Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand en Dierenwelzijn
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Laeremans heeft het woord.
De Ringtrambus is als vervoermiddel nogal zichtbaar in onze streek en het is ook goed dat die er is. We hebben wel vastgesteld dat ze rondrijdt met tweetalige reclame op het traject van UZ Brussel naar Zaventem. Dit werd ook bevestigd door minister Peeters in antwoord op mijn vraag om uitleg van vorige week donderdag in de commissie. Ze verduidelijkte dat het om een publiciteit gaat van de vzw Testament, om burgers ertoe aan te zetten een goed doel op te nemen in hun laatste wilsbeschikking.
Zij bevestigde dat dit het fiat kreeg van de dochteronderneming van De Lijn, Lijncom. Die hadden dat ook al aan mij geantwoord: “We adviseren altijd onze klanten om de basisinhoud van hun boodschap in het Nederlands op te stellen, zoals dit ook vermeld staat in onze deontologische code. In de meeste gevallen wordt dit ook effectief opgevolgd. We schikken ons in de uitvoering echter naar het grondwettelijk recht van een adverteerder zoals ook in onze deontologische code vermeld staat. In het geval van deze adverteerder wordt er gewerkt op zowel een Nederlandstalige als een Franstalige doelgroep. De trambus rijdt zowel op het grondgebied van het Vlaamse als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.”
Ik merkte op dat deze houding duidelijk niet meer dezelfde lijn aanhoudt als die van minister Crevits destijds, die in 2012 in antwoord op een vraag van een Vlaams Belangparlementslid, antwoordde: “De Lijn meldt dat de enige contracten waarop Lijncom ooit een uitzondering maakte, deze voor de campagnes Nederlands leren van de provincie Vlaams-Brabant en het Huis van het Nederlands zijn."
Minister Peeters gaf aan dat Lijncom op de raad van bestuur van 7 september 2016 deze versoepeling heeft toegestaan en dat de Vlaamse Regering daar geen inspraak in heeft via regeringscommissarissen. Het gaat volgens haar dus eigenlijk om een privécontract en de taalwet is daarop niet van toepassing, want het is geen overheidscommunicatie. Het valt dus onder de grondwettelijke vrijheid van taalgebruik.
Minister, deze interpretatie heeft natuurlijk grote gevolgen, want dat betekent dat er in heel Vlaanderen bussen en trams mogen rondrijden met reclame in om het even welke taal, terwijl de voorbije decennia zowel de provincie Vlaams-Brabant, vzw 'de Rand' als de Vlaamse gemeentebesturen steeds geijverd hebben voor de vernederlandsing van het straatbeeld en systematisch verspreiders van anderstalige reclame op de vingers tikken.
Het gedoogbeleid tegenover anderstalige bussen en trams in de Vlaamse Rand, en eigenlijk in de rest van Vlaanderen, staat compleet haaks op de engagementen van het regeerakkoord, waarin ik lees: “Het Vlaamse en groene karakter van de Rand rond Brussel moet resoluut versterkt worden. (...) Nederlands is de ‘maizena’ van de Rand. Daarom nemen we zowel defensieve als assertieve acties die het Nederlandstalig karakter van de Rand versterken. En dat zowel op Vlaams als op andere bestuursniveaus.”
Vanzelfsprekend dient de taalwetgeving dus nauwgezet gerespecteerd te worden. Maar we werken ook creatief maatregelen uit zoals de koppeling van sociale en andere voordelen aan de kennis van het Nederlands of minstens de bereidheid onze taal te leren.
Minister, ik verwijs ook naar de statuten van Lijncom, die ik gisteren pas kon inkijken. Het heeft lang geduurd voor ik ze vastkreeg. In artikel 3 van die statuten over het doel van Lijncom staat: “met dien verstande dat bij de reclamevoering de Nederlandse taal de voertaal moet zijn, met uitzondering van merknamen.”
In de commissie van 27 september 2012 is er een lange hoorzitting geweest waarin de Vlaamse ombudsman aangaf dat er iets moest worden gedaan aan de handhaving van die stelling omdat er geregeld taalklachten bij hem binnenkwamen. Verschillende parlementsleden traden dat standpunt bij, onder wie Pieter Huybrechts en Joris Van Hauthem van het Vlaams Belang, Lies Jans en Ward Kennes van CD&V, maar ook minister Crevits vond dat de statuten moesten worden nageleefd en dat de controle daarop moest worden verscherpt.
In juli 2013 is er een raad van bestuur geweest waar het begrip ‘merknamen’ – want dat was de enige uitzondering – nog werd uitgebreid met bijvoorbeeld: “De aan die merknaam verbonden en internationaal gebruikte onderschriften en webadressen, titels van films, evenementen, festivals, concerten en andere cultuuruitingen.”
In 2016 wordt de poort nog verder opengezet met die bewuste deontologische code waarin men eigenlijk de grondwettelijke vrijheid van taalgebruik heeft ingesluisd.
Hoe acht de Vlaamse Regering en u als minister bevoegd voor de Vlaamse Rand in het bijzonder het gedoogbeleid tegenover anderstalige reclame op de trams en bussen verenigbaar met de engagementen van het regeerakkoord om het Vlaamse karakter van de Vlaamse Rand te versterken en om assertieve acties te nemen die het Nederlandstalige karakter van de Rand versterken? Erkent u, minister, in dit verband dat in de huidige situatie van enige assertiviteit helemaal geen sprake is?
Hoe verklaart u de koerswijziging van Lijncom, die blijkbaar dan toch onder uw voogdij heeft plaatsgevonden? Hebt u die opgemerkt? Ik neem aan van wel. Ondersteunt u die, aangezien dit toch regelrecht ingaat tegen uw beleid om het Vlaamse karakter van de Rand te versterken?
Is de regering verdeeld over deze kwestie? Kunt u bevestigen dat u op dezelfde lijn zit als de parlementsleden van de meerderheid, die in de commissievergadering van vorige week donderdag duidelijk te kennen gaven dat ze niet akkoord waren met deze wijziging? Mevrouw De Coninck sprak van ‘No pasarán!’ en mevouw Brouwers vond dat het allemaal strikter moest worden toegepast.
Zult u alsnog Lijncom tot een striktere interpretatie brengen?
Wilt u een actualisering laten uitvoeren van de studie van professor Boes, die toen zeker nuttig was maar ondertussen al 20 jaar oud is?
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u wel. De discussie is mij als voormalig minister van Mobiliteit en Openbare Werken niet onbekend. Ik heb de problematiek toen ook een tijdje ter harte genomen. Er zijn twee elementen die een rol spelen.
Enerzijds is er de juridische discussie. Ik was destijds ook de overtuiging en mening toegedaan dat het in dezen over een concessiehouder van een openbare dienst ging. Dat wil dus zeggen dat overheden ertoe gebonden zijn om de taalwet te respecteren. Dat wil ook zeggen dat ze in het Nederlandse taalgebied enkel en alleen in het Nederlands communiceren. Er bestaat echter een omweg: als een overheid bepaalde taken of een bevoegdheid delegeert aan een andere, bijvoorbeeld private, partner, dan fungeert die partner als wat men juridisch een concessiehouder van een openbare dienst noemt. Die is evenzeer gehouden aan de taalwetgeving. Daarover heb ik dan advies gevraagd. Zijn Lijncom en bedrijven die gebruikmaken van Lijncom dan niet gebonden aan de taalwetgeving conform de notie concessiehouder van een openbare dienst? Men heeft mij geadviseerd dat die redenering niet geldt.
Oké. Tot daaraan toe. Daarom heb ik destijds met Lijncom ook wel duidelijk de afspraak gemaakt dat, ondanks die juridische discussie, het niet zo is dat wanneer een private adverteerder een advertentie aanbiedt, Lijncom er plots toe gedwongen zou zijn om die dan maar te aanvaarden. Neen, men kan die perfect weigeren. Daarom staat in de code dat bij de reclamevoering de Nederlandse taal de voertaal moet zijn, met uitzondering van de merknamen. Naast de merknamen worden de aan die merknamen verbonden en internationaal gebruikte onderschriften en webadressen gelijkgesteld, en die code geldt ook voor de titels van films, evenementen, festivals, concepten en andere cultuuruitingen. Het functioneel gebruik van een andere taal in campagnes die aanzetten tot het leren van de Nederlandse taal wordt eveneens aanvaard. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn.
De code is goed opgesteld, maar het is gewoon een kwestie om daarnaar te handelen. Men moet niet zeggen dat men juridisch gebonden is. Neen, zeker op grond van die code, die een duidelijke keuze maakt, kan Lijncom perfect zeggen dat de advertentie die men aanbiedt, niet conform de code is die Lijncom hanteert waardoor men die kan weigeren. Punt aan de lijn. En dat moet de lijn zijn van Lijncom. Ik zal hen daar ook wel op attenderen mocht daar enige onduidelijkheid over blijven.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Dat is uiteraard ook het standpunt dat wij verdedigen en dat uw voorgangster in 2012 heeft aangehouden, maar ik stel vast dat uw collega in de regering zegt dat het gewoon een kwestie is van het recht van de klant om iets anders te kiezen, terwijl we toch duidelijk zien dat de contracten met De Lijn vrijwillige contracten zijn. Niemand van de adverteerders is verplicht om bij De Lijn te adverteren. In de voorwaarden die zij stellen, beperken zij bijvoorbeeld reclame voor kinderen. Daar zijn veertien voorwaarden aan verbonden: dat mag niet, dat mag niet en zo verder, terwijl dezelfde advertenties in de cinema’s of op straat zonder problemen kunnen worden getoond. Hetzelfde geldt voor politieke reclame of reclame voor politieke partijen. Dat kan ook niet bij De Lijn, en terecht. Ook voor auto’s maakt men bijvoorbeeld geen reclame, want dan zouden ze zichzelf beconcurreren.
Er staan dus een heleboel zaken in waarbij men stelt wat de lijn is die men volgt, alleen is het probleem dat die niet wordt bewaakt, en dat stelde men in 2012 al heel duidelijk vast. Toen kon men nog zeggen dat wij daar niet zo’n grote vinger in de pap hadden, maar de politiek heeft in Lijncom wel degelijk een vinger in de pap. Toen Lijncom werd opgericht, waren de eerste mensen die in het bestuur zaten zo goed als allemaal politici, onder wie die van de N-VA. In de raad van bestuur van 2016 zaten bijvoorbeeld Frieda Brepoels en Marc Descheemaecker. Men had daar perfect via de eigen interne kanalen kunnen op inspelen, zeker omdat CD&V op dezelfde lijn zit en men een duidelijke meerderheid in De Lijn heeft. Ik vind het dan eigenlijk onbegrijpelijk dat Lijncom een eigengereide koers vaart, die wordt gedekt door de liberalen. Destijds vond de heer Keulen ook dat dat moest kunnen en nu zie ik dat minister Peeters op dezelfde lijn zit. Er mag dus eens een hartig woordje worden gewisseld om dat in de toekomst toch onmogelijk te maken zodat men er duidelijk voor kiest om die lijn van 2012 verder te zetten.
Minister, u hebt niet geantwoord op mijn laatste vraag over de studie van professor Boes. Wenst u die te laten actualiseren?
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Dank u wel, collega Laeremans, om dit nogmaals aan te kaarten. Ik denk dat zowel u als ik vorige week geschrokken waren van het antwoord van minister Peeters dat u op uw vraag kreeg over de tweetalige reclame op bussen van De Lijn. Ik vind het goed dat hier nog eens duidelijk wordt gesteld dat het Nederlands de voorkeurtaal is.
Los van heel de juridische zaak die ik vorige week in de commissie bij minister Peeters heb aangehaald, is het zo dat ik mij vragen stel bij de deontologie van Lijncom. Zij hebben wettelijk misschien een basis om dit toe te staan, maar in hun deontologische code staan toch een aantal zaken met betrekking tot het gebruik van het Nederlands. Ze worden wel geacht om zich te schikken naar het grondwettelijk recht – de minister verwees er al naar – maar ze hebben wel de mogelijkheid om campagnes op basis van de boodschap of de inhoud te weigeren op voorwaarde dat ze dit uiteraard ten gronde motiveren. In die code staat zelfs letterlijk: “bij de reclamevoering moet de Nederlandse taal de voertaal zijn, met uitzondering van de merknamen” en “Functioneel gebruik van een andere taal in campagnes die aanzetten tot het leren van de Nederlandse taal wordt eveneens aanvaard”. Verder staat er ook nog iets in over het taalgebruik van toeristische centra. Die uitzondering voor campagnes om Nederlands te leren wordt expliciet genoemd, maar over andere zaken staat er niets in, ook niet over de goede doelen waarin je deze advertentie nog zou kunnen kaderen.
Ik heb het vorige week ook gezegd, maar volgens ons kon Lijncom dit perfect ten gronde gemotiveerd weigeren en deze advertentie niet aanvaarden. Vorige week stelde ik ook vast dat dit niet was gebeurd en dat Lijncom het omgekeerde heeft gedaan. Zij hebben gemotiveerd waarom ze de advertentie wél hebben aanvaard.
Ik vind het goed dat dat hier nog eens duidelijk wordt gesteld en dat ook de minister herhaalt dat hij dit betreurt. Minister, ik dank u om hierover via uw collega, minister Peeters, een schrijven te richten aan Lijncom om in de toekomst meer aandacht te hebben voor de gevoeligheden die wij in de Vlaamse Rand kennen met betrekking tot het gebruik van andere talen.
Ik wil me ook aansluiten, als parlementslid. Hoe meer talen men kent, hoe verder men springt. Wanneer men een bus melk koopt aan zee, in de Ardennen of in Brussel, dan zal daar altijd in meerdere talen op staan wat er precies in de bus zit. Ik begrijp natuurlijk dat de gevoeligheden bij de ene anders liggen dan bij andere, maar ik denk dat het een meerwaarde kan zijn om boodschappen in verschillende talen te lezen. Dat is mijn persoonlijk standpunt.
Minister Weyts heeft het woord.
Voorzitter, uw standpunt verschilt daarin enigszins van dat van de Vlaamse Regering en van dat van de minister van de Vlaamse Rand en vele anderen.
De aanleiding betrof een getuigenis – ik weet niet of dat effectief is bevestigd – waaruit blijkt dat in Vlaanderen met Franstalige reclame werd rondgereden. De Lijn heeft dat bevestigd. Op grond van de beleidslijn van Lijncom en hun code – met alle respect daarvoor – kan Lijncom aangeboden advertenties altijd weigeren op bepaalde lijnen. Dat lijkt me de evidentie zelve, waarvoor dient die code anders?
Wat de vraag naar een actualisering van de studie van professor Boes betreft, is onze interpretatie van de taalwetgeving niet gewijzigd. Het is aan de andere kant van de draad – om het zo te zeggen – dat men de zaken plots anders is gaan zien, namelijk aan de kant van de Raad van State. Als ik me niet vergis, zei de Raad van State in 1996 nog dat de interpretatie die de omzendbrieven-Peeters en -Martens aan de taalwetgeving geven, niet alleen juridisch koosjer is maar zelfs nodig, omdat zij de indeling in taalgebieden bevestigen. En aangezien de faciliteitengemeenten conform de Grondwet nog altijd behoren tot het Nederlandse taalgebied, is de interpretatie van die omzendbrieven een juridische noodzakelijkheid.
Vervolgens is de Raad van State, in een andere samenstelling, jaren later en tot op heden, tot een andere interpretatie gekomen en vielen de omzendbrieven-Peeters en -Martens en de interpretatie die aan de grondslag daarvan ligt, eigenlijk niet te rijmen met de Grondwet. Dat is een totale turnaround van een standpunt. Daar ligt vooral het probleem, maar ik zou niet het signaal willen geven dat wij er aan Vlaamse zijde een andere interpretatie op nahouden of plots bereid zouden zijn om dat te doen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik dank u om een standpunt van vroeger te bevestigen. Er zijn statuten enzovoort maar ze moeten ook worden nageleefd. Dat was in 2012 een probleem en ik stel vast dat het opnieuw een probleem is. En dus hoop ik dat u toch ook eens een hartig woordje zult praten met de mensen die jullie daar afvaardigen in die raad van bestuur, want daar ligt de knoop. Ik stel vast dat er inderdaad mensen zijn vanuit liberale hoek die daar anders over denken en niet zo bezorgd zijn over het Nederlandstalige straatbeeld.
Minister, u vraagt of dat voorval werd bevestigd, maar ik heb daar geen foto's van gezien. Ik heb wel een heel betrouwbare bron, daar mag u gerust in zijn. Zo heeft Lijncom zelf gezegd dat dit het geval is en over welke firma het gaat, waarop u dat nog eens hebt bevestigd. Ik neem dus aan dat er geen twijfel over bestaat dat dit gebeurd is.
In het verleden is het herhaaldelijk voorgevallen dat er eentalige Engelse reclames waren op onze bussen en trams. Dat geldt niet alleen voor de Rand, mevrouw De Coninck, maar voor heel Vlaanderen. En ik vind dat dit belangrijk genoeg is om beter op te volgen en de raad van bestuur duidelijk te maken dat wij daar niet mee gediend zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.