Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, in 2020 werden voor het eerst zomerscholen ingericht in Vlaanderen en Brussel als noodingreep om tegemoet te komen aan de leerachterstand die leerlingen tijdens de schoolsluitingen in het voorjaar opgelopen hadden. Het concept werd herhaald in de zomervakantie van 2021. Toen werden er in Vlaanderen zo’n 180 zomerscholen ingericht, waaraan ongeveer 7500 leerlingen deelnamen. Intussen is er een voorontwerp van decreet goedgekeurd om de zomerscholen structureel te verankeren, zodat ze vanaf nu elke zomer kunnen plaatsvinden.
Hoewel de zomerscholen ongetwijfeld een gunstig effect hadden op de leerlingen die deelnamen, zijn er toch een aantal vragen te stellen. Dat is ongetwijfeld niet nieuw voor u. De zomerscholen bereiken namelijk lang niet alle leerlingen. In de eerste plaats is deelname vrijwillig. Maar meer dan dat: niet alle leerlingen die willen deelnemen aan een zomerschool, kunnen dat ook. De organisatie ligt in handen van lokale besturen en onderwijsinstellingen. Afhankelijk van de woonplaats heeft een leerling dus al dan niet de kans om zich in te schrijven en deel te nemen. De geografische spreiding is niet gelijk: vorige zomer had West-Vlaanderen bijvoorbeeld merkelijk minder initiatieven dan andere provincies. Daardoor missen vele leerlingen de kans om via zomerscholen de opgelopen leerachterstand te verkleinen.
Het voorontwerp van decreet stelt terecht: “De leerachterstand willen we voornamelijk wegwerken in de scholen én tijdens de schooluren (...).” Dat suggereert een alternatieve piste, namelijk de inkorting van de zomervakantie. Met het herschikken van de schoolkalender worden wel alle leerlingen bereikt. Die maatregel heeft dus een veel bredere impact. Zoals bekend, zal Franstalig België vanaf volgend schooljaar al aan de slag gaan met een nieuwe schoolkalender. We vragen ons dan ook af of dat scenario ook in Vlaanderen nog op tafel ligt.
Minister, hoe zult u de toegang tot zomerscholen garanderen voor elke leerling, zodat iedereen die wil deelnemen, zich ook effectief kan inschrijven? Hoe zal een gelijke geografische spreiding van de zomerscholen worden gegarandeerd? Hoe verhoudt het structureel verankeren van de zomerscholen zich tot het debat over een alternatieve schoolkalender? Betekent dit ontwerp van decreet dat die optie definitief van de baan is? Of sluiten zomerscholen voor u een kortere zomervakantie en herverdeling van de schoolvakanties niet uit? Franstalig België wil wel al kortere zomervakanties invoeren vanaf volgend schooljaar. Was hier nog bijkomend overleg over met de Waalse minister van Onderwijs? Welke initiatieven worden genomen om bijvoorbeeld jeugdwerking en opvang af te stemmen op de verschillende schoolkalenders in Brussel en de faciliteitengemeenten? Kan het een optie zijn om in de faciliteitengemeenten al proefprojecten op te zetten met een herschikking van de schoolvakanties, ook in Nederlandstalige scholen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de toegankelijkheid van de zomerschool denk ik dat het ontwerp van decreet heel duidelijk is: een zomerschool moet volledig gratis zijn voor zowel ouders als leerlingen. Een tweede aspect is dat het wordt georganiseerd op basis van vrijwilligheid. We gaan niemand verplichten om naar zo'n zomerschool te gaan. Ik denk dat je dan het draagvlak zou ondergraven als het echt een soort straf is, terwijl we nu proberen om het aantrekkelijk te maken voor de kinderen. Het blijft vakantie. Het moet plezant blijven.
Op grond van de evaluatie hebben we ook vastgesteld dat de meeste kinderen en jongeren ook ervaarden dat het gewoon plezant is. Het is leerstof in een leuke context en in combinatie met sport en spel. Dat is net het aantrekkelijke. Het blijft natuurlijk vakantie.
Het initiatief voor het inrichten van zomerscholen leggen we in het voorontwerp van decreet bewust bij lokale besturen en onderwijsinstellingen, die ook een beroep kunnen doen op derden, op andere organisaties. Zo garanderen we een gelijkvormig systeem, maar uiteraard met lokale accenten en een aanbod op maat van de specifieke stad, gemeente of school. Een lokaal bestuur kan ook gemakkelijk lokale partners inschakelen die in staat zijn om ook meer kwetsbare doelgroepen te bereiken. Ik denk aan jeugdwerkers en lokale welzijnsorganisaties zoals het OCMW.
We werken met een projectoproep die gebaseerd is op vrijwilligheid voor lokale besturen. We gaan ze niet dwingen om dat te organiseren. Zodra we een decretaal kader hebben, maakt het dat misschien wat aanlokkelijker voor zowel scholen als lokale besturen om erin mee te stappen, maar het zal geen verplichting zijn. Men kan ook samenwerken om zo een groter gebied te kunnen afdekken. We hebben natuurlijk al in 2020 en 2021 zomerscholen ingericht. Het systeem raakt almaar bekender. Ik reken er enigszins op dat er almaar meer zomerscholen zullen worden ingericht. Wanneer je een decretale regeling treft, brengt het ook een zeker comfort en enige rechtszekerheid. Je weet dan dat wanneer je de inspanning doet om dat op poten te zetten, dat niet bij die ene keer moet blijven maar dat die organisatorische inspanningen weerkerend vruchten kunnen afwerpen. Ik denk dus dat het zeker de moeite waard is voor een lokaal bestuur om ervoor te zorgen dat de zomerschool één keer wordt opgericht en vervolgens zichzelf kan herhalen.
Een zomerschool hoeft niet beperkt te zijn tot de leerlingen van de eigen school. Dat was in het verleden ook niet het geval. Ze kan worden opengesteld voor alle leerlingen die willen aansluiten.
Het ontwerpdecreet neemt wel geen positie in ten opzichte van het debat met betrekking tot het al dan niet verlengen van de zomervakantie. Er wordt gewoon gezegd dat een zomerschool plaatsvindt tijdens de zomervakantie. Wat dat debat betreft, heb ik een advies gevraagd, zowel aan de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) als aan de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Ik ga daar niet op vooruitlopen. Het is een beetje gek dat je advies vraagt en voor het opleveren van die adviezen al een stelling zou gaan innemen. Dat zal ik dus niet doen. Ik wacht die adviezen af.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, dank u wel. Er zijn weinig antwoorden op mijn vragen. U hebt veel woorden gebruikt om te bevestigen wat een beetje het probleem is dat we onder ogen moeten zien ondanks alle inspanningen. Ik geloof dat de zomerscholen dit jaar wellicht nog een groter succes zullen kennen dan vorig jaar en dat het ontwerp van decreet daarbij zal helpen. Op zich heb ik daar geen probleem mee. Het probleem is dat niet alle leerlingen die willen of voor wie het goed zou zijn om deel te nemen aan zo een zomerschool, dat ook zullen kunnen. Dat blijft voor mijn fractie een fundamenteel probleem. Dat betekent een soort ongelijk leerrecht.
Ik denk dat we ons echt wel heel ernstige zorgen moeten maken over de leerachterstand door de coronacrisis en het feit, zoals wij hebben kunnen lezen in de krant, dat zorgleerkrachten eigenlijk niet meer de tijd hebben om die kinderen die het nodig hebben, beter en op maat te begeleiden omdat ze op andere manieren moeten bijspringen. Het dreigt voor toch wel een grote groep die al problemen had, nog moeilijker te worden. Dat is niet geografisch te duiden. Het valt niet te zeggen dat dat probleem er niet is in bepaalde steden of gemeenten. De toegankelijkheid en het feit dat het een recht zou moeten zijn voor alle kinderen, blijkt een probleem.
In die zin neigen we toch veeleer naar die piste om de herverdeling van de schoolvakanties naar voren te schuiven. Dat lijkt ons toch wel een oplossing voor dat probleem. Laat duidelijk zijn dat dat het standpunt is van mijn fractie.
Wat de vierde vraag betreft, misschien heb ik dat even gemist. Dat ging over de faciliteitengemeenten en eventueel daar experimenteren. Zij zitten natuurlijk echt met het probleem dat jeugdwerk en andere zaken eigenlijk niet afgestemd zijn en dat de twee verschillende kalenders van de verschillende landsdelen op die plekken voor problemen zorgen. Is het een optie om daar met projecten te beginnen?
De heer De Gucht heeft het woord.
Allereerst denk ik dat eenieder het belang van die zomerscholen moet erkennen. Dat is een heel goede zaak. Minister, het feit dat dat ook decretaal wordt verankerd, toont ook aan dat deze meerderheid, en ook u, daar toch wel een grote meerwaarde in ziet. Dat kan ook niemand ontkennen. De vraag is inderdaad wel op welke manier we ervoor kunnen zorgen dat die spreiding goed is en dat iedereen die dat wil, de mogelijkheid heeft om zomerschool te volgen. Het is gratis, waardoor de toegankelijkheid natuurlijk maximaal is. U haalde het ook aan: die vrijwilligheid is heel belangrijk in dezen. Mensen moeten zich daarvan bewust zijn.
Corona brengt voor u heel veel slapeloze nachten met zich mee. Dat besef ik. Dat maakt echter ook dat wij ons steeds meer bewust zijn van die leerachterstand die wordt opgebouwd door periodes waarin geen les wordt gegeven, waarin door corona grotere blokken minder les krijgen. Dan zie je die leerachterstand inderdaad groeien. Ik besef ten volle dat u daar alles aan probeert te doen. Ook de scholen, en in het bijzonder elke leerkracht in Vlaanderen, proberen er maximaal voor te zorgen dat er goede lessen kunnen worden gegeven, maar we kunnen niet anders dan besluiten dat er leerachterstand wordt opgebouwd.
Dan maak ik een bruggetje naar die discussie die we dringend eens moeten voeren over het verplaatsen van een deel van de weken van de zomervakantie naar andere vakanties. Men zal evenveel vakantie hebben, maar de vakanties die een week duren, kunnen bijvoorbeeld naar twee weken worden gebracht en de zomervakantie kan dan wat worden ingekort. Dat geeft de mogelijkheid om die leerachterstand, die zich sowieso opbouwt tijdens het zomerreces, te beperken. Als er tijdens dat zomerreces dan maximaal zomerscholen zijn, dan denk ik dat we een gedegen antwoord geven, als we daar dan nog aan koppelen dat die op een goede manier verspreid zijn over Vlaanderen. Zo kunnen we iedereen die in de zomer les wil volgen en de nodige stappen wil zetten om mee te kunnen in het volgende jaar, maximaal ondersteunen. Ik dank u in ieder geval al voor uw inspanningen. Ik ga ervan uit dat u die voortzet, dat u samen met ons kunt bekijken op welke manier we kunnen garanderen dat, waar je ook woont in Vlaanderen, die zomerscholen worden georganiseerd, en dat we echt dat debat voeren over het inkorten van de zomervakantie, waarbij de vakantie in haar geheel natuurlijk niet zal worden ingekort.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega, dank u wel voor de vraag. Minister, collega’s, onze fractie is zeer duidelijk tevreden over het voorontwerp van decreet, al was het maar omdat het legaliteitsbeginsel ons zeer dierbaar is en dat ook nodig is om ons onderwijs te organiseren. Op die manier wordt er een duidelijk decretaal kader gebouwd.
Minister, ik volg uw opmerking dat het nodig is dat dat kader er is, zodat men niet ad hoc telkens opnieuw moet nadenken over hoe die zomerschool kan worden georganiseerd. Collega’s, de vraag naar de afstemming van de organisatie van het schooljaar is een legitieme vraag. Onze fractie vertrekt van twee standpunten. Ten eerste is er het standpunt van de leerling. Minister, u geeft aan dat men bij de zomerschool altijd moet uitgaan van vrijwilligheid, dat dat geen straf mag zijn. Als we de zomervakantie inkorten, dan zal net die doelgroep die dan ook naar de zomerschool mag gaan, die vakantie dan toch wel zeer sterk ingekort zien. Ik denk dat dat iets is dat we zeker ook moeten meenemen. Volgens mij zijn de zomerscholen en de organisatie van het schooljaar aanpakken dan ook zeer nauw met elkaar verbonden.
Ten tweede is er de zorg om de leerkrachten die de zomerscholen bemannen of bevrouwen. Ik vermoed dat collega Yalçin daar ook nog een voorbeeld van zal geven. We hebben ter zake een aantal criteria naar voren geschoven. Het lijkt me toch wel belangrijk om ook die zorg mee te nemen.
Minister, mijn heel specifieke vraag betreft de timing. Wanneer verwacht u dat alle adviezen binnen zijn? Wanneer kunnen we deze discussie voeren?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
De vragen van collega Meuleman zijn inderdaad tweeërlei: de zomerscholen en de ingekorte zomervakantie. Ik zou ze toch een klein beetje apart willen houden. Mevrouw Meuleman, vooreerst, ik meen mij te herinneren, maar misschien is mijn herinnering verkeerd, dat jullie in het begin heel enthousiast waren en mee ijverden voor het realiseren van die zomerscholen. Jullie zagen daar wel de baten van in qua ingaan op de leerachterstand en dergelijke meer. Nu bent u het die vrij kritisch reageert, terwijl onze fractie in het begin die zomerscholen wel een goed idee vond, maar zich afvroeg of ze de verwachting omtrent de leerachterstand wel zouden kunnen inlossen. We waren daar veeleer wat kritisch over, terwijl we nu proberen om alle goede praktijken te verzamelen om inderdaad zo veel mogelijk het doel van de zomerscholen te bereiken, namelijk inwerken op de groep die leerachterstand oploopt in de loop van het schooljaar, wat door corona werd versterkt.
Mevrouw Meuleman, heel die organisatie en realisatie van de zomerscholen, dat is natuurlijk een groeiproces. Ik denk dat we dat ook een kans moeten geven. We zien dat ook, als we het eerste jaar met het tweede jaar vergelijken. Nu we dat decretaal gaan vastleggen, zal dat groeiproces zich nog versterken. Mogelijk komen er ook hanteerbare dingen van goede praktijken. Ik kan me voorstellen dat er uitwisselmomenten zullen komen onder lokale besturen of scholen onderling.
Als lokaal bestuurder die dit jaar nu ook mogelijk zal proberen een zomerschool in te richten, vind ik de samenwerking met die scholen natuurlijk heel belangrijk. Die is cruciaal. We hadden gezegd dat het in de scholen de bedoeling is dat, indien leerkrachten vinden dat bepaalde leerlingen volgens hen in aanmerking kunnen komen of een meerwaarde kunnen vinden in zo’n zomerschool, ze dat ook echt bij het rapportje of bij de eindevaluatie zouden toevoegen. En bij het oudercontact zouden de ouders kunnen stimuleren om naar die school te gaan. Ik denk dat dat een heel belangrijke meerwaarde is. Daarin zit natuurlijk ook de kracht, de sterkte en de waarde van die zomerscholen.
Dat wordt nu gekoppeld aan het al dan niet inkorten van de zomervakantie. Voor ons is de discussie omtrent die zomervakantie nu eigenlijk niet aan de orde. Corona brengt al genoeg met zich mee. Minister, we volgen u uiteraard in het feit dat u adviezen hebt gevraagd aan de SERV, de Vlor en dergelijke meer. We moeten die sowieso al afwachten, maar in tweede instantie zou ik toch ook afwachten wat de evaluatie en de besluiten van onze Waalse vrienden zijn. Zij zijn dat nu aan het doen. Wat zijn de voor- en de nadelen die daar naar boven komen? Waar botsen zij op? Misschien moeten we gewoon eventjes afwachten, zodat we niet dezelfde fouten hoeven te maken door dat nu holderdebolder, bijvoorbeeld met proefprojecten, op te starten.
Het lijkt mij ook geen goed idee om in Vlaanderen een aantal scholen te hebben die de vakantie gaan inkorten. Ik vraag me ook af, als we er dan toch op een bepaald moment over zullen discussiëren of we de grote vakantie, de zomervakantie dus, zouden inkorten, of dat dan per se aan het verlengen van een krokusvakantie en van een herfstvakantie moet hangen. Waarom is dat nodig? Waarom zouden we die twee weken niet gewoon in onderwijstijd omzetten? Waarom moet een krokusvakantie veertien dagen duren? Ik weet het niet. Er zijn misschien redenen voor en dan hoor ik ze graag. Maar waarom zou het moeten? Een week lijkt me wel voldoende. Een week vakantie, dan veertien dagen kerstvakantie, dan acht weken later weer een week vakantie … We hebben al maar 180 schooldagen in een jaar en een jaar telt tussen haakjes 365 dagen. Er zijn maar 180 schooldagen. Als we er daar nog eens tien van afpakken hebben we er 170.
En we weten dat in het middelbaar de laatste week ook niet echt telt als onderwijs, want dat is meestal een week na de examens, waarin de evaluaties en de klassenraden gebeuren. Dat zijn dan ook weer een aantal dagen. Ik denk dat we daar toch nog wel eens heel goed over gaan moeten nadenken. Ik steun de minister in zijn pleidooi om hier niet holderdebolder mee aan de slag te gaan maar alle adviezen en alle praktijken die we nu vanuit Wallonië kunnen meekrijgen zeker mee te nemen alvorens we deze discussie nog maar opstarten.
De heer Laeremans heeft het woord.
Eerst en vooral wil ik zeggen dat ik mij grotendeels kan vinden in wat mevrouw Krekels heeft gezegd. Dat debat moet absoluut gescheiden worden. Het moet nog gevoerd worden en dat moet zeker niet overhaast.
Waar ik mij zwaar in erger, collega’s, is die vierde vraag van mevrouw Meuleman om in de faciliteitengemeenten proefprojecten te gaan opzetten in de Nederlandstalige scholen met de herschikking van de schoolvakantie. Sorry, collega’s, maar als er nu zes gemeenten zijn die in de loop van de voorbije zestig jaar al te ver afgedreven zijn van Vlaanderen, dan zijn het toch wel de scholen in de faciliteitengemeenten. Wij betalen daar miljoenen euro's per jaar voor, aan personeel plus aan gebouwen en werkingsmiddelen en zo verder, voor de verfransing van ons eigen taalgebied. Want die kinderen gaan daarna altijd verder in Brussel in het Frans studeren. Integratie is dus nul. Wij zeggen: wie betaalt, bepaalt. Maar dat lukt hier niet want men geeft ons niet het recht om de inspectie – de minister heeft dat geprobeerd – in de faciliteitenscholen in Vlaamse handen te houden zodat wij kunnen nagaan of het niveau van het Nederlands in die Franstalige scholen wel hoog genoeg is. Als u nu zegt dat we het Nederlands onderwijs daar op een Franstalige leest gaan schoeien? Sorry, mevrouw Meuleman, maar dat is voor mij Anschluss. Ik weet niet of u beseft waar u mee bezig bent. Maar dat is rampzalig voor Vlaanderen om die faciliteitengemeenten – of stukjes daarvan – uit Vlaanderen te gaan weghalen en dan aan te sluiten bij Wallonië of Brussel. Dat is de ultieme droom van de Franstaligen. Dat is gewoon pure waanzin.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik denk dat we hier met alle collega’s wel kunnen beamen dat de zomerscholen een goed project waren en zijn. We kunnen het als fractie toejuichen dat u dat decretaal wilt gaan verankeren. Het krijgt op deze manier zeker een duidelijk kader.
Ik zou wel nog op iets willen wijzen. Bij de organisatie van de zomerscholen kijken we inderdaad naar twee partijen. We hebben de leerlingen aan de ene kant die we vrijwillig toeleiden naar het traject. De leerling is gebaat met die lessen om de leerachterstand in te halen. Aan de andere kant hebben we ook leerkrachten nodig die deze leerlingen kunnen begeleiden. Ik ben er getuige van hier bij mij in mijn eigen stad dat het niet heel evident is om voldoende leerkrachten te vinden in de zomervakantie die die rol kunnen opnemen.
In tijden dat we heel veel vragen krijgen van leerkrachten tijdens het schooljaar, nu zeker in deze coronatijden, is het natuurlijk wel iets waarover we moeten waken: dat we voldoende mensen hebben om de geografische spreiding te kunnen waarborgen. Ik kijk zeker uit naar het debat dat hierover gevoerd kan worden. Welke profielen zouden die zomerscholen kunnen bemannen en vinden we voldoende mensen die dit willen en kunnen opnemen in deze zomermaanden? Dit wilde ik zeker nog toevoegen aan het debat. We mogen dat niet uit het oog verliezen.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst een nuance maken met betrekking tot het succes van de volgende edities van de zomerscholen. Als we vergelijken met de vorige editie moeten we wel rekening houden met het gegeven dat er soms wel een reisverbod was, wat ongetwijfeld heeft bijgedragen tot het succes. Dat om te nuanceren.
Dat zomerscholen niet op alle plaatsen zullen worden opgericht mag er niet toe leiden dat we een succesverhaal met enige zurigheid gaan bekijken. We moeten dit verhaal versuikeren en niet verzuren. We zijn begonnen met dit uit te bouwen in heel moeilijke tijden, in periodes waarin ook diegenen die je daarvoor aanspreekt al bij voorbaat overbelast waren. Ik heb het dan niet alleen over leerkrachten maar bijvoorbeeld ook over lokale besturen. Sommige hebben waarschijnlijk soms wel hartsgrondig gevloekt maar ze hebben het uiteindelijk toch allemaal maar mooi voor elkaar gekregen. Dus alle waardering voor hen.
We gaan niet uit van dwang ten opzichte van scholen of van lokale besturen om dat te gaan organiseren. We proberen gewoon zo maximaal mogelijk te versuikeren. De decretale verankering geeft rechtszekerheid naar de toekomst toe. Als je investeringen doet om zo’n zomerschool en een netwerk op te zetten dan werpt dat vruchten af dit jaar en volgende jaren. Er zijn ook voldoende subsidies. Ook dat gaan we verankeren. Het is ook wel belangrijk dat je je verzekerd weet van een financiering. De financiering is nu toch redelijk goed, ruim mag ik zeggen. Ik denk niet dat de organisator daar de broek aan scheurt, integendeel.
Houd ook een beetje rekening met het lokale draagvlak. De kruik gaat zolang te water tot ze barst. Dat zou het resultaat kunnen zijn wanneer je uitgaat van dwang. Laat het ons gewoon zo aantrekkelijk mogelijk maken. Ik ga voor het schoolse, het pedagogische luik wel uit van capabele vrijwilligers. Daar vragen we wel pedagogische vereisten. Maar dat hoeven geen leerkrachten te zijn, dat kunnen gepensioneerde leerkrachten zijn of studenten. Daar zijn wel wat mogelijkheden. Voor het luik vrije tijd is de vijver vanzelfsprekend wat ruimer en de mogelijkheden zijn daar wat breder.
Over de discussie rond de zomervakantie en de al dan niet verlenging daarvan heb ik adviezen gevraagd bij de Vlor en de SERV. Ik ga daar niet op vooruitlopen. Wat de Vlor betreft heeft men mij laten weten dat er advies zou komen voor het einde van het schooljaar. Maar men zou niet enkel kijken naar pedagogische aspecten maar ook in een iets ruimer plaatje een en ander willen gaan belichten. Men heeft het dan over wat men noemt belendende percelen: kinderopvang – wat zijn daar de consequenties? – en het vrijetijdsaanbod. Quid de impact voor studenten maar ook voor studentenjobs. Hoe langer je erover nadenkt, hoe ruimer de implicaties zijn. Voor sommige mensen kan dat echt een wereld van verschil maken, waar je nu niet bij stilstaat, en zeker misschien wij niet als parlementsleden. Maar voor heel wat mensen gaat dat wel een heel serieuze complicatie hebben.
Proefprojecten organiseren in faciliteitengemeenten? Nu gaat u het kanon een beetje omdraaien, denk ik. Als men aan Franstalige zijde dat doet, dan respecteer ik dat, dat is de autonomie. De contacten zijn goed en ik respecteer volledig hun beslissing. Maar dat hoeft dan toch niet ipso facto consequenties te hebben voor onze scholen, voor de scholen van de Vlaamse Gemeenschap.
Tot nader order behoren de scholen in de faciliteitengemeenten ook tot de scholen van de Vlaamse Gemeenschap. Weze het dat er misschien in een andere taal wordt lesgegeven, maar het zijn scholen van de Vlaamse Gemeenschap en die volgen de vakantieregeling van de Vlaamse Gemeenschap. Een ander signaal gaan we daaromtrent niet geven.
Het is wat het is. Arm word ik daar niet van als kind van de Vlaamse Rand. Ik zie niet in in welke mate dat bijdraagt tot een harmonieuze lokale samenleving of een sterkere gemeenschap. Maar goed, dat is een ander debat.
Ik ga dit niet aangrijpen om die scholen een apart statuut te geven en daar afscheid van te nemen als zijnde verlengstukken van de Franse Gemeenschap in Vlaanderen. Dat zou verkeerd zijn.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u om ook op die laatste vraag te antwoorden. Dat is heel duidelijk, en niet echt verrassend natuurlijk.
Voor ons leek het zinvol, puur vanuit pragmatisch oogpunt en om het mogelijk te maken dat ouders samen met hun kinderen op vakantie kunnen gaan. Ook als mogelijke leeropportuniteit voor Vlaanderen is het niet zo’n vergezocht idee, maar ik realiseer me dat het iets moeilijker ligt. Daar wil ik niet verder op ingaan, dat is niet het verrassende.
Ik heb nog drie dingen. Het monitoren van de zomerscholen zal inderdaad superbelangrijk zijn. U houdt van voorzichtigheid, u zegt dat de mensen in de vorige vakanties niet op vakantie konden en nu wel. Het zal misschien wel moeilijker zijn om ze te organiseren. Er was heel veel voluntarisme bij de leerkrachten om die ‘extra mile’ te doen in de eerste coronagolf. Na vijf golven zitten ze echt op hun tandvlees en zou het moeilijker kunnen zijn. We moeten dat zeker goed in het oog houden. De leerachterstand is groot, we willen zo veel mogelijk kinderen die het nodig hebben en voor wie het goed zou zijn, bereiken. Dat blijft moeilijk.
Twee, zomervakanties mogen zeker niet holderdebolder worden ingekort. Omdat er zoveel afstemming nodig is met de reissector, met de kinderopvang, met de jeugdsector, met het hoger onderwijs, zelfs met het busvervoer en -maatschappijen, moeten we dat heel ruim op tijd doen. Zelfs de schoolkalender zou een stukje moeten worden hervormd. Als we met blokken werken, hoe gaan we dat dan organiseren? Er komt heel veel bij kijken. Net daarom moeten we op tijd een beslissing nemen om het dan geleidelijk in te voeren. Dat is mijn standpunt. Dit is dus zeker geen pleidooi voor holderdebolder, maar wel om er op tijd aan te beginnen, zodat het niet is zoals met veel hervormingen in Vlaanderen: dat het plots beslist wordt en morgen moet gerealiseerd zijn en dan loopt alles in het honderd. Dat was zo met het M-decreet en met veel andere zaken. Ik pleit zeker in Onderwijs om de tijd te nemen.
Wat ik verrassend vind, mevrouw Krekels, is uw pleidooi om gewoon te gaan inkorten en niet te herverdelen. Dat is zeker niet het standpunt van mijn partij, omdat blijkt uit onderzoek dat die langere vakanties van twee weken het welzijn enorm ten goede komen, zowel van leerkrachten als van leerlingen. Eén week is eigenlijk te kort en onvoldoende om tot rust te komen. Die kleine vakanties zijn te kort. De Franse Gemeenschap werkt met zeven weken les, een afgerond blok. Dat is een schone manier om een stuk leerstof af te werken, dan twee weken vakantie om af te schakelen en weer zeven weken les. Dat komt het welzijn enorm ten goede. Ik hoop dat dit wordt meegenomen, want het is belangrijk om leerkrachten te behouden en kinderen te hebben die vlot leren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.