Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Ronse heeft het woord.
Derde keer goede keer: een gelukkig 2022 voor iedereen.
Dit is een vrij actuele vraag. Recent konden we zien dat de fameuze vragenlijst nauwelijks wordt ingevuld, waar ik trouwens wel wat begrip voor heb. Maar we hebben ook een goede traditie in Vlaanderen waarbij wordt ingezet op mensen die langdurig ziek zijn. Er is een fantastisch akkoord met het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), waarbij re-integratietrajecten worden uitgewerkt.
Dit is in 2016 gestart en er zijn twee verschillende soorten re-integratietrajecten: een voor langdurig zieken met arbeidscontract en een voor langdurig zieken zonder arbeidscontract. Het Rekenhof heeft die trajecten doorgelicht en geconcludeerd dat slechts 2 procent van de doelgroep wordt bereikt. En twee derde van de mensen die een dergelijk traject heeft doorlopen, is na 21 maanden, dus na bijna 2 jaar, nog niet opnieuw aan de slag. Het gaat dan over mensen met een arbeidscontract.
Voor wie geen arbeidscontract heeft, zijn de resultaten iets positiever, maar ook niet echt om over naar huis te schrijven. Daarnaast deelt het Rekenhof een aantal bevindingen mee. Zo worden de trajecten het best zo vroeg mogelijk opgestart. Ook de leeftijd speelt mee: hoe jonger, hoe meer kans op succes. Tot slot stelt het onderzoek dat de overheid onvoldoende informatie heeft om de trajecten goed op te volgen.
Het Rekenhof vraagt om de koers te veranderen. Alle beleidsniveaus zijn het erover eens dat het versterken van langdurig zieken belangrijk is. Wanneer we het hebben over de krapte op onze arbeidsmarkt, is dat de meest relevante actie die we kunnen ondernemen.
Federaal minister Vandenbroucke kondigde in september 2021 een omvattend en ambitieus plan met concrete maatregelen aan om vanaf 2023 de langdurig zieken beter te activeren. Het was een straf megaplan dat voorzag in zestig terug-naar-werkcoördinatoren voor meer dan 500.000 langdurig zieken, aangeworven bij de ziekenfondsen. Langdurig zieken zouden op termijn na 10 weken afwezigheid – hou je vast – verplicht een vragenlijst moeten invullen. Wie dat niet doet, behoudt nog 95 procent van zijn uitkering. Dit is het fantastische megaplan van minister Vandenbroucke. Ik heb me trouwens vergist: het gaat niet over 95 maar over 97,5 procent van de uitkering die men zou behouden.
We hebben gezien dat zelfs dat niet is gelukt. Ondanks die federale flop op dat vlak hebben we op Vlaams niveau wel een duidelijke visie die barst van de ambitie en die niet focust op sancties maar op het versterken van langdurig zieken, waarbij aan het RIZIV middelen worden gevraagd om meer te kunnen begeleiden. Minister, u hebt trouwens ook een grote verdienste aan het uitwerken van die visie.
Minister, welke lessen trekt u uit het rapport van het Rekenhof over het federale re-integratietraject? Op welke manier zijn deze resultaten relevant voor Vlaanderen en de samenwerking tussen VDAB en het RIZIV?
Wat is de stand van zaken van de samenwerkingsovereenkomst tussen het RIZIV en VDAB om ons groeipad, namelijk 7500 trajecten realiseren in 2022 en nadien evolueren naar 10.000 trajecten, te realiseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ronse, op mijn beurt wens ik u een heel gelukkig nieuwjaar. Ik had mijn nieuwjaarswensen vanochtend bij de eerste ronde al gebracht, maar ik heb u daar niet gezien. Bij deze wens ik u veel sportieve, politieke en andere geneugten en vraag ik u niet te veel op mijn kap te zitten. Dat zou heel aangenaam zijn.
Ik wil beginnen met iets recht te zetten. Het gaat hier over een rapport van het Rekenhof dat gaat over de re-integratie van langdurig zieken, maar zich louter beperkt tot de federale trajecten van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (WASO) en het RIZIV. Over wat we in Vlaanderen doen, wordt in het rapport niet gesproken.
Het rapport is mij niet onbekend. Het geeft interessante, aanvullende informatie voor de acties die we in Vlaanderen volop aan het uitwerken zijn rond de re-integratie van langdurig zieken.
De grootste conclusie die ik trek, is dat het rapport het belang bevestigt van het Vlaams actieplan ‘Re-integratie van langdurig zieken’, dat we vorig jaar in februari 2021 hebben gelanceerd. Vanuit VDAB wordt sterker dan ooit ingezet op het sensibiliseren en informeren van de verschillende betrokken actoren bij re-integratie: de huisarts, de behandelend arts, de arbeidsarts, de werkgevers, de mensen met gezondheidsproblemen zelf enzovoort.
Het rapport van het Rekenhof benadrukt de gunstige effecten van de RIZIV-trajecten en geeft als aanbeveling om te blijven investeren in dergelijke trajecten. Vanuit Vlaanderen stimuleert dit rapport mij in de ambitie om het aantal trajecten op te trekken en zo meer mensen te ondersteunen in hun werkelijke re-integratie naar werk. De ambitie voor het jaar 2022 ligt op 7500 trajecten. Wetende dat we in 2021 net niet op 5000 trajecten afkloppen, is dat een ambitieus cijfer. De coronacrisis heeft ons in 2021 echter zwaar parten gespeeld. Nochtans zagen we een mooie stijging ten opzichte van 2019 in de tweede helft van het jaar 2021.
Daarnaast onderschrijft het rapport het belang van een tijdige opstart van een traject naar werk. Dat bleek ook uit een studie van het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) uit oktober 2021. Daarin wordt vastgesteld dat de kans op een succesvolle re-integratie nauw verbonden is met de snelheid waarmee re-integratietrajecten worden opgestart. VDAB tijdig bij deze trajecten betrekken, is een nagel waarop ik blijf kloppen.
Mijn boodschap wordt wel door de federale collega’s opgepikt. Zowel minister Vandenbroucke als minister Dermagne plannen wijzigingen in de re-integratiewetgeving. Wij zijn in nauw overleg om een snellere betrokkenheid van VDAB mogelijk te maken.
Het terug-naar-werkplan van minister Vandenbroucke komt tegemoet aan een aantal suggesties uit het rapport van het Rekenhof. De inschakeling van de terug-naar-werkcoördinatoren zou een gunstig effect kunnen hebben op voorwaarde dat zij de dienstverlening van VDAB voldoende kennen en bijgevolg vlot doorverwijzen. Zo niet, is het weer een maat voor niets. Dat zal dus superbelangrijk zijn.
Mensen die als arbeidsongeschikt zijn erkend, zullen normaal gezien sneller opgepikt worden nadat ze instromen in de arbeidsongeschiktheid, en bijgevolg sneller de juiste ondersteuning kunnen genieten. Mensen die arbeidsongeschikt zijn, kunnen vanaf de eerste dag contact opnemen met de terug-naar-werkcoördinator van het ziekenfonds. Het initiatief van iemand die bijvoorbeeld geïnteresseerd is in een opleiding bij de VDAB, wordt daardoor gestimuleerd.
Voor wie geïnteresseerd is: op 24 januari 2022 organiseert het RIZIV een kick-offwebinar over het terug-naar-werkplan. Ik ben daar zelf ook bij betrokken want het Vlaamse beleid krijgt daar ook expliciet een plaats.
Tegelijk tracht VDAB nu ook zelf snelheid te maken door nauwer samen te werken met de arbeidsartsen. Daarnaast werken partners van VDAB, zoals het Gespecialiseerd Team Bemiddeling (GTB), heel erg outreachend, zoals in een revalidatiecentrum of pijnkliniek, waardoor de deelnemers onmiddellijk van bij de behandeling opnieuw de eerste stappen naar werk kunnen zetten.
Het is ook belangrijk op te merken dat het rapport van het Rekenhof slechts op een klein deel van de dienstverlening focust omdat ook zelfstandigen, werknemers met een vaste benoeming enzovoort worden ondersteund.
Daarnaast zijn de federale cijfers van de RIZIV-trajecten voor de overgrote meerderheid Vlaamse inspanningen. Ik wil dat toch wel benadrukken, collega's. In de audit van het Rekenhof werd echter enkel gefocust op de opleidingstrajecten, terwijl deze slechts 35 procent van de RIZIV-trajecten binnen het raamakkoord omvatten. Bij VDAB komen ook veel mensen terecht die extra begeleiding of coaching op de werkvloer nodig hebben.
Wat de samenwerkingsovereenkomst tussen het RIZIV, VDAB, GTB en de verzekeringsinstellingen betreft, heb ik op 14 december 2021 een gesprek gehad met minister Vandenbroucke. We werken nu aan een gezamenlijk protocol. Dat protocol moet de basis vormen voor de nieuwe samenwerkingsovereenkomst in de toekomst. Het is de bedoeling dat op zeer korte termijn te realiseren, collega’s.
De heer Ronse heeft het woord.
Dank u wel, minister, ook voor de persoonlijke wensen. Ik heb nog nooit op uw kap gezeten, ik zal dat dus in 2022 ook niet doen.
Ik ben echter wel een beetje teleurgesteld, niet in u maar wel in het feit dat het zo tergend traag gaat. We hebben zo’n mooi regeerakkoord, dat al in 2019 werd afgesloten. We hebben daarin heel ambitieuze zaken gezet voor mensen die langdurig ziek zijn: het groeitraject, de trap richting tienduizend mensen … We hebben daar ook iets heel duidelijks in gezet, namelijk een inspanningsverbintenis om na drie maanden langdurige ziekte effectief een re-integratietraject aan te vatten. Elke keer opnieuw wordt dat op de lange baan geschoven. Eerst komen er zestig terugkeercoaches. Dan is er de verplichting van een vragenlijst, die daarna weer wordt ingetrokken. Dan wordt er gezegd dat we de nieuwe trajecten gaan toewijzen aan regio’s die nog helemaal niets uitgevoerd hebben op dat vlak, zijnde Wallonië en Brussel, en dat we Vlaanderen in de kou gaan laten staan.
Ik wil u een compliment geven, minister, omdat ik vind dat u zo optimistisch blijft daarover. U zegt telkens opnieuw: “Ik heb een goed gesprek gehad met minister Vandenbroucke en met minister Dermagne en we zullen er wel raken.” Ik vind dat we er niet aan het raken zijn. We zijn op dat vlak enorm veel tijd aan het verliezen, zeer kostbare tijd. Gisteren heb ik de plenaire vergadering gevolgd, waarin het opnieuw ging over die arbeidskrapte. Elke dag opnieuw gaat het over die arbeidskrapte. Dit is de grootste groep mensen. Daar zit potentieel. We hebben de politieke wil in Vlaanderen, over de partijgrenzen heen, om die mensen te versterken. We weten dat we dat kunnen. Het enige dat we nodig hebben, zijn een aantal hefbomen. Ik hoop echt dat we die hefbomen de komende maanden krijgen, zodat u kunt doen wat u zelf voorzien hebt en waarover u zelf zeer ambitieus bent.
In dezen ben ik dus wel bijzonder teleurgesteld, niet in u, minister, maar wel in het federale niveau en in het feit dat het daar echt niet vooruitgaat. Ik vind dat we met zijn allen op tafel moeten kloppen. We hebben, onder leiding van de voorzitter, een goede resolutie ingediend. Ik hoop dat we ons ook houden aan wat in die resolutie staat. Ik hoop ook dat de collega’s, samen met mij, die sense of urgency kunnen uitstralen, want dat is echt onze rol nu.
De heer Ongena heeft het woord.
Ook van mijn kant de beste wensen aan diegenen die ze nog niet gekregen zouden hebben. Ik wens collega Ronse een positief, constructief jaar toe. Voor alle duidelijkheid: ik sta achter de dringende vraag om te proberen om die grote groep langdurig arbeidsongeschikten veel meer te activeren. U sprak over een resultaat van 2 procent. Er is dus nog een weg af te leggen.
Ik deel iets minder – dat mag u me niet kwalijk nemen – de kritiek op het federale niveau. De vorige Federale Regering – waarvan uw partij deel uitmaakte, mijnheer Ronse – heeft een hervorming doorgevoerd inzake de regeling voor langdurig zieken. Misschien moeten we nu vaststellen dat die hervorming niet ver genoeg ging. Pas nu begint men te spreken over sanctionering. Toen al werden er re-integratietrajecten ingevoerd. We stellen vast dat wat we toen samen hebben gedaan, misschien niet ver genoeg ging. Laten we hopen dat we nu wel verdere stappen kunnen zetten.
Dat gezegd zijnde, kijk ik toch vooral in de richting van het Vlaamse beleid, minister. Het is goed dat er een samenwerking op punt wordt gezet. We hopen dat die tot betere resultaten kan leiden. Ik steun ook absoluut uw vraag om VDAB veel sneller te betrekken bij die re-integratietrajecten. Ik denk dat dat echt wel kan helpen.
Ik vroeg mij het volgende af. Het gaat altijd over sanctionering en dergelijke. Maar in welke mate moeten we ook niet kijken naar onze eigen Vlaamse ondersteuningspremie? Die is vandaag een succes. Misschien moeten we die eens onder de loep nemen en eventueel wat moderniseren, aanpassen, verhogen, de voorwaarden versoepelen … Ik weet wel dat er onlangs nog een hervorming was richting bepaalde sectoren. Maar er zijn heel veel mensen in langdurige arbeidsongeschiktheid, die heel graag weer aan de slag willen gaan. Ze botsen echter vaak op werkgevers die daar moeite mee hebben, die die mensen moeilijk kunnen re-integreren. Misschien kan het helpen om die premie te hervormen en eenvoudiger te maken. Mijn vraag is dus heel concreet. Bent u, in heel het verhaal rond langdurig zieken, bereid om eens te kijken naar de Vlaamse ondersteuningspremie (VOP)? Moeten we die misschien niet hervormen? Dit kan een van de vele elementen zijn om de succesgraad omhoog te krijgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Ongena, ik zal starten met uw vraag. De VOP wordt volledig geïntegreerd in het decreet Individueel Maatwerk. We voeren op dat vlak een heel grote hervorming uit, een vereenvoudiging. Er komt ook een begeleidingspremie. Dat decreet werd gisteren in de plenaire vergadering goedgekeurd en nu moeten de uitvoeringsbesluiten worden opgesteld. Ik heb begrepen dat u gisteren afwezig was wegens ziekte. Misschien hebt u dat deel van het debat minder goed kunnen volgen. Collega Vande Reyde heeft u trouwens goed vervangen en heeft u ook vernoemd. Uw opmerking is wel terecht. Daarom zijn we ook aan de slag gegaan om de VOP en alle andere instrumenten beter te integreren.
Collega Ronse, ik vind niet dat u teleurgesteld moet zijn. Teleurstelling is natuurlijk een gevoel. Ik kan proberen om uw teleurstelling weg te nemen, maar als dat gevoel er blijft, dan is dat zo. Ik raad u aan om te kijken naar de realiteit op het terrein. Onze partners zijn op dit ogenblik aanwezig in pijnklinieken en revalidatiecentra. Dat is iets compleet nieuws. Dat kon vroeger niet. Nu zijn ze daar aanwezig om outreachend te werken. Ze werken daar aan heel mooie dingen. Ik heb trouwens zelf een project in Gent bezocht. Ik heb het jullie al eens gezegd: als jullie met deze commissie eens een geslaagd re-integratieproject willen bezoeken, kan ik dat in Gent aanraden. Maar er zijn er nog veel andere in Vlaanderen. Daar wordt hypermodern gewerkt. Daar merk je hoe motiverend het is om mensen op de arbeidsmarkt een tweede leven te geven nadat ze iets ergs meegemaakt hebben. Dat is zo mooi. Dat zou iedereen ervan moeten overtuigen dat we daar veel meer in moeten investeren.
Ondertussen hebben we ook een samenwerking opgezet met de arbeidsartsen, collega Ronse. Ik wacht dus niet op de federale overheid om die arbeidsartsen te contacteren. We kunnen dat zelf en we doen dat ook zelf. Ik geef een voorbeeld. Als een arbeidsarts – dat is ook maar een mens – geen zin heeft om iemand naar VDAB door te verwijzen of niet weet dat hij dat kan doen, dan gebeurt het niet. Het is niet altijd een kwestie van niet willen maar ook van niet weten. Veel van die zaken kunnen nu al, als de artsen goed geïnformeerd zijn en daarvoor het nodige doen. We hebben de afgelopen maanden ook tientallen webinars en infosessies gegeven bij artsen. Er zijn nog heel wat initiatieven gepland. Ik ben hoopvol. Maar ik heb een beetje het gevoel dat vandaag nog altijd geldt: onbekend is onbemind.
Los van de federale trajecten en de hervormingen die er daar moeten komen, worden de instrumenten die er vandaag zijn te weinig gebruikt, vind ik, ook door de artsen. Dat kunnen we zelf doen. Dat zijn zaken waarvoor ik op niemand moet wachten om in te grijpen. Het is geen eenvoudig dossier. Je moet ook een goed evenwicht vinden. Collega Ronse, het gesprek met collega Vandenbroucke waarnaar ik verwees, is hetzelfde als datgene waarnaar ik verwees vlak voor de kerstvakantie bij uw vraag om uitleg, toen dat gesprek net plaatsgevonden had. Ondertussen is er geen nieuw gesprek geweest. We hebben toen gezegd: we gaan de komende maanden proberen om onze discussiepunten uit te klaren. Ik geloof wel in het landen van dit dossier. Dat is mijn ambitie in dit dossier.
De heer Ronse heeft het woord.
Minister, u geeft een mooi voorbeeld. Dat moet volgens mij nog meer de sense of urgency aangeven om er een lap op te geven. Ik ben er oprecht van overtuigd dat we op Vlaams niveau doen wat we moeten doen. Er is altijd verbetering mogelijk, maar de ambities zijn er. We zijn die aan het realiseren. Maar die inspanningsverbintenis om snel in zo’n traject te stappen, vind ik toch wel cruciaal. Ik hoop echt dat we daarmee de komende maanden kunnen landen.
Wat er al dan niet in vorige regeringen gebeurd is, zal me worst wezen. We zitten vandaag met een gigantische druk op onze sociale zekerheid daaromtrent en met een gigantische druk op de arbeidsmarkt. Er ligt een grote oplossing bij de langdurig zieken. De voorbeelden tonen aan dat het kan werken. Het zou dus collectief schuldig verzuim zijn, mochten we niet wekelijks op die nagel blijven kloppen in dit parlement.
De vraag om uitleg is afgehandeld.