Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, de digitalisering en het gebruik van schermen in de samenleving hebben de voorbije decennia een ware vlucht genomen. Ik trap een open deur in. Ook in het onderwijs worden stappen gezet om meer en meer digitale middelen in te zetten, een evolutie die u wenst te versnellen met Digisprong.
Een rechtstreeks gevolg hiervan is dat er niet enkel nagedacht moet worden over welke hardware er wordt aangekocht, maar eveneens welke software daarop zal draaien. Bedrijven die software ontwikkelen zijn er snel bij om hun product te verkopen aan scholen, wat neerkomt op het betalen van licenties, waar men vaak lang aan vasthangt. Vaak worden ook gebruikersgegevens door het bedrijf in kwestie verzameld.
Vrije software, die steeds werkt met open bron, heeft enkele belangrijke voordelen ten opzichte van commercieel aangeboden softwarepakketten. Aan vrije software zijn geen recurrente licentiekosten verbonden, wat een belangrijk financieel voordeel betekent. De gebruiker heeft ook controle over wat de software met de verzamelde persoonsgegevens doet en iedere gebruiker of softwareontwikkelaar kan de software gebruiken, aanpassen en doorgeven aan andere gebruikers. De gebruiker van vrije software is ook niet gebonden aan een bepaalde aanbieder of platform.
Vrije software en opensourcesoftware hebben de perceptie dat ze geen valabel alternatief zouden zijn voor de commercieel aangeboden softwarepakketten. Maar software die in staat is om de Marsrover te besturen, moet toch in staat zijn om aan de noden van het onderwijs tegemoet te komen. Opensourcesoftwarebesturingssystemen, zoals Linux, Mint en andere hebben als voordeel dat ze minder belastend zijn voor de hardware, waardoor computers minder snel verouderen en dus langer gebruikt kunnen worden.
Gratis vrije software heeft ook het voordeel dat kansarme leerlingen dit ook probleemloos thuis kunnen gebruiken op eventueel andere toestellen. Het verhoogt de inclusiemogelijkheid van kwetsbare leerlingen. Dit is nu soms al een factor die meespeelt in de keuze die scholen maken ten aanzien van de software die ze zullen gebruiken. Zo wordt weleens gekozen voor Google for Education. De hardware, de Chromebook, is betrekkelijk goedkoop en de software kan gratis worden gebruikt. Er zit echter een addertje onder het gras, of een serieuze adder: wat met de gebruikersgegevens en wat met de bevoorrechte klantenbinding die Google op deze manier met kinderen en jongeren kan aangaan?
Dit alles kan worden gekaderd in een bredere bekommernis: de vercommercialisering van het onderwijs en van overheidsdiensten, waarbij de periodiciteit van facturatie aan het onderwijs en de overheid wordt opgedreven en waarbij het onderwijs en de overheid almaar meer als klant verstrikt geraken in de commerciële belangen van privéondernemingen via hun aangeboden diensten. Ik zou de facturen van de leerlingen van bijvoorbeeld het secundair onderwijs eens willen vergelijken met die van 20 jaar geleden en 10 jaar geleden. Zelfs met de index meegenomen zie je dat die facturen heel erg in de hoogte zijn gegaan om tal van redenen.
De taak van het onderwijs is om kennis over te dragen en vaardigheden te gebruiken, te bestuderen, door te geven en te verbeteren. Deze taakstelling komt goed overeen met de eigenschappen van vrije software. Vrije software is software die men vrij kan gebruiken, bestuderen, doorgeven en verbeteren. Dat open leermiddelen succesvol ingezet kunnen worden, bewijst KlasCement. Vlaanderen is met dit deelplatform voor leermiddelen koploper in de wereld.
Het inzetten van open leermiddelen en de implementatie van opensourcesoftware in het onderwijs kan dus een serieuze kostenbesparing opleveren. Tevens zal het de onderwijskwaliteit ten goede komen want de vrijgekomen middelen kunnen elders worden ingezet.
Moodle als leerplatform, H5P en Xerte om leerobjecten te maken, GeoGebra voor wiskunde zijn enkele voorbeelden van succesvolle vrije schoolsoftwaretoepassingen die in onze buurlanden volop worden uitgerold. Vlaanderen heeft deze stap nog niet gezet en zou als overheid een belangrijke rol kunnen spelen in het stimuleren van vrije softwareontwikkeling en de uitwisseling van digitaal ontwikkeld lesmateriaal door educatieve open standaarden vast te leggen.
Een visie hierrond ontwikkelen lijkt ons cruciaal omdat u net heel wat middelen hebt uitgetrokken om de aan te moedigen Digisprong in het onderwijs uit te werken.
Hoe staat u tegenover vrije software en opensourcesoftware als basissoftware om in de klas te gebruiken? Hoe kijkt u hier tegenaan in het kader van de uitrol van de Digisprong?
Wilt u ten aanzien hiervan een voorzet geven om de onderwijsverstrekkers en de scholen de weg te wijzen? Hoe zou u dat dan doen? Dat zou bijvoorbeeld kunnen door een uitgekozen basispakket met opensourcesoftware voor het voetlicht te brengen, via vormingspakketten of via andere methodes.
Hoe staat u tegenover open leermiddelen? Wilt u hieromtrent een aanmoedigingsbeleid voeren? Hoe zult u dat beleid vormgeven? Wilt u een initiatief nemen om het gebruik van open educatieve standaarden te stimuleren zodat de ontwikkelde leermiddelen makkelijker uitgewisseld kunnen worden?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u natuurlijk weet, werd al herhaaldelijk het principe bevestigd, ook door de Commissie zorgvuldig bestuur, dat de keuze voor een bepaald pedagogisch project en de daarmee samenhangende leermiddelen inclusief de digitale leermiddelen absoluut behoort tot de autonomie en pedagogische vrijheid van het schoolbestuur. De keuze van software blijft dus een zaak van de school.
Het kiezen van software – vrij of commercieel – vereist wel een zorgvuldig afwegingskader, waarbij de volgende zaken een rol spelen: het beschikbare aanbod, de inpasbaarheid in het pedagogisch project, allerhande voor- en nadelen en vooral het afstemmen op de concrete noden en vragen van de school. Ik denk dat dat de elementen zijn die doorslaggevend zijn. Maar ter zake worden de scholen tot niets verplicht.
Ik denk dat er zeker heel wat voordelen zijn aan vrije software. Ik hoef ze niet te herhalen, want u hebt ze opgesomd. Maar ik kan begrijpen dat er bij de afweging ook minpunten meespelen. Ik denk daarbij aan het volgende. Vanuit het oogpunt van de leerkracht en de ICT-coördinator, is er het veelal ontbreken van noodzakelijke opleidingen en documentatie die heel specifiek afgestemd zijn op de Vlaamse onderwijscontext. Dat zou kunnen meespelen. Er is ook het feit dat in de verdere schoolcarrière, aan hogescholen en universiteiten, veelal commerciële software gebruikt wordt, evenals in de beroepsloopbaan en bij stages.
Dat betekent evenwel niet dat we vanuit Digisprong niet ook inzetten op vrije software. Digisprong is immers veel meer dan het voorzien van ICT-toestellen. In de Visienota Digisprong heb ik onder speerpunt 3 een aantal concrete acties opgenomen om de beschikbaarheid van digitale leermiddelen te realiseren. We maken daarbij ook gebruik van vrije software. Ik verwijs naar KlasCement, dat op dat principe gebaseerd is. Dat is een uniek platform voor educatief open lesmateriaal, waar veel gedeeld kan worden. Het is gebouwd op het principe van het delen en verrijken van elkaars materiaal. Het bevatte in januari 2022 72.000 gedeelde leermiddelen en praktijkvoorbeelden, aangereikt door 276.000 leden. Het is dus bij uitstek een succesvolle aanbieder van open leermiddelen.
Een tweede actie waaraan we onlangs gewerkt hebben, is de verduurzaming van Smart Education @ Schools. Dat is een innovatieprogramma voor en door leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs en in de volwasseneneducatie die hun uitdagingen willen aanpakken met slimme educatieve technologie. We hebben daarvoor een half miljoen euro ter beschikking gesteld. In dit innovatieprogramma wordt ook ingezet op het gebruik van opensourcesoftware in scholen.
Het kenniscentrum zal alle evoluties verder blijven opvolgen, ook op het vlak van vrije software. Ik denk dat het eerder al eens ter sprake is gekomen in deze commissie: we willen een webinar houden over de goede praktijken in het kader van Digisprong. Het kenniscentrum Digisprong zal, ik denk volgende maand, zo’n webinar organiseren, waarbij ook het gebruik van vrije software op de agenda zal staan.
We hebben daarvoor ook contact opgenomen met de Vlaamse ICT-coördinatoren Liga (Vicli), om daar wat goede praktijken omtrent vrije software mee aan te duiden. Het kenniscentrum stelt ook een server met H5P en Xerte ter beschikking aan alle leraren om leermiddelen te ontwikkelen en te delen. Momenteel maken 3300 leraren gebruik van Xerte. Dat gaat over meer dan 20.103 leermiddelen. Het is ook een misvatting dat vrije software op dit moment geen rol zou spelen in het onderwijs. Als we kijken naar de laatste Monitor ICT-integratie (MICTIVO), dan leert ons dat dat dat vrije software toch redelijk goed voet aan grond krijgt in ons onderwijs.
Ik ga even in op de cijfers. Commerciële software voert inderdaad de boventoon, dat is geen verrassing. 13,6 procent van de lagere scholen beschikt over vrije kantoorsoftware, en 12 procent over een combinatie van commerciële en vrije software. Samen is dat dus toch meer dan 25 procent. Bij grafische software gebruiken de lagere scholen drie keer zoveel vrije software als commerciële pakketten; meer dan 33 procent gebruikt vrije software.
Als we kijken naar het secundair onderwijs, dan zien we duidelijk een mix van vrije en commerciële software, maar het is iets minder uitgesproken. Voor kantoortoepassingen gaat men vooral gebruikmaken van commerciële software; het aandeel van vrije software bedraagt hier slechts 4 procent.
Voor andere toepassingen krijgen we een ander beeld: voor grafische software spreken we over een aandeel van 36,8 procent voor de vrije software. Voor specifieke software voor oefeningen en toetsen is dat 23,1 procent vrije software, en tot slot voor simulatiesoftware is dat zelfs 33 procent vrije software. Het is natuurlijk zo dat, naarmate de specialisatiegraad toeneemt, je ook een toename van het aandeel vrije software ziet. Ik denk dat dat de tendens is die je ter zake kunt ontwaren. Maar al bij al is er dus toch een vrij groot aandeel van de scholen die hier voor vrije software kiezen.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat u inderdaad zicht hebt op het aandeel van vrije software in het geheel. Dat verwondert mij positief. Ik denk dat dat een goede zaak is. We stellen vast, zoals u zegt, dat hoe gespecialiseerder men is, hoe meer er gebruik van wordt gemaakt.
Het is ook niet de bedoeling van mijn vraag om scholen op te leggen wat ze wel of niet mogen doen. Maar ik denk wel dat het interessant kan zijn om een stimulerend beleid ter zake te voeren. En ik hoop ook wel, in het kader van levenslang leren, waar we toch op willen inzetten, dat iedereen – leerkrachten en ook onze IT-mensen – vormingen zullen kunnen volgen rond vrije software. Want u zei het in het begin al: onbekend maakt onbemind. Het is ook vaak zo dat vrije of open software eigenlijk meer uitdagingen biedt dan commerciële software. Ik weet dat er werk genoeg is, dat klopt. Maar iemand die echt IT in de vingers heeft, en daar een hart voor heeft, is zeker ook bezig met vrije of open software. Maar het is de kwestie om hen daar de liefde voor te laten vinden. Ik hoop dat u in uw beleid daar voor een stukje ook wat aanzetten voor kunt geven.
De heer Danen heeft het woord.
We zijn het niet fundamenteel oneens. Ook als ik de cijfers schets, dan zie je dat we daar voet aan grond krijgen. Maar sowieso, via Digisprong is het absoluut geen eenzijdige focus op de commerciële software, integendeel. Ik heb getracht om te schetsen welke acties we ter zake ook ondernemen, waarbij ook absoluut een rol is weggelegd voor vrije software.
Wordt vervolgd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.