Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister en collega’s, dit is een ander thema dat ons als lokale besturen zeer nauw aan het hart ligt. Wij staan het dichtst bij onze bevolking en voelen dagelijks de polsslag. We werden er nog eens op gewezen in een recent webinar van het Hannah Arendt Instituut, waar ook werd ingegaan op de toenemende polarisatie en de onrust, onder andere door de coronamaatregelen. Hoe kunnen we daar gepast mee omgaan? Dat was een van de vragen die daar voorlagen.
Het OCAD heeft er ook al op gewezen dat de coronacrisis een voedingsbodem kon zijn voor nieuwe vormen van extremisme. Dan wordt vooral de link gelegd met de online wereld, waar ook aan polarisatie, haatspraak en extremisme kan worden gedaan. Men zal daar steeds vaker mee worden geconfronteerd.
Er werd terecht gewezen op de rol van de lokale besturen en de lokale integrale veiligheidscellen (LIVC’s), en op de verantwoordelijkheid daarin. We komen zo dadelijk bij de ondersteunende rol van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Vandaag zie je vooral de operationele werking van de LIVC’s. Dat uit zich in het casusoverleg. Maar dat is ook voorzien in de strategische tafel. Er wordt strategisch nagedacht over de juiste gepaste antwoorden en methodieken bij alle maatschappelijke uitdagingen die gepaard gaan met de polarisering en het extremisme.
Tegelijkertijd werd vastgesteld dat voor de strategische tafel binnen de werking van de LIVC’s, die in Vlaanderen nog relatief nieuw is, nog een hele weg is af te leggen door heel wat lokale besturen.
Minister, door middel van bevragingen en onderzoek probeert de VVSG de vinger aan de pols te houden over de concrete werking van de LIVC’s. Zo heeft de VVSG reeds gesteld dat er steeds meer vormen van extremisme voorkomen, onder meer online. Er is inderdaad heel wat expertise opgebouwd bij de VVSG. U deelt die mening, gezien ook uw steun aan de VVSG op dat vlak. Is er ook zicht op de manier waarop de strategische tafel binnen de LIVC’s vorm krijgt en werkt? Denkt u na over een duurzame versterking en ondersteuning van de lokale besturen binnen de noodzakelijke strategische oefening op dat vlak?
Op welke manier zult u de lokale besturen en de lokale integrale veiligheidscellen inzake radicalisme, extremisme en terrorisme (LIVC-R’s) verder ondersteunen, rekening houdende met de toenemende fenomenen en crisissen waarmede die geconfronteerd worden? De maatschappelijke erosie die de coronacrisis heeft veroorzaakt, zal niet meteen verdwijnen en er zullen ongetwijfeld in de toekomst nog crisissituaties ontstaan in een globaliserende, snel veranderende wereld. Op welke manier zullen inzonderheid de LIVC-R’s versterkt worden om zicht te hebben op de online platformen die een cruciale rol spelen in het aanwakkeren van de maatschappelijke onrust en polarisatie, die ooit kunnen uitmonden in geweld? Hoe kunnen we ons daar wapenen en versterken?
Minister Somers heeft het woord.
De strategische tafel van een LIVC-R kan inderdaad een belangrijke rol spelen in het uitwerken van een strategie om opnieuw verbinding te vinden in een samenleving. Op zo’n strategische tafel wordt nagedacht over een preventief beleid ter voorkoming van gewelddadige radicalisering. De operationele tafel van een LIVC-R staat in voor de vroegdetectie en eventuele opvolging van individuelen casussen.
Zoals u weet, hebben we al enkele initiatieven gepland om de LIVC-R’s zo goed mogelijk te ondersteunen. Denk daarbij aan het decreet en de bijhorende draaiboeken in samenwerking met minister Demir. In maart organiseren we regionale informatie- en netwerkmomenten voor alle mogelijke LIVC-R-actoren. Daarbij ligt de focus op praktijkgerichte vragen, het uitwisselen van ervaringen en netwerking tussen de verschillende actoren. Daarnaast zet ik ook in op een verdieping van de ondersteuning van de VVSG om LIVC’s intensief te begeleiden en te coachen. Doel van het project is de versterking van de LIVC-R’s, zodat ze ook beter antwoord kunnen bieden op nieuwe of andere vormen van gewelddadig extremisme.
In totaal zullen in het eerste projectjaar 36 gemeenten intensief worden begeleid. Concreet zal de VVSG burgemeesters informeren en sensibiliseren over de LIVC-R-werking en over mogelijke verbeterprocessen. Daarnaast zullen ze intensieve begeleidingsprojecten voorzien voor de LIVC-R-coördinatoren.
In totaal zullen in het project 36 gemeenten intensief worden begeleid, gaande van opstartende gemeenten – ongeveer 10 procent van de Vlaamse gemeenten heeft nog geen LIVC-R –, gemeenten die moeite hebben om hun LIVC-R-werking dynamisch te houden, tot steden waar de werking al lang bestaat en waar er veel expertise werd opgebouwd.
Uw vraag heeft voornamelijk betrekking op de LIVC’s die al een aantal jaren expertise hebben opgebouwd, maar die momenteel botsen op nieuwe uitdagingen en fenomenen. De VVSG zal dus ook voor hen een ondersteuning voorzien. De VVSG zal de komende weken inzetten op de bekendmaking van het project. Geïnteresseerde lokale besturen kunnen zich dan aanmelden.
Op welke manier zal inzonderheid de LIVC-R versterkt worden om zicht te hebben op de online platformen die een cruciale rol spelen? In het project PolarProf van het Hannah Arendt Instituut zal aandacht besteed worden aan online polarisatie en de rol van online platformen. Ook binnen de projectoproep naar lokale besturen ter preventie van extremisme en polarisatie nemen een aantal lokale besturen de detectie van online haatspraak en desinformatie op in hun project. Ze kunnen daarvoor een link leggen met de LIVC-R.
In bijvoorbeeld Genk is men nu bezig met de ontwikkeling van een tool die online polarisatie- en radicaliseringsprocessen detecteert, verzamelt en zichtbaar maakt in een dashboard voor de LIVC-R. Dat doen ze in samenwerking met Textgain, een Antwerps technologiebedrijf dat zich op Europees niveau bezighoudt met online haat en desinformatie. Deze tool wordt gevoed met zowel data van openbare sociale media als ervaringen en belevingen van burgers. Zo weten ze welke sentimenten – zowel negatieve als positieve – er leven bij de inwoners, en kan er gericht ingezet worden op het verspreiden van positieve en verbindende boodschappen.
De heer Brouns heeft het woord.
Wij mogen dat project samen met de stad Mechelen doen. Het is belangrijk om ernaar te verwijzen, omdat de online wereld – niet alleen bij jongeren – vandaag als het ware een wereld naast de fysieke wereld aan het worden is. Het is belangrijk dat we daar een goed zicht op hebben.
Ik wil twee concrete voorbeelden aanhalen. Naar het eerste hebt u al verwezen. Wij noemen het inderdaad een sentimentbarometer, die als het ware waarneemt hoe het sentiment op sociale media via algoritmes woorden en taal wordt gescreend. Zo proberen we om de positieve verbindende verhalen, die er gelukkig ook zijn, te versterken. De haatsprekende, polariserende en gewelddadige boodschappen moeten ook worden gedetecteerd, en daar moet gepast op worden gereageerd. Deze tool wordt ontwikkeld in het kader van een project binnen onze LIVC’s. Het is belangrijk om dat te monitoren en op te volgen.
We kennen vandaag in Vlaanderen de inloophuizen, de OverKop-huizen. Wij hebben een tool die actief is op het online platform. We ontmoeten daar een honderdtal jongeren. Ze kunnen daar in relatie komen met de politie en meningen ventileren. Volgende week is daar een online seminarie over verslaving, alcohol, drugs, lachgas … Dat is heel actueel. Dit maar om aan te geven hoe we online verbinding zoeken. Vandaag zijn jongeren veel online actief. Wij spreken als het ware over een online inloophuis.
Minister, ik haal deze twee voorbeelden aan omdat we daar projectmatig de kans krijgen om als voorlopers in de LIVC-werking Mechelen-Antwerpen-Genk initiatieven te nemen. U hebt projectmatig opnieuw 300.000 euro vrijgemaakt voor drie jaar ondersteuning. Maar u voelt mijn vraag komen. Er is een positieve evaluatie. Het wordt in real time geëvalueerd via Excel. 'Offline and online Radicalisation Prevention Holding back Extremism and Upholding Security' (ORPHEUS) evalueert mee het online gedrag van de jongeren tijdens de sessies, om dat bij een positieve evaluatie uiteraard ook uit te rollen naar de rest van Vlaanderen en structureel in te bedden.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega Brouns, ik ben het natuurlijk absoluut met u eens dat die LIVC-R een zeer belangrijk platform om gewelddadige radicalisering te bestrijden. Dat LIVC-R kadert natuurlijk in een Actieplan Radicalisme (Plan R) en kan niet losgezien worden van een zeer duidelijk doel, namelijk het voorkomen van terrorisme. Ik heb het al verschillende keren herhaald. Dat doel moet absoluut voor ogen gehouden worden en zeker en vast behouden blijven. We hebben dat ook gezien bij de bespreking van het nieuwe decreet, waarbij belangrijke wijzigingen zijn aangebracht, ook door minister Demir en minister Somers. We weten dat de kritiek of de bezorgdheid vanuit het veld natuurlijk ook betrekking heeft op dat beroepsgeheim, op een vertrouwensband opbouwen en dergelijke meer. Volgens mij moeten we uit alle macht iedereen overtuigen van het belang van samenwerking en het delen van informatie. Binnen de LIVC-R moeten we iedereen ervan overtuigen om deel te nemen, maar we moeten ook opletten voor een te grote verruiming. Volgens mij zal dat niet bijdragen aan een beter klimaat om samen te werken of het vertrouwen beter ten goede te komen. Deze bezorgdheid stel ik hier nog eens graag. Minister, hierover hoor ik graag uw mening.
Met de belangrijke, ondersteunende rol van de VVSG, met de ondersteuning naar de lokale besturen kan ik alleen maar akkoord gaan, zeker waar de LIVC-R’s nog onvoldoende of zelfs niet operationeel zijn, omdat men niet altijd weet wat dat platform kan betekenen voor het lokale bestuur en zijn partners. Ik denk dat we daar inderdaad absoluut op moeten inzetten.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Brouns, eerst en vooral dank ik u voor uw tussenkomst, voor de vraagstelling en om ook een stad uit de provincie Antwerpen te vermelden. Dat doet deugd. Wij gaan dat project inderdaad in juni evalueren. Als we zo’n project opstarten en het blijkt goede resultaten te hebben, is het natuurlijk altijd de bedoeling om dat op de een of andere manier uit te rollen. Het kan niet de bedoeling zijn: we doen een proefproject, dat blijkt succesvol en we sluiten de boel. Zodra we zien dat het succesvol is en impact heeft, moeten we natuurlijk binnen het kader van de beschikbare middelen kijken hoe we dit kunnen uitrollen naar andere steden en gemeenten. Laten we nog even rustig die evaluatie afwachten. Ik ben ervan overtuigd dat u mij daarna onmiddellijk opnieuw gaat bevragen naar hoe de evaluatie was en, als die goed was, hoe ik dat verder ga verspreiden. Dat lijkt me een goede boodschap. Christendemocraten weten dat die verspreid moeten worden.
Collega De Vreese, u haalt, terecht, natuurlijk, een spanningsveld aan waarover we in de commissie al een paar keer gesproken hebben. Ik probeer voor mezelf eens heel helder te formuleren hoe ik dat zelf zie: wij gebruiken deze LIVC’s om terreur en gewelddadige polarisatie – polarisatie die geweld en dus strafrechtelijke feiten tot gevolg heeft – te bestrijden. In de mate dat je daar repressief tegen optreedt, is dat eenvoudig. Zodra er zich dan een feit, een terreurdaad, agressie of gewelddaad, heeft voorgedaan, kun je repressief handelen. Dan zie je iets in de samenleving dat onaanvaardbaar is en beteugeld moet worden. We hebben LIVC-R’s geïnstalleerd om te voorkomen dat er terreur gebeurt. Dus eigenlijk probeer je in te grijpen op een moment dat er zich nog geen strafrechtelijke feiten hebben voorgedaan. Op een moment dat er nog geen geweld gepleegd werd, probeer je te voorkomen dat dat gebeurt. Dat betekent dus dat je optreedt tegen zaken die nog niet tot geweld geleid hebben, maar waarvan je inschat dat het pad dat men aan het bewandelen is, dreigt te leiden tot geweld. Dat is wat we gewelddadige polarisatie noemen. Het probleem is dat dat vaak in een continuüm zit, dat niet elke vorm van polarisatie negatief is. Integendeel, er zijn vormen van polarisatie die een natuurlijk onderdeel vormen van het democratische debat, van de maatschappelijke discussie.
Er zijn vormen van polarisatie die binnen een samenleving niet alleen gedoogd, maar ook gewaardeerd moeten worden omdat het soms dingen scherp maakt, dingen duidelijk maakt, zaken in beweging brengt, onrecht op de agenda plaatst. Maar zodra zo’n polarisatie vervalt in vijanddenken, in het beginnen te legitimeren van geweld als een legitiem instrument om de tegenstander te bestrijden of om een eigen mening op te leggen, dan moeten we op dat moment ingrijpen. We moeten dan proberen om te de-escaleren, te voorkomen dat het uitmondt in geweld. Er is altijd een zekere grijze zone, daar moeten we niet flauw over doen. Er zijn mensen die heel heftig zijn, zelfs dreigen met geweld, maar er is een verschil tussen dreigen met geweld en uiteindelijk geweld gebruiken.
Daarvoor hebben we ondertussen doorheen de jaren, ook met wat we meegemaakt hebben met het islamitisch geïnspireerde radicalisme, zelf tools ontwikkeld. We hebben met de politie en de preventiediensten leren samenzitten in de LIVC-R’s, waar we die informatie met elkaar delen. We hebben technieken bestudeerd. We hebben wetenschappelijke inzichten aangewend om te proberen om het zo zuiver mogelijk te houden en inderdaad niet te verbreden en te verzuipen in een algemeen – laat ik zeggen – ‘fluffy’ verhaal waar elke polarisatie vervelend is. We proberen ons te focussen op wat echt tot geweld dreigt aan te zetten. Dat moeten we wel blijven doen. Of dat geweld nu komt van de linkerzijde, van extreemrechts, extreemlinks, vanuit islamitische hoek, daarin mogen we geen onderscheid maken. Want het grote probleem dat ik ook zie, is dat we naargelang de ideologische positie die we innemen op het terrein minzamer zijn tegenover bepaalde vormen van gewelddadige polarisatie of tegenover vormen van polarisatie die wel eens gewelddadig zouden kunnen worden, en strenger tegenover andere. Vanuit een veiligheidsperspectief moeten we dat net niet doen. We moeten bijna blind zijn voor een ideologisch kader waarin mensen die terreur willen zaaien, terreur zaaien. Maar willen we die terreur aanpakken, dan moeten we voorkomen dat mensen meegesleept worden op zo’n pad van terreur. Dat is volgens mij de inzet die we hier hebben.
Ik ga dus akkoord dat we niet te breed mogen gaan, maar langs de andere kant kun je niet preventief optreden als je zegt dat we alleen maar in gang kunnen schieten op het moment dat er feiten gebeurd zijn. Dan zijn we niet meer preventief bezig, dan zijn we repressief bezig. Vanuit Vlaanderen willen we expliciet dat preventieve luik. We hebben daarvoor gekozen in 2014, heel verstandig als reactie op heel wat terreurdaden en op een heel complexe situatie. We moeten dat vandaag ook blijven gebruiken tegen het extremisme vanuit islamitische hoek, maar ook tegen extreemrechts en extreemlinks of welke andere extremisten er ook nog zijn die geweld legitiem vinden in hun politiek of maatschappelijk handelen. Ik hoop dat ik daarmee een beetje een kader gegeven heb op wat inderdaad geen eenvoudige context is – daar ben ik het met u eens.
De heer Brouns heeft het woord.
Als goede christendemocraat begrijp ik enerzijds de bezorgdheid van mevrouw De Vreese en deel ik anderzijds toch de mening van minister Somers. Mevrouw De Vreese, in de context van radicalisering en terrorisme, de context waarin de wet is opgemaakt in de nasleep van de aanslagen, begrijp ik dat. Maar ik wil toch ook het discours van de minister onderschrijven – dat voel ik ook bij de evaluatie, lokaal op het terrein – dat we vandaag, gelukkig maar, heel vaak niet te kampen hebben met de voorbeelden die de aanleiding waren voor de wetgeving. Er is toch vooral de behoefte, multidisciplinair – met alle spelers, alle actoren rond de tafel die belangrijk zijn in het versterken en het verbinden van de samenleving – om daar aan de slag te gaan met methodieken die het ook mogelijk maken om in een zo vroeg mogelijk stadium allerhande vormen van geweld te voorkomen. Ik voel daar lokaal alvast een behoefte aan uitbreiding, ook stukjes op dat nationale niveau rond de lokale integrale veiligheid. Er zijn steden die daar geen wettelijk kader voor nodig hebben en er heel sterk op inzetten. Maar ik geloof in uw multidisciplinaire aanpak naar een sterk, breed geïntegreerd lokaal veiligheidsbeleid dat ook meer wettelijk ondersteund kan worden.
Minister, wat die online leefwereld betreft, houden we elkaar eraan om daarop terug te komen en om, als het initiatief in Mechelen positief geëvalueerd wordt, dit uit te rollen over heel Vlaanderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.