Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de zorg- en onderwijsinspectie in onderwijsinternaten
Vraag om uitleg over de bezorgdheden van werknemers in het buitengewoon internaat Huis aan Zee in De Haan en het opmerken van malversaties door de inspectie bij een reguliere doorlichting
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Ik stel voor dat ik voorzitter blijf, ook als ik mijn vragen stel. (Instemming)
De heer Danen heeft het woord.
Mijn vraag dateert al van half december, maar ik vrees dat de problematiek nog altijd even groot is. Het betreft de gerapporteerde mistoestanden in het internaat Huis aan Zee in De Haan. Die problematiek is al vaak aan bod gekomen in deze commissie en diverse diensten zijn er al lange tijd van op de hoogte als ik goed ingelicht ben.
Een grote groep personeelsleden van internaat Huis aan Zee in De Haan trekt aan de alarmbel. Met een grote groep bedoel ik een tiental mensen, maar dat wil toch wat zeggen. Het is niet een iemand, maar een tiental personeelsleden melden die problematiek. In dit internaat worden permanent zeventig kinderen uit het buitengewoon onderwijs opgevangen in het zogenaamde internaat met permanente openstelling (IPO). Naast de permanente bewoners zijn er ook kinderen die enkel tijdens de week in het internaat verblijven. In totaal verblijven er ongeveer honderd kinderen.
De personeelsleden maken zich zorgen en dat is al langer dan vandaag het geval. Zij stellen dat het welzijn van de inwonende kinderen in gevaar wordt gebracht. Dat is bijzonder schrijnend omdat het vaak gaat om kwetsbare kinderen. Het is zeer uitzonderlijk dat personeelsleden van een onderwijsinstelling publiek aan de alarmbel trekken, waarbij ze het gevaar voor het welzijn van onze kinderen inroepen.
Ik heb daarover de volgende vragen.
Was u eerder al op de hoogte van de mistoestanden waarover het personeel zich grote zorgen maakt? Welke stappen hebt u gezet?
Wat zult u nu doen om het probleem te remediëren?
Beschikt u meer globaal over de nodige instrumenten om dit soort welzijnsproblemen preventief te detecteren en vervolgens initiatieven te nemen om ze te remediëren?
Naar aanleiding van getuigenissen van werknemers over zorgwekkende situaties in het buitengewoon internaat Huis aan Zee in De Haan, waren er een aantal inspecties van Zorg en Onderwijs die binnenkort een doorlichting zouden plannen. De twee inspectiediensten zullen aandacht hebben voor de rechten van het kind, de pedagogische werking, de veiligheid en de hygiëne. In de pers was er ook sprake van agressief en grensoverschrijdend gedrag tegenover zowel de kinderen als het personeel. Ook dat zal worden onderzocht.
Begin oktober 2021 was er nog een controle van de zorg- en welzijnsinspectie. De directeur stelt alvast dat alles in orde is en dat de klachten uit hun context gehaald zijn.
In november 2020 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota ‘Onderwijsinternaten, een plaats binnen de samenleving’ goed. Die conceptnota betekende het startpunt van de ontwikkeling van een regelgevend kader voor onderwijsinternaten en hun internen. Daarbij wil men oog hebben voor het onderwijsinternaat als fysieke plaats voor jonge mensen die begeleid worden als voor de plaats of de rol die het onderwijsinternaat inneemt binnen de samenleving. Zonder vooruit te lopen op de specifieke gezamenlijke beleidsontwikkeling werden ook al een aantal uitdagingen meegegeven die op het snijvlak liggen tussen onderwijs en welzijn.
Over die thematiek heb ik een aantal vragen voor u, minister.
Hoe zult u belangrijke kwaliteitsvoorwaarden meenemen in de betoelaging en de nieuwe afspraken met welzijn die nu in de maak zijn?
Op welke manier zullen de inspecties specifiek aandacht hebben voor het preventiebeleid inzake psychosociale risico’s op het werk van de betrokken voorzieningen, met name wat de aspecten arbeidsorganisatie en interpersoonlijke relaties op het werk betreft?
Hoever staat u met de uitwerking van de conceptnota die eind vorig jaar goedgekeurd werd?
In hoeverre hebben de internaten zelf inspraak in de concrete uitwerking van de conceptnota?
Hoe gaan de inspectiediensten nu te werk bij de doorlichtingen in onderwijsinternaten?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, minister, ook in onze fractie leeft er toch wel wat ongerustheid over de signalen die we mochten opvangen. Ondertussen zijn twee – niet één, maar twee – Vlaamse inspectiediensten, de onderwijsinspectie en de zorginspectie, midden december samen naar het buitengewoon internaat Huis aan Zee in De Haan getrokken, voor een grondige doorlichting met onder meer aandacht voor de rechten van het kind, de pedagogische werking, de veiligheid en hygiëne en de aanwending van de middelen. Collega's, dat is niet niks, want dat gaat zowel over de veiligheid van de kinderen als over het goed bestuur en het goed gebruik van die middelen. Eigenlijk gaat dat dus over de totale werking ervan.
Er is daarnet al door de collega’s geschetst – ik zal dat niet herhalen – dat daar zeventig kinderen worden opgevangen. Dertig kinderen gaan enkel tijdens de week naar daar.
De aanleiding is dat een tiental personeelsleden aan de alarmbel heeft getrokken over die situatie. Er is al een tijdlang geen verwarming meer en nog altijd geen warm water in één gebouw waar veel kinderen verblijven. Collega's, als die feiten kloppen, kunnen we niet anders zeggen dan dat dit niet zou mogen.
Naast de problemen op het vlak van infrastructuur en hygiëne wordt er in de krant verwezen naar een voorval waarbij een van de kinderen in het ziekenhuis belandde en naar een onderzoek naar agressie door een leidinggevende. Dat zijn toch allemaal vrij tot zeer ernstige aangelegenheden.
Minister, wat was het resultaat van de recente doorlichting op basis van de klachten?
De tweede vraag is voor ons minstens zo belangrijk. Werden de klachten van het personeel vroeger ook reeds geuit ten aanzien van de doorlichting, de inspectie? En heeft de inspectie bij een vroegere doorlichting zelf al bepaalde vaststellingen gedaan? Met andere woorden, zijn er zaken die we vroeger al voldoende hadden gedetecteerd en die in opvolging zaten? Of is dat toen niet of onvoldoende opgemerkt en opgevolgd?
Indien het gebouw een tijdlang zou moeten sluiten wegens de nood aan renovaties, op welke manier kunnen wij deze heel specifieke leerlingenpopulatie in Huis aan Zee in De Haan opvangen?
Wordt er een verder vervolg op de doorlichting gepland?
Minister Weyts heeft het woord.
Goedemiddag, er zijn verschillende vragen over verschillende aspecten. Enerzijds is er de heel specifieke casuïstiek van Huis aan Zee, maar anderzijds en belangrijker is het hele transitieproces dat we doorlopen. Ik denk echt dat we een historisch akkoord hebben bereikt tussen onderwijs en welzijn over de toekomst van de betrokken internaten. Daarover zal ik het dan ook even hebben.
Mijn antwoord bestaat uit drie delen: de situatie in Huis aan Zee, de overgang van sommige voorzieningen in onderwijs naar welzijn en de toekomstige regelgeving voor onderwijsinternaten.
Het eerste deel gaat over de heel specifieke situatie van Huis aan Zee. Ik ben daar wel gebonden en moet mij wat terughoudend opstellen, vermits de opdracht ook voor de inspectie-eenheden, zowel de onderwijs- als de zorginspectie, nog lopende is. Ik wil dat zij in alle sereniteit hun werk kunnen doen.
We kunnen het rapport ten vroegste begin volgende maand verwachten. Ik wil daar dan ook niet op vooruitlopen. Maar zodra die onderzoeken zijn afgerond, is het aan mezelf, aan de politieke overheid en de inrichtende machten, om ter zake doortastend op te treden.
Het tweede deel betreft de overgang van de voorzieningen van Onderwijs naar Welzijn. Concreet gaat het over 21 voorzieningen, waaronder het medisch-pedagogisch instituut van het GO! (MPIGO) met het internaat met permanente openstelling (IPO) in De Haan en Oostende.
Voor de duidelijkheid – want in het onderwijs zijn er verschillende acroniemen –, het letterwoord MPIGO staat voor medisch-pedagogisch instituut van het GO!. Het gaat over 16 MPIGO’s, twee instituten voor buitengewoon secundair onderwijs van het GO! (IBSOG’s) en één autonoom internaat voor buitengewoon onderwijs van het GO! (AIBOGO).
Voor de volledigheid, IPO staat voor internaat met permanente openstelling. Zo zijn er acht MPIGO’s die permanent open zijn en dus ook IPO’s zijn.
De Vlaamse Regering heeft een conceptnota besproken en goedgekeurd in juli 2021. We hebben een akkoord bereikt over de overgang van de voorzieningen binnen Onderwijs naar Welzijn, zoals die al geformuleerd werd in de motie die het parlement heeft goedgekeurd. Ik vind dat we hier een historische stap zetten. Het is typisch een onbekende problematiek en dus onbemind, ook door de politiek. We moeten daar eerlijk in zijn. Die instellingen hebben jarenlang welzijnstaken vervuld, maar ze zijn daar nooit conform voor verloond. Daarnaast doen ze natuurlijk ook onderwijstaken, maar ze werden alleen gefinancierd vanuit hun onderwijsfunctie. Dat is een schromelijke tekortkoming en onrechtvaardigheid die we nu rechtzetten.
Tot nu toe lag de focus van de overgangsoperatie quasi volledig op de IPO’s. Door de conceptnota gaat het over het geheel van voorzieningen, dus de negentien MPIGO’s waarvan er dus ook acht IPO zijn, het tehuis de Rijzende Ster en het Koninklijk Werk IBIS in Bredene.
Ik wijs er ook op dat de overgang van die 21 voorzieningen veel meer is dan enkel het rechtzetten van de bevoegdheden. Er zijn historische tradities die gegroeid zijn. Het gaat dus ook om discussies over barema’s en over statuten. Dat is allemaal vrij complex.
De fundamentele doelstelling van die overgang is om ervoor te zorgen dat de betrokken kinderen en jongeren op eenzelfde kwalitatieve manier benaderd kunnen worden als de jongeren die worden toegeleid naar de welzijnsvoorzieningen. Het is heel eenvoudig de lat gelijkleggen en ervoor zorgen dat jongeren met eenzelfde problematiek in dezelfde mate worden gefinancierd of anders gezegd dat de instellingen die de jongeren opvangen, op dezelfde wijze worden gefinancierd.
Welke stappen zetten we? Er is een stuurgroep Transitie gestart. Met de acht IPO’s werd een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten voor één schooljaar bij wijze van overgang. Dat is een tussentijdse maatregel. In samenspraak met de collega van Welzijn hebben we ook al gezorgd voor een extra financiële injectie. Daarmee geven we toch al wat perspectief. Er is bijkomend 1 miljoen euro boven op de subsidie van 350.000 euro die Welzijn al gaf en de omkadering die tot op heden nog altijd door Onderwijs toegekend wordt.
Met de bijkomende middelen kunnen de betrokken voorzieningen inspelen op de effectieve zorgnoden bij de jongeren, die vandaag opgevangen en begeleid worden in een MPIGO of IPO. Belangrijk is dat de bijkomende middelen ook ingezet worden voor de opmaak van een zorgstrategisch plan, maar daar kom ik nog op terug.
Midden december heeft de Vlaamse Regering ook voor De Rijzende Ster en het Koninklijk Werk IBIS een vergelijkbare subsidie gekoppeld aan een gelijkaardige opdracht goedgekeurd. Voor beide instellingen trekken we nog eens 860.000 euro uit.
Er zijn ook vier werkgroepen opgestart. Dat is een werkgroep over inschaling. Ik heb u gezegd dat het gemakkelijk is om te spreken over die overgang, maar dat die iets moeilijker te realiseren is.
De werkgroep Inschaling buigt zich over de inschaling van de profielen en ondersteuningsnoden van de kinderen en jongeren die op dit moment in de diverse MPIGO of IPO’s verblijven. Ze moeten een soort statuut krijgen conform de gehanteerde welzijnsclassificatie.
De concrete inschalingsoefening zal gebeuren door een multidisciplinair team binnen het Gemeenschapsonderwijs. Midden december keurden we een subsidie goed om die oefening te kunnen realiseren en ook daar zorgen we voor een extra financiële impuls van meer dan 700.000 euro.
Ten tweede is er de werkgroep Personeel. Die zal het juridische kader van het toekomstige statuut en de toekomstige arbeidsvoorwaarden in Welzijn uitwerken. Er zijn dus personeelsleden die plots onder een andere vlag zullen marcheren, namelijk die van Welzijn in plaats van Onderwijs.
Een derde werkgroep gaat over het zorgstrategisch plan, een ruimere strategische denkoefening waarbij elke voorziening in kaart brengt hoe ze zich maatschappelijk positioneert en welke rollen ze in de toekomst wil spelen. Het zorgstrategisch plan brengt ook in kaart hoe de voorziening omgaat met maatschappelijke tendensen, nieuwe beleidskeuzes en de regionale wensen, noden en dynamieken. Het agentschap Opgroeien zorgt voor de nodige begeleiding.
Een vierde werkgroep gaat over regelgeving en werkt vooral ter ondersteuning van de drie andere werkgroepen.
De conceptnota Onderwijs-Welzijn bevat naast de overgang van de voorzieningen van onderwijs naar welzijn nog andere werkpunten, zoals de situatie van de kinderen en jongeren die in het internaat verblijven als gevolg van een vrijwillige of gedwongen maatregel. We hebben al afgesproken dat in de toekomst kinderen en jongeren niet langer instromen in een onderwijsinternaat zonder voorafgaand overleg tussen het onderwijsinternaat en de welzijnsactoren, zoals de jeugdrechtbank, de jeugdhulp of de sociale diensten, en zonder garanties op en afspraken over de nodige ondersteuning vanuit Welzijn.
Wat betreft het decreet over de onderwijsinternaten bouwen we verder op de conceptnota die ik al heb vermeld. Gelet op de relatieve consensus ligt het lopende beleidsvoorbereidende werk volledig in de lijn daarvan.
Als het gaat over het toezicht op de onderwijsinternaten, laat de huidige regelgeving enkel toe om in de onderwijsinternaten controles uit te voeren met betrekking tot bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne.
Naar aanleiding van de lancering van het referentiekader voor internaatkwaliteit in 2018 ontwikkelde de onderwijsinspectie een toezichtkader voor internaatkwaliteit. Dat legt de focus op de werking en de begeleiding van de internaten, op personeelsbeleid en professionalisering, maar ook op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne.
In het voorjaar van dit jaar zal de onderwijsinspectie in een aantal internaten try-outs uitvoeren om de haalbaarheid van dat toezichtkader te toetsen. We zijn daarover nog in discussie met de koepels, maar ook op dat vlak zetten we concrete stappen vooruit.
De heer Danen heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. U bent op heel wat aspecten ingegaan, onder andere hoe u de transitie ziet, wat de stand van zaken in dat transitieproces is en wat u nog allemaal wilt doen. Dat zijn op zich allemaal goede zaken.
Wat ik mij afvraag, is hoe het nu gesteld is met het IPO waar mijn vraag over ging, het IPO in De Haan. Want er zijn daarover blijkbaar al klachten sinds 2012. Toen al waren er klokkenluiders die aangaven dat er grote problemen zijn.
Minister, hoe kunnen we dit probleem nu aanpakken en oplossen? Want als we het overdragen naar Welzijn moet dat natuurlijk op de best mogelijke manier gebeuren. Daarmee bedoel ik dat het internaat in kwestie aan alle kwaliteitseisen moet voldoen, vooral in functie van de kinderen die daar verblijven.
En, ten tweede, hoe kunnen we voorkomen dat zulke dingen nog gebeuren? Je kunt natuurlijk nooit voorkomen dat er iets misloopt, maar dan is het natuurlijk zaak snel te detecteren en aan te pakken.
Minister, op deze twee vragen heb ik volgens mij geen afdoend antwoord gekregen.
Minister, ik heb zelf ook nog een aantal vragen. U bent in ieder geval geslaagd in het toelichten van de afkortingen binnen onderwijs. Er zijn er heel wat, zeker in de sector van de onderwijsinternaten. Daar ligt de lat toch wel heel hoog.
Wat voorligt, de conceptnota en de afspraken die werden gemaakt tussen Welzijn en Onderwijs omtrent de internaten, is een historische stap. Persoonlijk vind ik het toch wel heel straf dat het afhankelijk is van het label dat aan het gebouw hangt waarin de kinderen worden opgevangen, of het nu onderwijs of welzijn is. Eigenlijk zou dat niet zo bepalend mogen zijn. Elk kind moet gelijke kansen krijgen. Die financiering mag niet afhangen van of het nu onder welzijn of onder onderwijs valt. Wat mij betreft, moet de lat voor elk kind even hoog liggen, gelijk waar het wordt opgevangen.
Minister, als je de foto's in de krant erbij haalt, dan zie je daar toch wel een zeer verouderde en aftandse infrastructuur, die ook helemaal niet veilig is. Zo zijn er bijvoorbeeld stopcontacten die afgeplakt zijn met tape. Minister, zijn er gesprekken met de onderwijsinstelling zelf, met de internaten, met alle instanties, om daar zo snel mogelijk een oplossing voor te bieden?
Ik hoop het debat over de conceptnota en het vervolg van wat er lopende is in verband met de internaten te kunnen voeren.
Minister, kunt u extra duiding geven over de infrastructuur? Kan daarvoor een oplossing worden geboden?
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting en voor de uitleg over de transitie van die internaten. Dat is inderdaad iets dat al járen meegaat. Die internaten vielen al sinds mensenheugenis tussen twee stoelen. Dat gaat dan zowel over het personeel, als over de gebouwen, maar ook en vooral over de kinderen. Voor het ene aspect was het onderwijs, voor het andere was het welzijn. Dat ging van hier naar daar, met allerlei verschillende stelsels, systemen enzovoort. Elke poging in het verleden is daarop afgeknapt. Het feit dat dat nu wel kan worden gerealiseerd, samen met uw collega Beke, lijkt me een heel goede stap om voor al die afkortingsinternaten, als ik ze zo mag noemen, tot een oplossing te komen. Dat is een eerste punt.
Ten tweede, onze fractie vraagt om wat er hier aan de hand is, wat naar voren wordt gebracht door het personeel, verder goed te onderzoeken. Want in die internaten is er natuurlijk een gelaagdheid: er is het internaat, de school en de schoolgroep waartoe de betrokken instelling behoort en verder heb je ook het GO! in zijn geheel. Ik verneem dat er binnen het GO! juridische stappen zijn gezet, maar het lijkt mij niet onbelangrijk om mensen die zulke zaken aan het licht brengen, de zogenaamde klokkenluiders, in het onderwijs een statuut geven. Áls het misbruik van overheidsgeld bewezen zou zijn – ik moet met twee woorden spreken –, áls dat inderdaad aan de grondslag ligt van wat er hier misloopt, áls inderdaad blijkt dat er bepaalde zaken in het personeelsbeleid, rond aanstelling, rond regelgeving en opvolging, op pedagogisch vlak, op het vlak van omgaan met kinderen, niet toevallig, maar georganiseerd mislopen, met medeweten van mensen binnen die instellingen, dan moeten we daar heel zwaar aan tillen.
Maar dat is nog niet bewezen, dus daar moeten we nog even op wachten.
Minister, er is een laatste punt dat ik nog onder de aandacht wil brengen en waarover ik mij zorgen maak. Is het nu werkelijk zo straf dat reguliere doorlichtingen, van hetzij de onderwijsinspectie hetzij de zorginspectie, dat toen niet zo zuiver op de radar hebben gekregen? Ik heb die vraag in het verleden ook al eens gesteld in de Onderwijsspiegel, toen de onderwijsinspectie zei dat het eigenlijk wel goed ging met het onderwijs in Vlaanderen, maar dat we internationaal wel vaststelden dat we achteruitgaan. Minister, we moeten er voldoende aandacht voor hebben dat we ook die zaken detecteren.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik had al eerder klachten gekregen van een van de betrokken personeelsleden, die vond toch dat er daar te weinig gehoor aan werd gegeven. Dat ging vooral over de manier van werken van het personeel, hoe daarmee werd omgegaan. Eigenlijk hadden zij te weinig personeel om dat op een goede manier te laten verlopen.
Maar goed, er is beterschap beloofd en wij hopen dat die ook zal worden gerealiseerd. Maar er is toch nog altijd ongenoegen bij het personeel. Zij zouden graag willen weten hoe het nu staat met die overgang. Ik begrijp dat het complex is en dat men van alles moet doen. Maar wanneer zal die transitie worden voltooid? Is het misschien eens nuttig om de personeelsleden die ik hoor morren een stand van zaken te geven, zodat ze weten waar ze aan toe zijn? Misschien kunt u daarbij met een kalender werken. Dat is mijn eerste punt.
Ten tweede, de dramatische toestand van dat gebouw in De Haan sleept, zoals collega Vandromme zegt, al heel lang aan. Ik begrijp niet dat de vorige ministers van Onderwijs daarover geen signalen hebben opgevangen. Want ik neem aan dat dat niet alleen minister Crevits zal zijn geweest, maar ook haar voorgangers. Dit is al heel lang het geval en ik begrijp niet hoe men daar nooit iets aan gedaan heeft. Minister, wat hebt u onder uw beleid, tijdens die tweeënhalf jaar sinds 2019, gedaan? Hebt u al concrete zaken op bouwtechnisch vlak kunnen verbeteren?
Ten slotte wil ik nog één ding meegeven. Er is wat ongenoegen bij mijn collega's in de commissie Welzijn die niet goed begrijpen waarom een gelijkaardige vraag zoals die hier is gesteld door drie collega's niet kon worden beantwoord in de commissie Welzijn. Die vraag is daar nu schriftelijk ingediend, maar ik wilde het ongenoegen wel even ventileren, omdat het op het snijvlak zit van beide domeinen en het ook in de commissie Welzijn wel gepast zou zijn geweest.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Laeremans, dat duidt nog eens op de breeddenkendheid en de weldenkendheid van de commissie Onderwijs en al haar leden.
Die transitie is echt revolutionair. Het is een kleine stap, maar voor de betrokken entiteiten is dat gigantisch. En vooral voor die kinderen en jongeren, die eindelijk op termijn de ondersteuning zullen krijgen die ze verdienen. En het heeft bloed, zweet en tranen gekost om dat compromis uit de brand te slepen. Want dat wil zeggen dat plots een groep kinderen en jongeren een totaal andere financiering zullen krijgen dan vandaag. Om het heel lapidair te vatten: waar ze voordien werden gefinancierd als kinderen in het kader van onderwijs, worden ze plots gefinancierd als kinderen en jongeren in het kader van welzijn, wat concreet een veelvoud betreft van de financiering.
Dus het brengt heel wat met zich mee. Dat is een zaak.
Als je die transitie wilt bewerkstelligen en instellingen wilt verplaatsen van Onderwijs naar Welzijn, houdt dat een grote complexiteit en techniciteit in. Daarom zijn de vermelde werkgroepen allemaal bezig over het personeel en het juridische kader voor het toekomstige statuut en de arbeidsvoorwaarden in Welzijn. Die zijn echt totaal anders. Mensen zijn daar natuurlijk terecht bezorgd over en vragen zich af wat dat voor hen betekent. Het gaat om heel concrete vragen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de anciënniteit? Wordt die omgezet naar het pensioen? Er zijn heel veel aspecten aan verbonden en dat maakt dat er werkgroepen en overleg nodig zijn. Ik heb u een overzicht gegeven van alle werkgroepen die ondertussen aan de slag zijn gegaan. We hebben daarover een politiek akkoord. Die bal is aan het rollen en rolt niet meer de andere kant op, maar naar de juiste kant.
Ik durf me niet vastpinnen op deadlines. Het belangrijkste is dat we dat proces in gang hebben gezet en we hebben ook duidelijke afspraken gemaakt over de financiering in de toekomst. Zowel de minister van Welzijn als ikzelf hebben letterlijk en figuurlijk een duit in het zakje gedaan. We hebben een goed akkoord kunnen bereiken.
Wat de problematiek van Huis aan Zee betreft, zijn de inspecties zowel van Onderwijs als van Welzijn bezig. Die rapporten zijn nog niet klaar, dus ik moet daar een slag om de arm houden. In de loop van de voorbije jaren zijn er meerdere inspectiebezoeken geweest en werden er soms ook problemen gesignaleerd. Op dat vlak was 2017 heel negatief. Het gemeenschapsonderwijs werd daarbij centraal betrokken gelet op het gegeven dat er een acute problematiek was. Daarom werd het ook betrokken op het vlak van de remediëring.
De inspectiebezoeken in het kader van de overgangsfase gebeuren altijd in een ontwikkelingsperspectief, dat wil zeggen dat men de vooruitgang bekijkt en nagaat of de instelling stappen in de goede richting zet. Die zijn voor alle duidelijkheid geen basis voor het al dan niet verlengen van de erkenning, maar voor de verdere ontwikkeling van de organisatie gericht op het verwerven van een plaats binnen het welzijnslandschap. Die vooruitgang bleek bij alle IPO’s te bestaan. Dat was ook het geval voor het IPO in Oostende en De Haan. Alleen blijkt dat het daar een periode mogelijk verkeerd is gelopen.
We komen daar ongetwijfeld nog op terug. Het is spijtig dat die twee zaken met elkaar worden vermengd. Dat is geen verwijt, want ik begrijp dat volkomen. De hele transitie is heel hoopgevend en zal een zege zijn voor die instellingen, niet alleen voor de financiering en begeleiding van de kinderen en jongeren, maar evengoed wat betreft de infrastructuur en dergelijke meer.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, u bent vooral ingegaan op het principe van de transitie, zoals ik al in mijn vorige betoog heb gezegd.
Voor ons is het belangrijkste dat kinderen waar ze zich ook bevinden, maar zeker in een overheidsinstelling, dat op een veilige manier moeten kunnen doen. Zowel fysieke als mentale veiligheid is toch het allerbelangrijkste. Zoals ik begrijp uit de getuigenissen, was dat niet altijd het geval. Het schrijnende is dat die problemen al veel langer gekend zijn. Ik heb die vraag ook gesteld, maar ik heb daar geen antwoord op gehoord. Ik hoop dat u eerst en vooral het probleem hier en nu snel aanpakt en laat aanpakken en dat er bij de transitie alleszins voor gezorgd wordt dat dit soort toestanden niet meer kunnen gebeuren en als ze gebeuren, dat ze onmiddellijk worden vastgesteld en geremedieerd. Dat is althans de wens van mijn fractie en ik neem aan ook van de meeste van mijn collega’s.
Ik heb daar niet veel aan toe te voegen, minister. We hebben dezelfde bezorgdheid dat kinderen met bepaalde noden moeten kunnen worden opgevangen in zowel fysieke als psychische omstandigheden. Ik kijk samen met de collega’s uit naar wat er komt, maar ik heb er vertrouwen in dat het resultaat goed zal zijn en dat we historische stappen zullen zetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Die transitie en het geven van een definitieve en volwaardige plaats aan die internaten, ook het personeel en zeker ook de kinderen, zijn belangrijke zaken die in deze legislatuur worden gerealiseerd. We moeten onderkennen dat dat nodig is.
Het ruimere onderzoek naar de aanwending van de werkingsmiddelen, de personeelsuren en dergelijke meer aan scholen, is eveneens interessant, ook in het licht van wat er hier gebeurt. We stellen ons allemaal de vraag hoe dat zo is kunnen lopen en wat er met die middelen in de afgelopen jaren al dan niet gebeurt. Dat is een belangrijke vraag die ook moet worden beantwoord.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.