Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, groene plekken hebben een verkoelend effect in de stad. Dat was al langer bekend, maar onlangs werd de mate waarin dit verkoelend effect optreedt, gekwantificeerd. Onder andere het Joint Research Centre van de Europese Commissie voerde een studie uit die werd gepubliceerd in het tijdschrift Sustainable Cities and Society.
De opzet van de studie was eigenlijk vrij eenvoudig. De onderzoekers analyseerden op basis van infraroodmetingen door satellieten de gemiddelde temperatuur tijdens de maanden juli en augustus in ruim zeshonderd Europese steden en hun nabije omgeving. Die data legden ze naast cijfers over de hoeveelheid groen in de stad, eveneens vanuit satellieten gemeten. Uit de analyse bleek dat om een stad met 1 graad af te koelen, 15 procent van de oppervlakte met bomen bedekt moet zijn.
Ook de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen (Minaraad) lijkt overtuigd van groene stadsinfrastructuur. Tijdens het colloquium ter ere van de dertigste verjaardag van deze raad, had men het onder andere over good practices die geïmplementeerd worden in Gent, zoals groene klimaatassen, wijkparken, groendaken, geveltuinen enzovoort.
Minister, hebt u kennisgenomen van deze studie? Welke beleidsinitiatieven zult u hier verder aan koppelen?
Welke kansen ziet u om de positieve effecten van een doordachte inplanting van groene ruimtes in stedelijk gebied onder de aandacht te brengen van lokale besturen, landschapsarchitecten, tuinaannemers, groendiensten enzovoort?
Hoe ondersteunt u lokale besturen om groene infrastructuur aan te leggen in kerngebieden, zoals bijvoorbeeld die groenkernen en groenassen? Op welke ondersteuning zullen lokale besturen de volgende jaren kunnen rekenen?
Groene infrastructuur aanleggen in een stedelijke context is niet altijd evident. Groen dat aangeplant is in het verleden, kan al eens schade berokkenen aan het openbaar domein, bijvoorbeeld door worteldruk. Welke informatie en ondersteuning krijgen lokale besturen ter beschikking vanuit Vlaanderen om groeninfrastructuur in een stedelijke context op een toekomstgerichte manier aan te planten?
Minister Demir heeft het woord.
Collega De Roo, ik werk aan een Vlaams adaptatieplan om Vlaanderen voor te bereiden op de effecten van de klimaatverandering en dit zowel op korte termijn, tegen 2030, als op langere termijn, tegen 2050. Ik kan het niet genoeg zeggen: natuur wordt daarbij onze belangrijkste bondgenoot. Bossen, natte natuur en stedelijk groen zorgen voor de vastlegging van koolstof en voor de buffering bij wateroverlast, droogte en hitte-effecten. Meer bos en natte natuur staan hoog op de agenda, net als het verweven en verbinden van de natuur in Vlaanderen via groen-blauwe netwerken. Bij dezen wil ik nogmaals een oproep doen aan schepenen en burgemeesters om te bekijken waar men alsnog kan bebossen.
We hebben daarvoor heel wat middelen klaarliggen. Ik merk dat er nog een hele inhaalbeweging nodig is voor het deel dat de lokale besturen moeten uitvoeren. Elke gelegenheid die ik krijg om burgemeesters en schepenen hiertoe op te roepen, grijp ik dan ook aan. Meer bossen in de wijken en steden, stadsbosjes, stadsrandbossen en dergelijke zorgen allemaal voor een natuurlijke airconditioning. Ik roep dus op om een beroep te doen op de middelen die daarvoor klaarliggen.
Wat uw tweede vraag betreft, zie ik heel wat kansen om de positieve effecten van een doordachte inplanting van groene ruimtes onder de aandacht te brengen. Er zijn heel wat verschillende initiatieven op dat vlak. Denk maar aan de Green Deal Natuurlijke tuinen, die ik samen met de sector heb gelanceerd, die heel goed loopt en waarmee we iedereen die een tuin heeft, informeren en sensibiliseren. Tuinen kunnen ook klimaatrobuust ontworpen, aangelegd en beheerd worden. Ook meer biodiversiteit, minder hitte-eilandeffecten en het inspelen op de problematiek van waterbuffering zijn van groot belang, zeker in een stedelijke context.
Ik ben bovendien ook zeer enthousiast over de lopende voorbereidingen voor de Green Deal Klimaatadaptatie, die zich onder meer richt op stadsplanners, projectontwikkelaars, landschapsarchitecten en lokale besturen, waarin samengewerkt zal worden rond mogelijke maatregelen voor klimaatadaptatie.
Er werden de laatste jaren ook verschillende projecten en oproepen gelanceerd specifiek gericht op scholen. Ik ben al een aantal heel mooie vergroeningsprojecten van scholen gaan bekijken, waarbij speelplaatsen onthard worden en als het ware omgetoverd worden tot een echte groene jungle, waarin kinderen heel fijn kunnen spelen. Milieuzorg op school (MOS) begeleidt en ondersteunt scholen bij hun vergroeningstraject. MOS heeft oog voor de brede schoolbenadering en zet in op samenwerking met partners.
We hebben ook de call rond verkavelingswijken, die focust op een transformatie en verdichting van te ruim bemeten woomomgevingen in goedgelegen gebieden, met een focus op en zelfs een quick win in het streven naar vergroening. Deze wijken lijden onder een te breed bemeten oppervlakte aan verharding in de publieke ruimte: te brede straten en te veel parkeerruimte.
Via het interactief forum Yammer en een elektronische nieuwsbrief die zich richt op lokale besturen, wordt regelmatig nieuws uitgewisseld over de inplanting van groene ruimtes.
Ik verwijs ook naar het Lokaal Energie- en Klimaatpact, dat ik samen met collega Somers heb uitgewerkt. Ook daarin zitten heel wat mooie zaken en werven.
Dan kom ik tot uw derde vraag. Ik ondersteun lokale besturen op verschillende manieren, via de burgemeestersconvenants en www.klimaatenruimte.be. In de toekomst wil ik ook werk maken van een kennisportaal klimaatadaptatie, dat mee kan zorgen voor de uitvoering van de verschillende acties en doelstellingen uit het klimaatadaptatieplan.
Ook in het kader van de pilootprojecten Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) startte ik in 2021 een twee jaar durende samenwerking met gemeenten inzake groen-blauwe dooradering.
Via de jaarlijkse projectoproep Natuur in je Buurt van de Vlaamse overheid in samenwerking met het Agentschap voor Natuur en Bos worden heel wat mooie projecten ondersteund. We hebben ook het nieuwe Interreg-projectvoorstel 2B en de Green Deal Bedrijven en Biodiversiteit.
Via het beoordelingskader natuurinclusief bouwen sla ik ook de handen in elkaar met de bouwsector. Daarbij is het subsidieproject ‘Groen in de Bouw’ van belang. De website www.groenindebouw.be verzamelt daarvoor allerlei informatie en events.
Wat uw vierde vraag betreft: in samenwerking met de Onpartijdige Instelling voor de Controle van de Bouwproducten (COPRO) ondersteun ik eveneens het uitwerken van een label voor natuurinclusief werken voor gemeentes. Dit label wordt ontwikkeld in samenwerking met de gemeentes zelf en heeft als doel om de hele keten van producent tot en met beheerder mee attent te maken op kwalitatieve, klimaatrobuuste, standplaatsgeschikte, biodiverse groenaanleg en -beheer. De uitwerking van dit label wordt ook mee ondersteund door de oproepen die kaderen binnen de blue deal bebouwde omgeving.
Er lopen ook heel wat projecten bij het Agentschap voor Natuur en Bos, denk maar aan het innovatieproject Stedelijke Natuur, waarbij de uitbouw van een kennisnetwerk een van de hoofdlijnen is.
Zoals u merkt aan mijn opsomming, hebben we in Vlaanderen heel wat projecten. Het lijkt me echter goed dat ik de opdracht geef aan alle administraties om dat eens allemaal te bundelen, zodat we allemaal het bos door de bomen zien.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreid antwoord. Er leeft inderdaad veel. Ik stel in uw antwoord ook vast dat bebossen uw mantra is. Maar als je gaat kijken in stedelijke gebieden, en zeker in kerngebieden, is bebossing natuurlijk niet altijd mogelijk. Er is niet altijd voldoende plaats of er zijn een aantal factoren die toch wel een aanpak op maat vragen. In stadsbossen in de rand, bijvoorbeeld, gaan we vaak inheemse soorten aanplanten. In kerngebieden en stedelijk gebieden is er evenwel vaak minder waterinfiltratie en ligt de temperatuur wat hoger. Daarom beginnen een aantal boomtelers toch meer en meer signalen te geven dat er soms ook gekeken moet worden naar andere soorten, die een rol kunnen vervullen op dat openbaar domein. Dat miste ik een beetje in uw antwoord: dat we die aanpak op maat, zeker in de kerngebieden van steden, nodig hebben. In de vorige legislatuur werden bijvoorbeeld rond Gent een aantal stadsbossen aangeplant. Die dragen natuurlijk bij tot die 15 procent uit de studie, die ervoor zorgt dat een stad met 1 graad kan afkoelen. Maar natuurlijk liggen die altijd op een paar kilometer van het echte centrum. Ik denk dat je ervoor moet zorgen dat je daar voldoende in handen hebt om bijvoorbeeld groenslingers, geveltuintjes en dergelijke te stimuleren. Ik denk dat er op dat vlak nog wel wat meer initiatieven genomen kunnen genomen, om niet enkel in grootstedelijke kernen maar ook in kleinere kernen te kunnen zorgen voor dat soort natuur, dat soort verkoeling, dat soort klimaatmaatregelen, ook in functie van het verhinderen van hitte-eilanden.
Wat dat kennisportaal betreft, wil ik nog aanstippen dat ik het zeer nuttig vind om kennis daarrond te bundelen. Ik wil ook oproepen om daarin zeker ook kennis vanuit de praktijk een plaats te geven. Het is niet omdat je iets van asfalt of beton kent, dat je weet hoe een boom in elkaar steekt of wat een boom nodig heeft. Dat zijn, denk ik, zaken die we zeker in een kerngebied kunnen en moeten gebruiken en waarover telers ook heel wat ideeën hebben. Dat is dus mijn bijkomende vraag: op welke manier denkt u die echte kennis over bomen, over gewassen, over struiken, over geveltuinen en dergelijke, die vooral aanwezig is bij telers en bij een aantal groenvoorzieners, mee te nemen in het kennisportaal dat u wilt opbouwen?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw uitgebreid antwoord. Het klopt dat er heel veel mogelijk is voor diegenen die willen, dat er heel veel initiatieven, kennisvergaring en subsidiemogelijkheden zijn. Waarover ik me het meest zorgen maak, zijn de steden en gemeenten waar het hitte-eilandeffect nog niet echt voelbaar is, die dus eigenlijk nog relatief veel open ruimte hebben, maar waar de verstedelijking toch groot is en die nu heel snel aan het verdichten zijn. Daar zie je dat de initiatieven heel vaak niet geïnspireerd zijn vanuit de gedachte om al afkoeling te voorzien. Plant u een specifieke aanpak om ook die steden en gemeenten mee te overtuigen? We zien daar namelijk dat er op dit moment heel veel verdichting gerealiseerd wordt, waarvan we later zullen zeggen dat we er meer open ruimte of meer ontharding hadden moeten voorzien. Dan krijg je het effect dat je later moet uitbreken wat je nu verhardt. Ik denk dus dat er, voor die doelgroep die nu niet overtuigd is om meer groen te voorzien, een specifieke aanpak nodig is, om nu te voorkomen in plaats van later te genezen, want dat zal heel wat duurder zijn.
De heer Van Hulle heeft het woord.
Ik was niet van plan om tussen te komen, maar ik voelde me aangesproken, mijnheer De Roo. Ik weet niet of u dat weet, maar ik ben een bosboomkweker van de zevende generatie.
Ik weet niet of ik er iets van ken, maar ik denk van wel. Ik wil collega De Roo bijtreden in wat hij zegt over klimaatadaptatie en het feit dat er nu een lijst op tafel ligt met zogezegd autochtone bomen. Ik denk dat die lijst het best aangepast wordt. Dat is al in gang gestoken en dat is goed.
Verder is de boomkwekerijsector vragende partij om zoveel mogelijk informatie te geven. Dat is dus zeker een link met dit onderwerp.
Ik ben ook burgemeester van Maldegem, minister. Er komt inderdaad heel veel af op de gemeenten, zoals mogelijkheden om te ontharden en dergelijke. Ik kan het alleen maar toejuichen dat u dit alles wilt bundelen. Ik wil u vragen om alle informatie te bundelen en eenvoudiger te maken, zodat er pakketten zijn waarop heel eenvoudig ingeschreven kan worden, zodat een gemeente bij wijze van spreken op tien minuten tijd een dossier kan indienen waarmee de komende jaren aan de slag gegaan kan worden. Ik denk dat daar vraag naar is en dat dit ook een grote toegevoegde waarde kan betekenen. Want nu is het heel moeilijk om kleine projectjes te detecteren. Als burgemeester word je overstelpt met heel veel mails. Ik denk dat dit een oplossing kan zijn.
Minister Demir heeft het woord.
Mijnheer De Roo, ik verwees al naar de voorbereiding van de Green Deal Klimaatadaptatie voor stadsplanners, projectontwikkelaars, landschapsarchitecten en lokale besturen, waarin samengewerkt zal worden rond mogelijke maatregelen voor klimaatadaptatie bij de inrichting van de stedelijke en gemeentelijke omgeving. Wij zullen ook een projectoproep hitte-eilanden lanceren om alles samen te voegen en efficiënter aan te pakken. Dat zit er dus aan te komen.
Collega Schauvliege, kwalitatieve verdichting is inderdaad belangrijk. Regelmatig wordt bij verdichting het groene inderdaad uit het oog verloren. Het klimaatportaal biedt wel heel wat informatie aan lokale besturen om die hitte-effecten te voorkomen. Ik denk dat heel wat gemeenten die tool kennen.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, collega’s, voor de aanvullingen. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat we het effect van hitte-eilanden zoveel mogelijk moeten proberen te voorkomen door doordachte aanplantingen te realiseren. De studies zijn er. Er is al wat beleid rond. Er staan ook veel dingen in de steigers. Ik hoop dus dat we gemeentebesturen via die projectoproepen kunnen motiveren, maar dat we ook particulieren kunnen motiveren, om in kerngebieden aanpassingen te doen om het ook op langere termijn volhoudbaar te maken op het vlak van hitte.
De vraag om uitleg is afgehandeld.