(Slechte geluidskwaliteit)
Voorzitter, minister-president, wij hadden inderdaad een vraag om uitleg daarover ingediend. Ik vond het nogal kafkaiaans omdat Herk-de-Stad twee weken onder water heeft gestaan. Ik ben er toen geweest. Het voelt uiteraard heel erg onnatuurlijk aan als een gemeente die twee weken onder water staat, buiten de mazen van het net valt en op geen enkele tegemoetkoming aanspraak kan maken.
Ik heb goed geluisterd naar u. U hebt premier De Croo gevraagd of geraadpleegd om te zien of u samen iets kunt betekenen. Maar het blijft natuurlijk nog altijd een beetje koffiedik kijken of er wel iets van komt.
Ik heb een paar concrete vragen.
Mijn eerste vraag gaat over de evaluatie van het gebeurde. Ik begrijp dat u de criteria niet met terugkerende kracht kunt toepassen. Ik zou de vraag willen versterken om de zaak goed en grondig te evalueren. Ik heb begrepen dat in Herk-de-Stad in de stroom geen debietmeter zat. Zelfs als die er wel was geweest, zouden er door de bres allicht minder grote debieten gemeten worden dan in de feiten het geval was. Een bres zorgt er natuurlijk voor dat de debieten kleiner worden.
Is het geen optie om bij de criteria een overstroomde vlakte mee te nemen als criterium bij de erkenning als ramp? Dat is nu niet het geval.
Gemeenten als Tienen, Linter, Geetbets, Landen, Kortenaken, Halen en Diest liggen in het stroomgebied van de Demer. Zij zijn wel erkend als rampgebied. Voor Herk-de-Stad en Zoutleeuw is dat niet het geval. Het lijkt me logisch om het stroomgebied mee te nemen als criterium om te kunnen spreken over een ramp. Het is heel onnatuurlijk, zeker bij dit soort rampen zoals hevige regen en overstromingen, om bepaalde gemeenten erin te laten en bepaalde gemeenten eruit te halen zonder een echt goede reden.
U wilt niet om de vijf voet de criteria aanpassen, maar het lijkt me logisch en nodig dat men bij een van de grootste overstromingsrampen die Vlaanderen de laatste jaren heeft gekend, dat momentum aangrijpt om de evaluatie te doen.
Dan kom ik tot mijn tweede vraag. Ik heb begrepen dat er voor Herk-de-Stad geen advies werd gegeven aan het Rampenfonds omdat er blijkbaar geen advies gevraagd werd over Herk-de-Stad. Dat lijkt me een hiaat. Weet u hoe het komt dat het Rampenfonds geen advies heeft gevraagd aan de VMM? Ik begrijp dat niet. De situatie was toch ernstig genoeg om dat advies wel te verantwoorden? Hoe komt het dat het niet gevraagd werd?
Mijn derde vraag gaat over de toekomst en is misschien ook voor minister Demir. Lijkt het u aangewezen om landgebruik in valleigebieden in de toekomst, op langere termijn, af te stemmen op de overstromingsmogelijkheden? Het is natuurlijk zo dat we in de toekomst vaak te maken zullen krijgen met extreem weer. Misschien is het verstandig om op termijn voor bepaalde delen die heel gevoelig zijn voor te veel water, ervoor te zorgen dat bepaalde teelten er minder gebeuren. Het gaat het probleem vandaag niet oplossen, maar de overstromingen hebben ons geleerd om niet alleen naar vandaag maar ook naar de toekomst te kijken.
Ik zou willen besluiten met mijn medeleven uit te spreken aan de landbouwers en aan de mensen in Zoutleeuw en Herk-de-Stad die schade hebben geleden en voor wie voorlopig geen oplossing is. Ik wil echt aandringen dat u samen met premier De Croo een oplossing zoekt voor dit toch wel ernstige probleem voor de mensen die getroffen zijn.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Collega's, ik denk dat we allemaal, ook de minister-president, hetzelfde aanvoelen. We weten dat de overstromingen die we hebben gehad, tot enorm veel schade hebben geleid.
Ikzelf kom uit Diest, een buurgemeente van Halen. We hebben zelf een overstromingsverleden maar zijn deze keer gelukkig grotendeels de dans ontsprongen. In Halen en haar buurgemeente Herk-de-Stad is er wel degelijk schade geweest.
Minister-president, ik begrijp uw uitleg. Die is correct. Er zijn een aantal criteria die in een decreet zijn vastgelegd. We kunnen wel nadenken hoe we in de toekomst die criteria kunnen verbeteren. Collega Danen heeft een aantal voorbeelden aangehaald die zeker stof tot nadenken geven. Die criteria kunnen we natuurlijk niet op de situatie van Herk-de-Stad toepassen, want die vindt in het verleden plaats.
Wat ik wel zou willen vragen, minister-president, is of u in goed overleg met de VMM kunt kijken in welke mate het advies de criteria in voldoende mate heeft onderzocht. Collega Rombouts heeft ook al een aantal dingen aangehaald, zoals dat de waterschade met het blote oog goed te zien was. Niet alleen met het blote oog, want er zijn wel degelijk, ondanks het ontbreken van meetpunten, een aantal indicaties die, ik zou zelfs durven zeggen, wetenschappelijke zekerheid geven over het debiet in Herk-de-Stad op bepaalde momenten. Er zijn bijvoorbeeld een aantal werven – ironisch genoeg een van de VMM zelf en een van Aquafin – die zelf onder water zijn gelopen en die bepaalde hoogte-indicaties bevatten waarvan het debiet goed te achterhalen is. Het is dan inderdaad niet door de geijkte meetpunten, die helaas ontbreken in Herk-de-Stad, maar het geeft wel een redelijk goed zicht op wat de stand van het water op dat moment was. De vraag is of de VMM er voldoende naar heeft gekeken. Voor alle duidelijkheid, ik doe er geen uitspraken over. Mijn vraag is of u gewoon met de VMM kunt nagaan of dit goed is onderzocht.
Een tweede zaak die misschien ook voor een VAR-review (Video Assistant Referee) in aanmerking komt, is de bres. Het klopt dat er een ‘menselijke’ bres is geslagen om de inwoners van Halen te vrijwaren. Dat is trouwens niet gelukt, want de bres heeft weinig effect gehad. Naast de onnatuurlijke bres is er op de Demer ook een natuurlijke bres geweest, en die bevindt zich op het grenspunt van Halen-Herk-de-Stad en Lummen. Voor de collega's die geografisch niet mee zijn, geen probleem: ik wil maar zeggen dat het echt wel op het grenspunt van Herk-de-Stad ligt. Die natuurlijke bres heeft wel degelijk veel van de waterschade in Herk-de-Stad veroorzaakt. Ik doe er geen uitspraken over, maar daar heb je toch wel een element dat wel binnen de criteria valt. Er is wel degelijk een natuurlijke bres op de Demer.
Het feit dat er indicaties zijn van de meetstand die redelijk accuraat zijn, niet enkel met het blote oog maar die ook bepaalde geijkte elementen bevatten, en het feit dat er echt wel sprake is van een natuurlijke bres op de Demer, zorgen ervoor dat misschien met de VMM kan worden nagegaan of het advies nog eens onder de loep kan worden genomen en eventueel – nogmaals, ik doe er geen uitspraken over – in aanmerking komt voor een aangepast advies. Dan hoeven we natuurlijk niet verder met de federale overheid te spreken.
Mijn simpele vraag is dus of u bereid bent om dat met de VMM te bekijken.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan want ik ben van Herk-de-Stad, meer bepaald van de deelgemeente Schulen. Ik woon vlak bij het Schulensmeer en het Schulensbroek. Ik heb met eigen ogen kunnen zien wat er zich afgelopen zomer in mijn gemeente afspeelde. De strijd tegen het water – we zijn wel wat gewoon – was behoorlijk hevig en de schade was navenant. Ik geef eerlijk toe dat ik wat verrast was door de beslissing.
Minister-president, ik wil u danken dat u zo uitgebreid hebt toegelicht hoe de regering tot die beslissing is gekomen. Een overheid bouwt inderdaad verder op alles wat kan worden gemeten. Het zou maar raar zijn als wetenschappelijke criteria en wetenschappelijke metingen en adviezen niet zouden worden opgevolgd. Het zou niet logisch zijn en het zou ook zorgen voor willekeur. Ik denk dat er dan pas vragen zouden worden gesteld in deze commissie. Dit neemt natuurlijk niet weg dat er wel vragen mogen worden gesteld over die adviezen zelf, over de meetpunten en over het hele netwerk.
Ik heb nog drie korte bedenkingen. Ik heb hier en daar het gevoel dat de gouverneur van Limburg bijna als schuldige wordt aangeduid voor de kunstmatige bres. Ik meen dat aan te voelen als ik naar de interpellatie van collega Vandenhove luister. Ik vind dat de waarheid wel haar rechten heeft. De gouverneur van Limburg heeft die beslissing genomen maar hij zat aan tafel met de experten van de Vlaamse Milieumaatschappij en met alle burgemeesters van de Demervallei. Er was op die vergadering maar één burgemeester afwezig en dat was de burgemeester van Herk-de-Stad, de burgemeester die nu roept dat de bres op een verkeerde plaats is geslagen. Als hij die expertise en die kennis had, had hij zeker op die vergadering aanwezig moeten zijn. Dat was zijn plicht als burgemeester.
Ik lees op alle mogelijke sociale media dat hij de minister-president zal overtuigen om Herk-de-Stad wel op te nemen op de lijst van het Vlaams Rampenfonds. Ik vermoed dat hij van al die negatieve adviezen een ‘ja’ wil maken. Hij zegt dat hij blijft onderhandelen met het kabinet. Was er al contact met de burgemeester van Herk-de-Stad? Hoe lopen die onderhandelingen?
Minister-president, ik ben enorm tevreden met de brief die u hebt gestuurd aan premier De Croo. De landbouwers die geleden hebben onder de kunstmatige dijkbreuk, hebben heel veel vuil water opgevangen. Ze hebben veel schade en schijnen nergens vergoed te worden. Dat is bijzonder pijnlijk. Ik ben dus heel blij dat die brief naar premier De Croo is vertrokken. Ik hoop dat uw diensten, samen met de federale instanties, een goed gesprek kunnen hebben en rond de tafel kunnen gaan zitten en hopelijk tot een oplossing kunnen komen. Ik wil u daar alvast voor bedanken. Tot zover mijn tussenkomst.
De heer Coel heeft het woord.
Minister-president, ik wil u eerst en vooral bedanken voor het snelle optreden van de Vlaamse Regering om tot een zeer snelle erkenning van de getroffen gemeenten te komen en tot schadevergoeding over te gaan.
Ik wilde kort nog even inzoomen op de situatie in Zoutleeuw die nauw aanleunt bij de interpellatie over Herk-de-Stad. Ze is verschillend in die zin dat er in Herk-de-Stad een dijkbreuk is geweest door menselijk toedoen waardoor de regelgeving niet van toepassing is. In Zoutleeuw is dat wel het geval, Zoutleeuw valt onder de ‘normale’ regelgeving. Het dispuut daar gaat erover of de historische piekwaarden al dan niet zijn gehaald. We moeten naar de parameters durven te kijken. Ik ben het eens met u dat we niet na elke ramp het volledige systeem in twijfel moeten trekken, dat zou niet zo zinvol zijn. Ik juich het trouwens ook toe om met zo objectief mogelijke parameters te werken. Het is goed dat Vlaanderen daarvoor kiest en dat we afstappen van het principe dat wie de langste arm in Brussel heeft, de beste erkenning als ramp kan bekomen. Het is goed dat we het zo objectief mogelijk proberen te doen.
Slechte geluidskwaliteit
Specifiek voor Zoutleeuw vallen daar toch wel enkele vragen bij te stellen. Ten eerste is er voor meer dan 10 miljoen euro landbouwschade. Dat is toch niet onaanzienlijk. Ten tweede ligt het midden in de vallei van het Getebekken en zijn alle gemeenten stroomop- en stroomafwaarts van Zoutleeuw wel erkend als rampgebied. Het water volgt natuurlijk een bepaald traject. Hogerop is er schade en wordt dat als ramp erkend, lager is er ook schade en wordt dat als ramp erkend. Ook in Zoutleeuw is er heel wat schade, zijn er zeer hoge waarden gemeten, maar niet de historische piekwaarden en dus is er geen erkenning en geen tussenkomst.
Dat is een niet te verklaren situatie voor de getroffen inwoners en het gemeentebestuur. Ik begrijp dat het gemeentebestuur zelf aanvullende gegevens verzamelt en die aan u wil overmaken. Ze baseren zich daarvoor op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 waarin artikel 5 voorziet om aanvullende meetgegevens te bezorgen op basis van de meetgegevens op de locatie zelf om het wat beter te kaderen.
Minister-president, bent u in overleg met het gemeentebestuur van Zoutleeuw? Hebt u de aanvullende meetgegevens al ontvangen? Zo ja, kunnen die nog invloed hebben op de beslissing? Zo neen, wordt dat nog verder in overweging genomen om te bekijken wat de mogelijke oorzaak is van de grote schade in Zoutleeuw en of een tussenkomst door het Vlaams Rampenfonds mogelijk wordt?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik begrijp dat een volksvertegenwoordiger die naam waardig hierover wat meer tekst en uitleg vraagt, en wil proberen de zaken zo helder mogelijk te krijgen. Ik zal eerst nog wat technische uitleg geven en daarna de interpretatieve vragen beantwoorden.
Wat de wetenschappelijke criteria en de toepassing daarvan betreft, kan een gemeente erkend worden op basis van hevige regenval waarbij het criterium in het uitvoeringsbesluit bepaald werd op meer dan 35 millimeter per uur per vierkante meter of meer dan 70 millimeter per 24 uur per vierkante meter. Een erkenning op basis van overstroming van waterlopen is mogelijk als het debiet van de waterloop gelijk is aan of hoger is dan het debiet waarvoor de terugkeerperiode ten minste 30 jaar bedraagt. Als het onmogelijk is om op basis van de statistische gegevens de terugkeerperiode te berekenen, wordt een beroep gedaan op de statistische gegevens van de meest nabije vergelijkbare situatie waarvan wel meetgegevens beschikbaar zijn. Voor Zoutleeuw werden de drempels voor zowel hevige neerslag als overstroming niet overschreden.
Voor Herk-de-Stad werd inderdaad geen advies gevraagd aan de VMM, omdat inzake Herk-de-Stad de problematiek over de kunstmatige bres ging. Kafkaiaans was dat het een goede beslissing was om die bres te slaan, dat was absoluut te verantwoorden. Als het Rampenfonds de gevolgen moet dragen van beslissingen die ergens anders werden genomen, biedt dit weinig rechtszekerheid. Daarom denk ik dat het noodzakelijk is om in overleg te treden met de federale overheid om te zien hoe we die kafkaiaanse omstandigheid kunnen oplossen. Verwacht niet van mij dat ik nu – buiten die criteria en zonder overleg – zeg dat we die schade wel gaan dichtrijden. Op de een of andere manier moeten daar procedures of processen voor afgesproken worden. Ik herhaal, en ik zal zelf opnieuw aandringen bij collega De Croo om opnieuw rond de tafel te gaan zitten, als er versterking kan komen om in het federale parlement op dat overleg aan te dringen: graag.
Dan is er nog kritiek op de plaats van de meetpunten en het aantal debietmeters. De VMM beschikt over een honderdtal debietmeetpunten. Dat meetpunt biedt voldoende inzichten voor een onderbouwd beheer van de waterlopen, de goede opvolging van de waterlopen, en de uitwerking van modellen. Bijkomende debietmeters op korte termijn zullen dus niet voor een oplossing zorgen aangezien statistische analyses zoals gevraagd in het uitvoeringsbesluit enkel mogelijk zijn op debietmeters die reeds lange tijd voor betrouwbare metingen zorgen.
Een evaluatie van de criteria in het uitvoeringsbesluit door het team Rampenfonds samen met het Waterbouwkundig Laboratorium en de VMM is lopende. Het doel is om de rapportage te stroomlijnen en te zien of het meetnet verder verfijnd wordt. Afhankelijk van de resultaten zal er worden bijgestuurd.
Betreffende Zoutleeuw zorgen bijkomende debietmeters niet voor een oplossing aangezien de statistische analyses zoals gevraagd in het uitvoeringsbesluit enkel mogelijk zijn op debietmeters die reeds lange tijd voor betrouwbare metingen zorgen. We gaan dat opnieuw evalueren.
De heer Danen vroeg om voor gemeenten in een stroomgebied het stroomgebied als dusdanig te bekijken. Dat is een goede suggestie, we zullen die meenemen in de evaluatie van de criteria zoals voorzien in het uitvoeringsbesluit.
Mijnheer Vandenhove, ik heb in mijn technische uitleg daarstraks al gezegd dat het niet over één meting gaat maar over een amalgaam van andere bewijzen. Voor het specifieke geval van Herk-de-Stad is dat zelfs niet nodig omdat het daar over die kunstmatige ingreep gaat.
Mevrouw Rombouts, u zegt dat ik naar het federaal niveau kijk. Neen, dat doe ik niet. Ik nodig het federaal niveau uit om rond de tafel te gaan zitten en te kijken hoe we hier een oplossing kunnen bieden en dat ook voor de toekomst kunnen vastleggen. Dat kan zich in de toekomst nog voordoen. Het kan aangewezen zijn om een kunstmatige ingreep te doen om erger te voorkomen, maar dat valt buiten de criteria van het Rampenfonds. We moeten daar een sluitende oplossing voor vinden.
Mijnheer Vande Reyde, de toepassing van de criteria is drie keer heronderzocht. Elke keer wordt het marginaal nut kleiner en kleiner. De criteria zijn binnenstebuiten gekeerd, en de conclusies onveranderd gebleven.
Ik heb zelf geen contact gehad met de twee burgemeesters, niet die van Zoutleeuw, en niet die van Herk-de-Stad. Mijn kabinetsmedewerker die het dossier opvolgt, had wel contact met de burgemeester van Zoutleeuw, niet met die van Herk-de-Stad. Of ze contact hadden met de Vlaamse administratie, dat weet ik niet.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Dank aan de collega’s voor hun bijdrage. We hebben wat licht in de duisternis gekregen rond de vele problemen, vooral de gemeenten Herk-de-Stad en Zoutleeuw die toch zwaar getroffen zijn en uiteraard geen gebruik kunnen maken van het Rampenfonds of andere financiële hulp. Ik hoop inderdaad dat er een vervolg komt op het federale niveau, alhoewel die hoop niet zo groot is.
Voor toekomstige situaties moet het hele stroomgebied van de Gete en de Demer rond Herk-de-Stad en Halen en omgeving worden aangepakt door iedereen die verantwoordelijk is inzake water en wateroverlast.
Minister-president, ik deel uw mening dat elke Vlaamse volksvertegenwoordiger die zichzelf respecteert over dat soort dingen vragen moet stellen. Maar dan denk ik dat we het ook op Vlaams niveau moeten houden, want ik heb – één – voor alle duidelijkheid de gouverneur op geen enkel ogenblik aangevallen. Ik heb gewoon vastgesteld dat de kunstmatige dam door zijn beslissing gebeurd is. Dat is een vaststelling, dat is geen aanval. En – twee – daarom vind ik het ook niet normaal dat we in het Vlaams Parlement de gemeenteraad van Herk-de-Stad gaan overdoen. Ik heb dat even geverifieerd. De burgemeester van Herk-de-Stad zat op het ogenblik van die vergadering – die trouwens aangekondigd was als een informatievergadering en niet als een overleg over een eventuele kunstmatige dam – aan de bres aan de Demer. De gemeenteraad van Herk-de-Stad moet zijn beslag krijgen in de gemeente en op het stadhuis van Herk-de-Stad. Het Vlaams Parlement vergadert vooralsnog in Brussel, al is het nu natuurlijk via videoconferentie.
Bedankt, minister-president, voor uw uitgebreide antwoord en voor het uitgebreide debat dat we over deze materie konden voeren.
De interpellatie is afgehandeld.