Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, er zijn in december een aantal bijzonder interessante ontwerpen van decreet gepasseerd op de Vlaamse ministerraad. Er was er ook een die bijzonder belangrijk is voor Brussel, als het gaat over het inschrijvingsrecht in het onderwijs. Dat wordt aangepast, in het algemeen, maar ook voor de voorrangsregels in Brussel en de Vlaamse Rand. Dit decreet voert de passages uit het regeerakkoord uit, waarbij enerzijds bepaald wordt dat scholen in de Rand rond Brussel vanaf volgend jaar voorrangsregels zullen kunnen krijgen voor Nederlandstaligen. En anderzijds zullen in Brussel de voorrangsregels voor Nederlandstaligen ook worden aangepast: ze worden opgetrokken van 55 naar 65 procent. Om voor die plekken in aanmerking te komen moet een van de ouders een Nederlandstalig diploma of taaltest Nederlands B2 in bezit hebben. Op die manier, zo beweert de minister althans, wil men het plaatstekort in beide regio’s oplossen.
Ik denk dat daar heel veel vragen bij te stellen zijn, minister. En ik ben ook niet de enige die zich die vragen stelt. Want ik las een paar weken geleden in BRUZZ dat Brussels minister en collegelid bevoegd voor het Nederlandstalig Brussels onderwijs Sven Gatz zich zeer kritisch uitte over die nieuwe voorrangsregels. Hij zegt eigenlijk dat dat de druk op het Nederlandstalig onderwijs hierdoor enkel zal doen toenemen. We weten allebei dat dat vandaag al een groot probleem is. Hij stelt daarenboven dat hij denkt dat de Vlaamse Regering zich met deze voorrangsregels op juridisch bijzonder glad ijs begeeft. Het is dus belangrijk dat we die discussie ook in de commissie Brussel voeren.
Minister, bent u het eens met de analyse van minister Gatz dat de voorrangsregels de druk op het Brussels Nederlandstalig onderwijs zullen opvoeren? Zo neen, hoe staat u dan tegenover de analyse van minister Gatz?
Bent u als minister voor Brussel ook betrokken geweest bij de uitwerking van die voorrangsregels in het Brussels Nederlandstalig onderwijs? Zo neen, bent u van plan om minister Weyts toch te wijzen op de nefaste gevolgen van de voorrangsregels op het Brussels Nederlandstalig onderwijs?
Bent u op de hoogte van een juridische haalbaarheidsstudie over de invoering van nieuwe voorrangsregels, en hebt u daar kennis van genomen? Zo ja, wat waren de belangrijkste conclusies? Zo neen, deelt u de mening van collegelid Gatz dat de Vlaamse Regering zich met die nieuwe regels op juridisch glad ijs begeeft?
Minister Dalle heeft het woord.
Dit is inderdaad een belangrijk decreetgevend initiatief. Maar hoe dat gewijzigde inschrijvingsdecreet de leerlingenstromen over gemeente- en gewestgrenzen heen zal beïnvloeden is vandaag voor een stuk koffiedik kijken. De bijkomende onderwijscapaciteit in Brussel en de Vlaamse Rand, in combinatie met een vrije schoolkeuze, maken het moeilijk om dat te voorspellen.
We weten uit de studie van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO) dat 77 procent van de leerlingen wonende in de Vlaamse Rand daar ook naar school gaat. De pendel vanuit de Vlaamse Rand naar Brussel is vooral een pendel naar het onderwijs van de Franse Gemeenschap. Wie vandaag bewust kiest voor het Franstalig onderwijs zal door de gewijzigde voorrangsregels mijns inziens niet plots kiezen voor het Nederlandstalig onderwijs. Omgekeerd zijn Brusselse leerlingen vandaag goed voor, laat ons zeggen, slechts 8 procent van het totaal aantal leerlingen die schoollopen in de Vlaamse Rand. Het is dus vandaag nog moeilijk te zeggen wat de impact zal zijn, maar die cijfers kunnen toch al enige duiding geven over wat dit zou kunnen zijn.
Wat de uitspraak over de mogelijke extra druk op ons onderwijs betreft, verklaarde collega Gatz dat hij collega Weyts daarover op een constructieve manier zou aanschrijven. Dat heb ik in de raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) gezien. U kunt er uiteraard bij de bespreking van het wijzigingsdecreet in de Commissie voor Onderwijs misschien naar informeren. Dat is relevant.
Wat het tweede punt over mijn betrokkenheid bij de uitwerking betreft kan ik het volgende zeggen. Het is natuurlijk een regeringsbeslissing. Het spreekt voor zich dat wanneer een voorwerp van decreet wordt goedgekeurd de voltallige Vlaamse Regering daarbij betrokken is. Het zal u niet verwonderen dat als het gaat over specifieke regels of regels met een specifieke impact op Brussel en de Rand dit ook mijn interesse wegdraagt en dat ik daar – evident – bij betrokken ben.
Het vernieuwde Inschrijvingsdecreet geeft uitvoering aan het Vlaams regeerakkoord. Vanuit pedagogisch oogpunt en voor heel veel Brusselse gezinnen waar Nederlands wordt gesproken is het belangrijk dat de in 2019 besliste verhoogde voorrang voor Nederlandstaligen in het basisonderwijs van 55 naar 65 procent effectief wordt gerealiseerd. Daarbij is het ook relevant dat de gemakkelijkere doorstroom van basis- naar secundair onderwijs voor kinderen met een lange schoolloopbaan in het Nederlandstalig onderwijs eindelijk wordt uitgevoerd. Dat zijn elementen die in de lijn van het regeerakkoord liggen.
Voor de juridische aspecten – uw derde vraag – spreekt het voor zich dat die juridische aspecten ook bekeken worden al was het maar naar aanleiding van de advisering van de Raad van State daaromtrent. Of dat de juridische toets zal doorstaan? Ja, het spreekt voor zich dat als wij er als Vlaamse Regering van overtuigd zijn dat er een redelijke verantwoording voor de genomen maatregel bestaat en dat de maatregel de toets van het gelijkheidsbeginsel kan doorstaan. Maar ik ben in een ver verleden nog advocaat geweest. Het staat alle partijen met een belang vrij om procedures in te stellen. Dat is altijd jammer als dat gebeurt, maar dat is het recht van eenieder. Het zullen uiteindelijk de rechtbanken zijn, in casu het Grondwettelijk Hof, die daar desgevallend over zullen oordelen. Wij hebben uiteraard goedkeuring gegeven aan het decreet omdat we denken dat het juridisch verantwoord kan worden.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
U hebt natuurlijk gelijk, minister, dat we nog niet kunnen voorspellen welke impact dit zou kunnen hebben op leerlingenstromen. Uit de studie waar u naar verwees bleek dat er evenveel leerlingen uit de Rand in Brussel naar school gaan, als uit Brussel zelf. Leerlingen uit de Rand die in Brussel naar school gaan, gaan vooral naar scholen van de Franse Gemeenschap.
Een heel interessant cijfer hier is de 8 procent Brusselaars die in de Nederlandstalige scholen in de Vlaamse Rand naar school gaan. Het is dus overdreven te denken dat de invoering van die voorrangsregels voor Nederlandstaligen in de Rand nu plots een oplossing gaat zijn voor het plaatstekort in de Rand. De echte oplossing daarvoor is om te investeren in extra plaatsen. Er is een demografische druk op het Nederlandstalig onderwijs. Anderzijds lijkt het ook geen hogere wiskunde dat die 8 procent Brusselaars die vandaag in Nederlandstalige scholen in de Rand gaan, ergens anders een plaats moeten vinden als ze niet in aanmerking komen voor die voorrangsregels. Zij gaan zich dan natuurlijk naar het Brusselse Nederlandstalig onderwijs richten. We moeten dit zeer sterk in de gaten houden. Ik deel de analyse van minister Gatz dat het waarschijnlijk de druk zal opvoeren.
Over het juridische luik zal ik de discussie verder voeren met minister Weyts. Inderdaad, daar is het de vraag of de maatregel het gelijkheidsbeginsel zal doorstaan. Maar dat is voer voor juristen.
Ik wilde nog even een bijkomende vraag stellen over het andere aspect van de voorrangsregels, niet in de Rand maar in Brussel zelf. Daar wordt het percentage opgetrokken van 55 naar 65 procent. Ik heb altijd gezegd dat het een valse oplossing is. De realiteit is dat die regel misschien inderdaad een aantal ouders in een aantal populaire Nederlandstalige scholen gelukkig zal maken omdat er daar wat extra plaatsen voor Nederlandstalige Brusselse leerlingen worden gereserveerd, maar dat gaat het probleem van het plaatstekort niet oplossen, zoals minister Weyts doet uitschijnen. De echte uitdaging is natuurlijk om ervoor te zorgen dat Nederlandstalige ouders zich ook in andere scholen willen inschrijven. Vandaag zijn er meer dan genoeg plaatsen voor alle Nederlandstaligen in Brussel in het Nederlandstalig Brussels onderwijs. De realiteit is dat alle ouders hun kinderen naar dezelfde scholen willen sturen en dat daardoor de vraag er altijd groter zal zijn dan het aanbod. De echte uitdaging voor ons Nederlandstalig Brussels onderwijs is om scholen die vandaag minder populair zijn opnieuw meer aantrekkingskracht te geven bij een Nederlandstalig publiek. We moeten ouders overtuigen om te kiezen voor de buurtschool in plaats van hun kinderen altijd in dezelfde scholen in te schrijven. Mijn vraag daaromtrent is: bent u het daarmee eens? Wat ziet u als mogelijke oplossingen om naar een betere spreiding te gaan van de inschrijvingen van Nederlandstalige ouders in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel?
De heer Bex heeft het woord.
Beste wensen allemaal, collega’s.
Minister, ik sluit me in bijzonder grote mate aan bij de vragen die collega Goeman heeft gesteld. Laat me toch ook de opmerking maken dat het toch wel opvallend is dat minister Weyts wel tijd heeft gevonden om deze toch wel eerder symbolische maatregel uit te werken met hoogdringendheid, terwijl tal van andere hoogdringende problemen in het onderwijs door de coronacrisis door hem totaal niet behandeld worden. Om over het voorbeeld van de ventilatie in de klassen maar niet te spreken.
Het valt met toch op dat er een heel proces is geweest binnen de Vlaamse Regering maar dat het eigenlijk nog steeds nattevingerwerk is om nog maar te kunnen inschatten wat die maatregelen rond extra voorrangsregels in de Vlaamse Rand voor effect zullen hebben. Ik begrijp dat men dat niet exact kan zeggen maar men zou toch denken dat men daar ongeveer een idee van heeft. Blijkbaar is dat toch niet zo. Dat doet me nog harder denken dat dit vooral een symboolmaatregel is. In het begin van de legislatuur heb ik ook vragen gesteld over de samenstelling van de populatie van de scholen in de Vlaamse Rand en dan zie je toch dat er zich in bijzonder weinig scholen een probleem stelt met een grote oververtegenwoordiging van Brusselse leerlingen. Dat ligt een beetje in de lijn met wat u zelf hebt gezegd, verwijzend naar de cijfers van het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO).
Ik wil u graag twee specifieke vragen stellen die gaan over de problematiek in Brussel in eerste instantie. Het Kinderrechtencommissariaat heeft een zeer lezenswaardig advies uitgebracht bij deze ontwerpen van decreet en zegt eigenlijk dat het bijzonder jammer is dat de dubbele contingentering wordt afgeschaft. Dat is eigenlijk een gevolg van een foutieve interpretatie van wat die dubbele contingentering voor gevolg heeft, want het is niet zo dat ontzettend veel leerlingen daardoor niet op de plaats van hun keuze of in de school van hun keuze terechtkunnen. Het is wel zo dat door dat af te schaffen het spreidend effect verloren gaat. Het alternatief dat de minister daarvoor voorzien heeft voldoet niet en gaat niet werken. Ik neem aan dat u dat als minister van Jeugd ook hebt gelezen en het benieuwt me in welke mate u zich kunt vinden in het voorstel van het Kinderrechtencommissariaat om ten minste de lokale autonomie te vrijwaren. De lokale autonomie is iets wat deze Vlaamse Regering in tal van zaken zeer hoog in het vaandel draagt. Het is belangrijk om de lokale autonomie te behouden om met die dubbele contingentering te werken.
Een tweede vraag is de volgende. De regering zal een lijst moeten vastleggen met de gemeenten in de Rand waar zo’n voorrangsregel mag worden ingevoerd.
Het is heel belangrijk dat u daar, vanuit de bezorgdheden die hier geuit zijn, zeer nauw mee in de gaten houdt dat dat zo restrictief mogelijk wordt ingevuld, in die zin dat alleen op plekken waar er zich echt een fundamenteel probleem stelt, de voorrangsregel toegelaten wordt en dat de Vlaamse Regering dus ook stevig onderzoekt waar die problemen zich voordoen. Bent u van plan om dat te doen en dat mee in de gaten te houden?
De heer Laeremans heeft het woord.
Het zal u niet verbazen dat wij de mening van Groen niet gaan volgen hierin. Wij stellen vast dat er in Brussel nog steeds zeer veel Nederlandstalige ketjes uit de boot vallen, zeker als we die aanmeldingen en zo verder zien. En dat is wel onder meer het gevolg van die verplichte dubbele contingentering. Wij vinden het dus wel zeer goed dat die afgeschaft is en dat er een verhoging is naar 65 procent. Maar dat zijn geen zaken die nieuw zijn. Die verhoging naar 65 procent stond al in het decreet van 2019. Dat decreet is goedgekeurd. Dat heeft belangenconflicten overleefd. Dat heeft commissievergaderingen overleefd en zo verder. Dus eigenlijk is daar niet veel aan de hand. Wij denken dat dat juridisch geen probleem zal opleveren. Maar we gaan de discussie hierover verder voeren, uiteraard in de commissie Onderwijs, in de komende weken.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik denk dat dit opnieuw een vraag is die thuishoort in de bevoegde vakcommissie en dat we beter daar het debat voeren, met de bevoegde minister. Dat staat ook ingepland voor volgende week donderdag, als ik me niet vergis.
Maar ik zal er toch even kort op ingaan. De voorrangsregels in Brussel hebben altijd een duidelijk doel gehad, namelijk het Nederlandstalige karakter van de scholen bewaren en verzekeren dat die Nederlandstalige kinderen naar een school in de eigen buurt kunnen gaan. Het is goed dat steeds meer mensen, ook met anderstalige achtergrond, de weg vinden naar onze Vlaamse scholen en dus voor het Nederlands en de Vlaamse Gemeenschap kiezen, maar er zijn helaas ook veel Nederlandstalige ouders die geen plaats vinden voor hun kinderen. Wij blijven de voorrangsregels dan ook volop steunen, want het valt erg moeilijk uit te leggen dat kinderen van eentalig Nederlandstalige gezinnen niet in aanmerking komen voor een plaatsje in ons Vlaamse onderwijs in Brussel.
We zien ook dat het onderwijs in de Vlaamse Rand steeds meer onder druk komt te staan van anderstaligen die hun kinderen ook van kwaliteitsvol onderwijs willen laten genieten, waardoor in sommige gevallen de lokale bevolking in de verdrukking komt te zitten. Het is ook belangrijk om niet te vergeten dat wat de Vlaamse Rand betreft, de regering 70 procent van de plaatsen in het secundair onderwijs wil voorbehouden voor leerlingen die vanaf hun derde onafgebroken Nederlandstalig onderwijs gevolgd hebben of die sinds hun verhuizing naar Vlaanderen of Brussel altijd gekozen hebben voor het Nederlandstalig onderwijs. Dat is dus geenszins een keuze tegen Brussel, zoals sommigen dat al te gemakkelijk proberen weg te zetten.
Ik heb dan ook met enige verbazing zitten te kijken naar de krasse taal die niet alleen Gatz, maar ook collegelid Vanhengel in de Raad van de VGC gebracht heeft. Verwijzingen naar een apartheidsregime werden daarbij gebruikt. Dat zegt toch heel veel over de intellectuele eerlijkheid van de spreker, denk ik dan.
Ik kan alleen maar herhalen dat velen ook eens hun pijlen zouden moeten richten op het Franstalige onderwijs in Brussel en Wallonië. Waarom is de druk op de Vlaamse scholen zo hoog? Omdat men aan de andere kant van de taalgrens niet of nauwelijks werkt aan betere onderwijskwaliteit. Het zou sommige collega's hier sieren om niet elke keer een klaagzang af te steken als het gaat over de torenhoge inspanningen van Vlaanderen in het onderwijs, maar ook eens de politieke moed te hebben om hun Franstalige collega's aan te zetten tot echte daden, in het belang van onze kinderen.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega's, voor de extra vragen en bedenkingen. Ik wil eerst een algemene overweging maken over de onzekerheid die zo'n wijziging van voorrangsregels met zich meebrengt. Je kunt een beetje een déjà-vugevoel krijgen ten aanzien van wat in het verleden is gebeurd met de voorrangsregels in het Brusselse Nederlandstalige onderwijs. Op een bepaald moment is er gezegd dat we ervoor gingen zorgen dat Nederlandstaligen inderdaad hun weg zouden vinden en dat er ook voldoende Nederlandstaligen in die scholen zouden zijn. In die zin, collega Tavernier, is de doelstelling van de voorrangsregels inderdaad onder meer dat Nederlandstalige gezinnen hun weg vinden naar het onderwijs, maar, voor mij misschien even belangrijk, gaat het ook over een pedagogische finaliteit: scholen waar er voldoende kinderen en jongeren zijn die het Nederlands op een goede manier machtig zijn doordat ze thuis ook Nederlands spreken, zijn scholen waar kinderen en jongeren op een goede manier opleiding kunnen krijgen, ongeacht hun taal thuis. Dat is ook belangrijk.
Ik kom nog even terug bij de overweging die ik wilde maken over het verleden. Deze discussie is een beetje het spiegelbeeld van wat we toen hebben gezien. Toen werd er gezegd dat we in de Vlaamse scholen in Brussel voorrang zouden voorzien voor Nederlandstaligen, om ervoor te zorgen dat er voldoende kritische massa was en dat vooral ook de Nederlandstalige gezinnen hun weg zouden vinden naar het Nederlandstalige onderwijs. De vrees in de Rand toen – misschien kan collega Laeremans dat bijtreden, en ook de andere collega’s uit de Rand die hier aanwezig zouden zijn – was dat door die voorrangsregels in het Brusselse onderwijs net die gezinnen die uit de boot zouden vallen en die dus niet Nederlandstalig zijn thuis, nog meer de weg zouden vinden naar het Nederlandstalige onderwijs in de Rand rond Brussel. Die vrees is toen niet uitgekomen. Ook op dit moment kan een wijzigende voorrangsregel natuurlijk tot vrees leiden. We zullen moeten zien of dat ook een effectieve, substantiële impact heeft.
Ik geef toe dat ik ook wel verrast was door de scherpe uitspraken over deze nieuwe regels. Het is misschien een klein detail, dat allicht niet bij iedereen onder jullie bekend is, maar het criterium van ‘binnen de eigen gemeente’ wordt in verschillende bevoegdheidsdomeinen soms gebruikt als een soort woonplaatscriterium en wordt nota bene ook in het Franstalige gemeentelijke onderwijs in Brussel gebruikt in een aantal gemeenten. In gemeenten als Jette, Evere, Sint-Gillis, Vorst, Schaarbeek en Ganshoren is er een systeem ontwikkeld waarbij er voor het Franstalige basisonderwijs na de periode van voorrang voor broers en zussen ook een periode is waarbinnen uitsluitend inwoners uit de eigen gemeente kunnen worden ingeschreven. De keuze in het ontwerpdecreet voor dat criterium is dus niet zonder voorgaande, ook niet in Brussel. Het is een opmerkelijk detail, dat ik jullie toch even wilde meegeven.
Collega Goeman, uw ambitie om buurtscholen aantrekkelijker te maken en ervoor te zorgen dat er een gezonde mix is in alle scholen, en niet alleen in de scholen die populair zijn bij Nederlandstalige gezinnen, steun ik volledig. Ik vind dat zeer terecht. Daar zijn heel wat inspanningen voor. Ik verwijs nog eens naar Sint-Jans-Molenbeek, de gemeente waar ik tien jaar heb gewoond. Ik heb in de gemeenteraadscampagne van 2018 alle Vlaamse scholen van Molenbeek op een of andere manier bezocht of bekeken, en dat zijn er veel. En je merkt inderdaad dat er scholen zijn waar er geen enkele persoon is die thuis Nederlands spreekt. Dat zijn nog altijd goede scholen, met enorm gemotiveerde directies en leerlingen, maar dat is natuurlijk niet interessant of het is een heel grote drempel voor Nederlandstalige gezinnen om hun kinderen daarnaartoe te sturen, wat jammer is. En het is ook niet bevorderlijk voor de pedagogische toestand in die scholen. Dat dat moet worden aangepakt, daar ben ik van overtuigd.
Hoe moeten we dat doen? Ik denk dat daar een grote verantwoordelijkheid ligt voor de lokale besturen, en zeker ook voor de VGC, om initiatieven verder te zetten en misschien nog te versterken, zoals die er ook in het verleden geweest zijn, over samen naar school gaan in de buurt.
Ik herinner me dat in mijn eigen gemeente uw partijgenoot Jef Van Damme daar al lang geleden initiatieven rond heeft genomen, met wisselend succes. Soms was dat zeer succesvol, soms is dat minder goed gelukt, maar het was een goed initiatief. Ook vanuit de VGC zijn daar al zaken rond gebeurd. Soms zijn het ook de burgers zelf die het heft in handen nemen. In de school van mijn kinderen, Sint-Ursula, heeft een zeer geëngageerde dame uit de buurt dit getrokken en ervoor gezorgd dat die school vandaag een zeer goede mix kent. Ik denk dat dit absoluut een belangrijk punt is en dat de VGC en eventueel ook de gemeentebesturen daar een trekkende rol in kunnen spelen.
Collega Bex, wat uw vragen over het Kinderrechtencommissariaat betreft, spreekt het natuurlijk voor zich dat wanneer de kinderrechtencommissaris een advies geeft, wij dat zeer grondig lezen. Daar is ook rekening mee gehouden. Uiteindelijk wordt een beslissing genomen op basis van de verschillende adviezen.
De afschaffing van de dubbele contingentering wordt opgevangen door de nieuwe 20 procentvoorrang voor ondervertegenwoordigde groepen. De lokale autonomie wordt daarbij zelfs nog versterkt. De gemeenteraden en de Raad van de VGC in Brussel zullen, wanneer er een voorrangsregel wordt ingesteld, die ook moeten goedkeuren. In Brussel is er één lokaal overlegplatform (LOP) en dus moet er een akkoord zijn met iedereen over die voorrang. Wanneer er geen voorakkoord zou komen – maar daar ga ik niet van uit– of wanneer de Raad van de VGC het voorstel niet zou goedkeuren –waar ik ook niet van uitga –, dan is elke school in Brussel natuurlijk vrij. Ook de lijst van gemeenten wordt uiteraard nog verder opgevolgd.
Collega’s, dit is een belangrijke kwestie. Collega Bex, ik ben het er niet helemaal mee eens dat dit niet urgent is. Ik denk dat dit soort van kwesties voor de pedagogische situatie in onze Brusselse scholen en in de scholen in de Rand heel belangrijk is. Dat is ook belangrijk voor Nederlandstalige gezinnen. Ik ga ermee akkoord dat er ook andere urgente kwesties zijn, maar dit is een belangrijke beleidsbeslissing, die in de vorige legislatuur is voorbereid en waarvan in ons regeerakkoord staat dat die moet worden uitgevoerd. Met andere woorden: ik kijk ernaar uit wat het debat binnenkort zal opleveren in de commissie Onderwijs.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik wil nog eens herhalen dat ook voor ons die voorrangsregels vooral symboolmaatregelen zijn, die het probleem van het plaatstekort, zowel in de Rand als in Brussel, niet zullen oplossen maar hoogstens zullen verschuiven. U hebt ook zelf gezegd dat de groep van Brusselse leerlingen die vandaag naar school gaan in de Rand niet gigantisch groot is. Maar wanneer zij geen plaats meer zouden vinden door die nieuwe voorrangsregels, dan zullen ze natuurlijk wel in Brussel een plaats zoeken, waar de druk op het Nederlandstalig onderwijs vandaag al zeer groot is.
En wanneer het dan gaat over de Brusselse scholen, herinner ik me een onderzoek van het LOP waaruit blijkt dat op dit moment maar twaalf Nederlandstalige Brusselse scholen aan dat voorrangspercentage van 55 procent geraken. Dat zijn die populaire scholen waarbij men met het optrekken van het voorgangspercentage een aantal ouders gelukkig maakt, maar het is absoluut geen oplossing voor het feit dat Nederlandstalige ouders in Brussel vandaag nog te vaak uit de boot vallen en geen plaats vinden in de Nederlandstalige school van hun keuze. Ik kan maar herhalen dat wat ons betreft, de echte oplossing is om zowel voor het plaatstekort in de Rand als in Brussel extra plaatsen te creëren.
Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat het feit dat het Nederlandstalig onderwijs populair is in Brussel, alleen maar een goede zaak is, ook voor het Nederlandstalig onderwijs in Brussel, al moet ik daar intussen de kanttekening bij maken dat wanneer we blijven inzetten op een uitbreiding van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel – en ik denk dat we dat moeten doen – we minister Weyts nog eens extra aan zijn mouw zullen moeten trekken om iets te doen aan het lerarentekort. Het heeft immers geen zin extra plaatsen te creëren wanneer we daarna geen leerkrachten vinden om voor de klas te staan. En ik krijg opnieuw signalen dat de situatie in Brussel intussen echt dramatisch aan het worden is. Maar daarnaast moeten we inderdaad ook investeren in die Nederlandstalige scholen die vandaag te weinig Nederlandstalige ouders weten te overtuigen. En daar ben ik het met u eens, minister, dat er inderdaad een aantal goede voorbeelden zijn zoals ‘Samen naar school in de buurt’, zoals onder andere gelanceerd door mijn collega Jef Van Damme in Molenbeek. Dat zijn goede initiatieven om die buurtscholen populairder te maken. Ik las trouwens in het regeerakkoord dat minister Weyts van plan is om daar extra op inzetten. Daar heb ik sindsdien niets meer over gehoord, maar ik zal hem daar zelf nog eens over ondervragen.
Dat neemt allemaal niet weg dat, wanneer we niet opletten, het afschaffen van de verplichte dubbele contingentering wat mij betreft net het omgekeerde zal bewerkstelligen, met name dat in Brussel de mogelijkheid wordt geboden om nog meer naar Nederlandstalige concentratiescholen te gaan waar vooral een gegoed Nederlandstalig publiek een plaats krijgt, terwijl men aan de andere kant Nederlandstalige scholen krijgt waar eigenlijk soms zelfs alleen maar anderstaligen zitten, die het dan bovendien thuis vaak ook niet gemakkelijk hebben. Door de afschaffing van die dubbele contingentering wordt de sociale mix dus nog eens extra gehypothekeerd. Minister, dat is ook vanuit pedagogisch oogpunt absoluut geen goede zaak, of het nu gaat over taal of gewoon uitwisseling tussen kinderen in het algemeen.
We kunnen dus alleen maar hopen dat het LOP in Brussel daar een wijze beslissing neemt. Ik ga daar uiteraard van uit, maar wij vinden het bijzonder jammer dat die dubbele contingentering niet als garantie in de regelgeving blijft staan. Ik reken op u, minister, om met minister Weyts nog eens de discussie te voeren over de vraag of die voorrangsregels niet eerder een averechts effect zullen hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.