Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Zakendoen in China houdt altijd risico’s in omdat kennis en technologie in handen kan komen van Chinese overheidsdiensten die deze technologie inzetten voor zaken waar ze niet voor ontwikkeld is of gebruikt zou moeten worden, zoals mensenrechtenschendingen. Terwijl Chinese investeringen in Europa en Vlaanderen steeds vaker streng worden gecontroleerd op ongewenste kennisoverdracht en staatsinvloed, bestaat er geen vergelijkbaar mechanisme voor samenwerkingen tussen Vlaamse en Chinese bedrijven en investeringen in China, met alle mogelijke risico’s van dien.
Uit een Nederlands onderzoek van december 2021 bleek dat ruim 1100 Nederlandse bedrijven of buitenlandse bedrijven gevestigd in Nederland momenteel een dochteronderneming of joint venture in China hebben. Vaak gaat het om investeringen van eerder onschuldige sectoren, zoals voeding of toerisme, maar er zijn ook geavanceerde samenwerkingen die op geopolitiek en economisch vlak voor China van enorm economisch belang zijn, zoals de productie van halfgeleiders, medische technologie of communicatietechnologie.
Volgens het Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) is er nog niet voldoende aandacht voor Europese investeringen in en samenwerkingen met China. Sinds 2019 classificeert de Europese Unie China wel als een systeemrivaal. Eind 2020 lanceerde de Europese Unie een screeningsmechanisme om investeringen van buiten de Unie in kaart te brengen en ongewenste technologieoverdracht bij lidstaten hoog op de agenda te zetten. Ook in Vlaanderen werden de eerste stappen gezet ter bescherming van de strategische sectoren, onder andere met het Bestuursdecreet dat op 1 januari 2019 in werking trad en waarmee de Vlaamse Regering de belangen in strategische sectoren, zoals energie, transport en infrastructuur, heel gericht kan beschermen.
Investeringen in China blijven evenwel buiten schot. Nochtans blijkt uit onderzoeken van journalisten en mensenrechtenorganisaties dat buitenlandse bedrijven die geïnvesteerd hebben in China, soms ongewenst bijdragen aan bijvoorbeeld het surveillanceapparaat in bepaalde Chinese provincies. Ik heb een voorbeeld daarvan opgenomen in mijn vraagstelling.
Er bestaan wel zwarte lijsten als sanctie. De VS heeft intussen meerdere bedrijven op een zwarte lijst gezet, waardoor deze geen producten of technologie meer mogen verkopen aan China. Uit het eerder vernoemde Nederlands onderzoek blijkt evenwel dat deze bedrijven vaak via Europa het Amerikaanse sanctiebeleid trachten te omzeilen. Bovendien hebben individuele bedrijven in tegenstelling tot landen geen verplichting om de internationaal erkende mensenrechtenverdragen te respecteren.
Het is dus duidelijk dat joint ventures van Europese en dus ook Vlaamse bedrijven in China een blinde vlek zijn. Een regelgeving om ongewenste investeringen in China te voorkomen, dringt zich dus op.
Hebt u zicht op het aantal Vlaamse bedrijven die een dochteronderneming of joint venture in China hebben?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat Vlaamse bedrijven daar zonder toezicht investeren in bepaalde technologieën of andere zaken die politiek of economisch gevoelig kunnen liggen? Zo neen, waarom niet? Wat is uw standpunt daarover?
Is het niet bizar dat Vlaanderen via het Bestuursdecreet wél kan optreden tegen investeringen van Chinese bedrijven in Vlaamse strategische sectoren, maar dat de Vlaamse overheid geen enkele controle heeft op de Vlaamse bedrijven die in China gaan investeren? Acht u het niet noodzakelijk om, net zoals met de export van strategische goederen, een beleid via een registratiemechanisme of via een investeringstoets te ontwikkelen om investeringen tegen te gaan die voor ongewenste doeleinden kunnen worden gebruikt?
Deelt u de mening dat Vlaamse bedrijven niet kunnen samenwerken met bedrijven die op een buitenlandse sanctielijst staan? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe kan de Vlaamse overheid dat controleren?
De Europese Unie heeft reeds getracht stappen te ondernemen om ongewenste investeringen in China te voorkomen. Bent u bereid om op Europees niveau te pleiten voor duidelijke regels die die ongewenste investeringen kunnen voorkomen? Kunt u toelichten waarom u dat al dan niet wenst te doen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Jans, wat de cijfers betreft, gebaseerd op de data van Bel-first hebben ongeveer 160 Vlaamse bedrijven een dochteronderneming in China. Verder blijkt uit een recente bevraging van BenCham, de Kamer van Koophandel voor de Benelux, dat het aantal joint ventures van Benelux-bedrijven in China sterk daalt. Investeringen gebeuren meestal door grote bedrijven, die bijna allemaal beschikken over een compliancemanager.
Ik zal uw tweede en derde vraag samen beantwoorden. Algemeen ben ik, en de Vlaamse Regering met mij, een voorstander van vrijhandel. Ook voor innovatie is internationale samenwerking uitermate belangrijk. We zijn echter niet blind voor eventuele risico’s. Specifiek voor investeringen in het buitenland hebben we instrumenten van exportcontrole, waarbij ook technologieoverdracht in beeld komt. Zo is er reeds een uitvoervergunning nodig van de dienst Controle Strategische Goederen van het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken indien de investering in China een overdracht van gecontroleerde technologie of kennis inhoudt. Sensibiliseren omtrent de eventuele risico’s die gepaard gaan met buitenlandse samenwerking blijft natuurlijk ook belangrijk, zowel bij de overheidsdiensten en de privésector als in de onderzoekswereld.
U vroeg mijn mening over de vraag of Vlaamse bedrijven kunnen samenwerken met bedrijven die op buitenlandse sanctielijsten staan. Vlaanderen is, net als de EU en de rest van de EU-lidstaten, van mening dat een extraterritoriale toepassing van sancties in strijd is met het internationaal recht. De zogenaamde Europese Blokkeringsverordening wil vermijden dat Europese en Vlaamse bedrijven buitenlandse sanctielijsten zouden volgen zonder dat er een equivalente sanctie geldt in de Europese rechtsorde. Ik kan uw mening dan ook niet delen. Dat zou neerkomen op een schending van het Europese en het internationale recht. Bedrijven die niet op een Europese of internationale sanctielijst staan, zijn ‘open for business’ voor onze bedrijven. Dat gezegd zijnde, zijn we natuurlijk alert voor eventuele gegronde bezorgdheden die aan de grondslag liggen van buitenlandse sanctielijsten. We hanteren echter de bestaande internationale en Europese sancties. De Vlaamse bedrijven zijn verplicht om die te volgen. Als het gaat om een samenwerking die uitvoer inhoudt van goederen, software of kennis die onder exportcontrole vallen, is er bovendien steeds een uitvoervergunning nodig van de dienst Controle Strategische Goederen. De bezorgdheden die maken dat een bedrijf op een buitenlandse sanctielijst figureert, spelen ook mee in de afwegingen die Vlaanderen maakt bij uitvoervergunningen. De dienst Controle Strategische Goederen heeft ook een bewustmakingstaak, vooral wat de eventuele impact van samenwerking op de naleving van mensenrechten betreft. Flanders Investment & Trade (FIT) speelt die sensibiliserende rol ten aanzien van de Vlaamse bedrijfswereld. Ook op het gebied van bewustmaking leveren we dus inspanningen richting onze bedrijven.
Ik kom tot uw laatste vraag, over de stappen van de EU om ongewenste investeringen in China te voorkomen. De EU streeft in twee richtingen eenzelfde toegangsniveau tot buitenlandse investeringen na. Daarnaast is een evenwichtige economische relatie met China belangrijk. Ik meen dat dat ook voor Vlaanderen een leidraad is. Ik wil echter nuanceren: er is een verschil tussen het niet actief promoten van bepaalde investeringen en het verbieden ervan. We zijn geen staatsgeleide economie, en we willen dat ook niet worden.
Bovendien is, zoals ik al zei, internationale samenwerking cruciaal voor innovatie. Het is een delicate evenwichtsoefening tussen open samenwerking enerzijds en bewust zijn van risico’s anderzijds. Ik ben mij daar heel goed van bewust. Er is natuurlijk het probleem van een drain van innovatie van hier naar China, maar de innovatie die in China gebeurt, is natuurlijk ook fenomenaal. Het is dus een heel subtiel evenwicht. Mijn diensten zijn zich absoluut heel goed bewust van de risico’s, van de gevaren, maar enige subtiliteit is in dezen aan de orde, denk ik.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister-president, bedankt voor uw heldere antwoord. U had het over 160 Vlaamse bedrijven. Ik leer uit uw antwoord dat u wijst op een aantal zaken die inderdaad bestaan: de uitvoervergunning, de controle op strategische goederen. U hebt mij ook gewezen op het verschil tussen het niet actief promoten en een verbod. Uw standpunt over de straflijsten die bestaan in het buitenland, was ook duidelijk. Ik leer ook dat FIT – mevrouw Tillekaerts, welkom alvast in deze commissie – eveneens een grote rol kan spelen wat de bewustmakingstaak betreft. Daarnaast ben ik ook niet doof voor wat u zegt over vrijhandel. We hebben daar natuurlijk ook al eerder over gesproken hier. Het is een delicaat evenwicht. De Nederlandse studies wijzen op misbruiken in China, op mensenrechtenschendingen. Dat staat natuurlijk in contrast met de vrijhandel, het laten investeren, maar er is het goed bewust maken van mensen en bedrijven van mogelijke gevaren en het niet actief promoten. Ik ga uw antwoord er zeer goed op nalezen wat dat betreft. Ik heb op dit moment geen bijkomende vragen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister-president, in uw beleidstoelichting bij de begroting 2022 hebt u verwezen naar het feit dat de diensten de werkzaamheden omtrent het Europese kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen nauwgezet volgen. De Europese verordening van 19 maart 2019 is al in werking getreden. Momenteel is er wel nog geen interfederaal screeningsmechanisme opgezet. De besprekingen tussen de federale overheid en de gewesten zijn nog steeds gaande. Deze onzekerheid doet wel afbreuk aan het investeringsklimaat, als we weten dat reeds achttien lidstaten zo’n instrument hebben opgezet. Het is ter zake belangrijk dat ondernemingen niet mogen worden onderworpen aan te veel administratieve formaliteiten en dat de doorlooptijden van de screeningsprocedure niet te lang zijn. Hebt u een stand van zaken wat die interfederale gesprekken betreft? Hoe komt het dat er nog steeds geen interfederaal screeningsmechanisme werd opgezet? Welke elementen zijn voor u essentieel om te beschermen bij het uitwerken van zo’n interfederaal screeningsmechanisme?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, dank voor uw omstandig antwoord. We weten natuurlijk dat er inderdaad economische opportuniteiten zijn voor de groeiende Chinese markt. Er zijn ook heel wat succesverhalen, maar er zijn ook heel veel obstakels bij de export naar China. Vlaanderen heeft reeds jaren een tekort met China op het vlak van de goederenhandel van tussen 5 en 10 miljard euro. Er is vooral een groot gebrek aan wederkerigheid in de economische relaties, wat vooral te wijten is aan een moeilijke toegang tot de Chinese markt. De organisatie van de Chinese markt is gericht op het verder uitbouwen van de eigen industriële capaciteit door concurrentie van buitenlandse bedrijven te beperken. Vlaanderen heeft natuurlijk ook wel een mooi aanbod. Ongetwijfeld weet u dat de investeringen in China gereguleerd zijn door de Foreign Investment Law, met beperkingen op buitenlands eigenaarschap en verplichte joint ventures met lokale partners. Het was en is de bedoeling om op basis van het princiepsakkoord Comprehensive Agreement on Investment die wederkerigheid tussen de Europese Unie en China te vergroten, maar dat is dus voorlopig opgeschort.
Ik weet niet of u daar voorlopig misschien een stand van zaken kunt geven. U weet dat dat te maken heeft met sancties die door China werden opgelegd ten aanzien van EU-officials. Maar misschien hebt u daar een stand van zaken, tenzij we daar een afzonderlijke vraag om uitleg over moeten stellen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Jans heeft geen bijkomende vragen gesteld.
Mijnheer Tommelein, het is een fantastische brug van het gevaar van investeringen in China naar de vraag die hier om de veertien dagen passeert. Ik kan dus eigenlijk heel gemakkelijk verwijzen naar mijn antwoord van vorige week – als ik mij niet vergis – of van de week ervoor, want sindsdien is er eigenlijk niets meer geëvolueerd in die interfederale besprekingen rond het screeningsmechanisme. Wat voor ons daarin belangrijk is, is ten eerste dat dat een intrafederaal agentschap is, ten tweede dat gewesten die niet betrokken zijn bij een bepaalde investeringsopportuniteit geen blokkering kunnen uitspreken voor andere gewesten, en ten derde dat de interferentie wel degelijk beperkt wordt door zaken die de veiligheid aangaan en er geen andere parameters kunnen meespelen. In die zin lopen de besprekingen verder en is dat belangrijk. Maar er zijn natuurlijk nog andere ‘chantiers’ inzake buitenlands beleid waar we met de federale overheid tot een vergelijk moeten komen. Die zijn ook belangrijk. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de samenwerkingsakkoorden van 1994. De ene zijn belang kan misschien gekoppeld worden aan de andere zijn belang in dezen. Een goede verstaander heeft dus maar één woord nodig.
Mijnheer Vanlouwe, dank u voor die vraag, maar dat heb ik hier nu niet zo direct bij mij om daar een concreet en correct antwoord op te geven. Beide vind ik nogal belangrijk. Als u dat hetzij schriftelijk hetzij via een vraag om uitleg doet, kunt u alle informatie daarover krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.