Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Slootmans heeft het woord.
Mijn vraag is in feite een opvolgingsvraag, na een eerdere vraag van collega Chris Janssens in juli, over het zogenaamde dialoogplatform institutionele hervormingen, zoals het in het federale regeerakkoord werd aangekondigd. Daar was u ook bij betrokken, als minister-president van een deelstaat.
Een van de initiatieven die in het kader van dat dialoogplatform werden genomen is dat van de thematische werkgroepen. Daarbij werd in eerste instantie gewerkt met de uitwisseling van technische fiches om op die manier expertise in bepaalde thema’s te verzamelen, en vooral om uit te klaren waar de voornaamste knelpunten zitten in verband met bevoegdheidsverdelingen, bevoegdheidsconflicten en -discussies, en zo meer. Het lijkt mij evident dat die ganse operatie staat of valt met de keuze van de thema’s van die werkgroepen. In dat kader valt het toch wel op dat het hele platform toch wel een sterke Vivaldi-stempel draagt.
Ik verwijs daarbij heel concreet naar de nota aan het Overlegcomité van 25 augustus vorig jaar, waarin staat dat de thematische werkgroepen bij de evaluatie van de bevoegdheidsverdelingen steeds rekening moeten houden met de principes van de ‘interpersoonlijke solidariteit’.
Nu, op zich is er geen probleem met interpersoonlijke solidariteit, maar binnen het Belgische kader weten we wat die codetaal betekent. Het impliceert eigenlijk dat er over elke vorm van welvaartsoverdracht van noord naar zuid niet mag gesproken worden. Het moet absoluut behouden blijven. Dat is al een eerste belangrijke restrictie waar we voor op de tafel moeten kloppen.
Verder lezen we in het verslag van de interfederale interkabinettenwerkgroep (IKW) Institutionele Hervormingen van 10 november 2021 dat voor wat de thematische werkgroepen betreft de thema’s zijn bepaald op basis van onderwerpen die in het federaal regeerakkoord voorkomen en die prioritair besproken worden in de gemengde commissie Kamer en Senaat. Intussen weten we welke thema’s er in die gemengde commissie zullen worden besproken – en al bezig zijn. Het gaat over gezondheidszorg, klimaat en de evaluatie van de verschillende samenwerkingsvormen. In dat kader lezen we ook in het verslag van het IKW dat het binnen de thematische werkgroepen moet gaan over thema’s waarover reeds politieke afspraken werden gemaakt. Lees: politieke afspraken die op federaal niveau werden gemaakt. Het is dus duidelijk dat die manoeuvreerruimte de draagwijdte van die werkgroepen zeer sterk beperkt. De vraag stelt zich of wij ons die restricties zomaar moeten laten aanmeten.
Daarover wil ik de volgende vragen stellen, minister-president.
Heeft de Vlaamse Regering voorstellen gedaan om rond andere thema’s dan diegene die federaal heeft voorgesteld, werkgroepen op te richten? En zo ja, welke? Ik zou u een aantal suggesties kunnen geven, maar daar komen we straks op terug.
In hoeverre volgen de Vlaamse vakministers van de Vlaamse Regering die werkgroepen op? In welke mate sturen ze mee?
Wat is de finaliteit van deze thematische werkgroepen? Zijn dat praatbarakken? Zullen de conclusies van die werkgroepen kunnen worden gezien als gedragen door de Vlaamse Regering? Wat is het statuut van de conclusies van die werkgroepen?
Wat de technische fiches betreft weten we dat die tegen 30 november 2021 moesten worden ingeleverd. Die deadline is intussen verstreken. Ik wil graag vernemen over welke thema’s de Vlaamse administratie fiches heeft opgesteld. Zijn deze fiches op Vlaams niveau ook politiek gevalideerd? Of zijn het gewoon administratieve ambtelijke werkstukken zonder politieke tussenkomst van de Vlaamse Regering? Zullen die fiches van zowel de Vlaamse administratie als van de andere entiteiten ter beschikking worden gesteld aan het parlement? Zo ja, hoe en wanneer gaat dat gebeuren? Wat gaat de Vlaamse Regering doen in het kader van de eigen institutionele ambities met de fiches?
Ik sluit af met een kleine bijvraag over de samenstelling van de interfederale ambtelijke taskforce die toch een belangrijke rol zal moeten spelen bij de ondersteuning van die werkgroepen en die uiteindelijk, dat weten we allemaal, de teksten zal schrijven. Wat de samenstelling van die taskforce betreft stellen wij vast dat die vandaag bestaat uit vijf Nederlandstalige, vijf Franstalige en één Duitstalige ambtenaar. Onze meerderheidspositie wordt eigenlijk binnen dat kader van die taskforce volledig geminoriseerd. Minister-president, vindt u dat een aanvaardbare samenstelling en bent u akkoord gegaan met deze samenstelling?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Wat de thematische werkgroepen betreft, mijnheer Slootmans, zal het Overlegcomité beslissen rond welke thema’s werkgroepen zullen worden opgericht. Alle regeringen kunnen voorstellen voorleggen. Voorlopig zijn er nog geen werkgroepen opgericht. Het oorspronkelijke voorstel om prioritair vier thematische werkgroepen op te richten voor gezondheidszorg, milieu- en energiebeleid, arbeidsmarkbeleid en mobiliteit, vervoer en openbare werken werd uiteindelijk niet voorgelegd aan het Overlegcomité op 24 november 2021.
Voorlopig zijn er dus nog geen voorstellen gedaan. Eigenlijk is dit nog niet opgestart, en zijn die vier thema’s nog niet definitief. Heel de arbitrage daarvan moet nog gebeuren.
De opdracht van elke werkgroep is om voor het thema in kwestie een overzicht op te maken van de knelpunten en discussiepunten die al bevraagd werden met de fiches. Dat moet een geïntegreerd overzicht zijn, dus niet louter een bundeling van de input van alle overheden. Daarnaast wordt ook verwacht dat de werkgroepen een overzicht maken van mogelijke verbeteringen aan de bevoegdheidsverdeling, maar zonder daarbij keuzes te maken voor de ene of de andere optie. Het is dus een oplijsting van opties.
Ten slotte wordt van de werkgroepen verwacht dat ze de punten identificeren waar een asymmetrische bevoegdheidsuitoefening door de federale overheid zou kunnen tegemoetkomen aan specifieke noden of dynamieken in gewesten, gemeenschappen of subregio’s.
De thematische werkgroepen worden bijeengeroepen en aangestuurd door de interfederale ambtelijke taskforce, dus niet door het politieke niveau. De thematische werkgroepen zijn samengesteld uit personeelsleden van de verschillende administraties. De deelstaatregeringen en de bevoegde vakministers kunnen, net als de twee federale ministers van institutionele hervormingen, wel een waarnemer aanduiden. De verslagen en rapporten van de thematische werkgroepen worden ter informatie bezorgd aan onder andere de minister-presidenten van de verschillende regeringen. Zij worden ter kennis gebracht van het eerstvolgende Overlegcomité, zodat ze ook beschikbaar zullen zijn voor de parlementsleden.
Zoals gezegd, hebben de thematische werkgroepen alleen inventariserende en beschrijvende opdrachten. Alleen ambtenaren nemen deel aan de besluitvorming van de werkgroepen en ze worden niet geacht politieke standpunten in te nemen. In ieder geval kunnen de rapporten niet beschouwd worden als een standpunt van een of meer regeringen, ook niet als een ze een vertegenwoordiger als waarnemer in de thematische werkgroep hebben afgevaardigd.
Wat betreft de technische fiches: voor de Vlaamse overheid is de bevraging georganiseerd door het Voorzitterscollege. Alle leidende ambtenaren werden bevraagd en hebben input kunnen leveren. Die input werd gebundeld in tien fiches: één fiche per beleidsdomein, soms nog onderverdeeld in subfiches of subthema’s.
Het was uitdrukkelijk de bedoeling, in ieder geval op Vlaams niveau, dat dit een zuiver administratieve oefening zou zijn. De fiches zijn niet gevalideerd door de Vlaamse Regering noch door de bevoegde ministers. Dat werd ook zo meegedeeld aan de federale minister van institutionele hervormingen bij het bezorgen van de fiches.
De Vlaamse fiches zijn op 30 november door het Voorzitterscollege ook bezorgd aan de voorzitter van het Vlaams Parlement. De fiches van de andere overheden zullen ter beschikking gesteld worden van de leden van de interministeriële conferentie (IMC) Institutionele Hervormingen.
De fiches worden beschouwd als nuttige input van de administratie, die ook nuttig kan zijn voor de oefening die loopt in het Vlaams Parlement. Het is dus een puur ambtelijke oefening.
Ten slotte wil ik het hebben over de interfederale taskforce. De interfederale ambtelijke taskforce zal inderdaad bestaan uit vijf Nederlandstaligen, vijf Franstaligen en één Duitstalige. Er is gekozen voor een gelijk aantal deelnemers voor de Vlaamse Gemeenschap en het Gewest enerzijds en het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap anderzijds. Vanuit de Vlaamse overheid zijn er meer vertegenwoordigers, namelijk drie, dan vanuit de federale overheid, dat zijn er twee. Over elke verdeelsleutel is discussie mogelijk, maar aangezien de taskforce geen beslissingen neemt bij meerderheid tegen minderheid, maar vooral de werkzaamheden van de werkgroepen aanstuurt, lijkt het taalkundige evenwicht in deze niet van doorslaggevend belang.
De verslagen van de vergaderingen van de ambtelijke taskforce worden bezorgd aan het politieke niveau. De leden van de taskforce staan onder het hiërarchisch gezag van hun respectievelijke regeringen volgens de gebruikelijke regels en elke regering kan vragen om de taskforce samen te roepen.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ik begrijp dat er momenteel dus vier themawerkgroepen worden samengesteld. Vier dus?
Neen. U hebt mij niet goed begrepen. Ik heb gezegd dat er in het Overlegcomité niet bepaald is welke themawerkgroepen er moeten komen. Dat moeten we nog doen. Die vier themawerkgroepen die u citeert, die hebben wel in voorbereidende stukken gecirculeerd, maar zijn als zodanig niet aan het Overlegcomité voorgelegd, omdat daarover nog heel veel discussie was. Sorry dat ik u onderbrak, maar dat is om het correct te stellen.
Wel ja, in dat kader zou het misschien interessant zijn – aangezien die mogelijkheid nog bestaat – om thema’s toe te voegen. We kunnen onder meer fiscaliteit, fiscale autonomie, sociale zekerheid, toepassing taalwetgeving en justitie als voorstel naar voor schuiven in het kader van homogenisering en efficiëntiewinsten, dan wel als noodzaak voor een eventuele splitsing.
Wat de taskforce betreft begrijp ik dat u niet hebt tegengeprutteld tegen de samenstelling. We worden daar geminoriseerd en u stelt dan dat daar geen meerderheidsbeslissingen worden genomen. We zitten daar nu in een context van vijf tegen zes. Het is bijzonder naïef om te denken dat die minderheidspositie ons geen nadeel zal opleveren. Dat is een vrees die me bij aanvang structureel al opvalt. We hebben ons daar laten rollen en ik vind het jammer dat Vlaanderen ter zake niet harder op tafel heeft geklopt. U stelt dan dat elke verdeelsleutel wel problemen zal opleveren maar een proportionele verdeelsleutel naar bevolking, naar hoofd van de bevolking, lijkt me eigenlijk wel het meest democratische. Het is jammer dat die niet is veruitwendigd.
Een andere bijkomende vraag gaat over de mogelijkheid die ook op het Overlegcomité van 8 september 2021 was besproken waarbij de deelstaatregeringen in functie van de grondwettelijke federale loyauteit advies en informatie kunnen vragen bij de andere deelstaatregeringen of bij de federale regering over bepaalde knelpunten in het kader van onder meer samenwerkingsvormen. Op zich lijkt dat een zeer grote evidentie. Het kan een nuttig instrument zijn voor het uitklaren van een aantal zeer heikele thema’s, bijvoorbeeld over de Brusselse Regering en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), het vernietigingsbeleid of beter de afwezigheid daarvan in verband met de niet-toepassing van de taalwetgeving door de Brusselse plaatselijke besturen. U weet dat uw collega Karl Vanlauwe daar een boek over kan schrijven. Dat lijkt me op zich al een eerste suggestie.
Ik denk ook wat de Franse Gemeenschapsregering betreft aan de pedagogische inspectie in de Franstalige scholen in de faciliteitengemeenten. U weet dat wij daar als Vlaanderen zorgen voor de financiering maar niet mogen instaan voor de inspectie. Dat is toch een zeer aberrante situatie. Verder zijn er nog de sluikse financieringspogingen of financieringen van de Franse Gemeenschap ter bevordering van de francofonie in de provincie Vlaams-Brabant. Ik heb minister Weyts daarover bijvoorbeeld al ondervraagd. Hij geeft aan niet te kunnen achterhalen hoe die financiering precies in mekaar zit. Het lijkt evident dat we die informatiemogelijkheid in het kader van dit hele bestel gaan gebruiken om met betrekking tot de problemen die ik heb geschetst te achterhalen hoe die vork concreet in de steel zit.
Dan nog een algemene bedenking. We stellen vast dat de afspraken omtrent de themawerkgroepen gemaakt worden binnen de schoot van het Overlegcomité. De vraag stelt zich waarom men dat niet laat verlopen via de IMC Institutionele Hervormingen waar we als Vlamingen hiërarchisch een belangrijkere rol hebben dan in het Overlegcomité, getuige het verloop van de verschillende overlegcomités in het kader van de coronamaatregelen waar we als Vlaanderen vaak het onderspit hebben moeten delven. Ik begrijp dat het federale niveau ons dit wil opdringen maar dat betekent niet dat we dat zomaar moeten slikken. Zij willen dat natuurlijk via een federaal overlegcomité blijven doen omdat ze op die manier de dans kunnen leiden omdat zij ook zo hun vice-premiers allemaal aan boord hebben en wij als Vlaanderen benadeeld worden. Ik verneem graag van de minister-president welke zijn visie is op die huidige structuren en of hij een poging zal ondernemen om die te wijzigen.
En dan nog een allerlaatste vraag in het kader van de federale…
U moet afronden.
Goed, het was maar een bijvraag.
Zijn er collega’s die wensen tussen te komen?
De heer Muyters heeft het woord.
Ik wil tussenkomen op de repliek van de heer Slootmans rond de ambtelijke werkgroep. Ik begrijp niet dat het aantal daar belangrijk is. Ik denk, minister-president, dat er maar één ding van belang is en dat is dat er mensen met kennis van zaken naartoe gaan die de problemen die we in Vlaanderen zien met de bevoegdheidsverdeling zoals die vandaag bestaat, op een zeer goede manier kunnen aankaarten. Ik weet dat heel wat van onze ambtelijke mensen daar zeer geschikt voor zouden zijn. Ze zouden daar een heel goede inbreng kunnen doen en misschien de ogen kunnen openen van ambtelijke collega’s op andere niveaus. Ik hoop vooral, minister-president, dat we daar mensen naartoe sturen die de discrepantie die er vandaag bestaat tussen de verschillende niveaus waardoor we geen goed beleid kunnen voeren in bepaalde gevallen, kunnen aankaarten. De aantallen lijken mij op geen enkele manier daarin mee te spelen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Slootmans, ik ben toch wel een beetje verrast door uw ongelooflijk minderwaardigheidscomplex. Dat is toch echt wel stuitend, moet ik zeggen. Als in zo’n taskforce de Franstaligen vijf zetels hebben, de Duitstaligen één en wij vijf, dan is dat zes tegen vijf, zegt u. Ik heb andere ervaringen in de samenwerking met de Duitstalige Gemeenschap. Ik denk ook dat het, gezien de taak van die taskforce, het allemaal niet zo belangrijk is hoe die verhouding ligt, en dat u hier totaal niet over minorisering en dergelijke kunt spreken.
Wat het opvragen van de adviezen betreft: dat is natuurlijk correct. Dat zullen we ook voor heel wat thema’s doen. De thema’s die u aanbrengt zijn op dat vlak interessant.
Een derde punt is dat u zegt dat we in het IMC hiërarchisch hoger staan dan in het Overlegcomité. Volgens mij is het institutionele ‘mumbo jumbo’ wat u daar zegt. In het Overlegcomité beslissen we bij consensus, in het IMC beslist men bij consensus. Of je daar nu met zeven van de Federale Regering zit, en één van Vlaanderen, of andersom, je moet bij consensus beslissen.
Wat heb ik altijd gezegd over corona, mijnheer Slootmans? Als we in het Overlegcomité de themawerkgroepen moeten afbakenen, dan heb ik alleen maar belang bij een goede beslissing, en niet bij een beslissing als dusdanig. Als het over corona gaat, en over de maatregelen van corona, dan zegt u dat we onze slag niet thuis halen. Ik zeg dat we daar boven ons gewicht spelen. We hebben daar veel meer dingen binnengehaald dan wat eigenlijk onze bevoegdheden zijn.
Er is maar één restrictie die ik mezelf opgelegd heb: als we in een crisis zitten, en crisismaatregelen moeten nemen, dan moeten we met een besluit naar buiten komen. Als dat besluit niet honderd procent is wat de Vlaamse Regering wil, maar wel dichtbij de inzichten van de Vlaamse Regering aanleunt, dan ga ik daar inderdaad in mee. Ik denk dat het ergste wat je kan doen in de bestrijding van een crisis is zeggen dat je niet in staat bent om maatregelen te nemen. Dat is hoe ikzelf, met de Vlaamse Regering, me opstel in het Overlegcomité met betrekking tot corona. Ik denk dat het echt geen goede boodschap naar onze bevolking is om te zeggen dat we wat liggen te rommelen en er niet in slagen om tot een besluitvorming te komen. Als de besluitvorming die op tafel ligt in de buurt komt van de inzichten van de Vlaamse Regering, en een verdedigbaar compromis is, dan ga ik daar in mee. We zijn er al altijd in geslaagd om zo aan besluitvorming te doen.
Wat het afbakenen van de thematische werkgroepen betreft: dat is natuurlijk van een heel andere orde. Daar zal het zijn zoals wij het willen, of er zal geen besluit zijn. Zo simpel is het.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ik hoop met u mee dat mijn minderwaardigheidscomplex, zoals u het noemt, inderdaad onterecht is. Maar mijn vrees is wat ze is. We zullen achteraf zien wat de uitkomst is. ‘Men weze gewaarschuwd’.
Wat de coronamaatregelen betreft, dat gaat eigenlijk buiten het bestek van deze vergadering, maar laat ons kort zeggen dat de perceptie toch enigszins anders is. Wat de totale operatie betreft, ik vind het vooral belangrijk – ondanks het feit dat het natuurlijk een federaal initiatief is waarin Clarinval en Verlinden in theorie de dans zouden moeten leiden – dat wij, als Vlaanderen, proberen om maximaal het laken naar ons toe te trekken.
En dat we ons niet houden aan het carcan dat duidelijk door het federale niveau wordt opgelegd, onder andere in het kader van de themawerkgroepen, maar zelf een aantal suggesties op tafel leggen. Ik heb er een aantal gedaan. Nog een belangrijk element lijkt mij de wederkerigheid tussen de regeringen maar ook dat de technische fiches zo snel als mogelijk ter inzage worden gelegd van het parlement zodanig dat parlementsleden bijvoorbeeld in de werkgroep Institutionele Zaken hieromtrent hun rol maximaal kunnen spelen. Ik hoop dat u daarvoor zal pleiten binnen het Overlegcomité waar dit ter sprake komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.