Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de screening van herkomstlanden in het kader van interlandelijke adoptie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, op de ministerraad van 10 december werd het beslissingskader voor interlandelijke adoptie goedgekeurd. Dat kader komt er in navolging van het rapport van het expertenpanel rond interlandelijke adoptie. Er zijn zes criteria waaraan de herkomstlanden moeten voldoen om een samenwerking op te zetten of verder te zetten. Ik som ze heel kort op. De eerste voorwaarde is dat het Haags Adoptieverdrag geratificeerd moet zijn. De tweede is dat de adoptiepraktijk een plaats moet hebben binnen het jeugdhulplandschap van het herkomstland. Ten derde moet er een consequente toepassing zijn van het subsidiariteitsprincipe, waarbij er eerst naar een permanente gezinsoplossing gezocht wordt in het herkomstland voordat interlandelijke adoptie overwogen wordt. Het vierde criterium is dat financiële risico’s vermeden moeten worden. Het vijfde is dat de geadopteerden ondersteund moeten worden in hun zoektocht naar informatie over hun afkomst of familieleden. En de zesde voorwaarde is dat er een bereidheid moet zijn om rechtstreeks tussen overheden samen te werken.
Het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) zal instaan voor de screening en de beslissing over de verderzetting van de samenwerkingen met de herkomstlanden. Het nieuws over het beslissingskader werd opgepikt door de media. En daarin vond ik toch wel een aantal zeer vreemde interpretaties. Het Laatste Nieuws rapporteerde dat in de praktijk vooral de samenwerking met de Afrikaanse landen zal wegvallen. Hoe kan er nu al geweten zijn wat de impact zal zijn van de screening van de herkomstlanden op de samenwerking en dat er besloten wordt – ik neem aan dat zo’n krant dat toch niet zomaar schrijft – dat nog voordat die screening effectief gebeurd is, de samenwerking met de Afrikaanse herkomstlanden wegvalt? Dat is natuurlijk een heel groot deel van het aantal adopties dat wij vandaag in Vlaanderen doen. Ik vond het vreemd dat dat werd gecommuniceerd, op basis van officiële informatie die de journalist had ontvangen. Wordt er met een rechtzetting gewerkt?
Binnen welke tijdspanne zal het beslissingskader operationeel zijn en zullen de screenings ook effectief worden uitgevoerd?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb een vraag over hetzelfde thema. In 2019 besliste de toenmalige Vlaamse Regering op voorstel van de minister van Welzijn om een onafhankelijk expertenpanel voor interlandelijke adoptie op te richten. In september van vorig jaar heeft het panel zijn verslag voorgesteld, ook in onze commissie. Het belangrijkste uitgangspunt in de aanbevelingen is om het risico op mistoestanden en kinderhandel verder te doen afnemen.
Zo werd onder meer beslist om een bijkomende toetsing per herkomstland uit te voeren. Op vrijdag 10 december van vorig jaar keurde de Vlaamse Regering daartoe het beslissingskader goed. Dat is gebaseerd op zes criteria op basis waarvan de adoptielanden gescreend zullen worden. Het VCA wordt verantwoordelijk gesteld voor die screening. Met die manier van werken wordt er – heel terecht – proactief gehandeld in plaats van te moeten overgaan tot acties wanneer mistoestanden zich voordoen of aan het licht komen.
Een van de criteria heeft betrekking op het vermijden van financiële risico’s. Zo zou er niet worden gewerkt met landen waar de kosten voor de adoptieprocedure onverklaarbaar hoog liggen of niet of slechts in beperkte mate te verklaren zijn. Het kan bijvoorbeeld zijn dat kandidaat-adoptanten projectsteun moeten betalen. Soms gaat het om een vast bedrag, te betalen aan de autoriteiten, in andere landen gaat het om een bijdrage te betalen aan projecten die door de instelling of dienst waarmee men in het herkomstland samenwerkt, worden opgezet. Het betalen van die projectsteun moet, conform het Verdrag van Den Haag, alleszins worden losgekoppeld van het verkrijgen van een kind. Los daarvan is zekerheid nodig dat de middelen effectief worden gebruikt ten bate van kinderen. Dat blijkt echter altijd moeilijk te controleren. In het verleden heb ik er daarom al herhaaldelijk voor gepleit om in dat kader te zorgen voor de oprichting van een fonds waarin de projectsteun van adoptanten wordt verzameld. Mits beheer of medebeheer vanuit de overheid zouden zo meer garanties kunnen worden ingebouwd over de besteding van die middelen.
Mijn vragen zijn daarom de volgende, minister.
Hoe zal de screening van die herkomstlanden concreet gebeuren na de beslissing van de Vlaamse Regering van 10 december?
Wat is de rol van de adoptiediensten in dit proces?
Hoe staat u tegenover de oprichting van dat fonds waarin projectsteun kan worden verzameld en van waaruit die kan worden verdeeld, en dit met voldoende overheidscontrole?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, we weten op dit moment nog niet wat de impact is van de screening van de herkomstlanden. Het beslissingskader is pas goedgekeurd en de effectieve screening moet nog gebeuren.
De bewering in het artikel van Het Laatste Nieuws, namelijk dat in de praktijk vooral de samenwerking met Afrikaanse landen zal wegvallen, is in die context wat mij betreft erg voorbarig en ook gebaseerd op speculatie. Ook de suggestie dat ik tegen interlandelijke adoptie zou zijn, die ik hier en daar lees en hoor, klopt niet. In mijn persbericht van 10 december 2021 heb ik daarover zeer genuanceerd en correct gecommuniceerd, conform de beslissingen van de Vlaamse Regering. U weet dat het mijn ambitie is, en die van de Vlaamse Regering, om voor interlandelijke adoptie komaf te maken met de controverse en een duurzame toekomst uit te tekenen, veilig, betrouwbaar en zorgzaam, in het belang van de kinderen en met respect voor alle betrokkenen.
Ik heb in dit dossier al enkele keren vastgesteld dat de weergave in de media niet altijd de intenties van de Vlaamse Regering correct reflecteert. Artikels die eerder spraken over een ‘adoptiestop’, waarvan ik een fan zou zijn, of in dit geval beweren dat er geen landen meer zouden overblijven na de screening, dienen onze agenda niet. Ze bemoeilijken ook de samenwerking en het opbouwen van vertrouwen tussen de partners op het terrein. Dat is jammer, maar ik zal geen rechtzetting vragen, omdat ik niet verantwoordelijk ben voor de interpretatie die de media geven aan informatie die ze van ons krijgen. We blijven wel correct communiceren naar onze stakeholders, want het is voor ons belangrijk dat iedereen meeschrijft aan die duurzame toekomst.
Het VCA zal het beslissingskader deze maand verder verfijnen tot een werkbaar instrument met concrete handvatten en criteria. Het VCA werkt ondertussen ook een concreet plan uit voor de screening. In de mededeling van de Vlaamse Regering is uitdrukkelijk opgenomen dat het VCA voor de theoretische screening van de bestaande herkomstlanden adviezen kan vragen aan verschillende stakeholders, waaronder ook de adoptiediensten.
Het is moeilijk om een concrete timing te plakken op de verdere stappen en op de effectieve screening van de herkomstlanden. In een aantal situaties zullen namelijk ook werkbezoeken moeten worden gepland, en dat is niet evident, gelet op de coronasituatie. In ieder geval zullen we de werkzaamheden gefaseerd laten verlopen.
De Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht (HCCH), het overlegorgaan dat instaat voor de implementatie van de Haagse adoptieverdragen, werkt belangrijke richtlijnen uit met betrekking tot de adoptiekosten en de financiële stromen verbonden aan adoptie. Het VCA neemt deel aan de twee werkgroepen die hiermee bezig zijn.
Uit de richtlijnen van de werkgroepen leren we dat projectsteun in relatie tot adoptie wordt gezien als een risicofactor, ongeacht hoe dit georganiseerd wordt, omdat het zeer moeilijk is om deze steun los te koppelen van het verkrijgen van een kind. Projectsteun kan wel een plaats vinden binnen het kader van ontwikkelingssamenwerking. Adoptieouders die daarvoor kiezen, kunnen daar hun bijdrage leveren zonder dat er een link is met hun individuele adoptieprocedure.
Ik ben er dan ook geen voorstander van om een fonds op te richten specifiek voor projectsteun van adoptanten en dus gelinkt aan de werking van interlandelijke adoptie. Ik zal wel overleg plannen met Kanselarij en Bestuur en met de federale collega bevoegd voor de ontwikkelingssamenwerking om onze principes te duiden en te kijken of we op het terrein tot samenwerking kunnen komen, en dat in het licht van het belang dat we als Vlaamse Regering hechten aan het uitwerken van sterke partnerschappen met herkomstlanden.
De heer Parys heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. U hebt de rechtzetting gegeven waarnaar ik vroeg. Ik ben tevreden dat u zegt dat dit gaat om speculatie van de journalist wanneer hij stelt dat de samenwerking met de Afrikaanse herkomstlanden in het gedrang komt nog voordat er een screening is gebeurd. Dat lijkt me onlogisch. Betreffende de bewering dat u geen fan zou zijn van interlandelijke adoptie, ben ik ook blij dat u de records straight hebt gezet.
Minister, u vraagt hoe we dat zullen aanpakken. Het VCA kan advies vragen aan de adoptiediensten. Minister, als er vandaag één partij is die vertrouwd is met de herkomstlanden, dan zit die kennis en expertise wel bij de adoptiediensten. Wij zullen dat vandaag in een breder perspectief bekijken. Dat vind ik prima. Maar dan zou ik er wel van uitgaan dat we in elk geval altijd de adoptiediensten erbij betrekken aangezien zij vandaag het meest deskundig zijn op dat gebied. Dat is dus een concrete vraag die ik heb.
Minister, een tweede vraag: als we het over de praktijk hebben, dan begrijp ik best dat er een aantal hinderpalen zijn. Maar als ik een kandidaat-ouder ben op de wachtlijst, en het VCA gaat een herkomstland kanaal per kanaal en consecutief per herkomstland onderzoeken, dan zou ik wel eens in een heel eigenaardig verhaal kunnen terechtkomen. Ik sta bijvoorbeeld op de wachtlijst voor een kanaal in land X, we stoppen na een aantal maanden onderzoek de samenwerking met land X, ik zet mij op een wachtlijst in land Y, zoveel maanden later begint dan een onderzoek in land Y, daar stoppen we ook de samenwerking mee … Dan wordt het natuurlijk wel heel erg moeilijk. Minister, zullen we consecutief werken, of zullen we zoveel mogelijk gelijklopende onderzoeken voeren, zodat we ook snel weten waar we aan toe zijn, met welke landen we nog samenwerken en met welke niet? Dat is het voor de kandidaat-adoptanten binnen een behapbare termijn – dat is een relatief begrip als het over adopties gaat – heel duidelijk waar zij op mogen hopen of niet op mogen hopen.
Dan is er nog de laatste vraag of de time frames die we zullen gebruiken in de praktijk zouden kunnen leiden tot een adoptiepauze voor een aantal kandidaat-adoptanten, doordat ze zo lang moeten wachten op een antwoord op hun vraag.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ook ik heb enkele bijkomende bedenkingen of vragen.
Er is de betrokkenheid van de adoptiediensten. Zij zijn natuurlijk wel diegenen die vaak al jaren contacten onderhouden met bepaalde kanalen. Zij hebben daar ook hun contactpersonen. Zij zijn van heel wat op de hoogte. Zij kunnen heel zinvolle informatie aanleveren met betrekking tot de verschillende herkomstlanden, en ook over waar daar mogelijke problemen zitten en welke evoluties zich daar de voorbije periodes hebben voorgedaan.
Mensen die nu op een wachtlijst staan en soms ook al een toewijzing hebben, stellen zich vanzelfsprekend vragen. Dat is heel begrijpelijk. Ze hebben soms al een heel lang traject achter de rug. Zij staan nu op de wachtlijst voor een bepaald herkomstland. We moeten zoeken naar een goed evenwicht tussen het heel goed screenen van de herkomstlanden – daar moeten wij de nodige tijd voor uittrekken – en anderzijds het zo snel mogelijk zekerheid bieden aan die mensen. Hoe zal dat worden bewerkstelligd?
Ik ben al herhaaldelijk tussengekomen over het thema van de projectsteun. Ik heb altijd gevonden dat dat heel erg wringt. Er mag vanzelfsprekend niet worden betaald voor een kind. Dat vinden we allemaal. Maar aan de andere kant weten we dat er in de kanalen en verschillende herkomstlanden gewoon geen adoptie mogelijk is als er niet wordt voorzien in projectsteun, en dat de controle op de bestemming van die projectsteun altijd wel een bepaalde moeilijkheid inhoudt. Vandaar mijn vroegere pleidooi om te werken met een fonds. Dat is ingegeven vanuit de algemene doelstelling om middelen te vergaren voor ontwikkelingssamenwerking. Dat is ook wat u nu zegt, minister. Gezien de vraag van de verschillende herkomstlanden en van die kanalen stopt men dat in een apart fonds, zodanig dat we er controle over hebben en dat er wordt voldaan aan de vraag om een bepaalde projectsteun te geven.
Als dat kan worden ingebed in de normale ontwikkelingsbudgetten en de bijdragen van mensen daarin, dan is dat vanzelfsprekend nog veel beter, maar het verleden heeft me geleerd wat de vragen zijn vanuit die verschillende adoptiekanalen en die verschillende herkomstlanden. In die zin was dat een tussenoplossing, om toch zekerheid te bieden, en ook om nog een bijkomend voordeel te kunnen creëren voor de kandidaat-adoptanten, namelijk dat hun projectsteun ook fiscaal aftrekbaar zou zijn, terwijl dat in het verleden niet zo was. Vanzelfsprekend ben ik er in eerste instantie een voorstander van om dat helemaal vrij te laten voor kandidaat-adoptanten. Als we kunnen bewerkstelligen dat er totaal geen ontwikkelingshulp moet worden gegeven in het kader van de adoptieprocedures, dan lijkt me dat inderdaad ook wel veel beter.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
De vragen die hier door de collega’s zijn gesteld, leven bij heel wat mensen die dit dossier volgen. De interlandelijke adoptie lag onder vuur door allerhande dubieuze zaken die aan het licht kwamen en die bij heel wat actoren heel wat vragen opriepen, hoewel sommigen, bijvoorbeeld de adoptiedienst Ray of Hope, het zonlicht ontkennen door te stellen dat er nooit adoptiefraude is vastgesteld, dat er enkel klachten waren in de kranten. Die uitspraak hoorden we van mevrouw Van Beek in de eerste hoorzitting. Ook die uitspraak mag voor mij worden rechtgezet, want voor de kinderen die in het verleden zijn ontvoerd en verkocht, is dit vreselijk hard om te horen.
Er zijn natuurlijk goede verhalen, en gelukkig maar, zou ik zeggen. Er zijn echter ook heel wat zaken die gebeurden en misschien nog gebeuren die niet voor herhaling vatbaar zijn. Voor ons is het duidelijk: het belang van het kind is primordiaal. Dát moet het uitgangspunt zijn. Het beslissingskader dat de ministerraad goedkeurde, moet zorgen voor duidelijkheid en voorkomen dat dubieuze zaken in de toekomst nog kunnen plaatsvinden. De intentie is goed, maar de vraag blijft of dit allemaal wel te controleren valt. Als het niet te controleren valt, dan rijst de vraag of we er dan nog mee moeten doorgaan. Het is van groot belang dat de screenings die worden voorgesteld, grondig zullen worden gedaan, zodat we een goed en accuraat beeld krijgen van welke landen betrouwbaar zijn als partner binnen de interlandelijke adoptie. De geschiedenis heeft ons al heel veel geleerd over welke landen fraudegevoelig zijn.
Minister, zullen de landen die betrokken waren bij de wantoestanden en waarmee er nu nog steeds of opnieuw wordt samengewerkt, een extra toetsing krijgen? Bent u van oordeel dat deze toetsing voldoende is om te kunnen verzekeren dat dergelijke dubieuze zaken in de toekomst niet meer zullen plaatsvinden?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dit is een zeer terechte vraag. Ik kijk vooral ook uit naar morgen. Ik denk dat het een zeer boeiende voormiddag zal worden, en hoop dat we dan zonder taboes en genuanceerd over een aantal dingen zullen kunnen praten. Inhoudelijk ben ik het echter uiteraard helemaal eens met wat er staat. Ik denk dat de intenties en de beslissingskaders op zich goed zijn. Minister, ik heb echter wel één grote bezorgdheid, die voor een stuk aansluit op de bezorgdheid over de controles daarop en de hele uitwerking en realisatie in de praktijk, namelijk dat het VCA niet de capaciteit zal hebben om die extra opdracht, die zo essentieel is, die de enige voorwaarde is waaronder interlandelijke adoptie eigenlijk verdedigbaar zou kunnen zijn, in de praktijk iedere dag waar te maken. Mijn vraag is dus zeer eenvoudig. Ze hangt ook voor een stuk samen met de vraag van collega Parys of men landje na landje en kanaal na kanaal gaat controleren, dan wel een massieve beweging op korte termijn zal doen. Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord daarop, maar mijn fundamentele vraag is: is het VCA op dit moment qua capaciteit, qua aantal mensen, qua voltijdsequivalenten, qua kunnen beschikken over expertise en zo verder, klaar om die opdracht erbij te nemen, naast de bestaande taken die het sowieso al heeft? Dat lijkt me een heldere vraag.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Parys, als we zeggen dat het advies kan worden gevraagd, dan wil dat zeggen dat er geen advies hoeft te worden gevraagd als er geen twijfels zijn. Bij twijfel of als er elementen zijn die men verder dient te onderzoeken, dan neemt men de kennis en de ervaring van die diensten natuurlijk ook graag mee. We zullen proberen dat zo veel mogelijk gelijklopend te laten doen, maar dat is natuurlijk soms een relatief begrip, ook gelet op de context en de vraag of eventuele bezoeken nodig zijn en kunnen gebeuren.
Ik heb het al aangegeven: de bedoeling is niet om een adoptiepauze te doen. Dat was een voorstel van de experten. Wat we afgesproken hebben, is dat de bestaande aanpak gewoon verder loopt zolang er geen beslissingen genomen zijn.
Collega Schryvers, uiteraard zal het VCA advies vragen als men op basis van de beschikbare informatie nog bijkomende elementen nodig heeft. Bovendien zal het VCA ook moeten motiveren en dan zou het vreemd zijn als men bij twijfel niet in een motivatie kan aangeven dat de diensten betrokken zijn.
Wat de projectsteun betreft, collega Schryvers: wij kiezen voor een intensifiëring van de samenwerkingsrelatie tussen landen, tussen naties. Dat biedt kansen om op basis van vragen die er zouden zijn, vanuit de bril van de ontwikkelingssamenwerking te kijken. De rechtstreekse link met interlandelijke adoptie verdwijnt op die manier. We zullen zien hoever de contacten hieromtrent ons zullen kunnen leiden.
Collega Wouters, u hebt terecht alles weer in een juist perspectief gebracht. De hervorming van de interlandelijke adoptie is er gekomen na een toch wel fundamenteel rapport van een expertenpanel dat een aantal problemen en problematieken heeft blootgelegd waarvoor we niet kunnen wegkijken, die we ernstig moeten nemen en waarmee we aan de slag moeten, als we de interlandelijke adoptie een toekomst willen geven. Alle landen zullen inderdaad ook gescreend worden, daarvoor zal het kader voldoende zijn.
Collega Vaneeckhout, het VCA zal zich bij de screening laten bijstaan. Ze kunnen ook adviezen inwinnen. Dat ziet men binnen het VCA wel zitten, heb ik begrepen.
Wat de toekomst betreft, zal de Vlaamse Regering in die toekomstige tekening ook aangeven wat de rol is van het VCA en ook van de adoptiediensten. We willen dat ook aangrijpen om met ieder zijn rol en zijn verantwoordelijkheden op een juiste manier af te spreken.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik wil u gewoon bedanken voor uw antwoorden. We gaan dat in de praktijk gewoon heel nauw opvolgen. We maken ons immers wel wat zorgen over al het werk dat op het VCA afkomt. Het is natuurlijk niet alsof ze daar met een geweldig personeelsbestand mee aan de slag kunnen gaan. Onze vraag is dus om de praktische afwikkelingen zo snel en zo correct mogelijk te doen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik onderschrijf toch wel dat er een groot werk naar het VCA komt. Ik heb in het verleden ook al oproepen gedaan, minister, om te zoeken waar er contacten gelegd kunnen worden met onze ambassades en contactpersonen ginder, omdat zij ons natuurlijk ook veel informatie kunnen bezorgen en contacten kunnen leggen met de herkomstlanden zelf, informatie over regelgeving enzovoort. Ik denk dat dat ook wel een goede ondersteuning zou kunnen of moeten zijn in heel het proces.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.