Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, ik zal het bij het Nederlands houden, opdat iedereen volledig mee kan zijn. Minister, het bijhouden van recidivecijfers kan uiteraard zicht geven op de effectiviteit van het gevoerde beleid.
Een belangrijk strafdoel is dan ook het voorkomen van nieuwe feiten. Als de straf doeltreffend is, dan zou de persoon in kwestie niet hervallen. Zo zou het toch moeten zijn. Tijdens de commissievergadering van 29 juni 2021 gaf u, minister, het volgende aan, en ik citeer: “Wat betreft de recidivecijfers voor minderjarigen, beschikken wij in Vlaanderen reeds zelf over een registratiesysteem (…) op het niveau van de jeugdrechtbanken en de voorzieningen. Ook de monitoring van de instroom in onze gemeenschapsinstellingen en de monitoring van recidive qua instroom in de gemeenschapsinstellingen, is hiervan een van de elementen.” Einde citaat.
Minister, daarnaast gaf u ook nog aan dat binnen het jeugddelinquentierecht er heel wat aanbevelingen zouden zijn over hoe in Vlaanderen recidive in kaart gebracht kan worden. U zou dan, als minister bevoegd voor welzijn, bekijken hoe met deze aanbevelingen verder aan de slag gegaan kan worden en welke concrete initiatieven genomen kunnen worden. Vandaar mijn vragen voor u.
Minister, kunt u de beschikbare recidivecijfers voor minderjarigen in Vlaanderen meegeven? Graag een overzicht van de voorbije drie jaren, opgesplitst per jaar en per informatiebron.
Hoe evalueert u de huidige monitoring van recidivecijfers van minderjarigen in Vlaanderen?
Mijn laatste vraag, minister: zijn er momenteel al stappen ondernomen om de aanbevelingen, over hoe in Vlaanderen recidive in kaart gebracht kan worden, te implementeren in het beleid? Welke concrete initiatieven zijn er hieromtrent al genomen en welke kunnen worden genomen in de toekomst?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, in Vlaanderen is enkel ad-hoconderzoek uitgevoerd, op basis van de oude jeugdbeschermingswet, naar recidive van minderjarigen die een jeugddelict gepleegd hebben of die ervan verdacht worden. Ik kan onder meer verwijzen naar het onderzoek van de VUB naar ‘Voor het eerst geplaatste delinquente jongeren en recidive’ van 2009 of naar het onderzoek van trajecten van jongeren na uithandengeving.
Behalve voor deze specifiek onderzochte populaties in deze ad-hoconderzoeken zijn er uit het verleden geen permanent beschikbare cijfers. Er is dus geen monitoring uit het verleden. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) maakt in recentere onderzoeken ook duidelijk de analyse van het ontbreken van systematische recidivemonitoring in België.
Dat willen we, samen met de verdere uitrol van het jeugddelinquentierecht, veranderen. Zoals u ondertussen weet, maken we bij de uitrol van het nieuwe jeugddelinquentierecht wel werk van een systematische monitoring naar onder andere recidivecijfers voor minderjarigen.
Het is natuurlijk van belang dat we dergelijke permanente monitoring voorbereiden en uitrollen in functie van de volledige inwerkingtreding van alle reacties, voorzien binnen het decreet vanaf 1 september 2022. Natuurlijk zijn we al gestart met het nemen van de nodige stappen voor dergelijke meer systematische en permanente monitoring naar onder andere de data van trajecten van minderjarigen naar recidive. Er is een nieuwe onderzoeksopdracht gestart binnen het wetenschappelijk steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). Die is bedoeld om heel specifiek voor minderjarigen inzake jeugddelinquentie de mogelijkheden, de data en de werkwijze van het lopende longitudinale onderzoek naar minderjarigen in de brede jeugdzorg te benutten.
Zeer specifiek voor minderjarigen is het uiterst belangrijk dat de data uit de trajecten binnen het jeugdrecht gekoppeld kunnen worden aan politionele, justitiële data, zoals het Centraal Strafregister, en dit tijdens de minderjarigheid, maar ook in de meerderjarigheid. Op die manier kunnen we uitspraken doen over recidive, maar even belangrijk ook een beeld krijgen van welke factoren ertoe leiden dat jongeren stoppen met het plegen van feiten.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
‘Ongeveer bedankt’ voor het antwoord, minister. U verwijst hier opnieuw naar een onderzoek uit 2009. We zijn momenteel in 2022. Dat moet ik u niet vertellen, minister. Op welke termijn zal dan die nieuwe onderzoeksopdracht, die u daarnet aanhaalde, uitgevoerd worden?
Laat me alleszins duidelijk zijn, minister: zowel ikzelf als mijn partij denken dat het noodzakelijk is dat dergelijke cijfers, betreffende recidive, worden bijgehouden. Dat lijkt me niet meer dan logisch, als ik eerlijk mag zijn. Ik hoop dan ook dat u, in uw functie als minister van Welzijn, stappen zult blijven ondernemen om de in kaart gebrachte recidive te blijven implementeren in uw beleid. Maar ik moet eerlijk zijn, minister: als ik uw antwoord van daarnet hoor, dan implementeert u het niet al te veel. U haalt onderzoek aan uit 2009, minister, en we zijn 2022. U loopt nogmaals achter.
Voorzitter, ik zal het zeer kort houden, maar ik wil me toch ook excuseren. Ik ben me terdege bewust van de zeer drukke agenda die deze commissie iedere week opnieuw voor de boeg heeft. Helaas is het niet de eerste keer dat een vraag zoals deze, een schriftelijke vraag, niet binnen de termijn werd beantwoord, en moest worden omgezet naar een vraag om uitleg. Ik ben zeker niet de persoon om daarvoor iemand op de vingers te tikken, maar ik vind het wel jammer voor uw agenda, voorzitter, en voor de agenda van deze commissie. Ik begrijp uiteraard de drukte, door deze coronapandemie, minister, maar we zijn nu twee jaar verder. Ik zou toch verwachten dat, als er een schriftelijke vraag wordt ingediend, we binnen de reglementaire termijn op z’n minst een degelijk antwoord kunnen verwachten. Ik heb mijn vraag dan ook principieel omgezet naar een vraag om uitleg, maar ik hoop alleszins dat het de laatste keer is. Helaas niet de eerste, maar hopelijk wel de laatste keer.
Minister Beke heeft het woord.
Heel kort, voorzitter: wij hebben met het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (SWVG) hieromtrent samengezeten, en als ik me niet vergis, dan zal het onderzoek lopen tot eind december 2022.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Dat was opnieuw zéér kort, minister, zoals ik helaas van u gewoon ben. Ik zou toch iets meer verwachten van een minister van Welzijn. We blijven het alvast opvolgen. Wij zullen hierover wel vragen blijven indienen. Ik hoop dat ik in de toekomst op tijd een antwoord kan ontvangen van u, minister, en misschien een iets vollediger antwoord dan die die u mij tot nu toe hebt gegeven. Dank u wel.
De antwoorden van de minister zijn niet altijd even kort hoor, collega Blancquaert.
Helaas, bij mij wel, voorzitter.
De vraag om uitleg is afgehandeld.