Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over de aanpak van de wachtlijsten voor psychologische hulp bij de centra voor geestelijke gezondheidszorg en op de private markt
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dit is geen nieuw thema. Het is ook geen nieuws dat de nieuwe golf er bij heel wat mensen heel zwaar inhakt. Er komt stilaan een gevoel van collectieve covidvermoeidheid. Soms zakt de levenslust wat weg. Dat is een collectief gevoel dat we delen. We zeggen al maanden dat de enige kans die er in deze coronacrisis zit, is dat mentaal welzijn heel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda komt te staan. We hebben dat al op heel wat aspecten gezien. Er gaat geen week voorbij of er komen noodkreten over het mentaal welzijn van bepaalde groepen in de samenleving naar boven. Zo was er de recente enquête van de Onafhankelijke Ziekenfondsen waarbij ruim de helft van de bevraagde jongeren tussen 18 en 25 jaar aangaf het lastig te hebben en zowat een kwart zelfs serieus lastig. Vooral meisjes en jonge vrouwen geven aan sterk te lijden onder eenzaamheid, stress en angsten.
Het meest choquerende aan de bevraging – en daar moeten we toch heel sterk bij stilstaan – is dat een derde, 35 procent, van de jongeren die aangeven mentaal in de problemen te zitten het moeilijk vindt om naar de professionele hulpverlening te stappen. Niet omdat ze niet weten waar ze met hun problemen naartoe kunnen. 80 procent geeft aan daar redelijk goed zicht op te hebben. Neen, ze hebben moeite met het zoeken van hulp op zich. Er kleeft nog steeds een stigma aan geestelijke gezondheidszorg (ggz). Men voelt dat stigma als te groot aan, of men vindt van zichzelf dat men niet past in het stereotiepe profiel van een ggz-patiënt, dat blijkbaar nog steeds in de hoofden zit. Ik druk het wat plat uit: die jongeren voelen zich ‘niet gek’ – tussen aanhalingstekens, voor alle duidelijkheid. Zij hebben het aanvoelen dat die hulpverlening niet voor hen bedoeld is.
Enigszins contradictorisch vindt de helft van de jongeren die het moeilijk hebben het dan weer een prioriteit dat de stigma’s rond mentaal welzijn weggewerkt worden, een stigma waar ze zelf ook mee worstelen. Ondanks alle rode neuzen en warmste weken blijkt het nog steeds een groot probleem.
De vraag die rijst bij al die onuitgesproken en onbehandelde mentale problemen, is wat de structurele en langetermijnimpact is van al die negatieve gevoelens en dergelijke angsten. Worden ze opgekropt, waardoor ze gaan gisten, of leiden ze tot andere gedragingen?
Een kinderpsychologe zei in Het Belang van Limburg alvast dat ze in haar praktijk een enorme toename ziet van gedragsstoornissen. De kinderen zijn prikkelbaarder of zelfs ronduit agressief. Bij adolescenten wijt ze het onaangepast gedrag vooral aan het verstoorde sociaal leven van de jongeren en aan het ontbreken van cruciale ervaringen op cruciale momenten in hun ontwikkeling. Hun leefwereld wordt wederom verengd tot het schoolse. Er blijft op den duur niets anders over dan de schoolomgeving, en daar ligt de druk extra hoog omdat er leerachterstand ingehaald moet worden en er zoveel mogelijk leerstof doorgejaagd moet worden op de momenten dat het kan, op de momenten dat het onderwijs daar open voor staat. De overmatige stress die hiermee gepaard gaat, kan leiden tot angsten, eetstoornissen of zelfs zelfmoordgedachten. Maar het kan ook leiden tot onaangepast, opstandig gedrag. Dit gedrag wordt door ouders en leerkrachten minder gemakkelijk aanzien als een uiting van zich niet goed in zijn vel voelen en wordt dan ook veelal bestraffend de kop ingedrukt. De negatieve gevoelens verdwijnen dan vaak niet, maar worden vaak nog erger.
Minister, ik weet dat er ook hier geen toverformules bestaan, maar het is toch wel belangrijk om te blijven nadenken over hoe we daar, ook in 2022, verder mee aan de slag moeten.
Hoe kijkt u naar het cijfer van 35 procent van de jongeren met mentale problemen die het moeilijk hebben om de stap naar de hulpverlening te zetten? Bent u hierdoor verrast of is dat wat u had verwacht?
Hoe wilt u het stigma dat blijkbaar nog altijd hardnekkig rond mentaal welzijn hangt, ook in de zelferkenning van nood aan hulp, wegwerken? Hoe kunnen we daarvoor meer instrumenten en vorming aanreiken?
Hoe wilt u de ruimere uitingsvormen van mentale strubbelingen – dus niet alleen neerslachtigheid en angsten, maar ook opstandigheid – beter bekendmaken zodat ouders, leerkrachten en anderen die sneller associëren met een mogelijke nood aan mentale hulpverlening?
Hoe kijkt u globaal naar de extra mentale druk, sociaal en schools, die sinds het uitbreken van de coronacrisis op kinderen en jongeren wordt gelegd door het niet kunnen ventileren van bepaalde zaken en vooral door het ervaren van alleen nog activiteiten met een bepaalde druk? Hebt u dit al besproken met uw collega's van Jeugd en Onderwijs? Hoe kunnen we daar collectief een antwoord op formuleren?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In 2020 duurde het ongeveer 50 dagen vooraleer iemand terechtkon voor een intakegesprek bij een centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG). Een behandeling opstarten had zelfs ongeveer 4 maanden nodig. In 14 van de 21 CGG’s zijn de wachttijden opgelopen. Bij 5 CGG’s is de wachttijd in een jaar tijd zelfs een maand langer geworden. Nochtans zijn CGG’s cruciaal voor de toegang tot betaalbare psychologische hulp. Jaarlijks kunnen er 55.000 mensen terecht.
Wie een alternatief zoekt op de private markt, botst ook vaak op een patiëntenstop of op lange wachtlijsten. Bijna 40 procent van de psychologen en ruim 60 procent van de psychiaters in Vlaanderen aanvaardde dit voorjaar geen nieuwe patiënten in zijn praktijk. Dat blijkt uit cijfers van de werkgroep Staten-Generaal Geestelijke Gezondheidszorg in samenwerking met de Universiteit Antwerpen. Gemiddeld staan er 10,7 personen op de wachtlijst. Van de professionals merkte 71,9 procent een lichte of sterke toename in het aantal aanmeldingen sinds het uitbreken van de coronapandemie.
De coronacrisis heeft het belang van mentaal welzijn nogmaals onderstreept. Maar wie psychologische hulp zoekt, kan vandaag moeilijk terecht bij een psycholoog of psychiater.
Er zijn geen toverformules, maar ik vraag me af welke bijkomende maatregelen er kunnen worden genomen om de wachtlijsten bij de CGG’s en ook op de private markt weg te werken.
Minister Beke heeft het woord.
We hebben in de coronacrisis kunnen vaststellen dat de openheid om te durven en kunnen praten over moeilijke gevoelens, is toegenomen. Mentaal welzijn is bespreekbaar, en dat is een zeer goede zaak. Tegelijkertijd is het percentage mensen dat aangeeft de stap nog moeilijk te durven zetten, nog te hoog. Het aanbod binnen de hulpverlening zo laagdrempelig mogelijk houden, is voor elke doelgroep van belang. Ik denk daarbij enerzijds aan het bespreekbaar maken van en aandacht hebben voor mentaal welzijn en anderzijds onder andere aan eerste hulp bij psychische problemen (EHBP) en de bijhorende Houvast-app. Sinds dit voorjaar wordt er gewerkt aan een specifieke versie van dat cursusaanbod gericht op personen die in contact staan met de leeftijdsdoelgroep van kinderen en jongeren.
Er werd eind vorig jaar ook een extra budget toegekend aan de vijftien loco-regionale gezondheidsoverleggen en -organisaties (Logo’s) in Vlaanderen om populatiegerichte universele preventie rond mentaal welzijn binnen hun netwerken nog meer aan boord te brengen. Hun netwerken omvatten een verscheidenheid aan organisaties die allen kunnen worden gemobiliseerd in de strijd tegen corona en coronamoeheid en ter bevordering van het mentaal welzijn. Denk aan lokale besturen, verenigingsleven, onderwijs, werkomgeving enzovoort. De accenten die de Logo’s daarbij leggen, zijn: werken aan verbondenheid in buurten en mentaal welbevinden en sociale cohesie bevorderen bij jongeren.
Daarnaast is een toegankelijk aanbod belangrijk zoals wordt geboden in de OverKophuizen, het jongerenaanbod van het Centrum Algemeen Welzijn (JAC) en via online hulpverlening.
Een mentaliteitswijziging kan niet op korte termijn weggewerkt worden. Dat is helaas iets van langere termijn. Het is van belang dat zoveel mogelijk actoren uit diverse domeinen in de brede samenleving de boodschap ‘praat erover’ blijven delen en herhalen.
Te Gek!? werkt al jaren aan de destigmatisering van geestelijke gezondheidsproblemen in Vlaanderen.
Te Gek!? lanceert jaarlijks algemene campagnes, bijvoorbeeld de tiendaagse van de Geestelijke Gezondheid, de Belgian Coast Walk, Te Gekke Wandelingen, de jaarcampagne 2021 over depressie, ‘Wellicht’ genaamd, enzovoort. Daarnaast richt de organisatie zich ook specifiek naar kinderen en jongeren, met onder andere de scholencampagne ‘Wie wordt de Te Gekke school 2020-2021?’, het opzetten van een Te Gekke Challenge voor scholen en de Te Gek!?-infomobiel.
Het Vlaams Instituut Gezond Leven lanceerde afgelopen maand voor het lager onderwijs ook ‘Geluk in de klas’, een project met als doel in een uitgebreid ondersteuningsaanbod te voorzien voor het bevorderen van mentaal welbevinden in de onderwijscontext. Hier was een breed Vlaams evenement aan gekoppeld, waaraan maar liefst 2808 klassen hebben deelgenomen. Momenteel werkt Gezond Leven verder aan een uitbreiding hiervan voor het secundair onderwijs. The Human Link werkt aan een methodiek gericht op studenten, geïntegreerd in het ondersteuningsaanbod dat er is voor studenten in de hogeronderwijsinstellingen. We ontwikkelen momenteel ook een aanbod van ‘blended coaching’ voor intermediaire organisaties rond de geluksdriehoek en NokNok. Het programma ‘Blended werken met de geluksdriehoek’ zal er zijn voor zorgprofessionals die werken met kwetsbare volwassenen. Voor professionals die werken met kwetsbare jongeren van 12 tot 16 jaar is er ‘Blended werken met NokNok’. Organisaties die weinig psychologische achtergrondkennis hebben, maar wel vaak in contact komen met mensen die zich niet goed in hun vel voelen, gaan we op deze manier ondersteunen, zodat ze actief kunnen verwijzen naar de inhoud en de tools van de geluksdriehoek en NokNok. Zo zal mentaal welbevinden ook bij die organisaties bespreekbaar worden gemaakt.
‘Gezond Leven? Check het even!’ is een methodiek die uitgaat van een online vragenlijst die peilt naar aspecten van fysiek, mentaal en sociaal welzijn. Ze wordt afgenomen in het kader van het systematisch consult bij leerlingen van het derde middelbaar. De leerlingen krijgen nadien een antwoord op maat gericht op het bevestigen van gezond gedrag, het informeren over mogelijke gedragsverandering of steun en verdere begeleiding door de CLB’s als er een inschatting moet worden gemaakt van een probleem. De methodiek wordt vanaf 1 januari 2022 geïntegreerd in de werking van de CLB’s. Zo wordt in het systematisch consult met alle leerlingen een brede visie gehanteerd, en worden signalen gecapteerd waarmee de CLB’s verder aan de slag gaan en ze ook leerkrachten en ouders kunnen helpen ondersteunen in het omgaan met die signalen.
Het is belangrijk om de acties die door de diverse ministers worden genomen, goed op elkaar af te stemmen. Mentaal welbevinden is iets waaraan het best wordt gewerkt in alle geledingen van de maatschappij. Het is een illusie dat je een gunstige evolutie kunt bereiken als je enkel binnen de gezondheidszorg blijft. In het traject naar een nieuwe gezondheidsdoelstelling en actieplan suïcidepreventie, bijvoorbeeld, zetten we daarom in op een versterkte samenwerking met andere beleidsdomeinen, waaronder Jeugd en Onderwijs. Uit de evaluatie van het vorige actieplan, en ook uit het traject dat het afgelopen jaar is afgelegd, kwam naar voren dat jongeren een doelgroep zijn die we meer aandacht zouden moeten geven. Als je dat wilt doen en als je die doelgroep wilt bereiken, dan weet je ook dat je moet gaan samenwerken met Onderwijs en met Jeugd. In die domeinen bereikt men jongeren in belangrijke settings in hun leefwereld: in de scholen, in hun vrije tijd. De eerste gesprekken daarover met de andere kabinetten en administraties hebben reeds plaatsgevonden. In het voorjaar van 2022 wordt die afstemming verder geconcretiseerd. Dat is een concreet voorbeeld van hoe we gezamenlijk kunnen werken aan een beter mentaal welbevinden van onze jeugd.
Ook in het strategisch plan ‘De Vlaming leeft gezonder in 2025’, ten slotte, is settinggericht werken een duidelijke basis voor het hele plan. We zetten vooral in op het verbreden van het bereik, het verhogen van de effecten en het verbeteren van alle kennis en materialen die de voorbije jaren zijn ontwikkeld en opgebouwd.
Als gevolg van de covidpandemie verminderde in 2020 het aantal nieuwe cliënten waarvoor een begeleiding werd opgestart. Het aantal aanmeldingen bleef wel gelijk, waardoor de gemiddelde wachttijd van cliënten bij de CGG’s toenam. Het aantal actieve zorgperiodes met een intakegesprek in hetzelfde jaar nam af van 26.394 naar 21.962 in 2020, terwijl het aantal oudere actieve zorgperiodes verder wel gelijk bleef, namelijk ongeveer 30.900 in 2019 en ongeveer 29.600 in 2020.
In november 2020 heeft de Vlaamse Regering de basiswerking van de CGG’s versterkt. Op jaarbasis wordt er structureel 4,8 miljoen euro toegevoegd aan de subsidie-enveloppe van de CGG’s. Aan de centra is gevraagd om minimaal 50 procent van de bijkomende middelen in te zetten ten behoeve van de doelgroep kinderen, jongeren en jongvolwassenen tot en met 23 jaar. Daarnaast worden er in mijn beleid twee grote strategische doelstellingen naar voren geschoven: het verruimen van de toegankelijkheid van de zorg en dienstverlening die nabij en betaalbaar is en het investeren in kwaliteit van zorg en dienstverlening. Met de uitbreiding wordt onder meer beoogd om de wachttijden te verminderen en het aanbod te verhogen. Ik verwacht in de cijfers over 2021 de effecten te zien van de uitbreiding van de basiswerking van de CGG’s, namelijk een verhoging van het aantal actieve zorgperiodes en een vermindering van de wachttijd.
Daarnaast wordt met het budget voor kwaliteitsmaatregelen van het zesde Vlaams intersectoraal akkoord (VIA 6) de capaciteit van de CGG’s vanaf 2021 uitgebreid, waaronder het aanbod in vijf regio’s met historische tekorten en de forensische werking in de CGG’s. In de periode 2022 tot en met 2024 zal ik daarenboven de subsidie-enveloppe van de CGG’s in vijf regio’s met historische tekorten stapsgewijs verhogen. Al die uitbreidingen beogen de capaciteit van de CGG’s te vergroten, zodat personen met een psychische kwetsbaarheid sneller een beroep kunnen doen op het ambulante ggz-aanbod.
De aanpak van de wachttijden voor psychologische hulp bij zelfstandige psychologen is een bevoegdheid van de federale overheid. Collega Vandenbroucke zorgde midden vorig jaar voor een vernieuwing van de conventie eerstelijnspsychologische hulp en de mogelijkheden voor een tegemoetkoming bij een bezoek aan de psycholoog. De verdere uitwerking van die conventie is volop aan de gang in verschillende netwerken geestelijke gezondheid. De uitrol van de conventie zal een impact kennen op de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van het ambulante geestelijke gezondheidsaanbod.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Dank u wel, minister. Het is natuurlijk een zeer uitgebreid antwoord. Ik ga een aantal dingen ook nog wel rustig herbekijken en herlezen na de commissie, maar misschien toch een paar dingen.
Ik ben het helemaal met u eens: het is goed dat bestaande expertise en methodieken verder uitgediept en uitgerold te worden. We moeten niet altijd nieuwe zaken gaan uitvinden als we denken dat er een nieuwe of versterkte uitdaging is. Daar ben ik het dus helemaal mee eens.
Wat betreft de nieuwe conventie op federaal niveau, denk ik dat dat inderdaad een belangrijke eerste stap is. Het zal niet het eindpunt zijn, maar het is een belangrijk startpunt om rond toegankelijke hulpverlening echt stappen te zetten wat betreft de betaalbaarheid. Natuurlijk is het niet omdat de hulpverlening betaalbaarder wordt, dat die toegankelijker wordt. Als er wachttijden zijn en als er lijsten zijn waar mensen zich zelfs niet meer op kunnen aanmelden op de private markt, zoals collega Saeys opmerkte, wordt het natuurlijk wel uitdagend. Dan mag het nog terugbetaald worden. Als je er dan nog maanden op moet wachten, helpen we niet om de moeilijke drempel die hulpverlening zoeken al is, lager te maken.
Een paar dingen wil ik toch aangeven. U schetst een hele resem initiatieven die lopende zijn, maar ik denk nog altijd dat die onderschatten wat er op ons afkomt. Collega Saeys baseert zich bij haar vraag op de cijfers van 2020, die onder andere ik, maar ook andere collega’s opgevraagd hebben via schriftelijke vragen. Maar het gaat in mijn vraag ook over cijfers van het verleden. Ik denk dat in 2021-2022 de echte golf rond mentaal welzijn bij jongeren zich nog niet weerspiegelt in de cijfers. De hoop dat we de wachttijden gaan afbouwen met de investeringen die gebeurd zijn in het sociaal akkoord en dat een aantal extra middelen voor de CGG’s zich zullen weerspiegelen in de cijfers: ik ben daar niet zeker van. Ik hoop het zeker met u mee, maar ik vrees dat die wachttijden dan nog niet opgelost gaan zijn, omdat er sowieso een tekort aan beschikbaarheid is op dit moment.
Ook bijvoorbeeld het antwoord van de CLB’s op de schoolvloer klinkt zeer gemakkelijk, en ik vind dat fantastisch, maar de CLB’s gaan het graag horen, op een moment dat ze allemaal aan de alarmbel trekken dat ze te weinig middelen hebben om hun structurele opdracht op dat gebied te vervullen. Dat klinkt hier zeer goed in een commissie, maar op het terrein verandert dat de facto zeer weinig of niets. Dat is misschien geen slechte wil, maar we moeten ons er toch van bewust zijn dat daar meer middelen tegenover gaan moeten staan, graag of niet graag. We gaan daar toch een keuze moeten maken, want de kost op lange termijn zal nog groter zijn.
Ik heb daarom de volgende vragen. Bent u van plan om daarvoor ook dit jaar extra middelen te zoeken en vrij te maken? Ik ben ook blij dat er overleg loopt met uw collega’s van Onderwijs en Jeugd, omdat dit niet beperkt mag worden tot gezondheidszorg. Wanneer zullen die gesprekken afgerond zijn? Ik voel namelijk op het terrein een grote noodzaak om veel dieper in de leefwereld van jongeren te duiken, om dus echt meer aanwezig te zijn in het onderwijs en in de vrije tijd en om dat veel bespreekbaarder te maken. Het is nodig om, veel dichterbij nog dan de OverKophuizen, nog dieper door te dringen in de realiteit en de leefwereld van jongeren, evenals in de leefwereld thuis, om dus ook de ouders daarbij te betrekken. Welke mogelijkheden ziet u nog op dat vlak?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Dat de coronacrisis enorme letsels nalaat, heb ik deze ochtend nog maar eens mogen meemaken, jammer genoeg. Ik heb vanochtend de begrafenis bijgewoond van een leeftijdsgenoot, een vader van drie kindjes, die zelfmoord heeft gepleegd. Dat komt zeer hard binnen. Mensen hebben veel minder sociale contacten, werken thuis, zitten tussen vier muren ... De eenzaamheid neemt toe. Mensen kunnen bijvoorbeeld geen contactsport meer uitoefenen. Mensen leven veel geïsoleerder. Als ze zich niet goed in hun vel voelen, is dat zeer moeilijk bespreekbaar voor heel veel mensen. Door de coronacrisis, door nog geïsoleerder te leven, wordt dat allemaal nog moeilijker. Ik denk dat alles begint met het bespreekbaar maken van mentaal welzijn. Er zijn daarvoor al heel veel initiatieven, maar sommige mensen worden nog onvoldoende bereikt. Zelfs in groep zijn er heel veel mensen die zich zeer eenzaam voelen. Ik denk dat dat een zeer belangrijk punt is, waarop we blijvend moeten inzetten: eerste hulp bij psychische problemen en het proberen te herkennen van signalen. Wanneer mensen dan uiteindelijk de stap durven te zetten om hulp te zoeken, moeten we er natuurlijk ook alles aan doen opdat ze niet op een muur botsen, want de stap is voor veel mensen zeer groot en dan mogen we die deur niet dichtgooien. Ik denk dus dat we alle zeilen moeten bijzetten om ervoor te zorgen dat iedereen die hulp nodig heeft, zijn plaats krijgt.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, deze vraag omvat vele facetten en is niet met een vingerknip op te lossen. Ik wil namens mijn fractie enkele elementen aanhalen, minister en collega’s. Ten eerste ging het zonet over het samenwerkingsakkoord, waarin 1132 voltijdsequivalenten (vte) voor Vlaanderen werden opgenomen. Ik citeer uit de tekst: “De verdeling van de VTE binnen elke deelstaat zal verder nog verfijnd worden met bijzondere aandacht voor de doelgroep kinderen en jongeren en in functie van de noden van de populatie.” Minister, kunt u wat meer inzicht geven in de uitvoering van dat deel van het samenwerkingsakkoord?
Ten tweede bevinden we ons hier op het terrein van het curatieve, van de professionele hulp. Begrijp me niet verkeerd: die is en blijft nodig. Ik denk evenwel dat we ook verder moeten blijven inzetten op weerbaarheid, op het erkennen van het belang van mentale gezondheid en op erover kunnen babbelen. Collega Vaneeckhout sprak er zonet ook over. Nu, tijdens de nieuwjaarsperiode, stellen vele mensen de vraag ‘En, ça va?’. We hopen dan dat de andere antwoordt: ‘Ja, ça va.’ Want op het moment dat die andere, en zeker die jongere, zegt ‘Neen, het gaat niet’, zit een Vlaming dikwijls met zijn mond vol tanden, zeker bij jongeren. Want in de maatschappij van Instagram en Facebook is het vooral de bedoeling dat alles happy-happy en top is. Maar op het moment dat het even niet top gaat, kan het dikwijls al een stap vooruit zijn om daarover te kunnen spreken, zonder daarom bij de professionele hulpverlening terecht te moeten.
Een derde punt dat ik nog wou aanhalen, gaat over de CLB’s. Er werd al over gesproken en ik heb hier in het verleden ook al vragen over gesteld. De CLB’s moeten op het moment dat ze zaken niet aankunnen, kunnen doorverwijzen. Als ze niet kunnen doorverwijzen, dan stropt het daar. Dat zien we bij die integrale toegangspoort. Daar moet een goede afstemming zijn.
En een laatste iets: op de website van het agentschap Zorg en Gezondheid dateren de laatste cijfers van 2018. Dat is echt wel heel gedateerd. Minister, die cijfers moeten minstens jaarlijks worden geüpdatet.
Mevrouw Wouters heeft het woord.
Voorzitter, nog heel kort want de collega’s hebben al heel wat aangehaald.
De wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg hebben al heel vaak op de agenda gestaan. We zijn het er allemaal over eens dat iedereen die het moeilijk heeft, tijdig de gepaste hulp moet krijgen. Zowel ambulant als residentieel moet er voldoende aanbod zijn. De lange wachtlijsten zijn al erg genoeg op zich, maar een patiëntenstop moet te allen tijde worden vermeden. Eind december 2021 lazen we in de krant dat er in het Universitair Psychiatrisch Centrum van de KU Leuven een patiëntenstop is bij de afdeling voor autismespectrumstoornissen. Minister, is er ook in andere zorgvoorzieningen in de geestelijke gezondheidszorg momenteel sprake van een patiëntenstop?
Minister Beke heeft het woord.
Dank u wel. Ik zal heel kort op een aantal vragen antwoorden.
Wij hebben het traject ‘Vroeg en nabij’ gestart. Dat is gericht op datgene waar collega Vaneeckhout naar verwees. We moeten samen met alle stakeholders bekijken hoe we nog vroeger en sneller dichter bij de gezinnen kunnen komen om hen te ondersteunen. Dat is de hele denkoefening die we nu willen lanceren.
De CLB’s krijgen natuurlijk middelen vanuit Onderwijs voor de extra taken. Zo werden er bijvoorbeeld in het kader van corona extra middelen toebedeeld vanuit collega Weyts. In elk geval zullen ook de CLB’s deelnemen aan het overleg, om dat verder te optimaliseren.
Het is juist wat collega Vaneeckhout zegt: er zijn wachttijden, zowel bij de CGG’s als bij de private psychologen. Het is inderdaad realistisch om te verwachten dat de terugbetaling van psychologen niet meteen alle problemen rond toegankelijkheid zal oplossen. Maar we moeten ook structureel durven na te denken. De terugbetaling van de psychologische zorg en alle initiatieven rond bespreekbaarheid en destigmatisering moeten ervoor zorgen dat mensen sneller de stap zetten naar ondersteuning. Daardoor zal de psychologische ondersteuning ook minder lang duren dan wanneer problemen veel ernstiger zijn en zorg wordt uitgesteld. Ons hele idee van ‘Vroeg en nabij’ is daarop gebaseerd. Ik weet ook wel dat we die omslag niet in een-twee-drie zullen kunnen maken. Maar het is wel nodig om de beschikbare workforce en psychologen effectief en efficiënt te kunnen inzetten. Ook belangrijk is dat we met onze initiatieven inzetten op de ondersteuning, ook door andere profielen dan bijvoorbeeld psychologen. We moeten dat breder durven te bekijken.
Ik geef daar het voorbeeld van de vertrouwenspersonen bij. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in onze cursus ‘Eerste hulp bij psychologische problemen’. Dat is ook nodig: zorgzaamheid en psychologische ondersteuning moeten we in de samenleving veel breder zien dan enkel als het doorverwijzen naar externe psychologen. Ik weet niet of u ook de beelden hebt gezien van Stromae met zijn nieuwe liedje. Ik hoop dat dit soort zaken de bespreekbaarheid van psychologische problemen kan vergroten en dat er dan vroeg en nabij detectie kan worden gedaan.
Inzake mentaal welzijn kunnen veel actoren een rol opnemen. We moeten stoppen met te focussen op hoe we kunnen of moeten doorverwijzen.
De CLB's hebben onlangs zelf aangegeven dat ze dossiers van het psychosociaal welzijn moesten laten liggen en dat ze dan escaleren als er jeugdhulp nodig is. Dat willen we natuurlijk niet.
Collega Daniëls, Zorg en Gezondheid heeft meer recente cijfers beschikbaar dan diegene die momenteel op de website zijn gepubliceerd. Die moeten nog worden geüpdatet.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Ik verwijs naar het onderzoek van het Onafhankelijk Ziekenfonds: de helft van de jongeren geeft aan dat ze het moeilijk hebben, een kwart van de jongeren dat ze het heel moeilijk hebben en meer dan een derde aarzelt of zoekt geen hulp daarvoor. Dat is heel acuut. Ik ben helemaal mee dat we het probleem vooraf moeten aanpakken. Ik heb daarnet zelf een pleidooi gehouden om laagdrempelig en nog dieper in die leefwereld te duiken, maar we moeten ook manieren vinden om die hulpverlening versneld te ontsluiten.
Ik ben echt heel bezorgd, minister – en ik hoop dat we daar allemaal van overtuigd zijn –, dat deze covidcrisis niet voorbij zal zijn als de pandemie gedaan is. De sporen die bij sommige jongeren zijn getrokken, dreigen hen de rest van hun leven bij te blijven. We kunnen het ons niet veroorloven dat die jongeren vijf maanden moeten wachten op hulpverlening of dat ze vastlopen op een niet-doorverwijzing van de CLB’s of dat die CLB’s zeggen dat ze bezig zijn met contactopsporing in de school en geen tijd hebben voor psychologische hulpverlening. Er zal een acuut noodplan moeten komen. Ik ben blij dat u in overleg bent met een aantal partners en met uw collega-ministers, maar dat plan moet er in het voorjaar liggen. De huidige generatie tussen 10 en 25 jaar evolueert verder, en dat dreigt de generatie te worden die deze covidcrisis de rest van zijn leven met zich meedraagt.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Deze coronacrisis heeft gelukkig mentaal welzijn boven op de agenda gezet. Dat is ook terecht. Heel veel mensen, van jong tot oud, hebben het moeilijk. We moeten alle zeilen bijzetten. Er is ook al heel wat gedaan, zowel door u als door minister Vandenbroucke.
Zoals de collega zegt, moet er echt een globaal plan op tafel liggen. Want we hebben wel niet de meest recente cijfers, maar ik houd echt mijn hart vast. Ik zie in mijn omgeving ook hoe moeilijk mensen het hebben.
Zoals u zegt, is het heel belangrijk om vroegtijdig te kunnen ingrijpen om escalatie te voorkomen. Ik merk evenwel dat het nog altijd een heel moeilijk bespreekbaar topic is voor mensen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.