Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ongena heeft het woord.
Voorzitter, zoals daarnet aangekondigd en beloofd zal ik nu even een gedicht voordragen. Het is van een onbekend, maar groot literair talent, dat ook begaan is met onze politieke actualiteit, want de persoon heeft een gedicht gemaakt over iets waar mijn vraag over gaat.
Zo veel geprobeerd,
Zo vaak gefrustreerd,
Zo lang zonder wonder
Zo bang voor gedonder
Verkeken kans, een hard verdict
Een wake up call, op de vingers getikt
Na pech de sjans, een constructief geluid
Op weg naar werk voor hooghangend fruit
Terug naar start en de essentie
Versterken van ego en competentie
Een schone lei en pure winst
Een job in de dop: dat is de gemeenschapsdienst
Ik hoop daarmee, aangezien men ook in culturele middens dan toch overtuigd is van de gemeenschapsdienst, dat de linkse partijen met dit gedicht ook overtuigd zijn van het nut dat de gemeenschapsdienst kan hebben.
Collega’s, ik kom tot mijn vraag over de gemeenschapsdienst.
Minister, eind vorig jaar kwam de Vlaamse Regering in een conceptnota tot een akkoord over de manier waarop die gemeenschapsdienst zal worden opgevat wanneer hij, begin volgend jaar vermoedelijk, zal worden uitgerold. Een van de punten die echt nog wel moeten worden opgehelderd, is de verhouding van die gemeenschapsdienst ten aanzien van het wijk-werken. Aangezien werd geopteerd om gemeenschapsdienst in eerste instantie te zien als een competentieversterkend traject voor mensen die na twee jaar werkloosheid nog altijd een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben, heeft die gemeenschapsdienst een eigen finaliteit. Daarmee stapte de regering eigenlijk af van het aanvankelijke voornemen om de gemeenschapsdienst te integreren in wijk-werken. Dat zorgt echter natuurlijk voor wat onrust bij de organisatoren van het wijk-werken over de toekomst van het systeem van wijk-werken zodra de gemeenschapsdienst zal zijn uitgerold.
Het is nu eenmaal een feit dat beide stelsels inderdaad een aantal overlappingen en gelijkenissen bevatten, maar natuurlijk ook wel een aantal verschillen, bijvoorbeeld op het vlak van de vergoeding en het feit dat de wijk-werkers wél op particuliere werkvloeren actief zullen zijn. Daarenboven blijkt de uitstroom uit het stelsel van wijk-werken door voormalige PWA’ers (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap) die met pensioen gaan, meer ruimte te creëren voor het inzetten van andere werkzoekenden als wijk-werker. In de sector wordt blijkbaar gevreesd dat die instroom onvoldoende zal zijn om te kunnen voldoen aan de activiteiten waarin binnen het wijk-werkstelsel wordt voorzien. Daarom dringen organisatoren van het wijk-werken erop aan om te worden gehoord en betrokken bij het verder uitwerken van het systeem van gemeenschapsdienst.
Minister, hoe wilt u het wijk-werken inhoudelijk en operationeel positioneren ten aanzien van de gemeenschapsdienst? Heb u er al een zicht op hoe we daar toch een duidelijk onderscheid kunnen houden? Welke rol zullen lokale besturen hierin volgens u spelen? Werd er reeds nagegaan welke impact de uitrol van de gemeenschapsdienst kan hebben op de toeleiding naar het wijk-werken en op het kunnen invullen van het voorziene wijk-werkcontingent? Wordt er ook nagegaan welke economische impact de uitrol van de gemeenschapsdienst kan hebben op het activiteitenniveau van wijk-werken? Hebt u ook al overleg ingepland met de organisatoren van het wijk-werken, gelet op hun vrees? Overweegt u bijsturingen aan het concept van het wijk-werken, mocht dat nodig zijn, om het actieterrein van de twee stelsels goed af te bakenen en goed op elkaar af te stemmen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, dank u wel. Het regeerakkoord heeft zeer duidelijk gemaakt welke positie de gemeenschapsdienst moet innemen. Die moet worden ingezet voor langdurig werkzoekenden die al een heel traject bij VDAB hebben doorlopen zonder daadwerkelijk uit te stromen naar werk. Het komt als instrument dus pas op het einde van een bemiddelingstraject in beeld. Wijk-werken, daarentegen, kan op elk moment worden ingezet als een werkzoekende nood heeft aan een laagdrempelige werkervaring.
In de conceptnota die we hebben goedgekeurd, is opgenomen dat de gemeenschapsdienst vorm zal krijgen als een competentieversterkend instrument. Dat betekent dat er bij de gemeenschapsdienst een opleidingsplan wordt opgesteld om de vaardigheden van mensen aan te scherpen. De taken passen dan binnen dat plan. Bij wijk-werken worden de taken ook uitgevoerd om de vaardigheden bij te schaven, maar zonder een verplicht opleidingsplan en een begeleiding op de werkvloer zelf. Dat is een heel, heel groot verschil tussen de twee. Hoe we dit praktisch gaan invullen, is onderwerp van overleg de komende maanden met VDAB en de stakeholders. Van eind januari tot eind maart worden een heel aantal werkgroepen georganiseerd. Die zullen zich buigen over de positionering van gemeenschapsdienst in het dienstverleningsaanbod van VDAB, over de positionering van gemeenschapsdienst ten opzichte van wijk-werken en andere VDAB-maatregelen, en over de rol van de wijk-werkorganisatoren. De wijk-werkorganisaties zullen we uiteraard betrekken. Ik heb immers ook al wat opmerkingen gekregen. We hebben al toelichting gegeven bij de conceptnota aan de organisatoren. Er is ook wat bezorgdheid in de sector over de impact van gemeenschapsdienst op de toeleiding naar wijk-werken, maar het is een heel groot verschil, aangezien de toeleiding naar wijk-werken op een veel vroeger moment kan, dus doorheen het hele traject, terwijl gemeenschapsdienst pas op het einde van het traject kan.
Ik denk ook dat er een extra dynamiek kan worden gecreëerd door de aandacht voor het potentieel van niet-beroepsactieven, door de versnelde screening van werkzoekenden enzovoort.
Uit het gesprek dat we al hadden met de wijkwerk-organisaties, bleek dat ze ook een aantal suggesties hadden voor bijsturingen aan het wijkwerk-systeem. Dat is ook wel interessant, natuurlijk. Door het feit dat je gemeenschapsdienst naast wijk-werken hebt, dat er ook iets anders bestaat, kan men nu ook met een meer kritische bril naar dat wijk-werken kijken en kan er misschien een betere afbakening zijn van de doelgroep. Collega Ongena, ik hoop dus dat we ook de steun van uw fractie zullen krijgen als we ook nog wat bijsturingen aan het wijk-werksysteem willen voorstellen.
Dan de rol van de lokale besturen. Eigenlijk is het de bedoeling dat zij instaan voor het ter beschikking stellen van werkvloeren en de begeleiding van de werkzoekende met gemeenschapsdienst. De GLOW-partners (Groeien en Leren Op de Werkvloer) van VDAB zullen de werkzoekenden begeleiden richting de gemeenschapsdienst. De wisselwerking tussen GLOW en de lokale besturen en hun wijk-werkorganisaties moet uiteraard nog worden afgestemd. We bekijken ook of lokale besturen een rol op zich kunnen nemen in de begeleiding van de werkzoekenden. Dat wordt in een van voormelde werkgroepen besproken, waarbij stafmedewerkers van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) betrokken zijn, alsook een delegatie van wijk-werkorganisatoren.
Er ligt de komende maanden dus heel wat werk op de plank om de beslissing rond de gemeenschapsdienst te operationaliseren, en dat samen met de stakeholders.
Collega’s, ik heb te uwer informatie ook een zeer interessant tabelletje dat de medewerkers van mijn kabinet gemaakt hebben, met de verschillen en de gelijkenissen tussen wijk-werken en gemeenschapsdienst. Ik zal dat tabelletje aan de commissie laten bezorgen omdat je daarmee op één A4’tje de verschillen opgelijst ziet. Het kan ook helpen om een en ander vrij helder te gaan positioneren.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord, minister. We horen natuurlijk dat er bij de mensen van het wijk-werken toch een zekere vrees is. Ze vrezen echt dat ze in concurrentie gaan komen met de gemeenschapsdienst. U hebt er al op gewezen dat er wel degelijk wat verschillen zijn, maar blijkbaar is dat toch nog niet voldoende doorgedrongen bij het werkveld. Ik denk dat het goed is dat u dat tabelletje bezorgt, en ook misschien ook, mocht dat nog niet gebeurd zijn, aan de sector van het wijk-werken.
Want er is natuurlijk wel een verschil in doelgroep, zoals u zelf ook aangeeft. Gemeenschapsdienst is effectief een competentieversterkende maatregel voor mensen die al twee jaar of langer werkzoekend zijn en bij wie de afstand tot de arbeidsmarkt heel groot is geworden, terwijl wijk-werken een veel ruimere doelgroep heeft en sneller kan worden ingeschakeld.
Ik denk dat het ook goed is, mocht vanuit de sector de vraag komen, om toch hier en daar wat bijsturing te doen. Ik denk dat het echt wel nodig is, want het is wel belangrijk dat we dat goed afbakenen en dat we dat niet te veel in elkaars vaarwater laten lopen. We gaan dat niet helemaal kunnen uitsluiten. Er zit hier en daar wel een mogelijkheid van een kleine overlapping, maar ik denk dat we toch goed moeten afbakenen. Dus als er voorstellen zijn om wijk-werken beter af te stemmen en te verfijnen, dan moeten we daarvoor van deze gelegenheid gebruikmaken.
Ik heb nog één bijkomende vraag. In welke mate is die vrees van de wijk-werksector over de gemeenschapsdienst volgens u dan terecht? Kunt u aangeven of dat al onderzocht is? U hebt wel een tabelletje. Kan daaruit afgeleid worden in welke mate die vrees over het tekort aan toeleiding naar wijkwerken onder impuls van de gemeenschapsdienst gerechtvaardigd is?
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Eigenlijk illustreert de vraag van collega Ongena een beetje het suboptimale gebruik van die verschillende stelsels. Plaatselijk WerkgelegenheidsAgentschap (PWA), wijk-werken, gemeenschapsdienst: ze werken allemaal onvoldoende en dat dreigt toch wel de ‘liability’ te worden, ook van de gemeenschapsdienst. Voor Vooruit is solidariteit je deel krijgen en ook je deel doen. Wij zijn dan ook absoluut voorstander van het idee dat iemand die al lang in werkloosheid zit, verplicht wordt om een traject te volgen dat hem dichter bij de arbeidsmarkt kan brengen.
Ik denk ook – en ik denk dat collega Ongena dat ook vindt – dat het overgrote deel van de werkzoekenden dat ook echt willen en dat ze willen werken. Wij vinden alvast dat werk emanciperend en zingevend kan en moet zijn.
Tot daar de algemene beschouwing, minister. Ik wil nog iets concreter inpikken op de gemeenschapsdienst. Wij zien toch wel problemen opduiken met deze maatregel. Wij stellen vandaag vast dat heel veel werkzoekenden in een eindeloze carrousel van stages worden gehouden. En wij betreuren in dezen dat de werkervaringsstage geen tijdelijk arbeidscontract is waarmee echt werkervaring wordt opgedaan, zoals dat vroeger het geval was in WEP-plus (werkervaringsprojecten). U weet ook dat de lokale besturen met wijk-werken al hebben bewezen dat ze zich vooral focussen – en dat is zelfs logisch – op de dienstverlening aan de burgers in plaats van op competentieversterking van de werkzoekenden. Dat sluit eigenlijk ook volledig aan bij de rol van die lokale besturen en de competenties die daar inherent aanwezig zijn.
Ik wil toch nog eens herhalen dat wij ook vrezen voor verdringing, namelijk dat er mensen met een vast contract bij lokale besturen, vzw's of onderwijsinstellingen zullen worden vervangen door een opeenvolging van bijna gratis stagiairs. De vraag is dan ook, minister, hoe u ervoor zult zorgen dat de lokale besturen, de vzw's en onderwijsinstellingen competentieversterkende trajecten zullen voorzien met adequate begeleiding, die tegelijk geen reguliere arbeid verdringt.
Ik wil ook heel kort even aansluiten.
Collega Gennez, een ‘oneindige carrousel van stages en werkervaring’, dat is een soort veralgemening die ik niet gewend ben van u. Ik denk dat we allemaal, met alle fracties, ervoor pleiten om werkzoekenden die competentieversterking bij te brengen en weten dat werkplekleren daar een heel belangrijke schakel in kan zijn. Als men dan op zo'n denigrerende toon praat over de instrumenten die we hier grotendeels ook allemaal samen hebben gecreëerd, denk ik dat dat eigenlijk alleen maar te betreuren is.
En trouwens, nog voor de gemeenschapsdienst er is, weet u al dat er een aantal negatieve gevolgen of aspecten aan zijn. Dat vind ik ook jammer, dat gebrek aan openheid om het debat ten minste te voeren over de vormgeving van de maatregel.
Ten gronde ben ik wel blij met de openheid die in het eerste deel van het debat aan de dag werd gelegd, om wijk-werken te gaan evalueren en bij te sturen op basis van de ervaringen die zijn opgedaan, en dan het verhaal van de gemeenschapsdienst daar zo goed mogelijk op te laten aansluiten, wetende dat er toch een zekere overlap zal zijn, bijvoorbeeld in wie dat zal gaan organiseren. De lokale besturen hebben in beide instrumenten een bijzonder belangrijke rol. Dan is het goed om met die lokale besturen de dialoog aan te gaan over wat er anders en beter kan aan wijkwerken. We juichen dat toe, minister. De vraag is ook wat er wanneer zal gebeuren op dat vlak. Wat is de timing van wat u vooropstelt?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega's. Het zal u niet verbazen dat ik voor een stuk het pleidooi van collega Bothuyne kan volgen. Hij heeft ook al een stuk van mijn antwoorden gegeven.
Zoals ik al zei, collega Ongena, zijn wij in overleg met de wijkwerkorganisaties om te zoeken waar hun zorgen zitten. Het gaat over twee laagdrempelige instrumenten op lokaal vlak, maar met een andere doelgroep. De gemeenschapsdienst is gericht naar mensen die trajecten achter de rug hebben. Wijkwerken is gericht op werkzoekenden die ook recenter werkloos zijn en ook op niet-actieven. Dat is een totaal verschillende doelgroep en ook een ander instrument.
Collega Gennez, u weet dat PWA niet meer bestaat in Vlaanderen. Wel hebben we naast het wijk-werken de gemeenschapsdienst. Er is in die zin overlap omdat het gaat over kleine taken in de directe omgeving en een aantal vaardigheden die versterkt moeten worden. Maar er zijn ook verschillen, zoals ik al zei. Gemeenschapsdienst wordt in een opleiding gestopt, terwijl bij wijk-werken mensen volledig zelfstandig zaken kunnen doen. Dat is een zeer groot verschil tussen het ene en het andere.
Het gaat ook niet over de verdringing van reguliere taken. Het is nu de tweede keer dat ik u dat hoor zeggen. Het gaat over stages van zes maanden, waarbij begeleiding voorzien wordt via de GLOW-partners, dus externe begeleiding. Er zal met de partner en de gebruiker een opleidingsplan opgemaakt worden. We investeren daar als overheid ook in. Dat is ook niet onbelangrijk.
Collega Bothuyne, ik weet dat het begrip gemeenschapsdienst emotie losmaakt, maar anderzijds, als ik dat mag zeggen: dienst aan de gemeenschap is eigenlijk ook iets positiefs, een dienst aan de gemeenschap die als opleiding voorzien wordt. Het is vreemd. Sommigen hebben negatief gereageerd, maar ik heb van de gewone mensen enorm veel positieve reacties gekregen. Men vindt het goed dat dat ook gebeurt, dat je de mensen niet loslaat. Het gaat ook over mensen die al twee jaar een werkloosheidsuitkering gekregen hebben en niet aan een job geraakt zijn door allerhande redenen. Dus dan verlies je ook een aantal competenties. Ik vind dus dat we daar positief naar moeten kijken en dat we ook de connotatie bij dat woord ... Ik wil er ook een nieuw woord voor zoeken, maar op zich vind ik dat de vlag de lading ook wel dekt. Het is een dienst die ook een opleiding is. Enfin, we zijn zoekende. Maar ik zie heel goed de verschillen. Ik heb ook bewust gekozen voor een traject dat als een opleiding beschouwd wordt.
Collega Ongena, ik moet eerlijk zeggen dat we een hele tijd op de lijn gezeten hebben om er een verlengd wijk-werken van te maken. Dat was ook een piste die bewandeld kon worden, maar uiteindelijk is ervoor gekozen om dat niet te doen. We hebben daar ook maanden over gediscussieerd. Het is ook goed dat daar zo lang over gediscussieerd is, ook binnen de regering, trouwens. En uiteindelijk zijn we het eens geraakt om het op deze wijze in te vullen.
Zo is er opnieuw een heel belangrijke stap in de uitvoering van het regeerakkoord gezet. Dat was voor mij van belang, dat we dat niet lieten aanslepen tot het einde van de legislatuur, maar dat we het in deze legislatuur niet alleen conceptueel zouden beslissen, maar het ook in de praktijk op het terrein doen.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is inderdaad goed dat die beslissing eindelijk genomen is. Ik denk dat het ook een goede keuze is die men gemaakt heeft om naar een competentieversterkend traject te gaan, los van wijk-werken. Maar dan is het natuurlijk ook nodig dat je dat goed op elkaar afstemt. Het is goed dat daar werk van wordt gemaakt.
Ik stel jammer genoeg vast, collega Gennez, dat mijn gedicht u niet overtuigd heeft van het nut van de gemeenschapsdienst. Maar even los van het gedicht: we hebben vandaag afgerond 180.000 werkzoekenden in Vlaanderen. Dat is een absoluut dieptepunt. Dat is heel goed nieuws. Maar je stelt wel vast dat er ondertussen nog 80.000 mensen langdurig werkzoekend zijn, die al meer dan 2 jaar, ondanks de heel vele openstaande vacatures, niet aan het werk raken. En in die groep is de daling veel minder groot dan elders. Meer nog, dat aantal heeft lang gestagneerd. Het is pas sinds enkele maanden dat die groep licht afneemt. Het is dus ongelooflijk moeilijk voor die mensen, hoewel de economische conjunctuur in hun voordeel is, om weer aan het werk te raken. Dan is het toch duidelijk dat we echt ook extra maatregelen gaan moeten nemen.
Ik geloof echt wel in die gemeenschapsdienst, nogmaals, niet als straf of als negatief etiket om op iemand te kleven, maar wel vanuit het idee dat we die mensen moeten helpen om weer die vaardigheden aan te leren en weer die arbeidsattitude te krijgen. En als we daarmee ook lokale besturen en anderen kunnen helpen die vandaag ook schreeuwen om mensen, om die openstaande vacatures voor een stuk in te vullen, denk ik dat we twee vliegen in één klap slaan. Ten eerste maken we die mensen sterker en ten tweede zorgen we ook voor een klein deel van de oplossing voor de krapte die bij heel veel lokale en andere besturen aanwezig is. Ik geloof er dus echt wel sterk in en ik zal blijven proberen u te overtuigen om daar ook in te geloven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.