Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, beste wensen.
Voorzitter, ik hoop dat u wel het nut inziet van mijn vragen, want ze gaan over het Vlaamse welzijnsaanbod in onze hoofdstad, in Brussel. De eerste gaat over het aanbod van de kinderopvang, de tweede over het VAPH-aanbod (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap). Ik start met de vraag over de kinderopvang.
Het is namelijk zo dat de nood aan betaalbare Vlaamse kinderopvang ook in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest groot blijft. Dat blijkt uit de vierde cartografie van de Vlaams-Brusselse kinderopvang, een onderzoek naar de stand van zaken in de Vlaams-Brusselse kinderopvang, dat begin december werd gepresenteerd.
Zo zijn er in Brussel slechts 21.000 opvangplaatsen voor 50.000 kinderen tussen 0 en 3 jaar. De vraag is dus dubbel zo groot als het aanbod. Van die 21.000 opvangplaatsen zijn er vandaag de dag net geen 7000 Nederlandstalige. Slechts 1 op de 2 aanvragen voor Nederlandstalige plaatsen die passeren via het loket kinderopvang, wordt goedgekeurd.
Minister, het Vlaamse kinderopvangaanbod in Brussel is een belangrijk onderdeel van een ruimer aantrekkelijk en goedwerkend Vlaams gemeenschapsaanbod in onze hoofdstad. De Vlaamse Regering en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) sloten daarom onlangs een convenant af om de krachten te bundelen om zo snel mogelijk bijkomende kinderopvangplaatsen te realiseren. In februari 2021 lanceerden ze samen een projectoproep voor 250 extra opvangplaatsen met inkomenstarief in onze hoofdstad. Vlaanderen investeert hiervoor 2,7 miljoen euro. Eind juni 2021 werden de plaatsen toegekend, met 248 toegewezen plaatsen voor Brussel. 3 plaatsen werden in Brussel niet toegekend. Over de concrete invulling van die 3 overige plaatsen zou later worden beslist.
Hierover heb ik aan u de volgende vragen, minister. Hoe evalueert u de vierde cartografie van de Vlaams-Brusselse kinderopvang in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Zult u in overleg treden met VGC-collegevoorzitter Elke Van den Brandt en Waals minister Christie Morreale om de resultaten van de cartografie te bespreken? Zult u bijkomende initiatieven nemen om het tekort aan Nederlandstalige kinderopvangplaatsen op te vangen? Welke maatregelen zult u treffen om het nijpend personeelstekort aan te pakken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega Tavernier, deze cartografie heeft haar verdienste omdat ze de specifieke beleidscontext van Brussel en zijn diverse bevolking in kaart brengt. De studie maakt de geleverde inspanningen op het vlak van kinderopvang sinds 2005 zichtbaar, met name op het vlak van de toegankelijkheid van de opvang voor baby’s en peuters. We zien een duidelijke toename van het aantal IKT-plaatsen (inkomenstarief). Er is een betere spreiding van deze plaatsen en er is een verschuiving zichtbaar in de populatie van de gebruikers, onder meer dankzij de voorrangsregels.
Maar het onderzoek geeft ook belangrijk materiaal in handen om het nog beter te doen. In bepaalde wijken is er nood aan betaalbare opvang. Het centraal registratiesysteem van het lokaal loket kinderopvang is een belangrijk instrument om hier in de toekomst nog beter zicht op te krijgen. De opvang van schoolkinderen moet breder gezien worden dan ‘opvang’. We komen daaraan tegemoet met het nieuwe decreet inzake buitenschoolse opvang en activiteiten door de samenwerking tussen opvang, onderwijs en het vrijetijdsweefsel te verstevigen.
Met de Vlaamse Gemeenschapscommissie is een convenant afgesloten waarin de samenwerking wordt geregeld. Die samenwerking is er continu. In 2022 is er een evaluatie van dit convenant voorzien. Op dit moment zijn er geen plannen om deze cartografie met Waals minister Christie Morreale te bespreken.
Het kader voor uitbreidingsbeleid is vastgelegd in het convenant. We voorzien van alle uitbreidingsbudgetten een voorafname van 10 procent voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Dat was ook zo voor het budget voor bijkomende plaatsen met subsidie voor inkomenstarief. Bij de evaluatie bekijken we samen met de VGC hoe we de eventuele vrije middelen gericht kunnen inzetten.
Hoewel er ook voorafnames voorzien zijn voor de uitbreiding van plaatsen met de basissubsidie voor het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, weten we ook dat er in de Brusselse context minder interesse is voor de plaatsen met enkel de basissubsidie.
Daarom is in het convenant ook voorzien dat eventueel resterende middelen op dat budget omgezet kunnen worden naar bijkomende plaatsen met de subsidie voor inkomenstarief. Het gaat hier over een budget voor de omschakeling van ongeveer 300 bestaande plaatsen zonder subsidie naar de basissubsidie, waarvoor de uitbreidingsronde lopende is, en over een budget voor 450 nieuwe plaatsen met de basissubsidie, die doorlopend aangevraagd kunnen worden.
Daarnaast zijn er vanuit Vlaanderen ook nog middelen voorzien voor tien nieuwe dringende opvangplaatsen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad in 2024. De VGC koos ervoor een oproep hiervoor nu al te lanceren, en zal deze plaatsen prefinancieren, totdat Opgroeien deze in 2024 zal overnemen.
Opgroeien bereidt in samenwerking met de kinderopvangsector en in samenspraak met de beleidsdomeinen Werk en Onderwijs een actieplan voor tewerkstelling in de kinderopvang voor. Dit actieplan is complementair aan het ruimere actieplan voor instroom en doorstroom van medewerkers in de WVG-sector (Welzijn, Volksgezondheid en Gezin), zoals door de sociale partners en de Vlaamse Regering werd afgesproken in het zesde Vlaamse intersectoraal akkoord voor de social sector en de non-profitsector. Het plan zal specifiek focussen op de problematiek in de kinderopvang.
De VGC zal onder de noemer ‘Werken voor Ketjes’ ook acties ontwikkelen. Waar mogelijk werken het agentschap Opgroeien en de VGC samen om passende acties voor Brussel te ontwikkelen en de samenwerking binnen Brussel met Actiris en VDAB op te zetten.
De problematiek van de kinderopvang in Brussel hangt behalve met specifieke Brusselse kenmerken ook samen met de meer algemene personeelsproblematiek in de kinderopvang die zich in Vlaanderen afspeelt.
Het is dan ook goed dat de VGC en het agentschap Opgroeien verder samenwerken aan zowel algemene acties als aan wat specifiek ook in Brussel zal worden opgezet.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, de vierde cartografie van de Vlaams-Brusselse kinderopvang toont nog maar eens aan dat we voor wat betreft het uitbreidingsbeleid voor Brussel al een weg hebben afgelegd. De noden in Brussel blijven hoog, maar in vergelijking met de derde cartografie uit 2015 zijn er toch wel een aantal verbeteringen vast te stellen. Vooral de sterke toename van het aantal inkomensgerelateerde plaatsen springt daarbij in het oog. U verwees er zelf naar. In 2015 waren er 4050 opvangplaatsen met inkomenstarieven. In 2019 waren er 4987 gesubsidieerde plaatsen of 68,80 procent van het totale aantal opvangplaatsen vergund door het agentschap Opgroeien. Dat betekent een stijging met 22 procent. Dat is in een grootstad als Brussel, waar lang niet elk gezin het even breed heeft, toch wel een goede zaak. Met een totaal van 6962 door het agentschap vergunde opvangplaatsen in 2019 komen we, rekening houdend met de Brusselnorm, tot een dekkingsgraad van 46,37 procent. De dekkingsgraad was in 2015 nog 43,62 procent.
Minister, we gaan erop vooruit. Het is juist dat we al een weg hebben afgelegd. Maar ondanks het aantal verbeteringen in vergelijking met de vorige cartografiestudies is het werk verre van af. We kunnen inderdaad beter doen. Het vergt een voortdurende inspanning om voldoende kinderopvangplaatsen te voorzien. De nood aan extra plaatsen blijft bijzonder groot. Ik kijk dan ook uit naar de verdere uitrol van uw initiatieven en bijkomende initiatieven.
Minister, de cijfers van de vierde cartografie hebben betrekking op 2019. We zijn twee jaar verder. U hebt in deze commissie de investeringen opgesomd die in 2021 werden vooropgesteld. Zijn deze allemaal uitgevoerd zoals gepland? Waar staan we begin 2022 met de invulling van de Brusselnorm, met het voorzien van 50 procent aanbod van onze doelgroep?
Het kinderopvangbeleid is niet alleen een kwestie van kwantiteit maar ook van kwaliteit. In deze commissie ging het al vaak over het personeelstekort, over de kind-begeleidersratio. Ik begrijp dat het zeker niet evident is om Nederlandstalig personeel te vinden. Toch wil ik benadrukken dat het vrijwaren van het Nederlandstalig karakter van de Vlaamse kinderopvang in onze hoofdstad een blijvende aandacht verdient. Voor onze fractie is het belangrijk dat de ouders op het Nederlandstalige karakter van onze kinderopvang kunnen rekenen. Dat is ook de reden waarom zowel Nederlandstalige als anderstalige ouders ervoor kiezen om hun kinderen daar onder te brengen. Voor kinderen die thuis geen Nederlands spreken, is de kinderopvang vaak de eerste plek waar ze in contact komen met het Nederlands, de taal die kansen biedt.
Minister, in het belang van elke Nederlands- of anderstalige is het daarom van belang dat de Vlaamse kinderopvang een oase van het Nederlands is en blijft. Ik roep op om daar voldoende belang aan te blijven hechten.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Het is goed dat collega Tavernier daarover een vraag stelt en het is de moeite waard om daar nog wat verder op in te gaan. Er zijn een aantal punten over het hart van de Brusselse kinderopvang aangehaald. Voorzitter, ik zal daarover zeker nog vragen indienen, omdat de cartografie aanhalen niet genoeg is en ook niet op een korte tijd afgerond kan zijn.
Ik haal kort drie punten aan. Ten eerste is er een groot gebrek aan sociale plaatsen. Tijdens de hoorzitting in de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) hebben de opstellers van het rapport expliciet aangehaald dat het principe ‘bestellen is betalen’ mensen die het moeilijk hebben, wegjaagt uit de kinderopvang. Dat principe wordt volledig verschillend ingevuld en daarmee stelt de cartografie in Brussel een principe aan de kaart en een uitsluiting die we over de hele Vlaamse gemeenschap zien. U moet zich daar echt bewust van zijn.
U zegt dat de interesse in niet-gesubsidieerde plaatsen onbestaande is. Ik zal dat even herformuleren. Het grootste deel van de Brusselaars heeft absoluut geen geld om een niet-gesubsidieerde plaats te kunnen betalen. U maakt daar de bereikbaarheid of de onbereikbaarheid van de kinderopvang van. Als u zegt dat u de plaatsen van subsidie 0 zult omzetten in plaatsen naar subsidie 1, dan is dat een symboolmaatregel. Het spijt me, minister. Alleen plaatsen die inkomensgerelateerd worden gesubsidieerd, zullen enigszins bereikbaar zijn voor de mensen die in armoede leven. Zoals u goed weet, groeit een kind op de drie in Brussel op in armoede. Dat is eigen aan een grootstad en mede omdat er zoveel nieuwkomers aankomen die binnen de vijf tot tien jaar hun plek in de maatschappij hebben kunnen verbeteren en dan opnieuw uitstromen naar de Vlaamse Gemeenschap.
Dat is ook in uw eigen belang. Zelfs als u strikt regionaal denkt en niet in termen van de Vlaamse Gemeenschap, zullen die kinderen op een gegeven moment in de Vlaamse regio terechtkomen. Maar in termen van de Vlaamse Gemeenschap is er een historische achterstand van gesubsidieerde plaatsen in Brussel. Vorig jaar heeft de Brusselse N-VA trouwens in het Brussels Parlement aangedrongen op overleg met u om ervoor te zorgen dat er meer gesubsidieerde inkomensgerelateerde plaatsen zouden komen. Wat betreft het overleg waarop collega Tavernier hier aandringt, zien alle Brusselse partijen in dat er absoluut nood is aan gesubsidieerde plaatsen. Als ik naar de inspanningen kijk, dan zie ik dat de VGC haar verantwoordelijkheid neemt, maar dat Vlaanderen heel erg achterblijft en de historische achterstand niet oplost.
Het tweede punt was de investering door Brussel die u onderschrijft, maar ik wil met aandrang vragen om ervoor te zorgen dat Vlaanderen ook die verantwoordelijkheid neemt voor die kinderen.
Ten derde, wat het personeelstekort betreft, heeft collega Tavernier aangehaald om overleg te hebben met uw collega. U weet ook dat er in de Franse Gemeenschap een norm is van zes tot zeven kindjes per persoon. In de Vlaamse Gemeenschap is dat acht tot negen. Dat betekent dat mensen niet alleen geen inspanning moeten doen om een extra taal te leren, maar dat ze ook voor merkelijk minder kinderen per persoon moeten zorgen. Dat maakt een heel groot verschil. Het lijkt me goed dat u ook in het belang van alle Nederlandstalige Brusselaars en de soft power die u daarmee aan de Vlaamse Gemeenschap kunt verlenen door voor voldoende kinderopvang te zorgen, de personeelsnormen aanpast en dat u de ratio van de kindbegeleiding aanpast. In Brussel kunnen mensen namelijk probleemloos terecht bij de Franse Gemeenschap. U hebt al verschillende keren aangehaald dat er daartegen ook protest is in de Franse Gemeenschap. Dat klopt, maar de mensen hebben daar minder reden toe.
U moet die drempels dus gelijktrekken als u wilt dat mensen worden aangetrokken tot de Nederlandstalige kinderopvang. Als u wilt dat de plaatsen die u creëert, kunnen worden ingevuld, dan moet u ervoor zorgen dat daar ook een incentive voor is. Anders hebben mensen geen enkele reden om naar de Vlaamse Gemeenschap te komen, wat heel jammer zou zijn.
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, normaal zou collega Goeman hierover tussenkomen, maar zij moest tussenkomen in een andere commissie. Minister, eerst en vooral, om u zeker niet op verkeerde ideeën te brengen: ik denk dat collega Groothedde in elk geval niet bedoelde om met uw Franstalige collega te bellen in de hoop dat men daar de ratio zou opdrijven naar 8 à 9, maar andersom.
Ik denk dat die cartografie wel duidelijk is: er is nog altijd een heel groot tekort in de Nederlandstalige kinderopvang in Brussel. Dat weten we allemaal, denk ik. Er is nog een grote nood aan extra financiering, aan extra plaatsen. Op zich liggen er veel opportuniteiten klaar. Ik krijg ook vanuit het Brusselse de boodschap dat er heel wat projecten op stapel staan voor nog tientallen extra plaatsen in het kader van wijkcontracten, binnen sociale huisvestingsprojecten enzovoort, maar zonder de zekerheid dat er dan Vlaamse subsidies gaan volgen, is het natuurlijk dikwijls moeilijk om schepencolleges te overtuigen om zo’n prefinanciering te doen. Er is dus nog een heel grote nood aan financiering.
Wat ook heel duidelijk is, en daarop heeft collega Groothedde ook al gealludeerd, is dat er vooral een grote nood is aan extra inkomensgerelateerde kinderopvang. De niet-inkomensgerelateerde kinderopvang is verschrikkelijk duur, zeker ook in Brussel. Dat is zeker voor mensen in armoede moeilijk, zo wordt gezegd, maar ook gewoon voor gewone werkende gezinnen is dat een gigantische drempel. In Brussel worden dagprijzen tot 35 euro per dag gehanteerd. Dat zijn woekerprijzen die daar soms worden gevraagd. Zo wordt kwaliteitsvolle Nederlandstalige kinderopvang steeds meer iets voor de happy few in Brussel. Ik denk dat we dat echt moeten vermijden. Dat is niet wat we willen. Ik denk dat niemand dat wil.
Er is het goede signaal inzake het loket kinderopvang, maar wat ook nogmaals duidelijk werd uit de cartografie, is dat het systeem van respijtdagen vooral voor kwetsbare gezinnen echt een heel moeilijk systeem is. Die ‘bestellen is betalen’-regel zorgt voor een immense drempel bij kwetsbare ouders. Dat is trouwens niet alleen in Brussel, maar ook in Vlaanderen een probleem.
Ik heb een aantal vragen. Hoeveel bijkomende plaatsen zult u nu nog erbij creëren? Ik heb u daarstraks een aantal cijfers horen noemen. Zou u die nog eens even kunnen herhalen? Ik dacht immers dat er oorspronkelijk sprake was van 250 extra plaatsen, maar ik meen te hebben begrepen dat er nog een extra uitbreiding komt in deze legislatuur. Hoeveel plaatsen daarvan zullen inkomensgerelateerd zijn? Wanneer kan men die verwachten? Wat onderneemt u om ervoor te zorgen dat alle plaatsen waarin is voorzien binnen wijkcontracten, ook effectief kunnen worden omgezet in inkomensgerelateerde plaatsen voor Brusselse kinderen? In welk systeem zult u voorzien om de financiering daarvan te garanderen? Erkent u dat die respijtdagen problematisch zijn voor veel gezinnen die het financieel moeilijk hebben? Bent u van plan om die drempel ook weg te werken?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, ik zal mijn antwoord schriftelijk overmaken. Collega Anaf, dan kunt u alle cijfers nog eens in detail lezen. Ik ga ze niet meer opnieuw voorlezen, ook gezien de zeer drukke agenda voor vandaag. Wat de evaluatie van het convenant betreft, die stand van zaken is gepland voor 2022. Er werd verwezen naar de taalstimulering. Dat is absoluut juist. Dat is ook zeker een prioriteit, ook in onze kinderopvang.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben blij te horen dat de taalstimulering een prioriteit is. Ook is het duidelijk dat er de voorbije jaren belangrijke stappen zijn gezet om de achterstand inzake kinderopvangcapaciteit in Brussel te verkleinen. Die 248 extra opvangplaatsen tegen inkomenstarief die in deze legislatuur zullen worden gerealiseerd, zijn een stap in de goede richting. Die focus op inkomensgerelateerde plaatsen wordt ook geprezen door de onderzoekers van de cartografie.
Het is zeker een onderwerp om verder op te volgen. U mag het komende jaar dus zeker nog vragen van mij hieromtrent verwachten. Dank u wel.
De vraag om uitleg is afgehandeld.