Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, terwijl het lerarentekort in Vlaanderen al groot is, is het lerarentekort in het Nederlandstalig Brussels onderwijs stilaan echt dramatisch. Zes op de zeven Brusselse Nederlandstalige scholen hebben nog openstaande vacatures. Directeurs moeten echt hemel en aarde bewegen om vandaag nog leerkrachten te vinden om voor de klas te staan. We hebben ook kunnen lezen dat een aantal scholen zelfs nadenken over een sluiting wanneer er niet snel een oplossing komt, zelfs nog los van corona.
Het resultaat is natuurlijk dat op die plaatsen waar geen leerkrachten worden gevonden, de werkdruk voor het bestaande team alleen maar groter wordt, waardoor ook steeds meer leerkrachten uitvallen met stress of burn-out. Op die manier komen we in een vicieuze cirkel terecht, die grote gevolgen heeft voor de kwaliteit van ons Nederlandstalig onderwijs in Brussel, in die zin dat het intussen in een aantal scholen helaas schering en inslag is dat leerlingen uren in de studie zitten, ook buiten coronatijd, en dus geen les krijgen. Ik hoef er geen tekening bij te maken dat dit niet goed is voor de kwaliteit van ons onderwijs.
Om het lerarentekort op te vangen krijgen vijf secundaire en veertien basisscholen in het Nederlandstalig Brussels onderwijs nu sinds half oktober vanuit de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) extra steun. Veertig van de tachtig medewerkers van het Brussels Onderwijscentrum (OCB), gepensioneerden, studenten, inspecteurs en leesmoeders worden ingezet in een Brusselse school en voorkomen zo dat scholen moeten sluiten. Collega’s, ik denk dat we het erover eens zijn dat dit een zeer nobel en waardevol initiatief is op korte termijn, maar we hebben natuurlijk nood aan structurele oplossingen voor het lerarentekort in Brussel, en dan kijken we natuurlijk eerder naar Vlaanderen.
Minister Weyts heeft een aantal extra maatregelen op tafel gelegd om het lerarentekort aan te pakken. Wij zijn er niet van overtuigd dat die zullen volstaan, en al zeker niet in Brussel, omdat hier natuurlijk ook altijd – en ik gebruik het woord niet in pejoratieve zin – de concurrentie speelt met de rest van Vlaanderen, waar het probleem ook steeds groter wordt. We weten dat de meeste leerkrachten die vandaag lesgeven in het Nederlandstalig Brussels onderwijs, in Vlaanderen wonen. Op het moment dat zij een job dichter bij huis vinden, is de keuze voor veel van hen natuurlijk snel gemaakt. Ik denk dan ook dat er echt specifiek voor Brussel maatregelen moeten komen.
Minister, tijdens de begrotingsbesprekingen voor Brussel stelde u dat u met Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts en VGC-Collegelid voor Onderwijs Sven Gatz had samengezeten om oplossingen te zoeken voor het specifieke probleem van het lerarentekort in Brussel. En dus ben ik benieuwd naar uw antwoord op een aantal vragen die ik u wil stellen.
Wat vindt u van de kortetermijnoplossingen die de VGC heeft uitgewerkt om het lerarentekort in Brussel aan te pakken? Welke rol kan Vlaanderen hier eventueel nog in spelen?
Welke oplossingen ziet u zelf om het nijpende lerarentekort in Brussel aan te pakken?
Welke oplossingen voor het lerarentekort in Brussel heeft de Vlaamse Regering op tafel gelegd tijdens het overleg met minister Weyts en minister Gatz?
Welke bijkomende Vlaamse oplossingen die specifiek voor Brussel gelden, zullen er ook daadwerkelijk komen, zowel op korte als op lange termijn?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Goeman, ik dank u voor uw vraag. Het lerarentekort is een zeer ernstig en acuut probleem, dat aansluit bij een bredere problematiek van krapte op de arbeidsmarkt, althans toch zeker in Vlaanderen op dat vlak, of van krapte wat betreft geschikt personeel.
Het is inderdaad een zeer grote uitdaging om geschikte kandidaten te vinden in de bedrijven, in het onderwijs en ook in de kinderopvang of de zorginstellingen. Het is niet alleen belangrijk wat Vlaanderen en de VGC doen, maar ook wat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest doet om de Brusselse werkzoekenden toe te leiden naar jobs, ook naar het onderwijs en kinderopvang.
Ik sta zeer positief tegenover de maatregelen uitgewerkt door de VGC om mogelijke sluitingen te vermijden. Minister Gatz volgt de situatie van nabij op. Zowel de zogenaamde crisishulp van het Onderwijscentrum Brussel (OCB) als de ontwikkeling van een matchingtool zijn veelbelovende maatregelen, die bovendien navolging kunnen krijgen in andere regio’s of steden die met gelijkaardige urgenties te maken hebben.
Ik meen dat de maatregelen die op dit moment opgelijst zijn en worden uitgewerkt, allemaal deel zijn van de oplossing. Maar jammer genoeg bestaat er niet zoiets als een soort van panacee of mirakelmaatregel. Op de middellange termijn, en natuurlijk het liefst zo snel mogelijk, dienen er veel meer Brusselaars als leerkracht aan de slag te kunnen gaan. Onze scholen zouden een mooie afspiegeling moeten zijn van onze rijke en diverse Brusselse samenleving. Het is prima en zeer bewonderenswaardig dat er zoveel Vlamingen uit het Vlaamse Gewest naar Brusselse scholen komen om hier les te geven. Dat is zeker aan te moedigen. Maar het zou toch goed zijn dat er meer Brusselaars en Brusselse alumni van het Nederlandstalig onderwijs lesgeven. Op dat vlak staan we samen nog voor een grote uitdaging.
Ik wil het dan hebben over het overleg van 29 oktober 2021 waarvan ik melding heb gemaakt tijdens de begrotingsbesprekingen. Daar heeft minister Ben Weyts zijn tienpuntenplan toegelicht en heeft ook minister Gatz zijn voorstellen ingebracht. U kunt dat eventueel nalezen in het verslag dat minister Gatz daarover bracht in de plenaire vergadering van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van 19 november 2021. Ikzelf heb onder meer aangeboden om ons netwerk van Nederlandstalige cultuureducatieve organisaties in te zetten binnen de schooluren. Studie-uren kunnen zo vermeden worden en vervangen door breed leren en activiteiten in het Nederlands. Dat is een verbreding van het aanbod dankzij ons Nederlandstalig netwerk in Brussel.
Over uw vierde vraag kan ik zeggen dat er de voorbije weken binnen de Vlaamse Regering maar ook met de sociale partners en de onderwijspartners overleg geweest is. Dat resulteerde in een akkoord over een ruim pakket van maatregelen. Minister Weyts maakt er werk van om ze uit te voeren. Al die maatregelen zullen onverkort ook in Brussel gelden. Verschillende stonden ook op het wenslijstje van de VGC. In dat pakket is ook de mogelijkheid voor proeftuinen voorzien. Ik zal daarover in overleg treden met minister Gatz om hem te steunen bij de organisatie van een dergelijke proeftuin in onze hoofdstad.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het klopt natuurlijk, minister, dat er eindelijk bijkomende maatregelen uit Vlaanderen op tafel komen om het lerarentekort in zijn algemeenheid aan te pakken. Ik heb het al gezegd en het is ook de echo uit de koepels en de netten dat ze niet zullen volstaan. Ik vraag me soms af of de minister van Onderwijs zich wel realiseert hoe acuut het probleem is. Maar los daarvan zijn er ook echt specifieke maatregelen voor Brussel nodig. Het lerarentekort in Vlaanderen wordt alleen maar groter, met als gevolg dat de kans reëel is dat leerkrachten veel minder geneigd zijn om de stap naar Brussel te zetten. In het verleden vonden ze daar als beginnend leerkracht veel gemakkelijker werk. Zes op de zeven scholen hebben er vacatures, leerlingen zitten in de studie. Zeker op korte termijn moeten we durven na te denken over specifieke maatregelen in Brussel, voorbij de noodmaatregelen van de VGC en voorbij de proefprojecten die u aankondigt. U mag daar wel eens wat meer over vertellen, want ik ben benieuwd. Ik apprecieer uw constructieve opstelling op de korte termijn door bijvoorbeeld die Nederlandstalige cultuureducatieve organisaties te laten bijspringen. Maar we zijn het erover eens dat we er daarmee niet gaan geraken.
Als u zegt dat we meer Brusselaars voor de klas moeten krijgen, dan zijn we het daar natuurlijk mee eens. Dat is iets dat al jaren wordt gezegd. Maar het gaat natuurlijk niet magisch gebeuren. Er gaan concrete maatregelen genomen moeten worden om dat aan te moedigen. Waarom pleit u niet voor een specifiek voortraject in de Nederlandstalige Brusselse scholen om leerlingen warm te maken voor het lerarenberoep met bijvoorbeeld een promotiecampagne, maar ook met een voorbereidend traject op de instaptoets voor de lerarenopleiding?
Ik heb nog een ander idee. Waarom versterken we het lerarenplatform niet in de Brusselse scholen? Dat geeft beginnende leerkrachten dan ten minste werkzekerheid. Dat is belangrijk voor startende leerkrachten. En het is ook een oplossing voor veel Brusselse scholen die vandaag al helemaal geen vervangingen meer vinden. Als er iemand uitvalt wegens zwangerschap of ziekte, is het onmogelijk om op korte termijn iemand te vinden. Dan zou een uitgebreid lerarenplatform de Brusselse scholen in ieder geval kunnen helpen.
Ik denk dat we ook moeten durven na te denken over een piste om eventueel tijdelijk extra anciënniteit te geven aan zijinstromers die specifiek kiezen voor de Brusselse scholen als een extra aanmoediging om de stap te zetten naar het Brusselse onderwijs. Misschien moeten we toch ook nadenken over een ‘Brusselpremie’, al moet ik toegeven dat ik er zelf ook niet altijd van overtuigd ben dat alleen centen de oplossing zijn voor het probleem.
Laatste idee: waarom wordt er op het niveau van de Vlaamse Regering niet nagedacht over een verplichte grootstedelijke stage als onderdeel van alle lerarenopleidingen in Vlaanderen en Brussel? Alle leerkrachten in opleiding moeten uiteraard op een bepaald moment stage doen en een van die stages zou sowieso in een grootstad moeten zijn om hen voor te bereiden op de grootstedelijke context. Dat kan in Brussel, maar dat kan ook in Antwerpen of in Gent. Het gaat erover dat ze de grootstedelijke dynamiek al eens hebben gezien en geproefd, waarbij ze misschien met goesting daarna kunnen kiezen voor de grootstad.
Bent u het met mij eens dat er specifieke maatregelen voor Brussel nodig zijn? In welke van diegene die ik heb opgesomd ziet u eventueel heil? Bent u van plan om die op tafel te leggen bij minister Weyts? Hoe ziet u verder uw rol in dit dossier?
De heer Bex heeft het woord.
Collega’s, ik sluit mij graag aan bij de vraag van collega Goeman. We weten allemaal dat de druk op leerkrachten en directies in de Brusselse scholen de laatste maanden nog meer dan andere schooljaren enorm is geweest. Dat is voor een stuk door corona maar zeker en vast ook door het grote lerarentekort. We weten dat de VGC alle zeilen heeft bijgezet, maar het blijft toch bijzonder penibel op het terrein. Er zijn maatregelen nodig op korte termijn. Ik ben blij dat de minister zegt dat hij daar effectief aan bijgedragen heeft door de inzet van mensen die rond cultuureducatie werken. U mag inderdaad nog verduidelijken, minister, wat daarvan dan concreet de impact was.
We zijn het erover eens dat er zich nog meer dan in het Vlaamse Gewest specifiek in Brussel een probleem aandient waar oplossingen voor nodig zijn. Dan kijken we naar u, minister. U hebt voeling met het Brusselse terrein. De minister van Onderwijs heeft dat iets minder. Ik ben bezorgd dat de Vlaamse Regering rond de aanpak van het lerarentekort te weinig aandacht zou hebben voor de specifieke Brusselse situatie. U zegt heel terecht dat we er absoluut voor moeten zorgen dat er van die Brusselse jongeren die een opleiding genieten in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel meer jongeren naar de lerarenopleiding moeten doorstromen en effectief leerkracht worden in Brussel. In dat opzicht ben ik bezorgd over de toegangsproeven in de lerarenopleiding waar de minister van Onderwijs zo graag mee uitpakt. Hij zegt daar met bijzonder veel trots, die ik niet altijd goed kan plaatsen of begrijpen, 'dat we de schouw smaller moeten maken zodat ze beter trekt'. Maar we weten dat de schouw in Brussel al potdicht zit. Daar komt bijna niets door. Mijn bezorgdheid is dat die schouw in Brussel helemaal niet beter zal trekken als we de minister van Onderwijs laten doen, maar dat de situatie zo penibel zal blijven als ze is.
De vraag die ik u vandaag wil stellen is: hoe gaat u erop toezien dat het beleid rond de lerarenopleiding in Brussel er ook voor zorgt dat er meer Brusselse jongeren doorstromen? Want we hebben dat absoluut nodig. Iedereen zegt het, maar het gebeurt niet. Het is absoluut noodzakelijk dat het snel gebeurt.
De heer Laeremans heeft het woord.
Uiteraard begrijpen wij zeer goed de problematiek in Brussel. Er zijn heel weinig leerkrachten te vinden, maar dat is evengoed het geval in de Vlaamse Rand rond Brussel, waar men gewoon geen mensen vindt voor vervangingen enzovoort. De problematiek is veel ruimer dan enkel Brussel. Wanneer men oplossingen gaat zoeken in een Brusselpremie of in een lerarenplatform dat enkel voor Brussel is, gaat men leerkrachten uit de Vlaamse Rand, die al zo schaars zijn, wegzuigen naar Brussel. Ik denk niet dat we daarmee kunnen instemmen. Dat is nogal evident.
Ik hoor tussen de regels een voorstel van collega Bex dat men de toegangsproeven in de lerarenopleiding niet moet gaan bemoeilijken. Het is absoluut noodzakelijk dat we een goede kwaliteit van instromers hebben. Niet zomaar om het even wie mag daar gaan staan, zeker niet als ze door gebrek aan taalkennis het verschil tussen ‘de’ en ‘het’ niet kennen. Sorry, maar dan hoor je niet thuis in de school om les te geven, en al zeker niet als je Nederlands moet geven. Het kan echt niet voor ons dat het niveau versoepeld zou worden.
Nog een laatste punt over Brussel: ik denk dat het heel belangrijk is dat men daar de discipline in de scholen hoog genoeg houdt, zodat het ook werkbaar is voor leerkrachten en ze er niet gaan lopen. Ik ken namelijk mensen die in het Brusselse onderwijs staan. Ik apprecieer het ten zeerste dat ze dat willen doen. Maar je moet hen dan ook niet wegjagen door in de scholen een klimaat te gedogen waarin ze zich gewoon niet veilig voelen. Daar moet dus ook wat aan gebeuren. Ik denk dat dat een belangrijke ingreep is die we moeten doen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Voor alle duidelijkheid: ik deel zeker de bezorgdheid van collega Goeman, die ook wordt erkend door minister Weyts, minister Dalle en alle collega’s hier, dat het tekort van ongeveer driehonderd leerkrachten in het Vlaams onderwijs in Brussel zorgt voor druk op de schouders van de leerkrachten die er voor de klas staan. Wat ik echter minder deel, en waarin ik zelfs wat gevaar zie, zijn de kortetermijnoplossingen om het tekort op te vangen. Wij willen vooral niet dat de lat lager gelegd wordt en dat er mensen zonder pedagogisch bekwaamheidsattest voor de klas worden geplaatst. Wij willen er alleszins voor zorgen dat het Vlaams onderwijs in Brussel, dat nu hoog aangeschreven staat, dat ook in de toekomst blijft en dat het een kwaliteitsmerk blijft.
Wij willen zeker niet raken aan de kwaliteit van het onderwijs. Dat is voor de N-VA alvast onaanvaardbaar. Het is daarentegen zaak om het lerarentekort weg te werken met voldoende gekwalificeerde zijinstromers. Ik verwijs hier nogmaals naar de initiatieven die minister Weyts heeft genomen en die ook al aangehaald werden door minister Dalle: het tienpuntenplan en enkele bijkomende actiepunten om het tekort op korte en middellange termijn aan te pakken. Ik denk bijvoorbeeld aan de vernieuwing van het statuut, de verloning van de leerkracht, de uitbreiding van de lijst met knelpuntvakken, het optrekken van het maximum aantal jaren anciënniteit voor zijinstromers van acht naar tien jaar … Dat is maar een greep uit de verschillende maatregelen die genomen zijn in de strijd tegen het lerarentekort.
Ik denk dat iedereen toch wel kan zien dat we deze problematiek ernstig nemen. We hadden onlangs in de plenaire vergadering een discussie over dit probleem. Collega’s, laten we toch eens eerlijk wezen. Wanneer men nu met kortetermijnoplossingen afkomt, dan blijkt dat in het verleden bepaalde ministers van Onderwijs niet nagedacht hebben over de lange termijn, evenmin minister Smet, toen hij minister van Onderwijs was en deze problematiek al bestond, waarvan men nu jammer genoeg de gevolgen moet dragen.
Ik denk dus dat sommige commissieleden bijzonder slecht geplaatst zijn om nu kritiek te geven, wanneer ze op dat ogenblik zelf een verantwoordelijkheid gedragen hebben. Men kan zich dan toch de vraag stellen hoe het komt dat minder dan 10 procent van de leerkrachten die lesgeven in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel er effectief hun woonplaats hebben. Men moet zich eens de vraag stellen hoe het komt dat meer dan 90 procent van de leerkrachten elke dag vanuit Vlaanderen naar Brussel pendelt om daar les te geven. Dat ligt trouwens ook in de lijn met het aantal ambtenaren dat elke dag naar Brussel komt. Ik denk dat dat problematisch is. Men kan zich dan ook de vraag stellen hoe het zit met de verantwoordelijkheid van de Brusselse Regering met betrekking tot de eigen bevoegdheid inzake het arbeidsmarktbeleid en de manier om Brussel aantrekkelijk te maken, waardoor heel wat van die Vlaamse leerkrachten zich effectief in Brussel zouden komen vestigen. Ze gaan dus eigenlijk de zwarte piet – als dat woord nog gebruikt mag worden – doorschuiven naar de Vlaamse Regering, maar ze zien hun eigen verantwoordelijkheid niet om het probleem aan te pakken. Ik zeg dan ook: laten we ervoor zorgen dat er inderdaad veel leerkrachten effectief in Brussel komen wonen. Maar zorg er dan ook voor dat het arbeidsmarktbeleid aangepast is aan die noden, aan die vragen en aan die vacatures hier in Brussel.
Ik wil zelf ook nog heel kort tussenkomen hierover met een bedenking. We gaan er altijd van uit dat we nog mensen gaan vinden die willen lesgeven, of het nu in Brussel is of in Vlaanderen. Maar misschien moeten we ons ook eens afvragen: wat als we die mensen niet vinden? Hoe kunnen we dan zorgen voor kwaliteitsvol onderwijs? We zitten al heel lang in deze situatie. De jongeren hebben, zoals mevrouw Goeman zei, veel studie. Ze wachten tot er een leerkracht komt, maar die komt dan niet en ze blijven wachten. Misschien moeten we eens nadenken over het inzetten van moderne hulpmiddelen als video’s, en de leerkrachten een andere rol geven, een ondersteunende rol. Zo kunnen we toch, in afwachting van meer mensen, goed onderwijs bieden aan de jongeren.
Ten tweede ben ik het eens met wat de heer Laeremans gezegd heeft. Je kan geen mensen voor de klas zetten die geen lidwoorden correct kunnen gebruiken in het Nederlands. Dat gebeurt nu wel, en het gaat dan niet alleen over lidwoorden. Sorry, maar ik vind dat iemand die lesgeeft de Nederlandse taal in zeer grote mate onder de knie moet hebben. We zitten daar dus toch met een serieuze uitdaging. Ik gooi dit even in de groep. We moeten ook rekening houden met het feit dat, als het er niet is, er op dit ogenblik wel heel goed onderwijs gegeven moet worden aan onze kinderen.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voorzitter en collega’s, voor de verschillende opmerkingen. Ik wil beginnen met de suggesties van collega Goeman. Het gaat over onderwijsbeleid en ik spreek dus met twee woorden. U vraagt mijn mening daarover en ik zal die ook geven, maar dit moet natuurlijk vooral besproken worden in de commissie Onderwijs en met de minister van Onderwijs. Ik stel wel vast dat er, wat specifieke maatregelen voor Brussel betreft, een grote verantwoordelijkheid ligt bij de VGC. Dat spreekt voor zich. Vlaanderen heeft de taak om een Vlaanderenbreed beleid te ontwikkelen, dat ook geschikt is voor en aangepast is aan de hoofdstad. Het is ook mijn taak als Brusselminister om daarop toe te zien. We kunnen zeker ook specifieke maatregelen ondersteunen. Maar de VGC is natuurlijk het best geplaatst om die te ontwikkelen, wat ook gebeurt. We hebben het daar al over gehad. Er moet een goede samenwerking zijn op dat vlak. Ik ben dus niet zeker, collega Goeman, dat al uw suggesties uitgevoerd kunnen worden door de Vlaamse Regering. Ik denk dat een aantal zaken thuishoren bij de VGC, eventueel met ondersteuning vanuit Vlaanderen. Dat is wel een belangrijke opmerking.
Het voortraject voor de lerarenopleiding is volgens mij een pertinente kwestie. Eigenlijk is de vraag: hoe kunnen we Brusselse jongeren, waarschijnlijk alumni van het Nederlandstalig onderwijs, gemotiveerd krijgen om zelf leraar te worden? Het voortraject voor de lerarenopleiding loopt natuurlijk in de periode tot men 18 jaar wordt. Blijkbaar slagen we er vandaag niet of onvoldoende in om jongeren gemotiveerd te krijgen om zelf leraar te worden. Ik denk dat de vragen hoe dat komt en wat we daaraan kunnen doen, zeer pertinent zijn. Ik weet niet of het zou helpen om tijdens de zomer of op een ander moment een voortraject te organiseren van enkele weken. Ik zie daar zeker geen wonderoplossing in.
Wat het lerarenplatform voor Brusselse scholen betreft, heeft het Onderwijscentrum Brussel (OCB) de taak om dat soort zaken mee op te nemen. De VGC kan dat ook bekijken met wat er nu al door de VGC wordt gedaan, namelijk die zogenaamde crisishulp en dat systeem van matchmaking. Ik denk dat daarin al grote stappen gezet zijn, maar ook dat de VGC zeker verder kan bekijken of er extra maatregelen nodig zijn.
Wat de zijinstromers betreft, heeft collega Vanlouwe er al op gewezen dat minister Weyts Vlaanderenbreed maatregelen neemt om extra anciënniteit tot tien jaar te erkennen. Ik denk dat dat ook een maatregel is die in Brussel zinvol kan zijn. Ik weet niet of dat op een andere manier toegepast moet worden in Brussel dan in Vlaanderen. Ik denk dat dat sowieso een nuttige maatregel is.
Het financiële aspect is een discussie die al lang meegaat. Trouwens – zoals de heer Vanlouwe terecht opmerkt –, het is een problematiek die al geruime tijd bestaat en op verschillende momenten ook acuut is geweest. Ik heb vastgesteld dat in het verleden de piste van een zogenaamde Brusselpremie aan de kant is geschoven, onder meer door Pascal Smet toen hij minister van Onderwijs was. Ik hoor ook u zeggen dat u daar niet noodzakelijk overtuigd van bent. Ik denk dat dat inderdaad een delicate kwestie is die grondig zou moeten worden onderzocht en ook met de koepels en vakbonden moet worden besproken. Maar ik hoor u ook zeggen dat dat eigenlijk misschien geen goede oplossing is. In elk geval is dat in het verleden niet in aanmerking genomen.
Er is het idee geopperd van een verplichte grootstedelijke stage. Eerlijk gezegd ben ik er niet van overtuigd dat dat soort van methodes van verplichtingen de beste manier is. Wat is de essentie van het lerarenberoep? Dat is motivatie om leraar te worden, motivatie om eventueel in die grootstedelijke context te werken. Ik ben er niet van overtuigd dat dit door verplichte stages wordt bewerkstelligd.
Ik denk wel dat het belangrijk is dat Vlamingen van buiten Brussel een betere perceptie kunnen krijgen van onze hoofdstad. Vandaar mijn ambitie – dat is een expliciete doelstelling voor Muntpunt – om elk kind, elke jongere uit Vlaanderen voor zijn achttiende minstens één keer in Brussel te krijgen op een positieve manier, zij het met een schooluitstap, een uitstap met de jeugdbeweging, een stadsspel, een museumbezoek en dergelijke meer. Dat kan bijdragen aan de positieve perceptie van Brussel in Vlaanderen.
Daarnaast heeft de heer Vanlouwe natuurlijk gelijk dat het ook gaat over gewestelijk stedelijk beleid. De aantrekkingskracht van de hoofdstad is een belangrijke taak voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
De heer Bex vroeg naar de stand van zaken rond de educatieve partners en de cultuureducatieve partners. De inzet van onze educatieve partners en cultuureducatieve partners zal in afstemming met de VGC gebeuren, zodat er ook een transparante matching kan gebeuren tussen scholen die vraag hebben en organisaties die aanbod hebben, en dat natuurlijk om te vermijden dat scholen door het bos de bomen niet meer zien. Dat is ook iets dat in de komende maanden zal worden opgevolgd.
Ik zie het ook breder. Ons Nederlandstalig netwerk kan echt wel helpen, rechtstreeks in de klassen tijdens de schooluren maar ook daarnaast. Dat kan ook bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep en de kwaliteit van ons onderwijs, wat ook zal helpen om het lerarentekort tegen te gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan organisaties als Debateville en TADA vzw (ToekomstATELIERdelAvenir) en hun projecten ondersteunen om bijvoorbeeld extra in te zetten op de kennis van het Nederlands en om kinderen en jongeren te versterken. Dit kan zeker helpen voor een potentiële job in het onderwijs.
De lerarenopleiding moeten we inderdaad aantrekkelijker maken. Een deel heeft te maken met hoe de lerarenopleiding in de markt wordt gezet en de voorwaarden die er gelden. Maar – en daar moet ik de heer Vanlouwe bijtreden – het heeft ook te maken met het arbeidsmarktbeleid en het opleidingsbeleid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. We hebben vandaag een tekort aan leraren in ons Nederlandstalig onderwijs. We hebben een tekort aan kinderopvang of medewerkers in de kinderopvang. Ook in tal van bedrijven hebben we een tekort. Op hetzelfde moment hebben we 90.000 werkzoekenden die uitkeringsgerechtigde werklozen zijn. Daarnaast hebben we nog vele tienduizenden inactieven die in andere regimes zitten. Het is natuurlijk ook wel een verpletterende verantwoordelijkheid van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om dat potentieel, om die kwaliteiten aan te boren, die talenten aan te boren en ervoor te zorgen dat ze gematcht worden aan de juiste jobs, dat ze in de juiste trajecten worden gezet om ook die zeer belangrijke jobs in te vullen.
Ik ben het eens met de analyse dat het maar al te gemakkelijk is om het enkel te wijden aan Vlaanderen, terwijl men natuurlijk in Vlaanderen ook verantwoordelijkheid heeft gedragen. Het is vooral een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de verschillende betrokken overheden. Dat is een heel belangrijk punt. Dit is geen goed thema om het spelletje van meerderheid versus oppositie te spelen.
Collega Laeremans, ik ben het met u eens dat kennis, ook van het Nederlands, en discipline belangrijk zijn. Tegelijk – en ik heb daar al naar verwezen – wil ik ook de nadruk leggen op het belang van motivatie. In het belang van onze kinderen is het natuurlijk essentieel dat we leerkrachten voor de klas hebben die bepaalde basisvaardigheden en een bepaalde basiskennis hebben, in het bijzonder van onze taal, het Nederlands. Het heeft geen zin om mensen die het Nederlands zelf niet voldoende machtig zijn, Nederlands te laten aanleren, daarover ben ik het met u eens. Maar even belangrijk is dat er voor de klas gemotiveerde leerkrachten staan: leerkrachten die echt het beste van zichzelf willen geven, die zich echt willen inzetten voor die kinderen en jongeren. Ik denk dat dat de essentie is van wat we moeten doen: hoe kunnen we Brusselaars, jonge talenten motiveren om die lerarenopleiding te volgen en in het Nederlandstalig onderwijs aan de slag te gaan?
Ik denk dat er heel veel gebeurt door de verschillende overheden, niet het minst door de VGC en de Vlaamse overheid, maar we hebben zeker nog een lange weg te gaan. Dit is een van de grote uitdagingen voor Vlaanderen en voor Brussel.
Er is ook een positief punt. In tegenstelling tot een groot deel van de rest van Vlaanderen hebben we hier een enorm potentieel. Ik heb verwezen naar dat astronomische cijfer van 90.000 werkzoekenden naast al die andere actieven. We kunnen dat zien als een probleem, maar ik zie dat vooral als een enorm potentieel, een enorm talent dat moet worden aangeboord. Ik heb dat ook al gezegd tijdens de begrotingsbesprekingen. Volgens mij is het ook de eerste prioriteit van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest om daarop in te zetten. En ik hoop ook dat het Brusselse Gewest, meer nog dan vandaag, daarvan een prioriteit kan maken. Als ik zie hoe de discussies verlopen, ook publiek, dan heb ik niet de indruk dat men zich bewust is van de sense of urgency om dat talent aan te boren. Laat dit dan ook een oproep zijn aan de collega’s van het Brusselse Gewest om zeker ook daar, meer nog dan vandaag, werk van te maken.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, het is echt vier over twaalf voor het lerarentekort in onze Brusselse Nederlandstalige scholen. En ik kan alleen maar vaststellen, mijnheer Vanlouwe, dat het probleem van het lerarentekort na tien jaar van deze coalitie met de N-VA nog altijd niet opgelost is. De kwaliteit van het onderwijs blijft achteruitgaan, en dan vraag ik me toch af waar die kracht van de verandering is.
Minister, ik reken natuurlijk op u als Brusselminister om in dit dossier op te komen voor uw stad. Er is dringend nood aan bijkomende maatregelen om het lerarentekort in Brussel aan te pakken. En dat is inderdaad een gedeelde verantwoordelijkheid, laten we daar duidelijk in zijn. Ik denk dat de VGC haar verantwoordelijkheid daar opneemt en u hebt dan ook gelijk dat we naar het Brusselse Gewest moeten kijken om na te gaan hoe we werkzoekenden beter kunnen toeleiden naar die lerarenopleiding. Maar Vlaanderen kan en moet daar wat mij betreft ook zijn deel doen en kan wel degelijk een verschil maken, bijvoorbeeld door extra anciënniteit te geven aan leerkrachten die ervoor kiezen de lerarenplatforms in Brussel te versterken, door samen met de VGC na te denken over dergelijke voortrajecten voor de lerarenopleiding.
Wat we vandaag nodig hebben, zijn concrete oplossingen die ook op korte termijn het verschil maken. Voor mij heeft Vlaanderen daar absoluut zijn rol in te spelen. Ik begrijp dat dit een soort van eerste gedachtewisseling is met u, maar ik hoop dat u daar ook een trekkersrol in wilt opnemen en zelf voorstellen op tafel wilt leggen bij minister Weyts en dat u daar uw rol van ambassadeur in zult opnemen.
Minister, het welzijn van onze Brusselse kinderen en de kwaliteit van het Brussels onderwijs staan op het spel. Ik ben het absoluut eens met wat hier is gezegd, namelijk dat de lat in geen geval lager mag worden gelegd. Sterke leerkrachten zijn de beste garantie op een goed onderwijs, en dan heb ik het over taalkennis maar natuurlijk ook over vakkennis. Daar mag op geen enkele manier aan worden getornd. Maar het is natuurlijk ook wel heel simpel: wanneer er geen leerkrachten zijn, is er gewoon geen onderwijs. Ik denk dat we allemaal de sense of urgency delen, maar ik kijk natuurlijk naar de beleidsmakers om nu snel met concrete oplossingen te komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.