Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Goeiemorgen collega’s, welkom in dit nieuwe jaar. Mijn beste wensen voor iedereen, een goede gezondheid en het liefst ook debatten over iets anders dan corona dit jaar. Dat zou tof zijn.
De heer Meremans heeft het woord.
Collega’s, ook van hieruit mijn beste wensen, ook voor de vele moedige kijkers die ons programma wekelijks volgen, als beloning voor hun doorzettingsvermogen. Dat is natuurlijk niet altijd evident.
Minister-president, net voor het einde van het jaar werden de toegekende subsidies binnen de nieuwe subsidielijn voor de amateurkunstensector bekendgemaakt. In totaal werden er 179 dossiers ingediend, waarvan er 147 ontvankelijk werden verklaard. Uiteindelijk zal, na beoordeling, over 87 goedgekeurde dossiers in totaal 440.179 euro verdeeld worden, waarbij een project maximum 10.000 euro kan ontvangen. We zien een mooie spreiding over de diverse Vlaamse regio’s, onze provincies, maar het valt op dat de meeste projecten zich binnen de discipline ‘muziek’ bevinden.
In het nieuwe reglement werd initieel naar voren geschoven om één indienronde per jaar te houden. Het gaat weliswaar om een experimenteel reglement, waarbij het evident is dat dit na de eerste ronde geëvalueerd wordt om te bekijken waar al dan niet zou moeten worden bijgestuurd. Uit de sector horen we alvast signalen dat men er voorstander va is om extra rondes in te lassen gedurende het jaar. Dat is meteen ook een vraag die ik zelf zou willen onderschrijven.
Minister-president, hebt u deze evaluatie al kunnen volbrengen? Zo ja, wat zijn daarvan de conclusies? En bent u bereid om in te gaan op de vraag van de sector om een tweede ronde te organiseren? Zo neen, kunt u ons meegeven hoever deze evaluatie staat en wanneer deze zal voltooid worden?
Zal voor 2022 van een gelijkaardig budget als in 2021 uitgegaan worden, ondanks het feit dat in 2021 niet alle middelen werden aangewend?
Het experimenteel reglement is voor drie jaar geldig. Hebt u al enig zicht op wat men na deze drie jaar met dit reglement zal doen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ook op mijn beurt de beste wensen aan alle commissieleden en aan alle mensen die de commissie volgen. Voorzitter, ik onderschrijf volledig uw wens om het over andere dingen dan over corona te hebben. Ik hoop dat we in 2022 van de pandemie naar de endemie kunnen gaan, zodat we af geraken van dat acute en zodat iedereen in 2022 wat meer plezier kan beleven dan in 2021;
Mijnheer Meremans, ik heb de afgelopen weken samen met mijn administratie al een eerste evaluatie gemaakt van de eerste ronde van het experimentele reglement talentontwikkeling. Later deze maand gaan we ook in gesprek met de sector zelf.
Ik zal u nu de belangrijkste conclusies geven van deze eerste evaluatie. Ik start met een aantal cijfers en ga daarna dieper in op het beoordelingsproces zelf.
Wat de verdeling van de aanvragen over de verschillende kunstdisciplines betreft, valt het inderdaad op dat een groot aantal dossiers zich binnen de discipline muziek situeert, namelijk 96 aanvragen. Het gaat hier in het bijzonder om groepjes binnen de pop- en rockmuziek die artistiek en soms ook op omkaderend vlak willen groeien. Dit gaat dikwijls gepaard met de opname van een extended play (EP) of een album. Er blijkt op dat vlak dus een duidelijke nood te zijn. Binnen de discipline muziek komen ook de meer klassieke muziekverenigingen zoals fanfares, harmonieën, enzovoort aan bod. Hierna komen de disciplines beeldende kunsten, met 30 aanvragen, theater, met 25 aanvragen, schrijven en woord, met 23 aanvragen en fotografie en film, met 23 aanvragen. De disciplines dans, met 9 aanvragen, en circus, met 2 aanvragen, zijn het minst vertegenwoordigd. Een opmerking bij deze verdeling is dat de aanvragers meerdere disciplines konden aanvinken.
We kunnen besluiten dat er binnen de meeste disciplines een significante nood bestaat voor de subsidie talentontwikkeling, met muziek als uitschieter. Voor de disciplines dans en circus is het momenteel nog te voorbarig om conclusies te trekken over de nood aan een dergelijke subsidie, aangezien ook andere factoren, bijvoorbeeld de timing van de eerste ronde, een verklaring kunnen zijn voor het lage aantal aanvragen binnen deze disciplines.
Wat het onderscheid tussen vzw’s en natuurlijke personen als aanvragers betreft, stellen we vast dat 55 aanvragen van de 147 ontvankelijke dossiers werden ingediend door vzw’s. 92 aanvragen gebeurden door individuele kunstenaars, al dan niet optredend als vertegenwoordiger van feitelijke verenigingen. De vraag in het aanvraagformulier om, indien van toepassing, de naam van de feitelijke vereniging te vermelden, was niet verplicht en werd niet altijd correct beantwoord. Voor deze ronde kan het onderscheid tussen individuele kunstenaars en feitelijke verenigingen dus niet exact in beeld gebracht worden.
Het was in deze eerste ronde niet verplicht om samen te werken met partners om voor subsidiëring in aanmerking te komen. Uit de analyse blijkt dat in 99 aanvragen sprake was van een of meerdere vormen van samenwerking, tegenover 48 aanvragen zonder samenwerkingsverband. Van de 87 positief geadviseerde en gesubsidieerde dossiers, is er in 72 dossiers sprake van samenwerking. 15 dossiers kregen subsidie toegekend, maar de aanvragers duidden geen samenwerkingsverband aan. Uit de inhoudelijke analyse bleek echter dat er in 14 gevallen wel sprake was van een bepaalde vorm van samenwerking, bijvoorbeeld het samenwerken met een coach of professionele artiest.
Wat de vormen van samenwerking betreft, stellen we vast dat samenwerking met partners uit het professionele kunstenveld het meest aan bod kwam, samenwerking met de landelijke amateurkunstenorganisaties het minst. Samenwerking met het deeltijds kunstonderwijs kwam in 25 aanvragen aan bod, waarvan 17 positief werden geadviseerd. Ik kom straks nog terug op het aspect samenwerking.
En dan was er de vraag over het beoordelingsproces zelf. Uit de evaluatie blijkt dat de ontvankelijkheidstoets in deze eerste ronde een vrij groot aantal onontvankelijke subsidieaanvragen opleverde: 32 op een totaal van 179. Bij de meeste onontvankelijk verklaarde subsidieaanvragen was de aanvrager geen amateurkunstenaar of amateurkunstenvereniging – dat was het tweede ontvankelijkheidscriterium. De afweging of een aanvrager al dan niet behoort tot de amateurkunstensector vraagt echter meer inzicht in de betrokken dossiers, waardoor de ontvankelijkheidstoets meer tijd in beslag nam dan verwacht.
De kwaliteit van de inhoudelijke en zakelijke aspecten van de ontvankelijke dossiers werd, zoals het reglement dit voorziet, beoordeeld door de administratie. Er werd geen beroep gedaan op externe experten aangezien er voldoende interne expertise aanwezig was om tot een afgewogen advies te komen voor alle resterende dossiers.
Zoals ik al vermeld heb, beschouwt het subsidiereglement ‘samenwerking’ niet als een verplicht criterium maar als een potentiële inhoudelijke meerwaarde. Aanvragers kunnen in hun dossier aangeven of ze inzetten op samenwerking met het deeltijds kunstonderwijs, met partners uit het professionele kunstenveld, met een landelijke amateurkunstenorganisatie of met andere organisaties.
In de beoordeling is gebleken dat het moeilijk is om de meerwaarde van samenwerking te honoreren omdat zij niet verplicht is en bijgevolg niet bij alle dossiers aanwezig is. Daardoor kunnen de dossiers niet op dezelfde manier met elkaar vergeleken worden. Uit de cijfers blijkt evenwel dat er in het merendeel van de positieve aanvragen sprake is van enige vorm van samenwerking. Een diepgaande analyse van de 15 positieve dossiers die geen samenwerkingsverband hebben, leert dat er in 14 gevallen wél sprake is van een brede vorm van samenwerking: met een coach, met een mentor of met professionele artiesten. Kwalitatieve projecten die inzetten op talentontwikkeling en een subsidie toegekend krijgen, bevatten dus in bijna 100 procent van de gevallen een samenwerking. Samenwerking blijkt dus een belangrijke katalysator voor talentontwikkeling te zijn.
Op basis van deze evaluatie denk ik eraan om een aantal bijsturingen te doen aan het reglement, dat binnenkort ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering zal worden voorgelegd. Deze bijsturingen werden al met de sector besproken. Een mogelijke bijsturing is het organiseren van een bijkomende indienronde, op 15 april, voor projecten die van start gaan op 1 augustus van datzelfde jaar.
Op die manier kan ik tegemoetkomen aan de vraag van de sector, die zo korter op de bal kan spelen. Concreet streven we jaarlijks dus naar de organisatie van twee projectrondes, met als indiendeadline 15 september én 15 april.
Voor 2022 is eenzelfde budget, namelijk 835.000,00 euro, beschikbaar, omdat ik ervan uitga dat het reglement nog heel wat groeipotentieel heeft, zowel op het vlak van het aantal als van de kwaliteit van de aanvragen, en zeker nu ik de mogelijkheid overweeg om een tweede indienronde per jaar in te voeren.
Zoals u weet, start ik dit jaar ook met het traject naar een nieuw Amateurkunstendecreet. In dit kader zal ik nagaan of het wenselijk is om het reglement op termijn te doen ‘landen’ in het nieuwe decreet. Dit zal uiteraard afhangen van de evaluatie van de volgende rondes.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Er is duidelijk heel wat werk aan voorafgegaan. Dat is zeer goed. Die rondes worden inderdaad gesmaakt. Ik ben blij dat er een tweede ronde komt, namelijk op 15 april. Ik denk dat daar nood aan is, ik denk dat steeds meer organisaties of amateurkunstenaars de weg daarnaartoe kunnen vinden. We moeten natuurlijk ook goed kijken – er zijn al suggesties gedaan in de conceptnota – hoe we dan verder gaan met dat experimenteel reglement. Moet dat van de Vlaamse Regering komen of vertrouwen we dat aan een ander toe?
Ik ben alleszins blij met het antwoord. Ik hoop gewoon dat, ook al gun ik het de muzieksector van ganser harte – er leeft heel wat talent, niet alleen in de klassieke muziek, maar ook in de harmonieën, brassbands, fanfares en bij rock- en andere muziekgroepen –, de andere sectoren daar ook een hoger aantal kunnen bereiken.
Alleszins bedankt. Dit is goed nieuws voor de amateurkunstensector. We dragen de sector een warm hart toe, vandaar de regelmatig terugkerende aandacht ervoor.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Collega Meremans, bedankt voor uw vraag en om de amateurkunsten hier weer onder de aandacht te brengen. Minister-president, bedankt voor uw duidelijke antwoorden.
Ik kan alleen maar de appreciatie bijtreden voor de bijsturing van het reglement, zeker na een grondige evaluatie en een goed overleg met de sector. Dat lijkt me de juiste manier van werken.
Ik wil één aandachtspunt meegeven. We moeten opletten dat we niet te veel tijd gaan besteden aan dat experimentele reglement omdat er dan minder tijd kan gaan naar een grondige voorbereiding van de aanpassing van het Amateurkunstendecreet. Verder enkel maar mijn appreciatie voor de aanpak.
De vraag om uitleg is afgehandeld.