Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, mijn vraag aan u gaat over de rolstoeltoegankelijkheid van sociale woningen. U kent ondertussen wel een aantal van mijn actiepunten die zich focussen op het zo lang mogelijk kunnen wonen in de eigen woning of in de eigen omgeving voor iedereen die zorg nodig heeft. En dat geldt ook voor de sociale huursector.
Wanneer mensen zorgbehoevend of minder mobiel zijn of worden, bijvoorbeeld door ouderdom, kunnen beperkte aanpassingen aan de woning een groot verschil maken voor de levenskwaliteit, en ervoor zorgen dat mensen zelfstandig of langer zelfstandig kunnen blijven wonen in de vertrouwde omgeving. Dat geldt evenzeer voor wie een sociale huurwoning huurt als voor wie in een eigen woning woont of huurt op de private huurmarkt. Het aanbod aan aangepaste sociale huurwoningen is echter nog altijd beperkt en verschilt ook sterk per sociale huisvestingsmaatschappij. In antwoord op mijn vraag om uitleg van 14 oktober van vorig jaar antwoordde u dat sinds 2008 volgens de richtlijnen van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) nieuwe sociale woningen toegankelijk of rolstoelbezoekbaar moeten worden ontworpen en dat het dus kan zijn dat sociale huisvestingsmaatschappijen die de voorbije jaren veel nieuwe woningen bouwden, betere cijfers kunnen voorleggen.
Een belangrijke kanttekening bij de verplichting om nieuwe sociale woningen rolstoeltoegankelijk te ontwerpen is dat dit enkel geldt voor woningen op de gelijkvloerse verdieping of op een verdieping die bereikbaar is met een lift. Dat maakt dat de inzet op meer rolstoelbezoekbare sociale huurwoningen maar een eerder beperkt resultaat dreigt te krijgen. Gezien de vergrijzing en gezien het grote aandeel van oudere huurders van sociale woningen, zijn hier echt wel inspanningen nodig, denk ik.
Minister, wat is uw reactie op het feit dat niet alle nieuwe sociale woningen rolstoelbezoekbaar moeten zijn maar enkel de woongelegenheden die gelijkvloers gelegen zijn of die bereikbaar zijn met een lift? Dreigt zo de doelstelling om veel meer in te zetten op toegankelijkheid in de sociale woningbouw niet deels zonder resultaat te blijven?
Werd in de vraag naar de inventaris ook gevraagd naar de manier van bouwen bij nieuwbouw sociale woningen? Ik denk dan onder meer aan de aanwezigheid van een lift in meergezinswoningen en appartementen.
Hebt u op basis van de inventaris zicht op het aantal meergezinswoningen die gebouwd werden onder de richtlijnen die gelden sinds 2008 en het aandeel woningen dat daarvan rolstoelbezoekbaar is?
Wat is uw standpunt met betrekking tot het aanscherpen van de verplichting om nieuwbouw sociale woningen rolstoelbezoekbaar te maken?
Acht u het aangewezen om de richtlijnen van de VMSW voor de bouw van sociale woningen aan te passen, teneinde meer ambitieus te zijn op het vlak van levensloopbestendig wonen, dus niet enkel rolstoelbezoekbaar in de leefruimte, maar ook in de andere ruimten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik begin bij uw eerste vraag. De geldende verordening toegankelijkheid moet steeds gevolgd worden. Deze geldt voor publiek toegankelijke gebouwen, meergezinswoningen en kamerwoningen. Concreet is deze van toepassing op meergezinswoningen met toegangsdeuren tot wooneenheden op meer dan twee niveaus en minstens zes woongelegenheden. Voor kamerwoningen geldt de verordening vanaf twintig kamers met toegangen op meer dan twee niveaus.
De verordening spreekt zich enkel uit over de gemeenschappelijke delen van het gebouw, met andere woorden over de gemeenschappelijke toegangen, inkomhallen, gangen, liften en zo verder tot aan de private inkomdeur. Deze wettelijke bepalingen spreken zich niet uit over de private kant van de woningen.
Binnen sociaal wonen bekijken we de rolstoelbezoekbaarheid ruimer dan enkel de publieke zijde van de woning. Voor alle woningen die onder de verordening vallen of voor alle woningen die gelijkvloers gesitueerd zijn of bereikbaar met een lift, kiezen we er zeer duidelijk voor om deze woning ook intern tot in de leefruimte zelfstandig bezoekbaar te maken. Dit houdt een drempelloze toegang in tot de woning en een voldoende brede toegangsdeur tot de woning en de leefruimte. De inrichting van de lift is altijd afgestemd op een zelfstandig gebruik door iedereen, dus zeker ook voor een rolstoelgebruiker.
Ik kom tot vraag twee. In de inventaris wordt niet specifiek de aanwezigheid van een lift geregistreerd. We kunnen uit de inventaris wel afleiden dat een woning in een appartement of meergezinswoning gelegen op niveau één of hoger die in de inventaris als rolstoeltoegankelijk of aangepast wordt aangeduid, over een lift moet beschikken.
Dan uw derde vraag. Uit de inventaris blijkt dat van de 37.058 woonentiteiten – dat zijn appartementen en eengezinswoningen – met bouwjaar 2008 of later 65 procent rolstoelbezoekbaar is. De andere 35 procent is ofwel niet rolstoelbezoekbaar, ofwel zijn de gegevens erover niet beschikbaar.
Dan uw vierde vraag. Momenteel bouwen we binnen sociaal wonen al bewust rolstoelbezoekbaar. Dat blijkt ook duidelijk uit de vaststelling dat 65 procent van de recente woningen al rolstoelbezoekbaar is. Dat is toch wel een overgrote meerderheid. Vanuit economisch standpunt is het niet altijd haalbaar om alle woningen rolstoelbezoekbaar te maken. Het plaatsen van een lift brengt naast de investeringskosten uiteraard ook blijvende onderhoudskosten met zich mee. De kosten hiervan worden verdeeld over de sociale huurders die ervan kunnen gebruikmaken, en zullen vaak zwaar wegen op het budget van de huurder, zeker indien die kosten over onvoldoende appartementen kunnen worden verdeeld.
Dan uw vijfde vraag. In de ontwerpleidraad sociale woningbouw maken we op dit moment al een onderscheid tussen basiswoningen die rolstoelbezoekbaar zijn, en aangepaste woningen. Aangepaste woningen zijn woningen voor mensen die door een bepaalde beperking niet in een basiswoning terechtkunnen, maar met hulp wel zelfstandig kunnen wonen. Of en hoeveel aangepaste woningen er worden gebouwd, hangt af van de specifieke nood bij de lokale sociale woonactor. Voor de duidelijkheid, een aangepaste woning is een zelfstandige woonentiteit. Ze bevat dezelfde functies als een basiswoning, maar alle lokalen zijn bij een aangepaste woning verplicht op eenzelfde niveau, dat toegankelijk is voor een rolstoelgebruiker. De bewoner met een beperking kan in deze woning volledig zelfstandig functioneren. De woningen zijn volledig drempelloos. Deurbreedtes en vrije doorgangen zijn voldoende breed. Aangepaste woningen beschikken over de nodige opstelruimtes aan alle deuren en draaicirkels in elke ruimte in de woning. Daarnaast zijn ook alle bedieningselementen, zoals schakelaars en stopcontacten, op een hoogte tussen 90 en 120 centimeter geplaatst, zijn wastafel en keuken deels of geheel onderrijdbaar en is het aanwezige sanitair aangepast. Dit zijn de minimale vereisten. Vaak worden ze uiteraard aangevuld met specifieke bijkomende elementen aangepast aan de noden van de bewoner.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. We hebben het natuurlijk al meermaals gehad over het onderscheid tussen rolstoelbezoekbaar en aangepast. Dat is mij bekend. Mijn pleidooi gaat in de twee richtingen. Ik pleit voor voldoende aangepaste woongelegenheden. Dat moet natuurlijk veel beperkter zijn. Rolstoelbezoekbaarheid gaat natuurlijk veel verder. Dat zou voor meer woongelegenheden zo moeten zijn. Daar wordt ook wel op ingezet sedert 2008, maar er zijn natuurlijk wel die beperkingen afhankelijk van het aantal niveaus en de aanwezigheid van een lift. Ik weet natuurlijk dat een lift een grote investeringskostprijs heeft, en ook onderhoudskosten. Ik ben het met u eens dat men natuurlijk moet bekijken hoe groot het project is, maar ik denk dat dat in veel gevallen nadien toch wel rendeert, zeker als we de beleidsdoelstelling willen waarmaken dat men zo lang mogelijk in de eigen woning of de eigen omgeving moet kunnen blijven wonen. Er kan immers heel snel iets zijn gebeurd waardoor mensen minder mobiel zijn. Het kan ons zelfs allemaal morgen ook overkomen dat we ineens tijdelijk minder mobiel zijn. Ik heb dat trouwens zelf heel recent meegemaakt, toen ik een aantal weken de gevolgen ondervond van wat slechts een relatief kleine operatie was.
Minister, zo lang mogelijk in de eigen woning of de eigen omgeving blijven wonen, is een van de grote beleidsdoelstellingen uit het regeerakkoord. Daar zetten we vanuit Welzijn heel sterk op in, maar ook u doet dat vanuit Wonen. We moeten proberen dat ook waar te maken voor de sociale huurders. We hebben daar natuurlijk al meerdere voorstellen over gedaan. Het gaat niet enkel over mensen met een beperking, maar ook over mensen die ouder worden. Een heel groot segment van de sociale huurders is ouder. Zij hebben wellicht dus ook wel nood aan een aantal aanpassingen op korte of relatief korte termijn. De sociale huisvestingsmaatschappij heeft niet altijd voldoende aangepast aanbod binnen de eigen omgeving of binnen het eigen patrimonium. Minister, ik heb er al eerder voor gepleit om onder bepaalde voorwaarden ook de aanpassingspremie voor ouderen opnieuw open te stellen voor sociale huurders. U hebt daar toen niet direct positief op geantwoord, maar u hebt wel gezegd dat u dat verder wilde onderzoeken. Zijn daar ondertussen al verdere stappen in gezet?
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Collega’s, minister, aan iedereen een heel goede morgen en ook mijn beste wensen. Collega Schryvers, ik wil u bedanken voor de belangrijke vraag, en uiteraard ook u, minister, voor de antwoorden. Ik denk dat een voldoende groot rolstoeltoegankelijk patrimonium een belangrijk en essentieel onderdeel is voor een inclusief woonbeleid. Minister, ik ben ook tevreden uit uw antwoorden te kunnen opmaken dat met de richtlijn van VMSW 65 procent rolstoelbezoekbaar is, dat dat zijn vruchten begint af te werpen, dat het met die rolstoeltoegankelijkheid en -bezoekbaarheid in de juiste richting evolueert.
Ik had nog twee kleine bijkomende vragen. Een eerste is wat meer technisch van aard. De richtlijn waarover collega Schryvers een vraag stelde, geldt voor nieuwbouw. Is die richtlijn ook van toepassing op ingrijpende renovatie van bestaande sociale woningen?
Minister, hebt u zicht op de reële nood aan rolstoeltoegankelijke sociale woningen? Bestaat er ergens een meting ter zake? Als dat niet zo is, zou dat niet interessant kunnen zijn, om daar een goed en duidelijk beeld van te krijgen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende opmerkingen. Mevrouw Schryvers, ik zou dat moeten nakijken. Ofwel stuurt u dus maar een mailtje, en dan beantwoorden we dat met die stand van zaken, ofwel kunt u nog een andere vraag indienen, wat u natuurlijk ook vrij staat. Ik weet dit echter niet van vanbuiten.
Mevrouw Verheyen, het is natuurlijk moeilijk: wanneer is een ingrijpende renovatie echt van dien aard dat men bijvoorbeeld ook de breedtes van deuren kan verbreden? Als het gaat over het inrichten van een nieuwe keuken, dan is het mogelijk om dat zo te organiseren dat die met een rolstoel ook onderrijdbaar of deels onderrijdbaar is. Dan kan je dat doen, maar voor sommige ingrepen moet je echt de structuur van het gebouw wijzigen. Bij renovaties kan dat niet altijd. Het meest duidelijke voorbeeld is waarschijnlijk het sanitair. Een toilet moet groot genoeg zijn opdat een rolstoel erin kan draaien. Dat gaat niet bij elke renovatie. Door het grondplan van de woning zal dat niet mogelijk zijn. In sommige gevallen kunnen de deuren misschien nog wel worden verbreed, maar dat dan niet. In die zin is dat dus genuanceerd.
Wat de reële nood betreft, ik denk dat we, toen mevrouw Schryvers daar een paar maanden geleden een vraag over stelde, daar toen wel een antwoord op hebben gegeven met een soort overzicht. Ik ken ook dat echter niet meteen vanbuiten.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u wel. Als reactie op de vragen van collega Verheyen, wat ik in het verleden vroeg, is hoeveel mensen er wachten, op basis van een bepaalde voorrangsregel die men kan inroepen, op een echte aangepaste woning, dus als ze echt een beperking hebben. Dat aantal is natuurlijk relatief beperkter dan het aantal mensen die nood hebben aan een rolstoelbezoekbare woning, want dat gaat niet over iemand die zelf een rolstoelgebruiker is, maar over het ook kunnen ontvangen van bezoek van mensen die minder mobiel zijn. Dat gaat dus veel, veel breder.
Minister, mijn oproep is telkens om genoeg met een visie vooruit te kijken. Mensen in een sociale huurwoning worden ook ouder. Er is al een groot segment van oudere huurders. Er kan mensen ook snel iets overkomen. Dan moet men daar heel gepast op kunnen inspelen, moet men zorgen voor voldoende toegankelijke woongelegenheden, maar ook voor die kleine aanpassingen, als die eens nodig zouden zijn. Vandaar mijn herhaalde oproep hier. Ik zal, zoals u suggereerde, echter verder vragen stellen over het ook voor sociale huurders openstellen van de aanpassingspremie voor ouderen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.