Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Eerst en vooral wens ik iedereen een fijn en gelukkig 2022. Een goede gezondheid, natuurlijk, maar ook veel plezier. Lachen maakt ook gezond. Ik hoop dus dat jullie dit jaar iets meer kunnen lachen dan in 2021.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Eerst en vooral ook voor jullie mijn allerbeste wensen, waarde collega's en minister, dat het een pracht van een jaar mag worden en dat we elkaar hopelijk opnieuw fysiek kunnen zien. Dat discussieert aangenamer. Maar voorlopig moeten we het digitaal doen.
Collega’s, op de ministerraad van vrijdag 17 december 2021 werd het voorontwerp van decreet tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut principieel goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Zoals in het regeerakkoord staat, wordt de samenwerking tussen Unia en Vlaanderen stopgezet in maart 2023 en komt er een nieuw Vlaams Mensenrechteninstituut. Het zal voornamelijk adviezen en aanbevelingen geven omtrent mensenrechtenschendingen en discriminaties die vallen binnen de Vlaamse bevoegdheden. Dit instituut zal niet langer het mandaat hebben om zelf naar de rechter te trekken of om mensen te begeleiden die met hun klachten rond discriminatie naar de rechtbank te trekken. Dat vinden wij natuurlijk een jammere zaak. Wij vinden sowieso in het algemeen dat de oprichting van dat Mensenrechteninstituut en de terugtrekking uit Unia een vergissing is. Dat nieuwe Vlaams Mensenrechteninstituut zal vooral een dure extra instelling worden, die de bescherming van de mensenrechten in Vlaanderen niet ten goede zal komen. Maar dat is een andere discussie.
Ik wil het vandaag vooral hebben over de positie van de Nederlandstalige Brusselaars en bij uitbreiding alle Brusselaars. Wat mij vanuit dat perspectief zeer veel zorgen baart, is dat de oprichting van het Mensenrechteninstituut het hele mensenrechtenlandschap in ons land nog complexer zal maken. Ik vrees dat vooral de Nederlandstalige Brusselaars daar de prijs voor zullen betalen omdat ze in de toekomst voor klachten rond discriminatie als het gaat over gewest- of gemeenschapsbevoegdheden bij een andere instantie zullen moeten aankloppen.
Ik gaf gisteren ook al het voorbeeld aan minister Somers: stel je voor dat je een Franstalige ouder bent wiens kind naar een Brusselse Nederlandstalige school gaat en daar op de een of andere manier wordt gediscrimineerd, dan moet je bij dat Vlaams Mensenrechteninstituut gaan. Dat is op zich al niet evident. Kun je daar dan in het Frans worden geholpen? Of stel dat je een Franstalige Brusselaar in een rolstoel bent en je wordt bijvoorbeeld geweigerd op een bus van De Lijn die rondrijdt in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar moet je dan terecht? Probeer er als burger op zo’n manier nog maar aan uit te geraken. Het wordt gewoon veel complexer en ik vrees dat kwetsbare burgers nooit meer de weg zullen vinden naar de juiste instanties om hun klachten in te dienen. Zo hebben we er natuurlijk in Brussel helaas redelijk veel. Volgens mij wordt de situatie op deze manier onnodig complex gemaakt voor Brusselaars. Er worden nog maar eens extra drempels opgeworpen om een klacht in te dienen rond discriminatie.
Ik heb minister Somers daar al meerdere malen op gewezen. Hij stelde tijdens de begrotingsbesprekingen dat hij extra oog zal hebben voor de implicaties in Brussel. Maar in het voorontwerp van decreet zie ik geen specifieke oplossingen voor de Nederlandstalige en bij uitbreiding alle Brusselaars. Daarom wend ik mij ook tot u, minister Dalle, als minister van Brussel en als ambassadeur van alle Brusselaars van de Vlaamse Regering.
Bent u ervan op de hoogte dat een dergelijk Vlaams Mensenrechteninstituut ervoor zorgt dat Nederlandstalige Brusselaars in een complexe situatie worden gezet bij het indienen van klachten tegen mensenrechtenschendingen of discriminatie?
Hebt u in de aanloop naar de principiële goedkeuring van het voorontwerp van decreet overleg gehad met minister Somers om dit probleem aan te kaarten?
Zult u – en dat is wat ik vooral wil verkrijgen –, nu het ontwerp van decreet al op tafel ligt, waar de verdere uitwerking nog moet gebeuren, nog aandringen bij minister Somers om tot een werkbare oplossing te komen voor de Nederlandstalige Brusselaars? Ik kan maar herhalen dat wij de oprichting van dat instituut een vergissing vinden. Het kalf is nu verdronken. Wat mij vandaag interesseert is dat er een concrete oplossing uit de bus komt die garandeert dat ook Nederlandstalige en andere Brusselaars op een duidelijke plaats kunnen terechtkomen voor al hun klachten, zodat we het voor hen niet onnodig moeilijk maken om een klacht in te dienen.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wens iedereen een gezond en verbonden, zeker een meer verbonden 2022. Ik kijk ook uit naar de gesprekken en discussies in deze commissie Brussel. Ook dit jaar wordt een bepalend jaar voor Vlaanderen en natuurlijk ook voor onze hoofdstad Brussel.
Het Vlaams Mensenrechteninstituut is een belangrijk nieuw initiatief van deze regering en van collega Somers. We hebben daar al heel wat discussies over gehad, ook in de plenaire vergadering bij de begrotingsbespreking. Collega Somers heeft toen nadere toelichting gegeven over de opportuniteit van deze beslissing.
Ik was persoonlijk ook betrokken – niet dat het zo relevant is, maar ik geef het toch even mee – in de werkgroep die hier bij de regeringsvorming over heeft beraadslaagd. Daar is toen grondig over gesproken. Je kunt inderdaad een zinvol debat hebben over de opportuniteit van zo’n beslissing. Moet je als Vlaanderen in het kader van een interfederaal instituut als Unia functioneren, of doe je het zelf? Ik zie hier persoonlijk een grote opportuniteit om vanuit Vlaanderen een zeer ambitieuze houding in te nemen rond mensenrechten, en om datgene te doen waar we op federaal of interfederaal vlak niet in geslaagd zijn, namelijk om een ambitieus mensenrechteninstituut te hebben dat ook internationaal naar het verwerven van een A-status kan streven. Dat zou een zeer mooie realisatie kunnen zijn vanuit Vlaanderen, om op die manier bij te dragen aan een sterkere verdediging van de mensenrechten, zowel in Vlaanderen als in onze hoofdstad Brussel. Dat is de opportuniteitskwestie. Het is evident dat dit verder kan worden besproken met collega Somers bij de bespreking van het ontwerp van decreet.
Nu wat de specifieke situatie van Brussel betreft, de Brusselse Vlaming en de Vlaamse Brusselaars, de Nederlandstalige Brusselaars en tout court alle Brusselaars: de eventuele complexiteit die daaruit voortvloeit is natuurlijk niet het gevolg van de modaliteiten van het ontwerp van decreet dat voorligt. Dat is het gevolg van de principiële beslissing om zelf met een mensenrechteninstituut te komen. Ik kan bevestigen dat er in het kader van de opmaak van de teksten van het ontwerp van decreet en de agendering van de documenten op de ministerraad van de Vlaamse Regering en trouwens ook in de schoot van de Vlaamse Regering zelf uiteraard voldoende afstemming is geweest met mijn kabinet en met mezelf.
Wat betreft de complexiteit voor de Vlaamse Brusselaar ben ik het niet helemaal eens met de analyse van collega Goeman. Het is uiteraard zo dat de oprichting van een eigen Vlaams Mensenrechteninstituut rekening moet houden met de bevoegdheidsverdelende regels. Het is niet de beslissing van collega Somers dat het Vlaams Mensenrechteninstituut zijn bevoegdheden uitsluitend uitoefent in aangelegenheden die een aanknopingspunt hebben met de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap. Dat is een loutere toepassing van de bestaande bevoegdheidsverdelende regels.
Dat heeft inderdaad tot gevolg dat, wanneer een Brusselaar een klacht wil indienen over discriminatie binnen de gemeenschapsbevoegdheden, hij of zij terecht moet kunnen bij het op te richten Vlaams Mensenrechteninstituut wanneer het gaat over Vlaamse instellingen of voorzieningen. Wanneer hij of zij een klacht wil indienen omtrent discriminatie binnen gewestelijke of federale bevoegdheden, moet die persoon zich wenden tot andere instellingen, denk aan Unia of het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, dat recent ook in de actualiteit kwam.
Ook voor de Vlaming buiten Brussel zal het trouwens ook zo zijn dat hij of zij bij een andere instantie terecht moet kunnen, in functie van de bevoegdheid waarbinnen de discriminatie zich afspeelt. Voor klachten omtrent de discriminatie binnen gewest- en gemeenschapsaangelegenheden zal het Mensenrechteninstituut bevoegd zijn voor discriminatieklachten op het vlak van federale bevoegdheden. Dan zal, naar gelang van het geval, Unia bevoegd zijn, of het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen. Die afweging zal niet noodzakelijk minder complex zijn dan de afweging die de Vlaamse Brusselaar dient te maken. Er is op dat vlak een specificiteit van Brussel, maar ze is uniek op het vlak van complexiteit of onduidelijkheid.
Ik wil wel onderstrepen, en ik denk dat hij dat ook heeft gezegd, dat het de absolute ambitie is van het decreet van collega Somers om zoveel mogelijk komaf te maken met complexiteiten en om het landschap vooral ook te vereenvoudigen op het vlak van mensenrechten.
Het voorontwerp van decreet, het ontwerp van decreet dat binnenkort wordt besproken, reikt daarvoor ook de noodzakelijke oplossingen aan. Ik geef maar één illustratie, minister Somers moet dat met diegenen onder jullie die dat volgen in detail bespreken. Het ontwerp dat momenteel voorligt verplicht het Vlaams Mensenrechteninstituut om, als dat mogelijk is, de klager door te verwijzen naar de instelling, de organisatie of de vereniging die hem of haar mogelijk wel verder kan bijstaan als het Mensenrechteninstituut zelf niet bevoegd is. Indien het bijvoorbeeld gaat om een discriminatie die geen aanknopingspunt heeft met de materiële of territoriale Vlaamse bevoegdheidssfeer, zal het Mensenrechteninstituut, als dat mogelijk is, de klager moeten doorverwijzen naar een van de organen ter bevordering van gelijke behandeling op een ander bevoegdheidsniveau.
Op langere termijn is het de ambitie van de Vlaamse Regering om nog verder te gaan en streven we ernaar om naar één aanspreek- en referentiepunt te evolueren en de doorverwijzing zo vlot mogelijk te laten verlopen via de oprichting van een soort van eenheidsloket.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ik wil gerust, zoals ik gisteren nog aan minister Somers heb gezegd, de discussie voeren over hoe we het mensenrechtenlandschap in ons land kunnen vereenvoudigen. De realiteit is dat het vandaag al niet evident is. Met de oprichting van nog eens een apart Vlaams Mensenrechteninstituut naast Unia zijn we het alleen maar nog complexer aan het maken. Ik vrees gewoon dat mensen daardoor nog meer de weg zullen kwijtraken bij hun poging om een klacht in te dienen wanneer ze worden gediscrimineerd. Dat was trouwens net de meerwaarde van Unia: dat was een interfederaal centrum. Mensen konden er terecht met een klacht over discriminatie. Dan werd binnen het centrum bekeken onder welke wetgeving dat viel en op welke manier zij geholpen konden worden. Dat wordt er nu uit gehaald.
Ik begrijp natuurlijk dat het mandaat van dat Vlaams Mensenrechteninstituut juridisch gelijkloopt met de toepassing van de bevoegdheidsverdelingen en dat het dus bevoegd zal zijn voor klachten rond discriminatie onder de gemeenschapsbevoegdheden. U zei dat het gaat over klachten rond discriminatie binnen Vlaamse instellingen in Brussel – binnen Onderwijs, Cultuur, Welzijn –, maar ik ben niet gerustgesteld door uw antwoord. Dat doorverwijzen lijkt mij nogal logisch. Maar daar is extra personeel voor nodig, en extra onderzoek naar wie er dan moet worden doorverwezen. Ik vind dat geen efficiënte manier van beleid voeren.
Ten tweede, minister Somers heeft het ook al gehad over dat eenheidsloket. Maar ook hij geeft totaal geen duidelijkheid over wat dat dan precies zal impliceren. Gaat dat bijvoorbeeld over een fysieke locatie in Brussel waar mensen terechtkunnen met hun klachten over discriminatie als het gaat over klachten die gaan over de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel? Ik denk dat het belangrijk is dat mensen ook letterlijk de stap kunnen zetten naar zo’n instantie, naar zo’n eenheidsloket.
Daarnet kaartte ik ook al de vraag aan die ook voor Brussel relevant is: kan dat dan ook in het Frans bij een Vlaams Mensenrechteninstituut? Een Frans- of anderstalige ouder met een kind in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel of die in een of andere Nederlandstalige welzijnsinstelling in Brussel wordt gediscrimineerd, heeft ook het recht dat zijn klacht, ook al valt zij onder een gemeenschapsbevoegdheid in Brussel, wordt behandeld. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat men daarbij kan worden gehoord in zijn eigen taal.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, ook mijn beste wensen aan de collega’s.
Mevrouw Goeman, samen met collega Sminate hebt u gisteren het algemene debat over het Vlaams Mensenrechteninstituut uitgebreid gevoerd met de bevoegde vakminister Somers. Sta mij toe deze vraag toch wel mosterd na de maaltijd te vinden, zeker omdat er gisteren ook al op uw bezorgdheid is ingegaan, net zoals dat eerder al het geval was, zoals tijdens de begrotingsbesprekingen.
Het opzet van het Vlaams Mensenrechteninstituut is glashelder. Het betreft alle bevoegdheden waarvoor Vlaanderen bevoegd is. We moeten, zoals minister Somers het gisteren terecht stelde, toch niet onderhandelen over onze bevoegdheden? Maar aangezien de Vlaamse Gemeenschap in Brussel onlosmakelijk deel van Vlaanderen uitmaakt, valt het er vanzelfsprekend onder. U hoeft zich daar geen zorgen over te maken. U bent misschien een andere mening toegedaan, maar dat is tot nader order wel het geval.
Ik ben het met u eens dat een goede afstemming met andere overheden noodzakelijk is. Maar dat is duidelijk de ambitie van minister Somers. Hij heeft dat gisteren gezegd. Als ik het goed begrepen heb, is er al een eerste overleg geweest. Dat staat ook duidelijk in de teksten. Het is zeker niet de bedoeling dat er gaten zouden vallen voor potentieel gediscrimineerde personen.
U stelt dat het de zaken onnodig complex zou maken in Brussel. Maar, mevrouw Goeman, Brussel is vandaag al nodeloos complex door de verschillende bestuurslagen die er zijn. U en uw partij laten het telkens opnieuw na om daar iets aan te doen. U weet net zo goed als ik dat het de bedoeling is om de sectorale gelijkheidsorganen in te kantelen in het Vlaams Mensenrechteninstituut. Dat argument snijdt dus ook inhoudelijk geen hout.
Het moet mij ook van het hart dat ik het opmerkelijk vind dat u normaal gesproken geen gelegenheid laat voorbijgaan om de Vlaamse Gemeenschap in Brussel te bekritiseren en dat u nu ineens hartstochtelijk komt pleiten voor sociale voorzieningen bij een Vlaamse instelling. Uw gehechtheid aan de Vlaamse Gemeenschap in Brussel neem ik dus met enkele korrels zout, zeker als u moedwillig spreekt over Nederlandstalige Brusselaars en de rol van de minister ziet als ambassadeur van Brussel in Vlaanderen en niet als ambassadeur van Vlaanderen in Brussel, wat nochtans de taak van de minister is.
Ik heb het dus erg moeilijk om uw bedenkingen serieus te nemen.
Tot slot, ik heb u niet vaak gehoord over de discriminatie op het vlak van taal. U blijft daar stil over. Dat vind ik zeer hypocriet, als ik het zo mag zeggen.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, ik heb in deze kwestie inderdaad ook veel vragen. Een van de eerste vragen die ik deze legislatuur heb gesteld toen ik parlementslid werd, ging over het probleem dat de uitstap uit Unia zou stellen in Brussel, voor Nederlandstalige Brusselaars, en überhaupt in Brussel. En wat mij heel erg verontrust is dat heel veel van de vragen die toen werden gesteld, eigenlijk nog steeds niet zijn opgelost. En we zijn nu al twee jaar later.
Het is heel onduidelijk hoe de Brusselaar de hiaten en de overlap zal moeten vermijden bij een klacht, als deze plannen worden doorgevoerd. En dat geldt per extensie ook voor iedereen uit het Brussels grondgebied, ook Duitstaligen en ook Franstaligen, die gediscrimineerd worden op het Brussels grondgebied. Wat met een Franstalige die op een bus van De Lijn wordt gediscrimineerd door een Nederlandstalige chauffeur? Wat met een Duitstalige of een expat die in een Nederlandstalige institutie wordt gediscrimineerd? Er zijn nog steeds geen coherente, goede antwoorden.
Ten tweede is er inderdaad het punt dat er meer complexiteit zal zijn. Je kunt eigenlijk geen enkel scenario bedenken waarbij dat niet het geval zou zijn. En ik moet eerlijk zeggen: ik vind de verdediging van de collega – Brussel is al complex, dus we gaan het nog wat complexer maken – ook een heel vreemd tegenargument.
Minister Somers heeft daar gezegd dat er een eenheidsloket zal worden voorzien. Dat vind ik al iets logischer als antwoord, maar ook daarbij zijn er problemen. Want dat eenheidsloket zal sowieso zorgen voor doorverwijzing. En we weten heel goed dat, vanaf het moment dat er doorwijzing is bij mensenrechten, er altijd mensen worden verloren. En dat is problematisch, want dan worden die mensenrechten ook effectief minder goed verdedigd.
Er is ten derde ook de vraag naar de gevolgen voor de gemeente. Gemeenten hebben op dit moment al niet altijd evenveel expertise in huis, en dat is heel normaal. Die expertise halen ze dan bij een instituut. Maar als die gemeente dan ook nog eens met verschillende instituten moeten omgaan, en daar ook door de bomen het bos moeten vinden, dan wordt dat ook voor hen moeilijker. Dan zal ook de last voor hen moeilijker worden.
Ik ga ook heel even in op uw eigen woorden. U herhaalt dat minister Somers een ambitieuze houding wil hebben, en dat zegt hij zelf ook. Er wordt gestreefd naar een A-status. Minister, sta mij toe om dat een mooie droom te vinden. Als we kijken naar Unia, dan is er in eigen land heel vaak, soms zelfs op een gecoördineerde manier, die meer aan ideologie dan aan inhoud doet denken, bashing van Unia geweest. Maar als we iets breder kijken, moeten we wel erkennen dat Unia een bijzonder goede reputatie heeft internationaal, een bijzonder goede reputatie, waarbij ze heel vaak worden aangehaald als voorbeeld. Wel, Unia heeft vandaag een B-status.
En wat die ambitie betreft: het is maar de vraag of dat nieuwe instituut überhaupt op dezelfde ambitieuze manier zal kunnen werken als Unia zelf, inhoudelijk. Men kan dan wel streven naar een status, maar als men effectief niet te rechte kan treden, als men minder instrumenten heeft, als men op een versnipperde manier moet werken, als men de Brusselaars daarbij meer complexiteit aandoet, en dan ook nog eens met een doorverwijzingsloket werkt, dan is het de vraag of dat bereikt zal worden.
Ten slotte wil ik er ook op wijzen dat er recent blijkbaar de beslissing is genomen om niet de mensen en dus de expertise van Unia, die al jarenlang opgebouwd is, over te nemen. En ik ben daar erg bezorgd dat we met een verlies zullen zitten van mensen die inhoudelijk heel veel kennis hebben. Als we alleen nog maar kijken naar het onderwijs, met de complexiteit, de inclusie, en het M-decreet: die expertise zit ook bij Unia. En we weten dat het parlement maar ook de ministers erg hebben gesteund op de expertise van Unia, op het moment dat die kwesties worden aangeboord.
Minister, u merkt dat dit veel te veel kwesties zijn om überhaupt in een tussenkomst van een minuut te kunnen aanbrengen. Ik maak me zorgen over Brussel en de manier waarop met mensenrechten zal worden omgesprongen, en hoe de rechten van Nederlandstalige Brusselaars worden gewaarborgd.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik ben eerlijk gezegd een beetje verwonderd door dit debat. U weet dat ik, als Brusselaar in de Vlaamse Regering, voortdurend bezig ben om ervoor te zorgen dat hetgeen wij doen in Vlaanderen, ook op een goede manier kan worden toegepast in Brussel. Eerlijk gezegd sta ik een beetje te kijken van de teneur die hier gecreëerd wordt rond dit Vlaams Mensenrechteninstituut.
Nog eens, de discussie zelf over het Mensenrechteninstituut vind ik een bijzonder interessante en relevante discussie, en ik hoop en ik ben ervan overtuigd dat minister Somers die ambitie ook deelt. Vanuit een mensenrechtenperspectief zullen we hier een veel sterker beleid kunnen voeren vanuit Vlaanderen dan in het verleden het geval was, zonder op de een of andere manier afbreuk te doen aan de sterke verdiensten die Unia tot nu toe ook heeft gehad.
Als je vandaag kijkt naar het landschap, dan moeten ook vandaag klagers goed kijken bij welke instantie ze klacht indienen. Ikzelf ben bijvoorbeeld momenteel zeer hard aan het werk rond grensoverschrijdend gedrag in de mediasector. We hebben recent het vonnis gehad van de correctionele rechtbank van Mechelen rond de zogenaamde zaak-De Pauw. Het centrum voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen had daar een prominente rol in opgenomen. Dat heeft recent ook tot debat geleid. Maar voor alle duidelijkheid, het was niet Unia die daar een plaats in heeft gehad. Dat was natuurlijk wel heel duidelijk een zaak die zeer sterk gelinkt is aan mensenrechten, maar het ging over een specifieke situatie, namelijk de evenwaardige, gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. En daar is Unia vandaag niet voor bevoegd. Dus ook de dames in kwestie, hun advocaten, moesten goed weten dat dat niet Unia was. Dat is dus vandaag al het geval, dat dat goed moet worden bekeken.
Ook in de Vlaamse context hebben we bijvoorbeeld een genderkamer die uitstekend werk levert rond dat specifieke aspect. Ook dat is iets wat vandaag al tot een zoektocht naar de juiste instantie leidt. Dit is vandaag het geval, en ook in de toekomst zullen er inderdaad ook nog zulke situaties zijn.
Ik ben net even naar de website van Unia geweest om eens te kijken hoe zij de klachten en de zaken categoriseren. Daar zijn inderdaad categorieën die aanleunen bij federale bevoegdheden. Ik denk aan politie en justitie. Maar er zijn er ook een tweetal die uitdrukkelijk aanleunen bij gemeenschapsbevoegdheden of bij gewestelijke aangelegenheden. Het gaat over onderwijs en media.
Nu, als Brusselaar denk ik niet dat het bijzonder complex is om te weten wat het statuut is van de school waar je kinderen naartoe gaan. Als je kinderen naar een Nederlandstalige school gaan, dan vermoed ik dat je wel weet dat dat een Vlaamse instelling is waar Nederlands wordt gesproken, dat je kinderen daar ook Nederlands spreken, en dat men eigenlijk ook wel verwacht van de ouders dat zij het Nederlands leren op een manier waarop zij de nodige pedagogische ondersteuning kunnen geven aan hun kinderen. Zij moeten ook de contacten kunnen voeren met de school. Zo kan men op een goede manier de opleiding van zijn kinderen garanderen.
Zal men daar dan zeggen: ‘Oei, het is niet Unia, de federale instelling, die verantwoordelijk is, maar een Vlaams Mensenrechteninstituut’? Ik durf te betwijfelen dat dit tot zeer veel twijfel of onduidelijkheid zal leiden. Meer nog, ook vandaag kun je je de vraag stellen wie er waarvoor bevoegd is. Want ook daar kunnen verschillende zaken voorkomen die niet noodzakelijk tot de bevoegdheid van Unia behoren.
Wat de media betreft: ook daar denk ik niet dat dit tot zeer veel moeilijkheden zal leiden. Ik ben zelf verantwoordelijk, ook vanuit een andere bevoegdheid, voor zowel BRUZZ als voor onze openbare omroep VRT. De VRT bijvoorbeeld heeft vandaag al een klachtendienst en een ombudsdienst die klachten bekijkt. Die kunnen trouwens ook betrekking hebben op ongelijke behandeling. Die kunnen ook betrekking hebben op mensenrechten.
Als men in de toekomst een klacht heeft over gelijke behandeling zal men zich uiteraard nog altijd tot die ombudsdienst kunnen wenden als dat tot de verantwoordelijkheid van de ombudsdienst behoort. Maar als het gaat over gelijke behandeling, zal men effectief geen klacht indienen bij Unia, maar bij het Vlaamse Mensenrechteninstituut. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat dit zo onduidelijk zal zijn.
De vraag naar een eenheidsloket is, denk ik, een pertinente vraag, waar collega Somers ook op werkt, zo begrijp ik van hem. Hij zal dat zeker ook meenemen bij de uitvoering, denk ik. Er is de vraag of dat fysiek moet zijn dan wel digitaal. Dat is bij zo’n instituut inderdaad belangrijk om te weten. Unia heeft kantoren in de Koningsstraat in de stad Brussel. Ik wil zeker niet met stenen werpen naar Unia, maar ik heb toch tien jaar in een volkswijk in Molenbeek gewoond, en nu in Laken. Ik heb nog maar zelden geweten dat mensen uit mijn gebuurte zeggen dat zij zijn langsgeweest bij Unia in de Koningsstraat. Nu, het zal wel gebeuren. Zeker in de periode dat Annalisa Gadaleta vanuit Molenbeek voor Unia werkte, kan ik mij inbeelden dat zij de mensen in haar buurt ook zeer goed heeft geïnformeerd. Zij is een uitstekende dame, trouwens, die vandaag actief is bij het Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) in Brussel. Ik denk dat dat lokaal punt bij Unia in de volkswijken van Brussel misschien ook nog niet zo bekend is. Maar in het Mensenrechteninstituut is dat inderdaad een vraag: hoe ga je je organiseren, digitaal, en hoe zorg je dat mensen die niet die digitale kansen hebben, ook voldoende kansen vinden? Hoe zorg je dat dat voldoende laagdrempelig is? Dat is ook een belangrijke doelstelling van collega Somers.
De laatste vraag ging over de taalwetgeving, en over in welke taal je eigenlijk je klacht indient. Nu is het natuurlijk zo dat onze Nederlandstalige instellingen die taalwetgeving volgen. En ook dat Vlaams Mensenrechteninstituut volgt dus de taalwetgeving. Dus op dat vlak zijn er geen verschillen tussen het Mensenrechteninstituut dat waakt over de toepassing van de gelijke kansen in de Vlaamse instelling, en die Vlaamse instellingen zelf.
De specifieke toepassingsgevallen, het gebruik van de talen, ik denk dat dat een aparte discussie vergt. Maar in het ontwerp van decreet zijn er geen specificiteiten die afwijken van wat normaal geldt voor een Vlaamse instelling.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Heel kort. Mevrouw Tavernier, ten eerste ben ik er absoluut niet van gediend dat u hier voor mij een intentieproces komt maken over hoe ik zou kijken naar de Vlaamse Gemeenschap. Laat het mij heel duidelijk zijn: met de N-VA die al vijftien jaar in de Vlaamse Regering zit, kunt u misschien aan minister Beke en minister Weyts doorgeven dat wij verwachten dat er net nog meer wordt geïnvesteerd in Brussel, en dat er meer Vlaanderen nodig is in Brussel – of het nu gaat om plaatsen in de kinderopvang of in het Nederlandstalig onderwijs. Dus wij omarmen de Vlaamse Gemeenschap met een groot hart, maar wij verwachten dat die zich openstelt voor alle Brusselaars die het Nederlands een warm hart toedragen. Laat daar vooral geen twijfel over bestaan.
Ten tweede heb ik van uw partij geen lessen te leren als het gaat over het vereenvoudigen, over de noodzakelijke vereenvoudiging van de structuren van Brussel. Want ik meen mij te herinneren dat, toen uw minister-president Jambon bevoegd was voor Binnenlandse Zaken in de Federale Regering, hij ook letterlijk niets heeft gedaan om de fusie van de politiezones nog maar op de agenda te zetten.
Dit gezegd zijnde, kan ik maar herhalen dat wij de oprichting van dat Vlaams Mensenrechteninstituut naast Unia een vergissing vinden. Er zijn eigenlijk ook, voor zover wij weten, nooit echt klachten geweest over de manier waarop Unia specifiek omgaat met de behandeling van individuele dossiers rond discriminatie. Er is ook geen evaluatie gebeurd van de werking van Unia door de Vlaamse Regering, die deze puur politieke beslissing heeft genomen.
Ik verwacht van u, als minister van Brussel, dat u blijft aandringen bij minister Somers om te gaan naar concrete oplossingen, ook voor de Nederlandstalige Brusselaars en de Brusselaars in het algemeen, opdat zij op een laagdrempelige manier klachten kunnen blijven indienen rond discriminatie, ook als het gaat over de Vlaamse entiteiten in Brussel. Zij mogen niet de prijs betalen voor dit symbooldossier.
Minister, ik denk dat u daar toch enige realiteitszin aan de dag moet leggen. Natuurlijk mag je van ouders die hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs sturen, verwachten dat zij beseffen dat er Nederlands wordt gesproken, en dat zij zelf zoveel mogelijk Nederlands spreken, in het belang van hun kinderen. Maar ik denk toch dat je niet mag overschatten hoeveel mensen er nog uitraken aan de bevoegdheidsverdelingen in ons land.
We blijven dus ten eerste onderstrepen dat, in de gegeven omstandigheden, dat eenheidsloket cruciaal is. Ik ben blij dat u zelf inziet dat daar inderdaad toch ook een soort van aanspreekpunt zou moeten komen, wat mij betreft het liefst met antennes, zelfs in de volkswijken van Brussel. Misschien kunt u dat punt ook eens aankaarten bij minister Somers, zodat mensen fysiek ook hun klacht indienen als het gaat over Vlaamse bevoegdheden.
Wat de taal betreft, zullen we inderdaad die discussie nog moeten voeren. Want ik hoor u zeggen dat de taalwetgeving onverkort van toepassing is. Maar dat betekent dus alleen maar in het Nederlands. Ik hoop dat we het erover eens zijn dat dat toch voor compleet absurde situaties zal zorgen. In de praktijk zorgt dat ervoor dat mensen met een hart voor het Nederlands, en die hun kinderen bijvoorbeeld naar het Nederlandstalig onderwijs sturen maar zelf de taal niet spreken, op die manier niet geholpen zullen kunnen worden als hun kind gediscrimineerd wordt. Dat is een situatie waar wij absoluut niet naartoe willen. Ik denk dat we daar pragmatisch over moeten zijn, en ik reken er dus op dat u, vanuit uw kennis van de Brusselse realiteit, daar met minister Somers toch nog eens de discussie over voert.
De vraag om uitleg is afgehandeld.