Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mijn vraag gaat over de minimumlonen voor niet-EU-sporters. De aanleiding voor deze vraag is de commotie die is ontstaan in het profvoetbal met de zogenaamde operatie Propere Handen, de recente Pano-uitzending over voetbalmakelaar en spijtopant Veljkovic en de praktijken die in de voetbalwereld schering en inslag zouden zijn.
Het gaat vaak over fiscale en parafiscale zaken, maar een aspect dat ook vaak wordt genoemd om mistoestanden tegen te gaan, is het optrekken van de minimumlonen voor voetballers van buiten de Europese Economische Ruimte (EER) of werknemers, in dit geval, in ons land.
Sporters van buiten de EER kunnen in Vlaanderen onder twee statuten werken: enerzijds als zelfstandige – vaak gaat het dan in de voetbalwereld over de trainers – en anderzijds als werknemer, wat zo is in de grote meerderheid van de gevallen. Voor sporters geldt als voorwaarde dat ze jaarlijks een kleine 85.000 euro moeten verdienen. Dat bedrag wordt jaarlijks vastgelegd en geïndexeerd. Het gemiddeld bruto jaarloon bedraagt 43.000 euro. Dit bedrag hanteren we voor bijvoorbeeld hooggeschoolden die van buiten de EER als werknemer willen werken. Voor professionele sporters is de Vlaamse overheid dus eigenlijk al dubbel zo streng als voor andere werknemers van buiten de EER. Toch is dit bedrag van 85.000 euro veel te laag in vergelijking met het gemiddelde loon dat een profvoetballer in ons land verdient. Dat ligt op ongeveer 249.000 euro. Daarom gaan er al langer stemmen op om onder andere naar het voorbeeld van Nederland dit bedrag te verhogen. In Nederland hanteert men een bedrag van 350.000 euro.
De vraag is dan alleen waarop we ons baseren en enten. We zijn immers al dubbel zo streng als voor de hooggeschoolden. Wellicht is het ook zinvol om een onderscheid te maken tussen de sporttakken, want in heel wat profsporten komen de gemiddelde lonen zelfs niet in de buurt van die 85.000 euro. Voetbal is ongetwijfeld een uitzondering wanneer het gaat over sporten in Vlaanderen.
Uw voorganger, collega Muyters, die ook minister van Sport was, was geen voorstander om deze minimumlonen voor sporters op te trekken. Ik was dan ook zeer verheugd om vast te stellen dat we in Sportminister Ben Weyts wel een medestander hebben gevonden. Tijdens de bespreking van de beleids- en begrotingstoelichting eind vorig jaar verklaarde hij immers in de commissie Sport dat hij in het kader van het overleg met de gemeenschappen en minister van Financiën Van Peteghem ook een verhoging van het minimumloon van niet-EU-spelers aan de agenda wil toevoegen. De minister motiveerde dit als volgt: “In vergelijking met andere Europese landen ligt het Belgische minimumloon voor niet-EU-voetballers veel te laag. In België bedraagt het 90.000 euro. In Nederland is het 350.000 euro. Daardoor stromen in de Belgische competitie veel spelers uit niet-EU-landen toe, ten nadele van de investeringen in de eigen jeugd.”
Dat klopt natuurlijk. 55 tot 60 procent van de professionele voetbalspelers in het land is niet-Belg. Dus een kleine minderheid van de spelers op de loonlijsten van onze voetbalclubs is Belg. We hechten allemaal heel veel belang aan het doorstromen van eigen jeugd naar de voetbalvelden in de eerste klasse.
Minister, bent u bereid om het besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot de arbeidskaarten dat sinds 1 maart 2021 in werking is over de lonen van de sporters, aan te passen om tot een meer gedifferentieerde norm te komen, afhankelijk van de sporttak en de economische situatie?
Hebt u hierover al contact opgenomen met minister van Sport Ben Weyts en zo ja, wat was zijn reactie?
Zult u hierover ook overleg plegen met de sportfederaties en de profcompetitie om de gemiddelde jaarlonen per sporttak in kaart te brengen, zodat de minimumlonen ook per sporttak kunnen worden vastgelegd?
Welke grensbedragen zou u voor de voetbalsector naar voren schuiven en welk effect wilt u daarmee bereiken?
Wat is de timing voor eventuele aanpassingen aan het regelgevend kader?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel voor uw uitgebreide vraag, mijnheer Bothuyne.
Bij het begin van deze legislatuur heb ik het besluit van de Vlaamse Regering (BVR) over de tewerkstelling van buitenlandse werknemers gewijzigd via het BVR van 1 maart 2021.
Ik heb toen ook bedenkingen en bezorgdheden geuit rond de verloning van voetballers die van buiten de Europese Unie in onze Belgische voetbalcompetitie actief zijn. Om een single permit te krijgen, moeten zij een loon van 86.209 euro krijgen. In Nederland ligt dit grensbedrag vier keer hoger, op 350.000 euro. Ik vind dat een heel grote kloof. Mijn zorg is ook dat Vlaanderen een regio wordt van waaruit spelers van buiten de Europese Unie op grote schaal doorverkocht worden. Er is natuurlijk niets mis met het dromen van de Premier League of Primera División, maar het kan niet de bedoeling zijn dat er voor Vlaanderen gekozen wordt, enkel en alleen omdat de loongrensbedragen in het kader van de singlepermitaanvraag laag liggen en het dus voor clubs een heel lucratief handeltje kan worden, ten koste van Vlaamse spelers.
Op advies van het beleidsdomein Sport werd er toen niet geraakt aan de verloningsdrempel. U hebt dat correct geciteerd, collega Bothuyne. Op 1 december 2021 heb ik de uitspraken van collega Weyts in de commissie Sport hierover ook gehoord. Hij pleit er nu toch voor om iets aan die verloning en de grensbedragen te doen.
Mijn kabinet heeft vervolgens het kabinet-Weyts gecontacteerd met de vraag om dat samen verder te bekijken. Ook heb ik een aantal vragen gelanceerd via het Europees Migratienetwerk (EMN) om een eventuele wijzing aan de regelgeving grondig voor te bereiden. Ten eerste wil ik nagaan op welke manier EU-lidstaten niet-Europese sporters, trainers of scheidsrechters een toelating geven om te werken. Gebeurt dat via arbeidskaarten en single permits zoals in Vlaanderen of op een andere manier? Ten tweede is het ook van belang om na te gaan of de EU-lidstaten effectief overgaan tot een uitreiking van een toelating tot arbeid voor deze profielen en wat de salarisvoorwaarden zijn. Ten derde wil ik ook nagaan of er in de salarisvoorwaarden een onderscheid wordt gemaakt naargelang de sporttak van de profielen. Ik verwacht de resultaten in de loop van februari 2022, collega’s. Ik zou op basis van de antwoorden die ik krijg op mijn drie vragen, tot een kader willen komen, dat ik uiteraard ook met collega Weyts zal bespreken.
Ik zal uw derde en vierde vraag samen beantwoorden. Voormalig minister Philippe Muyters heeft in 2018 de regelgeving voor tewerkstelling van buitenlandse werknemers voorbereid, dus ook voor sporters. In die regelgeving – maar misschien kan hij dat zelf nog beter uitleggen dan ik – heeft hij al een loondiversificatie doorgevoerd in overleg met de sportfederaties.
Het loon van 86.209 euro waarover zonet werd gesproken, is van toepassing op alle sporters en bijkomend op trainers uit de sporttakken voetbal, basketbal, volleybal en wielrennen en tot slot ook op scheidsrechters bij basketbal en voetbal. Trainers en scheidsrechters die niet onder de genoemde sporttakken vallen, bijvoorbeeld hockey, moeten 43.104,50 euro verdienen – de helft dus.
Op zich vind ik het systeem van diversificatie heel goed. Mijn aanvoelen is dat we voor voetbal een te laag grensbarema hebben, maar voor andere sporten – ik heb al vragen ontvangen vanuit hockey – zitten we misschien te hoog met dat loongrensbarema van 86.209 euro. Dat wil ik dus graag bekijken. Daar nu al een bedrag op plakken, zal ik zeker nog niet doen. U mag me gerust uw suggesties bezorgen. Ik wacht nog op antwoorden op mijn drie vragen.
Wat de timing betreft, wil ik dit uiteraard zo snel mogelijk uitvoeren, mijnheer Bothuyne. Dat is altijd mijn mantra. Maar ik wil het voorbereidend werk goed onderbouwen. De bevraging bij het Europees Migratienetwerk en de mogelijke antwoorden hierop zullen mij hierbij uiteraard kunnen helpen. Ik verwacht in februari een antwoord. Ik denk dus dat het een kwestie is van weken en niet van jaren, eerder van een à twee maanden, om tot een voorstel te komen.
Dank u wel, minister. Dat is alvast heel concreet. Ik ben blij dat u een en ander wat ruimer zult onderzoeken en de praktijken in andere Europese landen zult bekijken. Het is niet onlogisch, denk ik, dat we vanuit Vlaanderen, vanuit België, naar Nederland kijken. Het is niet alleen een buurland, de voetbalcompetitie bevindt er zich ook op een gelijkaardig niveau als de onze – of dat zou toch moeten. Het verschil blijkt echter zeer groot te zijn, want daar wordt de drempel gelegd op 350.000 euro en wij zitten vier keer lager. Ik schat onze voetballers en onze competitie geen vier keer lager in dan de Nederlandse, integendeel.
Het lijkt mij misschien een goed idee om te kijken naar wat de gemiddelde brutolonen zijn die uitbetaald worden in onze eigen competitie. Die schijnen op 249.000 euro gemiddeld te liggen. Als we spelers van buiten de Europese Unie aantrekken, is het logisch dat hun niveau hoger dan het gemiddelde is. Ze moeten echt een meerwaarde zijn voor onze competitie en onze clubs. Het lijkt dan ook logisch om minstens te verwachten dat zij meer dan het gemiddelde betaald worden dat in onze competitie wordt gehanteerd. Ik zou er dus in eerste instantie voor pleiten om dat drempelbedrag voor de voetbalcompetitie naar het gemiddelde loon in die competitie te brengen.
Een tweede element: ik steun alleszins ook uw pleidooi om voort te gaan op de weg die Philippe Muyters is ingeslagen over de loondiversificatie. Elke sporttak is een andere, aparte economie, heeft een andere economische wetmatigheid en verdient dan ook een aparte behandeling, zolang we maar over een menswaardig loon spreken voor professionele sporters. Ik kan mij voorstellen dat we daar, afhankelijk van de competitie, kijken naar die gemiddelde verloning als kapstok om sporters van buiten de Europese Economische Ruimte arbeidskaarten te geven.
Maar ik kijk uit naar de voorstellen die dan eind februari ongetwijfeld zullen worden geformuleerd. Ik hoop dat we daar op dat moment op kunnen terugkomen.
De heer Ronse heeft het woord.
Eerst en vooral een gelukkig nieuwjaar, iedereen. Allerbeste wensen. Fijn ook dat we meteen beginnen met een vraag die over sport gaat, altijd een leuk thema.
Maar het is een thema dat ik, eerlijk gezegd, niet kende. Bij het lezen van de vraag werd mijn interesse wel gewekt. Ik vind wat gezegd is, ook vrij logisch: het feit dat je moet gaan diversifiëren per sporttak, omdat de manier van betalen en de lonen totaal anders zijn in diverse sporten. Maar ik heb een vermoeden dat het problematische zich vooral in het voetballuik dreigt te situeren. Puur om de problematiek beter te begrijpen, denk ik dat het interessant zou zijn als we over gegevens konden beschikken van het aantal mensen buiten de EU die zo rond die 85.000 euro op jaarbasis zitten. Als dat er daadwerkelijk heel veel zijn, denk ik dat we inderdaad met een probleem zitten. Ik heb dus een beetje de bijvraag naar cijfers en aantallen om de problematiek beter te kunnen vatten, maar uiteraard met heel veel begrip als de minister nu vanuit haar wagen die cijfers niet tevoorschijn kan toveren.
Minister Crevits heeft het woord.
Onze diensten hebben die cijfers, collega Ronse. We kunnen die geanonimiseerd bezorgen. Ik denk dat het goed is om die ter beschikking te stellen. Ik denk dat voor triatlon 85.000 euro ook een beetje hoog is. Maar sowieso is het een interessant dossier en ik heb u mijn aanpak, die niet echt gecontesteerd wordt, duidelijk gemaakt.
Collega Bothuyne, het klopt wel dat we niet in een situatie mogen komen dat het de standaard is dat niet-Europeanen aan veel lagere lonen tewerkgesteld zijn dan hun collega’s. De suggestie om te kijken naar het gemiddelde loon vind ik dus zeker redelijk. Maar voor mij is het echt ook van belang dat we jeugdspelers meer de kans geven om door te breken. Ze worden nu soms door buitenlandse spelers gewoon weggedrukt. Sommigen gaan hun geluk dan beproeven in Nederland. Ik vind dat ook een beetje spijtig. Als we daar, door gemoduleerd in te grijpen, een beetje aan kunnen verhelpen, zou dat een goede zaak zijn. Wordt dus wat mij betreft vervolgd, ten vroegste in februari, als we de resultaten hebben van de vragen die we Europees gesteld hebben.
Voorzitter, ik ga die cijfers misschien aan de commissiesecretaris laten bezorgen, geanonimiseerd, zoals collega Ronse die vraagt.
Dan verspreiden we die onder alle leden van de commissie, minister.
Bedankt voor de bijkomende antwoorden. We kijken dus uit naar de cijfers en naar het werk dat dan in het voorjaar wordt opgeleverd met de studie over hoe het elders in Europa wordt aangepakt.
Ik ben het eens met wat u zei. We moeten ervoor zorgen dat de Vlaamse jonge voetballers niet weggedrukt worden door het importeren van mensen van buiten de Europese Unie die hier aan relatief lage lonen dan tewerkgesteld worden, zeker in het licht van andere voetbalcompetities. Ik denk dat heel veel Vlaamse talentvolle jonge voetballers u dankbaar zullen zijn als zij straks meer kansen zullen krijgen en ik vermoed dat heel veel voetbalsupporters u dankbaar zullen zijn als zij zien dat er meer mensen uit Vlaanderen op het voetbalveld staan waar zij naar kijken.
Wordt vervolgd, collega’s. We komen er dit voorjaar ongetwijfeld op terug.
De vraag om uitleg is afgehandeld.