Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, vooreerst mijn beste wensen voor het nieuwe jaar.
Ik heb een vraag over de verplichte inburgering in Brussel die lang op zich laat wachten, wat ondertussen een understatement is. Het samenwerkingsakkoord om inburgering in Brussel verplicht te maken, afgesloten tussen de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC), dateert al van eind vorige legislatuur. De initiële startdatum was voorzien op 1 januari 2020, maar ruim anderhalf jaar later en meer dan vier jaar na de goedkeuring van de ordonnantie in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement is er van die verplichte inburgeringstrajecten in Brussel nog steeds geen sprake.
Minister, in het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 3 september 2021 gaf u aan dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een nieuwe startdatum had vooropgesteld voor de invoering van verplichte inburgeringstrajecten in Brussel, namelijk 1 januari 2022. Op donderdag 9 december 2021 liet minister Maron echter in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement verstaan dat ook die deadline niet zal worden gehaald. De nieuwste en vijfde richtdatum ligt nu op 1 april 2022.
Het feit dat de oplevering van de digitale tool die de gemeenten in staat moet stellen om de doelgroep te detecteren en de trajecten administratief op te volgen, zo lang op zich heeft laten wachten en de toepassing ervan pas op 9 december in de commissie Gezondheid werd goedgekeurd, doet niet vermoeden dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van plan is enige haast te maken. Bovendien kregen de Brusselse gemeenten, die een essentiële rol moeten spelen in de uitvoering van de verplichting, het afgelopen jaar nauwelijks informatie van het bevoegde Brusselse collegelid. Dit terwijl in de Vlaamse begroting voor 2022 toch duidelijke bedragen werden ingeschreven om de verplichte inburgering in Brussel op te vangen en in goede banen te leiden wat de Vlaamse trajecten betreft.
Minister, was u op de hoogte van dit vierde uitstel? Bent u in kennis gesteld van de nieuwste richtdatum voor de invoering van de verplichte inburgering in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest?
Plant u een overleg met bevoegd collegelid Maron over deze nieuwe richtdatum? Hoe verloopt de samenwerking met de GGC op dat vlak?
Welke acties zult u vanuit uw bevoegdheid ondernemen om ervoor te zorgen dat de nieuwe richtdatum nu wel zal worden gehaald?
Heeft er sinds 9 september 2021 een nieuwe stuurgroepvergadering plaatsgevonden? Zo ja, wanneer? Wat is er beslist? Liggen er nog stuurgroepvergaderingen in het verschiet? Zo ja, wanneer? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw Tavernier, ik dank u voor uw nieuwjaarswensen.
Op 25 november 2021 vond een ambtelijk overleg plaats over de verplichte inburgering in Brussel, georganiseerd door de GGC. Daarop waren de administraties van de COCOF en van de Vlaamse overheid, het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB), uitgenodigd. Op dat overleg deelde de GGC mee dat de verplichte inburgering in Brussel van start gaat op 1 april 2022.
Zelf ben ik begin december door het kabinet van minister Maron op de hoogte gebracht dat de startdatum verschoven is naar 1 april 2022. De redenen die me daarvoor werden doorgegeven zijn het finaliseren van de technische tool die de uitwisseling van gegevens mogelijk moet maken, het verspreiden van de verschillende informatietools, en de vormingen van de Brusselse gemeenten in de opname van hun nieuwe opdracht.
Ik had uiteraard liever gezien dat de startdatum van 1 januari behouden was gebleven en dat heb ik via mijn kabinet ook zo laten weten.
De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie is verantwoordelijk voor de verdere operationalisering van de verplichte inburgering en de communicatie hierover.
Vlaanderen staat klaar om de vierduizend voorziene trajecten in te richten. Vanuit Vlaanderen wordt waar nodig kennis, expertise en ondersteuning verleend aan de GGC.
Zo nemen mijn administratie en de administratie van COCOF deel aan ambtelijke overleggen met de administratie van de GGC. Deze ambtelijke overleggen zorgen voor de nodige opvolging en ondersteuning. De overleggen gaan dieper in op de stand van zaken van de regelgeving, de ontwikkeling van het computergestuurde systeem en het ontwerp van de website en de informatiebrochure met de nodige informatie voor de inburgeraar.
Daarnaast werkte mijn administratie mee aan de aanpassingen voor de samenwerkingsovereenkomst en werd het ontwerp van het instemmingsdecreet opgemaakt. Deze aanpassing is nodig om de elektronische uitwisseling mogelijk te maken.
Vrijdag 14 januari 2022 is de eerste principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering van dit instemmingsdecreet voorzien.
Zoals eerder gezegd, vindt er geregeld overleg plaats op ambtelijk niveau tussen de administratie van de GGC, COCOF en mijn administratie.
Er werd na 9 september geen nieuwe stuurgroep georganiseerd. Het is aan de GGC om dit initiatief te nemen. Tot op heden is dit niet gebeurd. Ik zal er dan ook op aandringen om een nieuwe stuurgroep te voorzien de komende weken.
Ik hoop dat ik hiermee op uw vragen heb geantwoord.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. U hebt al vaak mijn vastberadenheid in dit dossier geprezen. Maar ik had die vraag eigenlijk liever niet gesteld. Ik ben het stellen van deze vraag een beetje beu. En ik denk dat u het zelf ook meer dan beu bent om op deze vraag te antwoorden. Het is eigenlijk godgeklaagd dat ik u voor de zoveelste keer moet vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de invoering van de verplichte inburgering in Brussel.
Deadlines worden moeiteloos uitgesteld, beloftes worden zonder schroom verbroken door de bevoegde minister Maron. De traagheid waarmee dit schouwspel zich ontplooit en het totale gebrek aan enig urgentiebesef doet vermoeden dat het eerder gaat over een vroeg aangekondigde 1 aprilgrap dan over een geloofwaardige streefdatum. Eigenlijk bevestigt u dit nu ook, want als er nu pas echt werk wordt gemaakt van een juridische onderbouw voor de verwerking van persoonsgegevens in wat we in het verleden de kruispuntbank Inburgering noemden, wil dat toch gewoon zeggen dat het systeem nooit operationeel kan zijn tegen april. Al meer dan een jaar vragen we daar duidelijkheid over, zowel lokaal als in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. En nu is het duidelijk dat het pas in de kinderschoenen staat. We kijken dus wederom aan tegen een uitstel. De processie van Echternach gaat sneller vooruit dan dit dossier.
U, minister, bent natuurlijk geen eindverantwoordelijke in dit dossier. Maar ik heb toch iets te vaak het gevoel dat we er maar bijstaan en erop toekijken wat er allemaal misloopt in dit toch wel heel belangrijke dossier. Ik had er nochtans goede hoop in toen ik uw duidelijke begrotingstoelichtingen las. Maar ik vraag mij nu toch af wat ze waard zijn.
Dit dossier is van enorm groot belang. Daarom sta/zit ik hier opnieuw. Het is van moeten. We zien dat er in de coronacrisis heel wat mensen in onze hoofdstad zich ophouden in parallelle samenlevingen waar officiële instanties geen ingang weten te vinden. Mensen leven niet meer met, maar naast elkaar. De zogenaamde kosmopolitische hoofdstad is vooral een hoofdstad van erg veel verschillende eilandjes zonder bruggen tussen.
Kunt u afronden?
Ik rond af, voorzitter.
Verplichte inburgering is zeker geen wonderoplossing, minister, maar het kan alleszins een onderdeel zijn van het aanpakken van de grootstedelijke uitdagingen van vervreemding en afbraak van het sociaal weefsel dat we volop zien in de buurten en straten van Brussel.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, mijn beste wensen.
Collega Tavernier, het is zeer terecht dat u aandringt op een snelle invoering van die verplichte inburgering in Brussel. Wij staan daar volledig achter. Maar ik denk dat het nuttig zou zijn voor onze werkzaamheden wanneer u niet alleen naar de vragen luistert die door de collega’s van de N-VA worden gesteld in het Brusselse parlement, maar ook naar de antwoorden die de minister daar geeft. Dan zou u hebben gemerkt dat heel wat van de antwoorden die we vandaag van minister Somers hebben gekregen, ook al door minister Maron werden gegeven aan bijvoorbeeld uw collega Gilles Verstraeten in het Brusselse parlement.
Voor alle duidelijkheid: er is in het College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een absolute wil om hiermee vooruit te gaan. Dat heeft inderdaad wat tijd gekost, maar het is absoluut de bedoeling om dit vanaf 1 april uit te voeren en om daar extra middelen voor te voorzien.
Minister, u hebt aangekondigd dat er voor de Nederlandstalige inburgeringstrajecten extra middelen zullen worden voorzien. Minister Maron heeft ook al middelen ter beschikking gesteld om ook die Franstalige inburgeringstrajecten een succes te kunnen laten zijn. Iedereen hier wil eigenlijk hetzelfde, het is een kwestie van hoe we dit op een snelle en efficiënte manier geregeld krijgen. We zijn het er met u over eens dat dat nu zo snel mogelijk moet gebeuren.
Ik wil nog een kort puntje aanhalen. U stelt in uw vraagstelling dat de gemeenten niet op de hoogte zouden worden gehouden van de vooruitgang. Dat klopt niet. Er zijn gemeenten die betrokken zijn geweest bij de uitbouw van het systeem. Uiteraard niet alle gemeenten, Vlaanderen zou ook niet al zijn gemeentebesturen betrekken wanneer het een systeem gaat uitvoeren. Maar er is recent, in november, een mededeling geweest van minister Maron aan alle gemeentebesturen dat er een opleiding zal volgen voor dit systeem enzovoort. Het staat dus wel degelijk op de rails. Laten we nu inderdaad hopen dat het vanaf april effectief zal kunnen worden uitgerold.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Laat er geen twijfel over bestaan: ook wat ons betreft, is het hoog tijd dat die verplichte inburgering in Brussel echt van start kan gaan. Ik volg het dossier zelf al een tijdje op en ik heb uiteraard ook van mijn collega's in het Brussels Parlement gehoord dat die vertraging inderdaad het gevolg zou zijn van een IT-tool die nog moet worden ontwikkeld en die wordt gebruikt om te communiceren tussen de gemeenten en de verschillende organisaties die onder andere de inburgeringscursussen zullen aanbieden. Er worden daarin persoonsgegevens ingegeven en daarom moet die tool in overeenstemming worden gebracht met de privacywetgeving.
De nieuwe deadline nu is 1 april. Ik hoop dat dat geen grap wordt. Collega's, we hebben in dit dossier nu meer dan lang genoeg gewacht. Vooruit vraagt ondertussen al meer dan tien jaar dat er in Brussel een verplichte inburgering komt. We zijn er immers echt van overtuigd dat dat cruciaal is om mensen wegwijs te maken in de samenleving, om hen de taal te leren, zodat ze niet alleen maar hun plaats vinden in, maar ook hun bijdrage kunnen leveren aan onze maatschappij, zodat ze een praatje kunnen slaan met hun buren, want we zijn ervan overtuigd dat dat het wederzijdse respect en begrip alleen maar kan bevorderen.
U weet dat wij heel blij zijn dat er een uitzondering komt voor de cursussen die vanuit Vlaanderen worden aangeboden: die worden in Brussel gratis gehouden. Het is immers belangrijk dat er geen drempels zijn. Gelukkig gebeurt dat in Brussel wel, u weet dat we dat in Vlaanderen een vergissing vinden.
Redenen te over om te zeggen dat er echt geen tijd meer te verliezen is als het gaat over de invoering van de verplichte inburgering in Brussel. Ik reken op de GGC-leden om die deadline nu te respecteren en alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat het ook organisatorisch op punt staat op 1 april. Wij rekenen daar echt op.
Minister Somers heeft het woord.
Mijn antwoord kan relatief kort zijn: Kumbaya! We zijn het allemaal eens in dit Vlaams Parlement. Dat is een positieve zaak.
Mevrouw Tavernier, u zegt dat u het een beetje beu bent om die vraag te stellen en u denkt dat ik het beu ben om daarop te antwoorden. Ik ben u zeker niet beu en ik ben altijd blij wanneer u te gast bent in onze commissie, u bent een gewaardeerde gast. Laat mij daar niet verkeerd in staan.
Maar ik heb wel alles gedaan wat ik als Vlaams minister moet doen. De vierduizend trajecten staan klaar, de financiering daarvoor is in orde. U zegt terecht dat dit al te lang duurt. Ik erger mij daar ook dood aan. Dit had sneller moeten gebeuren.
U wijst er terecht op dat dat een zeer grote maatschappelijke uitdaging is en dat inburgering geen wonderoplossing is, maar toch een belangrijke bouwsteen om samenleven in diversiteit en een inclusieve samenleving mogelijk te maken, om te voorkomen dat we gesegregeerd leven, dat we op eilanden leven, naast elkaar en niet met elkaar, dat daarvoor taalkennis, inzicht in onze maatschappij en kennis van onze grondwaarden fundamenteel zijn. Ik ben het daar volledig mee eens. Dat is de reden waarom ik het voorbije anderhalf jaar enorm hard heb gewerkt aan het vernieuwen van onze inburgeringstrajecten en ons Inburgeringsdecreet, om dat performanter en steviger te maken. Ik deel die mening volledig.
Ik ben het verder eens met veel van de zaken die collega Goeman en collega Bex hebben gezegd. Het debat dat we voeren, hoort in de eerste plaats thuis in het Brussels Parlement.
Ik wil eindigen met de woorden: Kumbaya!
Dat is een heel mooi slotwoord van een minister.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, minister, dank u wel, collega’s.
De feiten zijn wat ze zijn. We hebben het over de vijfde deadline. Ik denk dan ook niet dat we kunnen spreken over een absolute wil.
Bovendien denk ik dat we vandaag hebben geleerd dat 1 april niet haalbaar zal zijn. Minister Maron heeft die IT-tool overigens al meermaals als excuus gebruikt. Ik heb er dan ook mijn twijfels bij, maar ik ben blij van de collega’s te horen dat ze de urgentie aanvoelen. Ik hoop dat hun collega's, net zoals mijn collega's, dit zullen bepleiten in het Brussels Parlement en zelfs in de regeringskringen.
Want met de veelvuldige woordbreuk zet Brussels minister Maron de toekomst van de Brusselse inwoners en van de nieuwkomers op het spel. Wat Brussel nu nodig heeft, is een gedeeld toekomstperspectief op samenleven. Het is vijf over twaalf. De sociale cohesie in onze hoofdstad ligt aan flarden. Mensen leven niet meer met, maar naast elkaar. Dat de vaccinatiecampagne in Brussel zo moeizaam van de grond kwam, bewijst nog maar eens dat er in Brussel geen sprake is van één stadssamenleving, maar van verschillende parallelle samenlevingen die elk in hun eigen gesloten bubbel leven. Het is dan ook hoog tijd om de diversiteit die onze hoofdstad zo typeert, uit te bouwen tot een samenlevingsmodel gestoeld op verbondenheid en samenhorigheid. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.