Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de kwaliteit van het onderwijs en de zorg in het onderwijs tijdens de coronapademie
Vraag om uitleg over zorgleerkrachten die niet meer tot hun kerntaken komen
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, tijdens de eerste lockdown schakelden onze scholen noodgedwongen over naar afstandsonderwijs. Ondertussen zijn we twee jaar verder en experts waarschuwen dat het afstandsonderwijs in Vlaanderen nog steeds van slechte kwaliteit is. De nieuwe besmettelijke omikronvariant van het coronavirus zorgt voor veel uitval van leerkrachten. Het grootste deel van de scholen is op dit moment nog open. Ik heb het nagekeken: ondanks het feit dat u uw quarantainemaatregelen hebt versoepeld, zijn er op dit moment toch nog twintig scholen gesloten. Maar we kunnen natuurlijk niet voorkomen dat er nog uitval zal zijn bij leerkrachten en leerlingen en dat er dus nog klassen en scholen zullen moeten worden gesloten.
We weten dat de lockdown en de schoolsluitingen al voor leerachterstand hebben gezorgd. Boven op de algemeen dalende kwaliteit van ons onderwijs is dat natuurlijk een probleem. In vergelijking met bijvoorbeeld ons buurland Nederland lijkt er in Vlaanderen meer coronaleerachterstand te zijn opgelopen. Dirk Van Damme, ons allen welbekend, voormalig onderwijsexpert van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), wijst in dit verband op het feit dat in Nederland al 35 jaar lang de organisatie SURF bestaat. In die organisatie werken meer dan honderd onderwijs- en onderzoeksinstellingen samen om de digitalisering te verbeteren. In vergelijking met Nederland is het afstandsonderwijs in Vlaanderen eerder amateuristisch en zijn de verschillen tussen scholen en leerkrachten enorm. Van Damme vindt het uiteraard een goede zaak dat de scholen open zijn in Vlaanderen, maar wijst erop dat leerlingen alsmaar vaker naar huis worden gestuurd of in de studie zitten en dat er op die manier natuurlijk ook grote storingen kunnen optreden.
Van Damme merkt op dat in Vlaanderen leraren te veel aan hun lot worden overgelaten en dat er te weinig ondersteunend centraal beleid is. Van Damme linkt de slechte kwaliteit van het afstandsonderwijs aan de grote autonomie van de onderwijsverstrekkers die voor een erg dispersief beleid en dus ook dito kwaliteit zorgt. Volgens hem – en dat zal ook wel zo zijn – is schaalgrootte net van belang bij het ontwikkelen van afstandsonderwijs.
Minister, hoe reageert u op de kritieken van de heer Van Damme inzake de gespreide aanpak en het amateurisme bij het verlenen van afstandsonderwijs, en ook zijn suggesties dat, ten eerste, een kwaliteitsvol afstandsonderwijsbeleid baat heeft bij een uniformere aanpak en voldoende schaalgrootte en, ten tweede, dat er over de grenzen van de onderwijsverstrekkers heen moet worden gewerkt aan de digitale leermiddelen?
Minister, uw Digisprong richtte zich vooral op het beschikbaar stellen van hardware en het verhelpen van het verouderd ICT-materiaal op scholen. Maar zeker in het licht van de dreigende schoolsluitingen is er meer nodig dan alleen dat. De Digisprong omvat ook een deel inzake de ondersteuning van scholen om een ICT-beleid op school uit te tekenen en leraren verder te professionaliseren, maar verhoudingsgewijs waren dit zowel financieel als inhoudelijk mindere prioriteiten die vaak werden ondergesneeuwd.
Daarom wil ik expliciet peilen naar de stand van zaken bij deze aspecten. Minister, bij de Digisprong werden er ook middelen voorzien voor scholen om een eigen ICT-beleid uit te bouwen. Is hier, buiten de gekende Monitor voor ICT-Integratie in het Vlaamse Onderwijs (MICTIVO), een specifieke tussentijdse monitoring voorzien om te zien welke concrete effecten die Digisprong heeft? Behelst bijvoorbeeld in iedere school het ICT-beleid ook de voorwaarden en modaliteiten inzake afstandsonderwijs?
Minister, er werden ook initiatieven en middelen voorzien om de leerkrachten te professionaliseren op het vlak van die ICT-competenties, zowel op technisch als op pedagogisch vlak. In hoeverre is er hier al resultaat van?
Een ander speerpunt in uw Digisprong-conceptnota was de oprichting van een kennis- en adviescentrum Digisprong ten dienste van het onderwijsveld. In hoeverre spelen zij een rol in de kwesties en hinderpalen die de heer Van Damme aanhaalt? Is het probleem daar dan niet dat zij te vraaggestuurd werken op basis van de concrete vragen van de schoolbesturen en koepels en netten, in plaats van echt proactief mee vorm te geven aan het ICT-beleid in Vlaanderen? Moet er hier ter zake dan niet meer worden gewerkt naar het voorbeeld van het Nederlandse SURF?
Minister, vervolgens wil ik het hebben over het besluit van de Vlaamse Regering om te voorzien in extra ICT-coördinatie in de scholen en om het ambt van ICT-coördinator inhoudelijk en statutair te versterken. Het geld voor de ICT-coördinatie steeg van 32 miljoen euro per jaar naar 54 miljoen euro per jaar. Er wordt dus 22 miljoen euro uit het Vlaamse relanceplan beschikbaar gesteld ter verhoging van de puntenenveloppe voor ICT-coördinatoren.
Koen Vandenhoudt, voorzitter van de Vlaamse ICT-coördinatoren Liga (Vicli), verkondigde toen al dat een stijging met 70 procent nog altijd te weinig is in het licht van de vele uitdagingen die de digitalisering als gevolg van de Digisprong, alsook de verdere coronagolven en het daarmee gepaard gaande afstandsonderwijs, zou opleveren. Moet die extra investering in ICT-coördinatoren, in het licht van die nieuwe beschouwingen, niet opgetrokken worden? Zult u boven op de genoemde maatregelen extra initiatieven nemen om de leerkrachten te ondersteunen in het verstrekken van afstandsonderwijs? Zo ja, welke?
Los van de kwestie rond afstandsonderwijs is zelfs in scholen die open zijn, de onderwijskwaliteit op peil houden geen evidentie, door het grote aantal besmettingen en quarantaines van zowel leerlingen als leraren. Scholen openhouden is natuurlijk een nobel voornemen, maar zelfs na de verandering van de quarantaine- en testmaatregelen zijn er toch nog altijd scholen die moeten sluiten of leerkrachten die uitvallen.
Tim Surma van de Thomas More Hogeschool pleitte in een recent artikel voor meer leertijd in combinatie met effectiever onderwijs in de beschikbare tijd, niet door meer leerstof in minder tijd te duwen, maar door intensieve bijles te bieden aan wie dat nodig heeft. Hij verwijst daarvoor naar het National Tutoring Programme in Engeland, waar onder meer laatstejaarsstudenten uit het hoger onderwijs kinderen helpen met specifieke onderdelen van een vak, bijvoorbeeld breuken. Een zomerschool of een verlengd schooljaar kan niet compenseren wat structureel verloren gaat binnen de lessen van alledag, vandaar dat er dus ook nood is aan een primaire focus op goed, effectief lesgeven in de reguliere onderwijstijd, aldus de heer Surma. Is er in het licht van die beschouwing geen intensifiëring en inhoudelijke bijsturing van de Bijsprongoperatie nodig richting de maanden maart, april en mei, in de veronderstelling dat de viruscurve op dat moment fel afgezwakt zal zijn? Indien niet, welke initiatieven zult u nemen om de kwaliteit van het onderwijs zoveel mogelijk binnen de reguliere onderwijstijd te garanderen in het kader van de besmettingscijfers, die op dit moment gelukkig niet meer stijgen?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, wekelijks berichten de media over klassen zonder leerkrachten, leerlingen die dagelijks meerdere uren studie krijgen bij gebrek aan leerkrachten, examens die geannuleerd worden wegens geen leerkracht, klassen die vier maanden lang geen wiskundeles hebben omdat de leerkracht met bevallingsverlof is enzovoort. Recent nog was er het verhaal over zorgleerkrachten die steeds vaker moeten worden ingezet om afwezige leerkrachten te vervangen en die hun voorziene zorgtaken dus niet kunnen vervullen. De scholen zijn open, maar de vraag is of leerlingen effectief nog tot leren komen, zo stelde Dirk Van Damme een paar weken geleden nog.
Er zijn niet zo veel cijfers en onderzoek voorhanden, maar er is wel het onderzoek van professor De Witte, dat over het basisonderwijs gaat en in 2020 inderdaad op een leervertraging voor wiskunde, wetenschappen, Nederlands en Frans wees. Onderzoek in het voorbije schooljaar toont aan dat de achterstand verder werd uitgediept voor Nederlands en Frans. Voor het secundair zijn er geen cijfers, al wijst professor De Witte erop dat de cijfers van de heroriëntering als indicatie kunnen dienen. En ook die wijzen op een impact.
Verder lijken toch nogal wat scholen te worstelen met afstandsonderwijs. Leerkrachten voelen zich onvoldoende ondersteund om kwaliteitsvol afstandsonderwijs uit te bouwen. Aan het begin van de coronacrisis werden heel veel inspanningen gedaan om iedereen een laptop te geven, maar wat die leerlingen nu met zo’n laptop doen, is even belangrijk.
Minister, hoe zult u de nodige flexibiliteit voorzien om het lerarentekort, zowel acuut als op lange termijn, aan te pakken? Welke maatregelen neemt u daartoe? Hoe zult u scholen ondersteunen om de opgelopen leervertraging in te halen? Hoe zult u scholen ondersteunen om een degelijk digitaliseringsbeleid uit te rollen? In Edusprong maakte u ook middelen vrij om leerkrachten via het volwassenenonderwijs verder te ondersteunen in digitalisering. Wat is de stand van zaken daaromtrent?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, in Het Nieuwsblad werd in het artikel ‘Geen tijd meer voor zorgkindjes’ inderdaad aan de alarmbel getrokken. Zorgleerkrachten moeten dit schooljaar zo vaak invallen om afwezige leerkrachten te vervangen dat ze hun zorgtaken niet meer kunnen opnemen. Volgens Teacher Tapp had half januari 75 procent van de scholen minstens één leerkracht die was uitgevallen door corona. Daarbovenop komt nog het lerarentekort, dat uiteraard niet helpt. In het artikel wordt een voorbeeld gegeven van een kind met dyslexie dat normaal drie keer per week ondersteuning krijgt voor lezen en spelling, maar dat nu slechts één keer om de drie maanden krijgt. Dat zijn geen houdbare situaties, met echte drama’s tot gevolg.
Zorgleerkrachten staan kinderen bij, zowel individueel als in groep, als de motorische ontwikkeling moeizaam gaat, als er problemen zijn met leren of lezen, maar vaak ook als er gedragsproblemen zijn, ADHD of autisme, of zelfs een moeilijke thuissituatie. Voor al deze problemen wordt er gekeken naar de zorgleerkracht. Ook voor sterke leerlingen die een extra uitdaging nodig hebben, wordt een beroep gedaan op zorgleerkrachten.
Het hoeft geen betoog dat deze taken uiterst belangrijk zijn om de problemen waar leerlingen mee worstelen niet te laten ontsporen en zo de leerontwikkeling op de rails te houden. Dit helpt de leerlingen zelf, maar uiteraard ontlast dit de gewone klasleerkrachten ook. Als zorgleerkrachten hun kerntaken niet langer kunnen doen, en dit voor een langere tijd, dreigen we in een storm terecht te komen die het onderwijs en de samenleving helemaal geen goed zal doen.
Minister hoe kijkt u aan tegen de geschetste problematiek? Wat zult u doen om op korte termijn de noden te lenigen?
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn vele vragen, en ik tracht evenveel antwoorden te geven. Met betrekking tot het afstandsonderwijs wil ik erop wijzen dat er gedurende de afgelopen periode geen sprake was van systematisch afstandsonderwijs. We zijn er in Vlaanderen na de eerste lockdown in geslaagd om scholen maximaal open te houden. Ik wil iedereen daar uitgebreid voor danken, niet het minst de directies, de CLB's en de leerkrachten, want het was allesbehalve vanzelfsprekend. Ik sta nog altijd volledig achter die keuze.
Dit is Vlaanderen, en dan moet je voor enige waardering naar het buitenland gaan. Ik raad u de heel mooie reportage van EenVandaag op het Nederlandse nieuwskanaal AVROTROS aan, waarbij een uitzending gewijd werd aan hoe men het in Vlaanderen deed en waar men vol bewondering keek naar hoe bij ons de scholen open zijn gebleven. Dat ging niet altijd zonder slag of stoot, maar we hebben het wel gefikst.
Ook als we het hebben over afstandsonderwijs, moeten we bepaalde periodes van elkaar onderscheiden. We moeten een onderscheid maken tussen de situatie in 2020 en de situatie vandaag. De situatie is nogal verschillend als alle leerlingen tegelijkertijd afstandsleren volgen in het kader van een lockdown, dus iedereen thuis, of wanneer er bepaalde leerlingen in de klas aanwezig zijn en andere niet. Dat vereist een andere aanpak.
Ik deel wel de bezorgdheid omtrent het belang van een kwaliteitsvol kader voor afstandsonderwijs. Dat is evident. Dat heeft ook te maken met onze ambitie voor meer onderwijskwaliteit, los van corona. Ook na corona wil ik scholen de mogelijkheid bieden om aan de slag te gaan met bijvoorbeeld hybride onderwijs. We moeten evolueren van afstandsonderwijs binnen een overmachtscontext, dus omdat het niet anders kan, naar een inbedding van afstandsonderwijs in een bredere pedagogische visie van de school. Het is mijn bedoeling om te komen tot een duidelijk kader voor een structurele plaats van hybride leren in ons onderwijs, vanzelfsprekend met ruimte voor de pedagogische vrijheid.
Hadden we inzake het afstandsonderwijs en dus ook het digitale aspect daarvan een achterstand? Absoluut! Maar je kunt toch meteen ook zeggen dat wij alle zeilen bijzetten om van die achterstand naar een voorsprong te springen via de Digisprong. We investeren daar in eerste instantie 385 miljoen euro. Dat is niet louter een verhaal van hardware en software maar ook een verhaal van opleiding en vorming. We hebben het kenniscentrum Digisprong opgezet. Dat heeft in november 2021 al diverse richtlijnen uitgewerkt, onder andere een stappenplan afstandsleren voor basisscholen, niet op vraag maar proactief, tips en richtlijnen voor online examens en toetsen, wat eigenlijk ook uit nood was, en aangepaste informatie op de website van Onderwijs Vlaanderen over de aanpak van afstandsleren.
Er zijn inderdaad grote verschillen tussen scholen. Ook daar wil ik wat aan doen. In de visienota’s in het kader van het Vlaams relanceplan – Digisprong en Edusprong – voorzien we bijvoorbeeld in ICT-opleidingen voor het onderwijspersoneel, als een samenwerking tussen volwassenen- en leerplichtonderwijs. We bieden de basisopleiding ICT en digitale leermiddelen aan aan het leerplichtonderwijs via het volwassenenonderwijs.
Wat betreft de Digisprong is er al heel veel werk verzet, maar er staat ook nog veel op de planning. We weten wel waaraan en waaraf: welke doelstellingen, middelen en instrumenten. De visienota die ten grondslag ligt aan de Digisprong bevat, zoals u weet, meer dan twintig concrete acties geclusterd rond vier grote pijlers: infrastructuur, beleid, competenties en digitale leermiddelen en de oprichting van het kenniscentrum, maar dat heb ik al geduid.
Vorig jaar is prioriteit gegeven aan het meest dringende: het verdelen van middelen voor infrastructuur voor leerlingen en leerkrachten. In december vorig jaar is nog 85 miljoen euro gegaan naar de scholen voor het digitaal uitrusten van leerkrachten.
We hebben nieuwe organisatiestructuren geïmplementeerd. De inkanteling van KlasCement is aangevat, en er werden vacatures uitgeschreven en gepubliceerd. Er is een coördinator aangeworven, voorts zijn ook een aantal leerkrachten gedetacheerd en er moeten nog vier contractuele personeelsleden worden aangeworven.
Het kenniscentrum neemt volgende taken op: het ontwikkelen en beheren van de verschillende acties van het actieplan Digisprong; het coördineren van beleidsadvies en beleidsvoorbereiding; het ontwikkelen van instrumenten, advies en richtlijnen ter ondersteuning van digitaal onderwijs in Vlaanderen; het ondersteunen en informeren van schoolteams, lerarenopleiders en onderwijsaanbieders; het beheer van de portaalsite KlasCement; het bevorderen van netwerken tussen scholen, de EdTech-industrie en andere belanghebbenden op het gebied van digitaal onderwijs; de opdracht tot samenwerken binnen internationale organisaties zoals het European Schoolnet; het verspreiden van inhoud en het trekken van lessen uit relevant onderzoek; en ten slotte het uitvoeren van onderzoek en evaluatie in het kader van Digisprong.
Zo werkt het kenniscentrum ook aan een ICT-beleidsplanner, een instrument waarmee scholen hun ICT-beleid vorm kunnen geven. We hadden al een soort stappenplan ontworpen dat de scholen die van nul moeten beginnen een beetje bij de hand neemt. Hoe ga je daarmee aan de slag? Hoe start je een ICT-beleidsplan? De planner gaat al wat verder. Een andere tool is de SELFIE waarmee de scholen hun aanvangssituatie in kaart kunnen brengen. dat is gelanceerd. Een ICT-beleidsplan zal niet worden verplicht, dat stond reeds expliciet in de visienota Digisprong. Scholen zullen dus wel worden ondersteund om een kwaliteitsvolle ICT-visie uit te werken.
Ook rond vorming is er al heel wat gebeurd. Naast Digisprong zijn er immers ook vormingsmiddelen via de Vlaamse actieplannen AI/CS. AI staat voor artificiële intelligentie en CS voor cyber security. Die worden aangewend voor het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Daar zijn vorig jaar drie vormingsprogramma's uitgerold: een mediacoachopleiding, een vormingstraject in samenwerking met de regionaal technologische centra (RTC’s) voor het technisch en beroepsonderwijs.
Recent werden ook een drietal andere vormingsprojecten goedgekeurd voor de digitale transformatie, in het secundair onderwijs. Binnen Digisprong staan nog volgende deelactiviteiten op de planning. Scholen zullen extra en gekleurde ICT-nascholingsmiddelen krijgen. Daarnaast is voorzien in de versterking van de CVO’s om ook professionalisering te bieden. Voorts is er een screeningsinstrument digitale vaardigheden voor leraren in de maak. Ten slotte zal er nog een open oproep worden geschreven voor Bootcamps, een soort stoomcursussen voor ICT-vaardigheden en het omgaan met digitale leermiddelen voor leerkrachten. Al die acties zijn lopende. Participatie aan ICT-professionalisering en de kwaliteit van ICT-beleidsplanning wordt bevraagd via de ICT-monitor. Ook dat hebben wij op poten gezet. Wij houden de vinger aan de pols om te zien wat de grote inspanningen opbrengen die wij leveren dankzij de belastingbetaler.
Ik trekt vandaag ook al budget uit voor tutoringinitiatieven in Vlaanderen. Ten eerste steun ik met de jaarlijkse subsidieoproep voor hogeronderwijsinstellingen kwaliteitsvolle ‘student tutoring’. Ten tweede subsidieer ik sinds de noden op het terrein met de pandemie fors toenamen, vzw Schoolmakers voor het project Leerbuddy Vlaanderen. Dat project wil initiatieven van ‘student tutoring’, buddy- en/of huiswerkbegeleiding versterken én leerbuddy’s in bijkomende regio’s aantrekken en toewijzen. Dat is op grond van de vaststelling dat er wel heel veel initiatieven, heel disparaat in Vlaanderen bestaan. Wij proberen daar wat ondersteuning te bieden voor betere schaaleffecten en om de witte vlekken in te vullen. Daarom hebben wij die opdracht gegeven aan vzw Schoolmakers voor het project Leerbuddy Vlaanderen. Het faciliteert bovenlokale kruisbestuiving en uitwisseling tussen lopende studenttutoringprojecten, lokale overheden en andere buddy-initiatieven.
De ondersteuning werkt inmiddels met twee lerende netwerken, intervisies, inspiratiedagen, een website met instrumenten, webinars, filmpjes, inzichten enzovoort. Daarnaast spant Leerbuddy Vlaanderen zich in om ook leerkrachten en studenten uit andere dan de lerarenopleidingen als vrijwillige buddy’s te engageren. Het team gaat in gesprek met scholen en lokale overheden zonder tutoringervaring, om de capaciteit geografisch zo maximaal mogelijk te maken.
Dan is er uw vraag over leervertraging en kwaliteit. Het is duidelijk dat meerdere maatregelen noodzakelijk zullen zijn om de leervertraging aan te pakken. Dat is ieders verantwoordelijkheid. Ik ga er dan ook van uit dat alle partners hiertoe de nodige inspanningen willen leveren. Zoals u terecht stelt, kunnen zomerscholen niet alles compenseren wat tijdens het schooljaar verloren gaat. Dat is ook niet de bedoeling. Het is echter duidelijk dat bij sommige groepen leerlingen de zomerscholen wel degelijk een meerwaarde kunnen vormen. Vandaar het belang van een initiatief als de zomerscholen dat ik, samen met minister Somers, decretaal zal verankeren. Het onderzoek waaraan u refereert in uw vraag, is wat de zomerscholen betreft alleszins bemoedigend: in gemeenten waar geen zomerschool werd ingericht, liep de leervertraging in 2021 significant verder op voor Nederlands, en niet significant voor wiskunde, terwijl in gemeenten waar wel een zomerschool werd ingericht de leervertraging zowel voor Nederlands als voor wiskunde gestopt werd.
Ik verwijs wat de aanpak van de leerachterstand betreft ook naar onze visienota ‘Van kwetsbaar naar weerbaar’, waarbij we ook een plan voor een kwalitatief versterkt onderwijs hebben ingediend, en naar het vierde luik van de onderwijsplannen in het kader van Vlaamse Veerkracht. Daarbij willen we het volledige Vlaamse onderwijs in twee schooljaren, dus tot en met 2023, toekomstbestendig maken voor alle leerlingen, met specifieke aandacht voor de meest kwetsbaren. Daarin zijn diverse maatregelen opgenomen om de leerachterstand aan te pakken. Er waren al zomerscholen. Maar ik verwijs ook naar de Bijsprong die momenteel loopt, waarvoor per maand 10 miljoen euro en voor het volledige schooljaar dus 100 miljoen euro wordt uitgetrokken. Zo wordt er mogelijk gemaakt dat extra mensen worden ingezet, gepensioneerden of andere vrijwilligers, die een handje kunnen helpen. Maar we hebben ook de acties ‘Structureel meer handen in de klas’ en het versterken van de B-stroom, tso, het buitengewoon onderwijs en de leertijd.
Ik geef nog mee dat verschillende onderzoeken wijzen op het belang van monitoring op langere termijn van toetsscores en andere schoolresultaten. Met de introductie van de Vlaamse toetsen zullen we eindelijk beschikken over een instrument dat ons objectieve gegevens verschaft over de mate waarin leerlingen de eindtermen bereiken en over de leerwinst die ze boeken.
U verwijst tot slot terecht naar het belang van effectief onderwijs. Goed opgeleide leraren, die kunnen terugvallen op evidence-informed kennis en effectieve didactische werkvormen binnen scholen als krachtige leeromgevingen zijn daarbij cruciaal. U hebt het verslag gekregen van de werkzaamheden, suggesties en aanbevelingen op dat vlak van de Commissie Beter Onderwijs, die we maximaal ter harte zullen nemen, op ons beleidsniveau. Ook dat is een belangrijk instrument om uiteindelijk op het vlak van de ons zo dierbare onderwijskwaliteit zelfs in coronatijden ambitieus te zijn.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Er is niemand die de meerwaarde van de zomerscholen in twijfel zou durven te trekken, want dat is uiteraard een zeer belangrijke bijkomende tool om de leerachterstand te beperken. Maar het is natuurlijk slechts iets bijkomends. Dat is de opmerking die ik wilde maken.
Zoals u zelf zegt, is er een verschil tussen afstandsonderwijs en gedwongen afstandsonderwijs en tussen collectieve schoolsluitingen en de situatie zoals ze nu is. Maar de situatie die zich nu voordoet, is vaak moeilijker dan toen er echt een collectieve schoolsluiting was. Want toen was het voor iedereen gelijk, maar nu zit je met de werkdruk van de leraren die moeten bijhouden wie in de les is en wie in quarantaine zit. Dan moeten ze schakelen en zo verder. Er is een heel grote verscheidenheid in vormen en dat maakt het moeilijker. Het is maar een kleine casestudy, minister, maar als ik naar mijn kinderen kijk, heeft het ene kind de pech om veel vaker in quarantaine te moeten dan het andere. De kinderen die door besmettingen quarantaine na quarantaine hebben gehad, hebben natuurlijk een grotere achterstand dan andere kinderen. En dat maakt het moeilijk om in deze context te werken aan de professionalisering inzake ICT. Want je moet daar tijd en ruimte voor vrijmaken, die er nu vaak niet is. Een pedagogische tool voor bijvoorbeeld het vak Nederlands kun je niet zomaar tussen de soep en de patatten leren, terwijl, als je die tool goed onder de knie hebt, het gebruik van die tool je tijdsbesteding efficiënter kan maken.
Minister, u hebt niet geantwoord op de vraag naar extra investeringen in ICT-coördinatoren. Ik veronderstel dat u daar jammer genoeg niet op ingaat. U hebt ook niet geantwoord op de noodzaak aan het meer intensifiëren van de Bijsprongoperatie. Ik hoop dan ook dat we volgend schooljaar niet zullen moeten schrikken indien opnieuw uit onderzoeken of bijvoorbeeld uit de reeds bestaande interdiocesane proeven zou blijken dat de leerachterstand verder is toegenomen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw zeer uitgebreide antwoord. Het is duidelijk dat er al heel wat werk is geleverd omtrent digitaliseren, maar dat er nog heel veel werk op de plank ligt. Zelf vind ik het nemen van een SELFIE door de school, om te zien wat de aanvangssituatie is op het vlak van digitale vaardigheden, heel belangrijk. Dat is iets waar ik op het terrein toch heel vaak tegenstrijdige dingen over hoor. Men zegt dat men mee is, maar als je dan ziet hoever men staat, is er nog een hele weg af te leggen.
Ook rond tutoring en het aanbieden van zomerscholen zullen we vanuit onze fractie verder de vinger aan de pols houden. Dat is allemaal belangrijk. Maar als we het dan hebben over leerkwaliteit en kwaliteit van onderwijs, staat wat ons betreft de leerkracht nog altijd centraal. Het is heel belangrijk dat er effectief iemand voor de klas staat met een pedagogisch diploma. Anderzijds denk ik ook dat we toch op zoek moeten gaan naar flexibiliteit. De flexibiliteit is wat ons betreft zeker het antwoord op een aantal vragen.
We kunnen onze ogen niet sluiten, collega's. Vandaag stond er in de krant dat er in Antwerpen en Brussel initiatieven genomen worden om aan de slag te gaan met de omzetting van 20 procent in uren, wat goed is. Want ik hoor verhalen van bijvoorbeeld een poetsvrouw die voor een klas gaat staan. We mogen echt onze ogen daar niet voor sluiten, maar ze openen. Daarom durf ik het pleidooi te houden om echt werk te maken van die leerladder in onderwijs en echt werk te maken van de mogelijkheden om bijvoorbeeld een klasmanager of een onderwijsassistent – noem het zoals u wilt – effectief ingang te laten vinden in het onderwijs.
Ik heb een getuigenis. Ik hoor ze hier aan de andere kant van de deur.
Mevrouw Vandromme, we zitten aan twee minuten. Kunt u afronden? Ik probeer het wat in het oog te houden.
Ik ga afronden.
Mijn pleidooi is dus, collega’s, om die leerladder in te voeren. Er wordt mij soms gevraagd wat ik precies bedoel met een ruimer debat over de lerarenloopbaan. Wel, dit is een concreet voorbeeld: werk maken van die onderwijsassistent. Ik hoop, minister, dat u daar positief op antwoordt en samen met ons wilt zoeken welke precieze opdrachten we kunnen geven aan iemand. Zeker in het kader van het zoeken naar de kernopdracht van een leerkracht, denk ik dat we dat in kaart moeten brengen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het zijn inderdaad heel ruime vragen, die allemaal wel de problematiek van leerachterstand en kwaliteit van onderwijs behandelen, maar met heel verschillende insteken. ICT bijvoorbeeld is zeker een superbelangrijk aspect om de leerachterstand een stukje bij te benen. Als u daar echt een modern en pedagogisch verantwoord beleid voert, denk ik dat daar voor de meerderheid van de kinderen, die inderdaad op een gewone manier leren, vooruitgang te boeken is om grotere groepen op een goede manier te laten bijbenen.
Mijn vraag ging specifiek over de kinderen die die extra zorg nodig hebben en de noodkreet van de zorgleerkrachten. En daar heb ik niet echt een antwoord op gehoord, minister. Ik heb niet het gevoel dat u diep bent ingegaan op de aspecten die in mijn vraag werden aangekaart, want ze was daartoe beperkt. Heel concreet is mijn vraag of u dat erkent en of u dus ook vreest dat er op dit moment te weinig aan die zorg wordt toegekomen die zo nodig is voor kinderen die een beetje buiten het normale staan, met leermoeilijkheden, leesmoeilijkheden, dyslexie en zo meer. Er is een uitbreiding gekomen van leerkrachtenuren en vervangingen enzovoort, maar kan er ook bekeken worden of er extra ondersteuning kan komen wat die zorgleerkrachten betreft en eventueel extra zorguren, om ervoor te zorgen dat we die kwetsbare kinderen, die nu nog meer dan de anderen in de kou staan, niet verliezen? Dat gaat dan over kinderen die het moeilijk hebben maar ook over kinderen die extra uitgedaagd moeten worden omdat ook zij in hun ongeluk lopen als zij het gevoel hebben dat zij te weinig leren. Er moet aandacht zijn voor die twee kanten van het spectrum. Mijn vraag is of u dat ook bekijkt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, minister, u hebt vele facetten van uw beleid belicht. Ik vind het ook belangrijk wat er wordt gezegd, dat er wel wat extra uren en zo zijn, maar het is er wel allemaal. Er zijn Digisprongmiddelen, er zijn bijspringmiddelen. Al die zaken zijn er. Minister, ik vind het wel eens goed dat we dat overzicht gehoord hebben. Dat is ook een aanbod richting de scholen om te bekijken wat ze waar gaan doen, want de ene school is de andere niet.
Het klopt absoluut dat die coronapandemie ons ook vandaag nog voor grote uitdagingen stelt om het te organiseren. Dat is absoluut waar, en de dankbaarheid aan het veld is absoluut op zijn plaats. Maar een ‘one size fits all’-aanpak is ook niet op zijn plaats. In het antwoord van de minister zitten veel elementen. Je kunt die extra uren ook inzetten als zorgleerkracht. Die uren moeten niet gebruikt worden in het eerste leerjaar. Men kan ze inzetten als zorgleerkracht. Dat is nu net die autonomie. Beeld u in dat we zouden zeggen dat dat als zorgleerkracht moet, en de school heeft dat al ingevuld maar heeft nood aan een gewone leerkracht, dan gaan we hier het debat houden dat het jammer is dat die uren zo gelibelleerd zijn.
Collega's, het enige wat nog rest, is de leertijd die er nog is, zo optimaal en efficiënt mogelijk invullen. Vorige week hebben wij van de commissie-Brinckman, de expertengroep Beter Onderwijs, heel wat zaken gehoord waarmee het op school, in de klassen aangepakt kan worden. Dat is ook de oproep die ik doe naar de scholen: probeer daarnaar te kijken. Collega's, het is immers niet omdat wij een decreet goedkeuren waarin we zeggen dat er aandacht moet zijn om de leervertraging terug te dringen, dat morgen die leervertraging verbeterd is. Dat is niet zo. Daar moeten we realistisch in zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik erken natuurlijk dat we inzake digitalisering en daaraan gekoppeld het afstandsonderwijs in Vlaanderen absoluut een achterstand hadden en dat we die niet in enkele jaren of in een schooljaar kunnen inlopen. Dat is onmiskenbaar. Maar wij zijn goed uit de startblokken geschoten, dermate dat we de scholen en de leerkrachten nu heel veel aanbieden, misschien wel een beetje te veel, omdat zij in coronatijden wel met andere zaken bezig zijn. Dat is menselijk. Ik begrijp dat allemaal. Maar er wordt heel veel aangeboden, niet het minst via ons kenniscentrum Digisprong.
Wat betreft de ICT-coördinatoren hebben we gezorgd voor een forse uitbreiding. Zouden we nog graag meer hebben? Ja, natuurlijk, ‘the sky is the limit’. Maar we hebben dat goedgekeurd en ik denk dat er vanuit de ICT-coördinatoren toch ook een grote appreciatie is geweest. Ik citeer uit het persbericht van de ICT-coördinatoren na de uitbreiding die we hebben goedgekeurd in de schoot van de Vlaamse Regering: “De erkenning en bijkomende ondersteuning voor ICT- coördinatoren zijn een mijlpaal in de geschiedenis van ICT in het Vlaamse onderwijs. Scholen en vooral ICT-coördinatoren zijn dankbaar voor de extra middelen en kunnen zo hun pedagogisch project verder uitwerken en optimaliseren.” Daar is alvast appreciatie. Maar meer en beter? Graag, altijd.
Ik wil ook even het volgende meegeven, en dat was zelfs voor de laatste stappen die werden gezet met betrekking tot de validering van de anciënniteit voor zijinstromers: wij hebben ook ICT toegevoegd als knelpuntberoep en op de lijst van ondertussen een twintigtal vakken geplaatst. Dat wil zeggen dat zij ook kunnen rekenen op tien jaar anciënniteit die kan worden meegenomen uit de privésector. Ook dat is toch wel een goede boost.
Er werd gezegd: ‘Wij zijn voor de leerkracht centraal.’ Dat is en blijft zo, ook in het kader van het afstandsonderwijs. Het is natuurlijk de leerkracht die de regisseur van het proces is. Intussen trachten we de scholen maximaal te ondersteunen in de maatschappelijke ‘war on talent’. Iedereen, alle sectoren vechten om arbeidskrachten. We proberen de scholen ter zake wat instrumenten aan te reiken.
We zijn er voor het eerst – dat is een echte mijlpaal – in geslaagd om een akkoord te bereiken met de sociale partners, al was het niet van harte. Ik ben hen heel dankbaar dat ze die stap willen zetten. Vijf jaar geleden was dat niet mogelijk, hoor. Enkele jaren geleden was dat totaal onmogelijk en onbespreekbaar dat uren leerkrachten zouden worden omgezet in punten waarmee de scholen andere profielen zouden kunnen aanwerven dan leerkrachten, totaal onmogelijk. We hebben echt openheid gecreëerd. We hebben dat erdoor gekregen en ik ben daar zeer dankbaar voor.
Dat biedt heel wat perspectieven voor de scholen: ze kunnen ook middelen besteden aan zorg. Ik wil daarbij even meegeven dat we eerder al een extra inspanning hebben gedaan voor zorgcoördinatie in het basisonderwijs: 23 miljoen euro recurrent op jaarbasis. En dan heb ik het nog niet gehad over het extra budget voor het kleuteronderwijs: 71 miljoen euro extra en nog eens 23 miljoen euro extra voor kinderverzorging. Er zijn heel wat extra middelen. Specifiek voor zorg kan de 20 procentregel worden aangewend, maar vooral die 23 miljoen euro recurrent voor het basisonderwijs komt toch ook goed van pas.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, minister, de schrapping van de quarantaineregels is op dat vlak een stap in de goede richting. Natuurlijk moeten we niet vergeten dat er een opeenstapeling is van dingen die al bezig waren, de leerachterstand bijvoorbeeld, en toen kwam de coronacrisis. Ik erken dat u absoluut hebt geïnvesteerd, minister, in ICT en van alles. Zal het genoeg zijn? Dat zullen we moeten afwachten.
Inderdaad, mijnheer Daniëls, er zijn middelen vrijgemaakt, maar die moeten ook goed worden ingezet. Het onderwijs is geen ‘one size fits all’, er is nu eenmaal de verscheidenheid van scholen. Maar u kunt niet ontkennen dat er natuurlijk wel een grond zit in de opmerking van professor Van Damme inzake afstandsonderwijs en een werkbare schaalgrootte. Het is geen of-ofverhaal. Het heeft geen zin dat scholen met een gelijkaardig pedagogisch project elk op hun eiland zaken gaan doen. Ze zullen dat samen kunnen doen, zelfs met respect voor de eigenheid. Ik erken wel dat dit uiteraard voor een deel van onderuit zal moeten komen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U ging niet echt in op mijn voorstel om echt werk te maken van een onderwijsassistent. Het decreet en het voorstel van resolutie ‘herwaardering leraar’ maken de facto wel mogelijk dat er een onderwijsassistent wordt aangesteld. Vanuit onze fractie zullen we blijven pleiten voor die volledige leerladder in het onderwijs, verwijzend naar zorg waar we het wel mogelijk maken, waardoor we jongeren met ambitie maar ook personeelsleden binnen de scholen de kans geven om zich verder te ontwikkelen. Dit komt de school zowel als heel het personeel ten goede.
Op die manier hebben we een veel bredere visie op het lerarenbestand en maken we volgens ons de opdracht binnen het onderwijs aantrekkelijker. Tegelijk geven we de ruimte aan scholen om alle personeelsleden in te zetten. We kunnen inderdaad wel maximaal middelen laten stromen naar het onderwijs, maar we moeten echt op zoek naar de flexibiliteit die er nu soms niet is.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben het ermee eens, en zeker op korte termijn, en zeker gezien het heel grote lerarentekort en de grote nood aan flexibiliteit, dat wij tijdens de lerarenuren ook andere mensen moeten toelaten in de scholen. Ik was daar al pleitbezorger voor. Anderzijds moeten wij ook voorzichtig zijn en in het oog houden dat de slinger niet doorslaat. Het mag niet zijn dat scholen, omdat er te weinig leerkrachten worden gevonden, dan maar aan de slag gaan met die middelen voor allerhande andere dingen, zoals een doorlichting van de communicatie van de school. Dergelijke dingen zijn nuttig, maar mogen niet gebeuren met uren die pedagogisch ingezet moeten worden. We gaan goed moeten bewaken, minister, dat de slinger van de flexibiliteit niet doorslaat. Anders zouden op den duur bijna geen leerkrachten meer voor de klas staan. Ik ben daar zeer genuanceerd in.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.