Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het voldoende aanwezig zijn van kleuters in het kleuteronderwijs
Verslag
– Wegens de controlemaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Sinds 1 september 2020 geldt de leerplicht in Vlaanderen voor alle kinderen vanaf 5 jaar. Voorheen was dat 6 jaar. Voor deze 5-jarige kinderen is er een leerplicht van 290 halve dagen per schooljaar. Die drempel speelt op twee elementen: om recht te hebben op een schooltoeslag en voor de rechtstreekse toegang tot het gewoon lager onderwijs. Voor het recht op schooltoeslag worden ook de door de directie als aanvaardbaar beschouwde afwezigheden meegeteld, maar voor de rechtstreekse toegang tot het lager onderwijs, tellen alleen de daadwerkelijk aanwezigheden mee.
Uit cijfers van Statistiek Vlaanderen blijkt nu dat het aantal 5-jarigen dat voldoende aanwezig was in de kleuterscholen om rechtstreeks, en dus zonder uitdrukkelijke toestemming van de klassenraad, door te stromen naar de basisschool, vorig schooljaar gedaald is. In het schooljaar 2019-2020 was 98,1 procent van de 5-jarigen het verwachte aantal halve dagen aanwezig, maar in het schooljaar 2020-2021, vorig jaar dus, was dat maar 88,3 procent. Dat is toch een opmerkelijk verschil. Ouders hielden hun kinderen door corona allicht sneller thuis, zo stelt u als mogelijke oorzaak in de media, minister. Ik heb daarbij volgende vragen.
Minister, ziet u de coronacrisis als enige oorzaak voor deze daling in aanwezigheid van kleuters op school? Is er verder onderzoek gepland om de oorzaken te achterhalen? Welke maatregelen wilt u nog nemen om de kleuterparticipatie te maximaliseren en alle kleuters de vereiste drempel van het verwachte aantal aanwezige dagen te laten halen? Gaat u in gesprek met uw collega’s in de Vlaamse Regering om gezamenlijke initiatieven te nemen?
De heer Danen heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de voldoende aanwezigheid van kleuters in het kleuteronderwijs naar aanleiding van de recente cijfers die Statistiek Vlaanderen publiceerde. De cijfers werden aangevuld voor het schooljaar 2020-2021. Het goede nieuws is dat een heel groot aandeel van de 3-, 4- en 5-jarigen in het Vlaamse Gewest ingeschreven is in het kleuteronderwijs.
Daarnaast blijkt uit de cijfers dat het percentage van kleuters dat voldoende aanwezig is op school om rechtstreeks door te stromen naar het lager onderwijs, gevoelig gedaald is, namelijk van 98,1 procent in 2019-2020 naar 88,3 procent in 2020-2021. Dat is zeker voor een deel te verklaren door het feit dat het minimum aantal schooldagen verhoogd is naar 290 halve dagen, en dat door de directie gewettigde afwezigheden niet meer meetellen, in tegenstelling tot voordien. Kleuters die onvoldoende aanwezig waren, kunnen niet rechtstreeks doorstromen naar het gewoon lager onderwijs maar kunnen wel toegelaten worden door de klassenraad.
Minister, kunt u aangeven wat de rol is van de afzonderlijke geschetste factoren in de forse verlaging, namelijk de verhoging van het minimum aantal schooldagen en het feit dat de door de directie gewettigde afwezigheden niet meer meetellen? Het hoge aandeel voldoende aanwezige kleuters in 2019-2020 wordt deels verklaard door corona, want de dagen waarop de school volledig gesloten is, worden meegeteld als aanwezig. Daar hebben we het gisteren in de plenaire vergadering nog over gehad. Corona wordt echter nergens aangehaald als verklaringsgrond voor het lagere percentage voldoende aanwezige kleuters in 2020-2021. Kunt u aangeven of daar mogelijk een omgekeerd corona-effect speelde?
Op basis waarvan kunnen klassenraden beslissen om kleuters alsnog toe te laten tot het lager onderwijs? Zijn er effectief meer kleuters die dit schooljaar hun jaar moeten overdoen? Hoe vermijden we dat te veel kleuters hun jaar moeten overdoen in de kleuterklas?
Tot slot, welke maatregelen wilt u nemen om ervoor te zorgen dat meer kleuters voldoende aanwezig zijn op school?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat het cijfermateriaal betreft, is het moeilijk te vergelijken als gevolg van twee elementen. Het is zeer moeilijk om de cijfers van 2019-2020 te vergelijken met de cijfers van het schooljaar 2020-2021. Zoals terecht opgemerkt moesten in het schooljaar 2019-2020 de kleuterscholen verplicht sluiten van medio maart tot eind mei en konden zij tussen 2 juni en 30 juni 2020 opnieuw opengaan. Aangezien niet alle scholen voltijds opnieuw open konden gaan, werd beslist om alle kleuters vanaf 16 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 als aanwezig te tellen. Het doel was om geen afbreuk te doen aan de rechten van leerlingen inzake schooltoeslag en toelatingsvoorwaarden tot het gewoon lager onderwijs. Het resultaat van die beslissing was dat in het schooljaar 2019-2020 meer kleuters voldeden aan de toelatingsvoorwaarden lager onderwijs en de participatietoeslag dan het jaar voordien. Daarnaast zijn de toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs gewijzigd en moeten 5-jarige kleuters sinds het schooljaar 2020-2021 290 in plaats van 250 halve dagen daadwerkelijk aanwezig zijn. Dat is toch wel een serieuze stijging. Dat maakt de vergelijking tussen de verschillende schooljaren moeilijk.
Wel heb ik aan mijn administratie gevraagd om de oefening te maken en te onderzoeken hoeveel kinderen aan de toelatingsvoorwaarden zouden voldoen bij een constante norm van 250 halve dagen aanwezigheid, de oude norm dus, in functie van de toelatingsvoorwaarden lager onderwijs. Uit deze cijfers blijkt dat in 2020-2021 slechts 3 procent van de kleuters niet zouden voldoen aan die norm. In het schooljaar 2018-2019 was dat 4,6 procent. Verhoudingsgewijs is dat 50 procent verschil in ons voordeel. We hebben geprobeerd die uitzonderingsfactor af te zonderen, wat leidt naar dit cijfer van 3 procent. In het schooljaar 2019-2020 was dat 1,9 procent – maar nogmaals, die cijfers worden vertekend door de lange schoolsluiting vanaf 16 maart.
Ook wordt er nu een onderscheid gemaakt tussen de aanwezigheden in het kader van de schooltoeslag en leerplicht en de aanwezigheden in het kader van de toelatingsvoorwaarde tot het lager onderwijs. Om te voldoen aan de aanwezigheden in het kader van de leerplicht en de schooltoeslag moeten kleuters 290 halve dagen aanwezig of aanvaardbaar afwezig zijn. Voor de toelatingsvoorwaarden tot het lager onderwijs gelden enkel de daadwerkelijke aanwezigheden. Dat leidt ertoe dat slechts 2,6 procent van de 5-jarige kleuters niet voldoet aan de norm van de schooltoeslag, terwijl 11,7 procent van de kleuters niet voldoet aan de toelatingsvoorwaarden.
Kleuters waren dus vaak aanvaardbaar afwezig. Zoals ik al heb gezegd, kan het dus zijn dat ouders als gevolg van corona beslist hebben om hun kinderen bij bijvoorbeeld een lichte verkoudheid sneller thuis te houden, wat op zich eigenlijk ook een aanbeveling was. Dat is wellicht een bijkomend effect van corona. We moeten echter afwachten wat de trend zal zijn in de volgende schooljaren na corona om echt een verklaring te vinden voor die cijfers.
Tot slot vroeg u ook naar het aantal kleuters dat doorstroomt van het kleuter- naar het lager onderwijs. Van alle 5-jarige kleuters die in het schooljaar 2020-2021 in het gewoon kleuteronderwijs zaten, zit 93,8 procent het jaar nadien in het gewoon lager onderwijs. Dat is een lichte daling tegenover het schooljaar 2019-2020, toen 94,3 procent en tegenover het schooljaar 2018-2019 waar 94,5 procent van de kleuters doorstroomde. 4,8 procent van de 5-jarige kleuters van het schooljaar 2020-2021 is een jaar blijven zitten in het kleuteronderwijs. In het schooljaar 2019-2020 stroomde 4,4 procent van de kleuters opnieuw in in het kleuteronderwijs en in het schooljaar 2018-2019 was dat 4,2 procent. Dat is een opwaartse tendens wat het zittenblijven betreft.
Verder nemen we ook heel wat initiatieven om kleuterparticipatie te bevorderen. Ik investeer in het basis- en in het kleuteronderwijs in het bijzonder. Kijk naar wat we doen op het vlak van taal en kindverzorging, die 71 miljoen euro die recurrent is toegekend vanaf januari 2020.
Ook publiceert het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) voor scholen tweemaal per schooljaar een kleuterparticipatierapport. Met deze rapporten informeert AGODI de scholen over het aantal halve dagen aanwezigheid van hun kleuters en of deze kleuters de drempels voor voldoende aanwezigheid zullen halen als ze hun aanwezigheidsritme aanhouden tot het einde van het schooljaar. Dat is een soort knipperlicht dat we meegeven.
Lokale besturen en lokale overlegplatforms (LOP’s) kunnen bij mijn administratie terecht voor een ondersteuningsaanbod op maat en op vraag. Deze ondersteuning bestaat er onder andere in dat mijn administratie een gedetailleerde omgevingsanalyse maakt van de kleuteraanwezigheden per gemeente. Het lokale beleid kan daarmee aan de slag via het OCMW bijvoorbeeld.
Verder maakt AGODI jaarlijks een lijst van de 3- en 4-jarige kleuters die gedomicilieerd zijn in het Vlaamse Gewest en die niet worden teruggevonden in het Nederlandstalig of Franstalig onderwijs in België. Dat matchen we. Zijn ze niet ingeschreven in het Franstalig onderwijs? De lijst van 3-jarige niet-ingeschreven kleuters wordt bezorgd aan Kind en Gezin. De medewerkers van Kind en Gezin nemen dan contact op met deze gezinnen, en koppelen hun acties terug naar AGODI. Ook daar kan een rol weggelegd zijn voor het lokaal beleid of het OCMW.
In het kader van de controle op de leerplicht begeleiden CLB’s leerplichtige leerlingen die zijn ingeschreven maar die de school niet regelmatig bezoeken. Die begeleiding heeft tot doel leerplichtigen opnieuw in te schakelen in het onderwijsproces zodat ze opnieuw voldoen aan de bepalingen van de leerplicht. Dat geldt ook voor de 5-jarige leerplichtige kleuters.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Goed van data te analyseren en datageletterd te zijn. Interessant allemaal. Ik kijk zeker het verslag na, want ik kon niet alles noteren.
Het was zeker interessant, omdat we op die manier een trend kunnen terugvinden. Het is interessant als er een nieuwe manier van tellen is of een nieuwe regel van 250 naar 290 halve dagen aanwezig zijn. Dat heeft effect op de analyse. Dank u wel daarvoor.
Als schepen heb ik de lijst gezien van peuters die niet ingeschreven zijn in het Vlaamse onderwijs. Jammer genoeg zijn er bij ons ook leerlingen die in Frankrijk naar school gaan. Die moeten wij dan gaan opzoeken en die vinden wij ook wel. Lokaal hebben wij dus niet echt problemen. Maar ik kan mij wel inbeelden dat dit in bepaalde gemeenten toch wel een heel grote uitdaging is.
Ik vraag mij af of de scholen zelf daar ook rapporten van krijgen. Kunnen zij ook bekijken hoe ze zich verhouden ten opzichte van andere scholen wat de afwezigheid van kleuters betreft? Dat lijkt mij belangrijk in het kader van kleuterparticipatie. Voorts denk ik dat nabijheid en ouderbetrokkenheid noodzakelijk zijn om de kleuterparticipatie zo hoog mogelijk te houden.
De heer Danen heeft het woord.
Wij hebben heel wat data gekregen. Als ik u mag geloven, minister, denk ik dat er met die data aan de slag wordt gegaan. Allicht zullen er ook wel regionale verschillen zijn en wellicht zullen die ook wel te verklaren zijn. Ik heb nog één bijkomende vraag. U zegt dat AGODI rapporten maakt over de kleuteraanwezigheid en dat er mijlpalen worden gesteld. Mijn vraag is: worden die rapporten op individueel niveau, per leerling uitgewerkt, of is dat meer op een geaggregeerd niveau? Ik zou het een goed idee vinden als ouders van kleuters op de hoogte worden gebracht wanneer het aanwezigheidsquotum van hun kleuter in gevaar komt. Als dat nog niet op individueel niveau gebeurt, lijkt het mij een goed idee om dat wel te doen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voor degenen die heftig aan het noteren zijn: ik kan u helpen. Als u mijn schriftelijke vraag nr. 216 opzoekt, kunt u dat gewoon afdrukken. Er zitten ook Exceltabellen bij, waarmee je in alle mogelijke richtingen kunt sorteren.
Het valt mij op, minister, dat naar aanleiding de vraag die ik u gesteld hebt, u hebt aangegeven dat corona het een moeilijk jaar maakte om het te bekijken. Dat is absoluut waar. Wij hebben heel wat gelijkgestelde periodes gehad, van collectieve sluiting. Wij hebben gisteren nog in coronadecreet IX beslist om ook schoolafwezigheid wegens collectieve quarantaine als aanwezig te beschouwen. Leerlingen in die gevallen zijn dus gewettigd afwezig. Dat telt allemaal wel mee in de berekening.
Ik vind het absoluut belangrijk om de afwezigheid in de kleuterschool op te volgen, vooral om te kijken wat wij eraan kunnen doen. Gisteren hebben wij in de plenaire vergadering een voorstel van decreet goedgekeurd waarvan ik mede-indiener was. Uitwisseling van gegevens moet ook gebeuren met de OCMW’s, over de gezinnen die in de armoede dreigen te geraken. Ook die gegevens moeten wij ontsluiten. De OCMW’s moeten die gegevens krijgen tot op leerlingenniveau. Als die ouders bij het OCMW langskomen, kunnen die dan daarover aangesproken worden. Het zijn net die gezinnen waarvan wij willen dat de kleuters naar school gaan. Mensen die steun, leefloon of schuldbemiddeling krijgen bij het OCMW zouden wij rechtstreeks moeten kunnen aanspreken om hun kleuters naar school te sturen. Een kleuter die niet op school is, heeft dat niet zelf beslist. Het zijn de ouders die de kleuter niet naar school brengen. En dus zijn het die ouders aan wie we maximaal moeten appelleren.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan getuigen: ik had last van het tegenovergestelde fenomeen. Als jongste van vier was het uitermate frustrerend dat iedereen naar school ging en dat ik alleen moest thuisblijven. Ik ben dan enkele keren alleen op pad gegaan op zoek naar de school en men heeft mij verschillende keren moeten terugbrengen, op de leeftijd van 2 jaar. Dat is het tegenovergestelde: geen vroegtijdig schoolverlaten, maar vroegtijdig naar school toe gaan.
Ik wilde nog iets meegeven inzake het kleuterparticipatierapport. AGODI bezorgt dat rapport twee keer per jaar aan de scholen. Dat bevat individuele data. Dat is wat ik daarnet omschreef als het knipperlichtenmodel, waarbij men aan de scholen meegeeft: pas op, betrokken kleuter is teveel afwezig en dreigt in de problemen te komen met de schooltoeslag of met het toelaten om de overstap te maken naar het lager onderwijs. Dat is een goede zaak. De lokale besturen krijgen anderzijds de data op systeemniveau, ongetwijfeld op grond van privacy. Ik veronderstel ook dat het in het schoolreglement wel geregeld is wat betreft de kleuterschool zelf en de toegang tot die data. Maar ongetwijfeld geldt dat dan niet onmiddellijk voor de lokale besturen, dat is dan op een geaggregeerd niveau.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik heb niet veel aanvullingen meer. Het is belangrijk dat we dat goed opvolgen en dat we er, zoals gezegd, alles aan doen om de kleuterparticipatie voor alle kinderen zo maximaal mogelijk te ondersteunen.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel. Allicht zullen er ook wel gemeenten of gebieden zijn waar men er beter in slaagt dan op andere plekken om kleuters meer op school te krijgen. Dat zal allicht samenhangen met de socio-economische toestand van de kleuter en de ouders in kwestie.
Ook hier kunnen we leren van de goeie voorbeelden en modellen. Ik stel voor dat we dat ook doen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.