Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over stedelijke vervoersbedrijven
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, tijdens de opening van de derde park-and-ride in Antwerpen liet de schepen van Mobiliteit in Antwerpen, Koen Kennis, noteren dat de modal shift in Antwerpen niet zou worden gehaald bij de huidige samenwerking tussen stad, openbaar vervoersmaatschappij De Lijn en het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV). Die modal split is nochtans expliciet opgenomen in uw beleidsnota en in het Vlaamse regeerakkoord. Volgens de schepen is er een gebrekkige samenwerking tussen de Vlaamse administraties, bouwheer Lantis en de stedelijke diensten. Die zouden volgens hem opgelost kunnen worden door de installatie van een stedelijk of regionaal vervoersbedrijf dat het beheer van wegen, fietspaden, sporen, park-and-rides, bewegwijzering enzovoort overneemt. Kortom: de infrastructuur en de taken die momenteel door AWV en De Lijn worden uitgevoerd. Volgens schepen Kennis is bouwheer Lantis daarvoor de geschikte partner.
Dat is trouwens niet helemaal nieuw. Het stond ook in het verkiezingsprogramma van de N-VA voor de lokale verkiezingen. En ook uw partijgenoot Willem-Frederik Schiltz heeft toen, en ook recent nog, na de uitspraak van Koen Kennis, de oproep tot een stedelijk vervoersbedrijf gelanceerd.
Binnen het decreet basisbereikbaarheid wordt voorzien dat één vervoersregio een tender uitschrijft om de exploitatie van het openbaar vervoer aan een private partner toe te wijzen. Dat proefproject wijst de uitbating van het openbaar vervoer in de regio toe aan de goedkoopste aanbieder. Dat is dus niet langer per se De Lijn. Ook binnen de oefening van de regiovorming van de Vlaamse Regering kan de regionalisering van het openbaar vervoer gelezen worden.
Ik heb dan ook de volgende vragen voor u, minister. Is de oprichting van regionale of stedelijke vervoersbedrijven die het beheer van wegen, sporen, wegsignalisatie enzovoort overnemen van de Vlaamse administraties, aan de orde? Is de oprichting van regionale of stedelijke vervoersbedrijven gepland binnen de Vlaamse oefening van de regiovorming?
Hoe staat u tegenover de kritiek dat de modal shift niet kan worden gerealiseerd door de stroeve contacten en de moeilijke samenwerking tussen het AWV en De Lijn en de stad Antwerpen? Wordt dat probleem zo ervaren en wordt daarvoor een koerswisseling uitgestippeld? Kunt u bevestigen of weerleggen dat de plannen voor de modal shift inderdaad niet kunnen worden gehaald met de huidige stand van zaken en de huidige manier van besluitvorming?
Wat vindt u ten slotte van de oproep om Lantis om te vormen tot een vervoersbedrijf dat de taken van AWV en De Lijn kan overnemen? Wat vindt u van de oproep om van de Antwerpse context een pilootproject te maken inzake de oprichting van regionale vervoersbedrijven?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, ik heb een aansluitende vraag over de stedelijke vervoersbedrijven. We hebben recent inderdaad een aantal openingen gehad, en zeer recent nog de nieuwe park-and-ride op Linkeroever. Het is heel belangrijk om die park-and-rides te openen, omdat we dan het aanbod van betaalbare parkeerplaatsen buiten de stad aanzienlijk doen toenemen. Dat is een goede evolutie om die befaamde modal shift te bereiken en de verkeersdruk op grote steden te kunnen verminderen.
Dat blijkt nog niet volledig op punt te staan, want er zijn wel wat gemiste kansen. Zo gaf u zelf al aan dat er problemen zijn met de software, waardoor een combiticket, waarmee je zowel kunt parkeren als het openbaar vervoer gebruiken, niet beschikbaar is. Bovendien is er wat moeizame communicatie met De Lijn en het AWV. Dat is dan een meer structureel pijnpunt. Die aanvraag om in combitickets te voorzien, dateert blijkbaar al van een drietal jaar geleden.
Er is ook het verhaal van de signalisatie van de park-and-rides die zou moeten worden voorzien op de snelwegen. Recent hebben we de toevloed vanuit Nederland gehad, die normaal gezien zeer welkom is in onze winkels. Maar we hebben gezien dat dat toch een beetje een probleem werd doordat de bewegwijzering ontbrak, waardoor het zeer moeilijk was om die mensen richting de parkings te begeleiden.
De lokale schepen, Koen Kennis, opperde om een stedelijk vervoersbedrijf op te richten, dat dan meteen ook een coördinerende rol zou kunnen spelen in het beheer van sporen, wegen, park-and-rides, fietspaden en bewegwijzering. Dat idee vond bijval bij uw partijgenoot en Vlaams fractieleider Willem-Frederik Schiltz, die zei dat een langetermijnvisie omtrent een stedelijk vervoersbedrijf, dat de standaard van het openbaar vervoer moet verhogen, zich opdringt. Het is dan ook vreemd dat een voorstel om Lantis aan te stellen als stedelijk vervoersbedrijf in Antwerpen als pilootregio, vervolgens door u wordt afgeschreven, met als voornaamste reden dat Lantis een bouwbedrijf is. Ik denk dat zij ondertussen ook wel wat ervaring hebben in een en ander. Maar u zegt wel dat er binnen het openbaar vervoer inderdaad iemand de leiding moet nemen, al ziet u dat bij De Lijn liggen.
Ik heb dan ook de volgende vragen voor u. Bent u het eens met de stelling dat er een langetermijnvisie moet worden uitgewerkt om een stedelijke vervoersmaatschappij op te richten? Zo ja, wordt daar werk van gemaakt? Kunt u iets meer zeggen over de timing? Tegen wanneer kan die visie worden uitgewerkt? En zo neen, waarom niet? Uit buitenlandse voorbeelden blijkt immers dat een dergelijke manier van werken financieel gezonder en meer efficiënt is.
Wat zult u tot slot doen om de samenwerking en de communicatie tussen de verschillende administraties te verbeteren? Want dat is natuurlijk jammer. Het is het eindresultaat dat telt. En dan willen burgers, gebruikers en bedrijven niet als reden horen dat de fout daar of daar zit. Zij willen een oplossing vanuit dat Vlaamse beleidsniveau. Hoe zult u die communicatie verbeteren, zodat de samenwerking vlotter loopt?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor deze vragen, collega’s. Sta mij om te beginnen toe om te zeggen dat sommigen hun dromen klaarblijkelijkheid voor werkelijkheid houden. Maar ik zie hier ook collega Keulen, die al meermaals de uitspraak van Willem Elsschot gebruikt heeft dat er tussen daad en droom vaak heel wat wetten en praktische bezwaren staan. Bij de opening van de park-and-ride, waar ik zelf ook aanwezig was, heb ik inderdaad de schepen van de stad Antwerpen een toespraak horen geven waarin hij sprak over verkokering en waarin hij zei dat er een malconversatie is tussen tal van Vlaamse entiteiten en dergelijke meer. Ik was verrast dat daar allemaal te moeten horen. En ik wil bij deze alleszins heel formeel stellen dat ik dat zo niet ervaar.
Ik vind niet dat je kunt stellen dat door het feit dat er op dit ogenblik nog geen combiticket voorhanden is, wat te wijten is aan softwarematige problemen, je zonder meer moet zeggen dat er een verkokering is binnen de Vlaamse administratie. Ik ontken dat ten stelligste. Ik vind dat het van weinig respect getuigt voor al die mensen binnen de administratieve diensten die dag in dag uit met heel veel zaken bezig zijn.
Er wordt hier ook al gewag gemaakt van de signalisatie. Ook daar waren duidelijk de afspraken dat Lantis de signalisatie voor de park-and-ride Linkeroever zou uitvoeren en AWV de signalisatie voor de park-and-ride Merksem en Luchtbal. Wat betreft Luchtbal heeft Lantis de provisoire signalisatie aangebracht en AWV heeft inmiddels misschien de definitieve signalisatie aangebracht.
Dat je uit de combitickets en de signalisatie moet concluderen dat er een grote verkokering zou zijn, vind ik alleszins een brug te ver. Opnieuw: ik vind dat het getuigt van weinig respect voor onze administratie. Dat wil ik als intro zeggen.
De oprichting van een regionaal of stedelijk vervoersbedrijf is niet aan de orde. Dat staat niet in het regeerakkoord en staat zelfs haaks op de uitvoering van het decreet Basisbereikbaarheid, waarvan de fundamenten in de vorige legislatuur zijn gelegd. In de vorige legislatuur is een heel transitieproces binnen De Lijn opgestart waarbij de focus veel meer ligt op een centralisering van alle diensten in plaats van op de provinciale entiteiten. Nu terug gaan naar het verleden en naar stedelijke vervoersbedrijven die als het ware stoppen aan de grenzen, is terug naar af en komt de mobiliteit zeker niet ten goede.
De Vlaamse Regering heeft recent de oefening over regiovorming gedaan om de samenwerking veel meer te faciliteren in plaats van alles op gemeentelijk of stadsniveau te regelen. Ook in dat kader is de oprichting van een stedelijke vervoersmaatschappij niet aan de orde. Daar kunnen we heel duidelijk in zijn.
Wat betreft de modal shift zeggen sommigen dat die niet kan worden bereikt omdat AWV en De Lijn niet goed zouden samenwerken. Ook dat laatste ontken ik ten stelligste. Die administratieve diensten werken wel degelijk goed samen. We weten dat de regionale mobiliteitsplannen binnen de vijftien vervoerregioraden volop in opbouw zijn. Het is veel te vroeg om nu al te zeggen dat we de modal shift helemaal niet zouden bereiken.
De modal shift is een gedragsindicator die als maatstaf gebruikt wordt om de progressie van het duurzaam mobiliteitsgedrag op te volgen. We moeten ons baseren op trends en patronen die waarneembaar zijn bij diverse metingen om daarover een indicatie te kennen voor de regio.
Met de beperkte data die er momenteel voorhanden zijn, kunnen we vaststellen dat de modal shift in de meer urbane of stedelijke context, zeker in de vervoerregio Antwerpen, al in sterke mate is gerealiseerd. We weten allemaal dat dat in een stedelijke context een pak gemakkelijker is. Het gebruik van de auto is voor woon-werkverplaatsingen met 15,6 procent gedaald tussen 2010 en 2020. Het fietsgebruik is dan weer gestegen met 8,8 procent en wordt ook steeds populairder voor langere trajecten.
In de bredere vervoerregio, vooral in het meer landelijke of perifere gedeelten, is de uitdaging groter om de modal shift te realiseren. Maar we zien ook daar positieve trends, onder andere in het fietsgebruik, op basis van de cijfers van de provincie Antwerpen. Kortom wordt er volop ingezet op de modal shift, maar dat is in een stedelijke context een pak gemakkelijker te realiseren. Het is veel te vroeg om nu al te concluderen dat de modal shift niet haalbaar zou zijn.
Ik verwijs naar de gouden regel om bedrijven of organisaties goed te laten werken bij de oproep van Antwerps schepen Koen Kennis om Lantis in te schakelen als vervoersorganisatie en zo een betere afstemming tussen administraties te bekomen. Die regel is: schoenmaker, blijf bij uw leest. Lantis kan zich dus het best focussen op zijn kerntaak, met name de realisatie van het Oosterweelproject, dat enorm is en heel veel infrastructuurprojecten omvat. Als men Lantis nu ook nog eens de opdracht geeft om heel de organisatie van het openbaar vervoer op zich te nemen ... Dat is een opdracht die niet tot zijn kerntaken behoort. Lantis is daarvoor trouwens geen vragende partij. Wij moeten eerst alles op alles zetten om het Oosterweelproject vooruit te laten gaan.
Binnen de vervoerregioraden hebben wij vervoerregiomanagers aangeworven. Antwerpen was zelfs een van de pilootprojecten voor de verbetering van de werking van de vervoerregio. Ik ben in elk geval van oordeel dat de vervoerregio wel goed werkt en ik wil dat alle kansen geven. Daarmee zit ik ten volle op de lijn van het regeerakkoord, met name de uitrol van het decreet Basisbereikbaarheid, met inbegrip van de vervoerregiowerking en de bottom-up benadering. Dat is gericht op een vraaggestuurd model van openbaar vervoer dat het reizigerspotentieel erg kan verbeteren en dat het aandeel van het openbaar vervoer in de gewenste modal shift ten goede kan komen. Hoewel enkele stedelijke besturen dromen van een terugkeer naar stedelijke vervoersbedrijven, ben ik op dit ogenblik niet van plan daarop in te gaan.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid, mijn vraag was niet bedoeld om het idee van een stedelijk vervoersbedrijf aan te moedigen, integendeel. Maar ik vind het wel belangrijk hierover duidelijke taal van u te horen. U hebt hierop al gereageerd in de pers, maar als een schepen, die ook voorzitter is van de vervoersregioraad dat voorstelt als een idee dat gesteund wordt in de gemeenteraad door de fractieleider van de partij waartoe ook de minister behoort, vind ik het wel aangewezen hierover verduidelijking te vragen. Ik ben heel blij met uw antwoord.
In het verleden hadden wij in Antwerpen het stedelijke vervoersbedrijf MIVA. De Lijn is net opgericht om meer te kunnen samenwerken en om schaalvoordelen te kunnen aanwenden. Dat gezegd zijnde, hoor ik wel geluiden uit verschillende lokale besturen in onze provincie dat de samenwerking met De Lijn en het AWV soms moeizaam is. Daarvoor mogen wij niet doof zijn. Het moet een aandachtspunt blijven. In de aanpak van basisbereikbaarheid krijgen lokale besturen inspraak en beslissingsrecht in het aanvullend vervoer en het vervoer op maat. Dat is een goede zaak.
Ik heb nog een kort bijvraagje. Kunt u ondertussen al iets meer vertellen over dat combiticket voor de park-and-rides en De Lijn? Is er al wat vooruitgang op dat vlak?
Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Minister, eerst en vooral, als u zegt dat er tussen daad en droom praktische bezwaren staan, dan lijkt mij dat wat moeilijk. Het is meestal tussen droom en daad, want anders houd ik mijn hart wat vast.
U ervaart geen verkokering en u ontkent dit, los van de enorme inspanningen die velen binnen de administratie doen. Ontkennen dat het soms beter kan in de samenwerking tussen AWV en De Lijn, is een beetje het licht van de zon ontkennen. Ik vind dat wat teleurstellend. Ik sluit me aan bij collega Van de Wauwer wat dit punt betreft.
Wat betreft de lokale stedelijke vervoersmaatschappij is het opvallend dat mensen die stedelijk actief zijn, daar wel volmondig voor pleiten, zoals uw partijgenoot Willem-Frederik Schiltz, die u hierbij terugfluit. Het is goed dat dat wordt verduidelijkt. Ik weet ook dat we in een bepaalde richting werken, maar de stedelijke realiteit is toch wel een aparte realiteit, waarbij men ook samenwerkt aan de rand. Om dan te zeggen dat het stopt aan de stad? Dat stopt aan iedere regionale afbakening en dan wordt er samengewerkt buiten de grenzen.
Minister, hebt u het lokale vervoersplan al gezien? Zult u dat goedkeuren? Uiteraard moet er voor het kernnet een advies van de vervoerregio zijn. Maar het is niet zo dat de vervoerregio beslist. Artikel 8 van het decreet Basisbereikbaarheid zegt heel duidelijk dat de minister beslist. Het tramnet is een kernnet. Ik had dus graag verduidelijking daarover. Zult u dat goedkeuren? Hoe ziet u die timing, aangezien het een beslissing is van de Vlaamse Regering?
De heer Bex heeft het woord.
Laat mij beginnen met te zeggen dat ik zou lachen indien het niet om te huilen was. Maar om op een concrete vraag van de heer Van de Wauwer te antwoorden: neen, de modal shift in Antwerpen, 50/50, zal niet gehaald worden. Een van de redenen daarvoor is dat die grote hervorming basisbereikbaarheid voor openbaar vervoer, die eind vorige legislatuur goedgekeurd is in dit parlement, in de lappenmand ligt. We zien dat er zowel in Antwerpen als in Gent vraag is naar meer investeringen in openbaar vervoer, afstemming van modi en meer autonomie. Die beide bestuursakkoorden zeggen ook dat Vlaanderen het niet goed doet. Maar basisbereikbaarheid is vlak voor de verkiezingen goedgekeurd, in 2019, door dezelfde meerderheid in Vlaanderen als die in Antwerpen. Drie jaar later zien we dat in Antwerpen de verwachtingen over Vlaanderen blijkbaar niet meer zo groot zijn, want men wil het zelf gaan doen.
Collega Van de Wauwer heeft het serieus genuanceerd, maar bijvoorbeeld bij de opmerking van collega De Ridder of collega Schiltz stel ik me de vraag of die vervoerregio's niet brengen wat ze ervan verwacht hadden. Vinden de collega's dat die te ondemocratisch werken of dat ze te groot zijn? Wat dan met het decreet over de regiovorming? Hebben die vervoerregio's te weinig autonomie en te weinig middelen? Ik vind dat allemaal zeer interessante vragen, maar de vraagstelling van de collega's hier vandaag duidt volgens mij vooral aan dat het lijkt alsof de meerderheid zelf niet meer gelooft in basisbereikbaarheid. In die zin en met het oog op een sterk openbaar vervoer en een modal shift, zeg ik aan deze meerderheid: "Get your shit together."
Minister, wanneer zal basisbereikbaarheid eindelijk ingaan? Uit alle signalen die we zien, lijkt het er immers op dat u die hervorming van 2019 over de verkiezingen van 2024 gaat tillen. Dan kan ik de collega's goed begrijpen die zeggen dat ze in hun stad en in hun regio sneller willen gaan, want als men op Vlaanderen moet wachten, dan kan men tot in het oneindige blijven wachten. Wanneer zal die hervorming basisbereikbaarheid eindelijk ingaan?
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ‘the duty of the opposition is to oppose’. Minister, u bent daarin heel erg duidelijk geweest. Historisch komen we van de versnippering. Dat is een historische verdienste van Johan Sauwens. Als het goed is moeten we dat zeggen. Jan Peumans was toen adjunct-kabinetschef en de man die dat in de praktijk moest brengen. Dat is eind jaren tachtig-begin jaren negentig gerealiseerd.
We komen van stedelijke busmaatschappijen in Antwerpen en Gent. Daarnaast hadden we de buurtspoorwegen voor de rest van het Vlaamse land. Het is een hele operatie geweest om dat in elkaar te doen passen. Ik kan me ook niet voorstellen – ik heb de onderhandelingen voor mijn partij mogen voeren wat betreft Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) – dat Ben Weyts hier heel enthousiast van wordt, want hij is de vorige legislatuur de behoeder geweest van het monopolie van De Lijn. We hebben een tijdje terug als meerderheid het interne operatorschap gedurende tien jaar aan De Lijn toevertrouwd. Ik fantaseer het niet. Wat dat betreft is dat gewoon de realiteit.
Dat AWV en De Lijn altijd aandacht moeten hebben voor subsidiariteit en het rekening houden met de partnerbesturen van Vlaanderen, met name de lokale besturen, de steden en gemeenten, en dat ze daar soms meer dan een forse tand moeten bijsteken, daarmee trapt u een open deur in, collega Van de Wauwer. Dat hangt ook heel sterk af van de structuren. Ik vind dat wij in Limburg wat dat betreft wel mensen hebben bij wie je kunt aankloppen en die oor voor u hebben, zowel bij De Lijn als bij AWV. Ik heb het ook geweten dat het hier in de provincie anders was, en elders kan dat zeker en vast ook het geval zijn .
Minister, in het regeerakkoord hebben wij voorzien dat we in de loop van deze legislatuur binnen een vervoerregio een tender gaan doen met een private partner. Daar houden wij ons in Limburg nog altijd warm voor aanbevolen.
Wat Lantis betreft, goede collega's van Antwerpen: ‘Trop is te veel’, zijn de historische woorden van Paul Vanden Boeynants. Ik weet dat wij in de periode van paars, ten tijde van de eeuwwisseling, de Lange Wapper konden aankondigen. Dat was het symbool van de werf van de eeuw, Oosterweel. We zijn 22 jaar verder en het begint allemaal een beetje uit de startblokken te geraken, en ook al een beetje verder. Dus laten we nu vooral zorgen dat Lantis zich niet vastrijdt in een veelheid van taken. Gezien de hele historie met PFOS en PFAS, denk ik dat daar nog genoeg werk aan de winkel is.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen en/of bedenkingen.
We moeten niet alles op een hoop gooien. Mijnheer Bex, ik wil alleszins meegeven dat het feit dat hier een aantal collega's vragen stellen, niet betekent dat heel de hervorming van 2019 daarmee op de helling komt te staan, tenzij men natuurlijk zou vasthouden aan het historische verhaal van stedelijke vervoerdiensten, wat de heer Van de Wauwer en de heer Keulen heel duidelijk geschetst hebben. Dat is helemaal niet de intentie. In het verleden heeft men ervoor gekozen om De Lijn op te richten als antwoord op die stedelijke vervoerdiensten. Tegelijkertijd verwijs ik ook naar de transitie die De Lijn zelf heeft ondergaan, weg van de decentrale entiteiten richting een centraal aangestuurd verhaal, waar ook vorige legislatuur vooral op werd gefocust. Dat we daarmee heel het decreet Basisbereikbaarheid op de helling moeten stellen, denk ik absoluut niet.
Mijnheer Bex, u vraagt telkens wanneer het van start gaat. Collega's, ik nodig u uit om eens na te gaan hoeveel uitvoeringsbesluiten en bijkomende decreten er sinds april 2019 al gekomen zijn. Dit om duidelijk aan te geven dat het decreet Basisbereikbaarheid van 2019 toen misschien het beeld gaf dat alles in kannen en kruiken was, maar dat is het zeker helemaal niet. Het eerste wat in uitvoering van dat decreet moest gebeuren, was het intern operatorschap van De Lijn bevestigen, waar de heer Keulen terecht naar verwezen heeft. Maar daarnaast moesten nog heel wat andere dingen gebeuren. We zullen het straks nog hebben over de vervoersautoriteit en ook de Mobiliteitscentrale en de Hoppinpunten. Er is nog veel werk aan de winkel. We kunnen pas het startsignaal van de nieuwe OV-plannen geven wanneer alles in kannen en kruiken is. Daarom pin ik me vandaag niet vast op een welbepaalde datum.
Zowel de heer Van de Wauwer als mevrouw De Ridder zeggen dat er een malconversatie zou zijn tussen De Lijn en AWV. Wel, ik ervaar dat zo niet. Als jullie vinden dat er heel vaak pijnpunten zijn tussen deze twee diensten, dan nodig ik jullie uit om mij daar een aantal voorbeelden van te geven. De regierol ligt alleszins bij het Departement MOW zelf. Ik zal zeker aan de directeur-generaal zelf vragen om te kijken of men een aantal elementen ervaart die niet goed lopen of die zouden kunnen wijzen op een verkokering.
Ik kan wel zeggen dat AWV op gewestwegen sowieso honoreert wat we op tafel leggen op het vlak van verkeersveiligheid, namelijk dat die primeert op de doorstroming, terwijl De Lijn in het kader van stiptheid en klantentevredenheid vooral focust op een vlotte doorstroming. Ik kan begrijpen dat er daarover soms al eens malconversaties zijn, maar het is hier al meermaals in deze commissie gezegd dat we volop de kaart van de verkeersveiligheid trekken. Voor mij moet verkeersveiligheid primeren op de doorstroming.
Het combiticket komt er liever vandaag dan morgen. Ik heb aan De Lijn gevraagd om alles op alles te zetten om daar snel werk van te maken. Het infrastructurele is sowieso heel belangrijk. Daaruit blijkt dat er wel goed wordt samengewerkt tussen De Lijn, AWV, Lantis en alle andere entiteiten. Voor de park-and-ride Linkeroever kwam de tram in het begin nog niet tot aan de park-and-ride, maar daar is een extra tramspoor aangelegd. Er is daarvoor voorzien in extra exploitatiekosten en daardoor komt er jaarlijks 1,2 miljoen euro boven op de exploitatie van het openbaar vervoer en/of van de tram in de vervoerregio Antwerpen.
Mevrouw De Ridder, u vraagt me wanneer ik het kernnet zal goedkeuren. Het klopt dat de Vlaamse Regering het kernnet goedkeurt, maar basisbereikbaarheid ging uit van de bottom-upbenadering. De lokale besturen zijn daar als eerste aan zet en ze zullen in de vervoerregioraden hun advies verlenen over het kernnet dat op tafel ligt. Het tramnet draagt inderdaad bij tot dat kernnet. U weet dat er een initieel tramnet was uitgetekend begin 2021. Daar is toen veel reactie op gekomen van heel veel actiegroepen. Er waren heel veel e-mails enzovoort. Finaal heeft de vervoerregioraad van Antwerpen voorbehoud gemaakt voor de goedkeuring van het kernnet vanwege de tramnetproblemen. Hij heeft toen gezegd dat hij alleen akkoord gaat met de ‘operationele run’. We zijn daar verder mee aan de slag gegaan. De Vlaamse Regering heeft op 28 mei 2021 het kernnet goedgekeurd, maar heeft de opening gelaten dat, als er in Antwerpen een consensus over een aangepast tramnet is, dat alsnog kan worden voorgelegd. Ik heb gehoord dat op de vervoerregioraad van 3 februari 2022 plannen op tafel lagen. De vervoerregioraad heeft die niet goedgekeurd omdat hij opnieuw inspraak van alle leden van de vervoerregio’s en van alle lokale besturen in de vervoerregio’s wil. Op 28 februari zou die zich daar opnieuw over buigen. Als er dan een consensus over een aangepast tramnet is, kan er desgevallend een wijzigingsbesluit op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2021 komen. Ik kan me daar niet vroeger over uitspreken. Het is vandaag niet aan mij om een nieuw tramnet goed te keuren. Als de vervoerregioraad straks met consensus beslist om een nieuw plan voor te leggen, dan zal ik dat ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering.
We mogen niet alles op een hoop gooien. We moeten vasthouden aan de afspraken en aan wat er in het regeerakkoord is vermeld, namelijk de uitvoering van de basisbereikbaarheid verder plannen. Er moet nog veel werk gebeuren, onder meer voor de Hoppinpunten en dergelijke meer. Verder verwacht ik dat de vervoerregioraden volop werk maken van hun mobiliteitsplannen, die in het teken moeten staan van die modal shift. Zodra ik duidelijkheid heb van de administratieve diensten dat het licht op groen kan voor de uitvoering van het decreet Basisbereikbaarheid, wil ik dat onmiddellijk doen, maar eerst moeten alle puzzelstukjes perfect in elkaar zijn gevallen en moet de ketting optimaal gesmeerd zijn vooraleer we daarvoor een definitieve datum kunnen geven.
Op dit ogenblik is er alleszins geen sprake van een stedelijk vervoersbedrijf. Als sommigen daarvan willen blijven dromen, heb ik daar niets op tegen, maar die dromen zijn vandaag nog geen werkelijkheid.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid: als ik sprak over malconversaties, dat bedoelde ik niet in eerste instantie die tussen De Lijn en het AWV. Maar ik heb die opmerking vooral gekregen vanuit de gemeentebesturen die moeite hebben met gehoor krijgen bij De Lijn en het agentschap. U vraagt daar voorbeelden van. Ik heb daar in een aantal schriftelijke vragen al op gewezen, maar ik wil er u gerust nog meer geven.
Minister, mijn vraag was om verduidelijking te krijgen en die heb ik gekregen. Bedankt daarvoor. Zelf geloof ik nog wel in de vervoerregioraad, maar ik denk dat de sterkte van zoveel actoren tegelijkertijd rond de tafel te hebben ook kan resulteren in een zwakte. In Antwerpen is er een deelnemerslijst van meer dan vijftig personen. Dat is moeilijk om te werken. Maar ik geloof wel in de idee van de betrokkenheid van lokale besturen, van een rechtstreeks contact met de actoren en de klankbordgroepen waarmee zij in gesprek kunnen gaan. Dat zal allemaal worden meegenomen in het advies voor het kernnet. Ik kijk daarnaar uit.
Mevrouw De Ridder
Ik dank u. Het heeft het voordeel van de duidelijkheid. Ik vind het mooi dat u ermee afsluit dat het nog bij een droom zal blijven. Wij parlementsleden blijven altijd dromen, nietwaar?
Wat de beslissing over het kernnet en de vervoerregio die daarop moet adviseren betreft, heb ik de vraag ook al schriftelijk gesteld naar aanleiding van een situatie in een andere regio. We zien soms dat er onthoudingen zijn of dat er een advies wordt gegeven met voorbehoud. En dan is de vraag natuurlijk: wat doet de Vlaamse Regering? Want het is wel degelijk de Vlaamse Regering die beslist. En soms is de situatie zo dat er geen advies zal zijn of dat er een onthouding is of dat er een voorbehoud wordt gemaakt.
Minister, het was ook naar aanleiding van een bericht ergens in de media dat u had gezegd dat het de vervoerregio zelf is die bevoegd is om te beslissen. Maar goed, dan is het misverstand opgelost en is hier bevestigd dat het wel degelijk de Vlaamse Regering zal zijn die zal beslissen.
Voor het overige: de inspanningen om betere afspraken te maken zullen we allemaal samen moeten leveren. Binnen de agentschappen zijn er opnieuw heel veel mensen die dag in dag uit hun uiterste best doen, maar het kan altijd beter. Ik heb daarvan al enkele voorbeelden naar voren gebracht.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.