Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, mijn vraag is uiteraard al een beetje gedateerd. Ze is twee weken geleden ingediend, maar ondertussen is er natuurlijk al heel wat water naar de zee gevloeid. In coronatijden betekent dat dat er al heel wat extra maatregelen zijn genomen en al dan niet herroepen. Zo hebben we ondertussen de vreemde kronkel mogen aanschouwen van de minister-president, die eerst pleitte voor een verstrenging indoor in de cultuursector en nadien in de commissie Cultuur opnieuw versoepelingen wou aanvragen.
De sportsector stond er ondertussen bij en keek ernaar, want het Overlegcomité kwam op 26 november vervroegd bijeen om effectief nieuwe maatregelen te treffen om de slechte coronacijfers te doen dalen. Een van de discutabele maatregelen die voorlagen, was natuurlijk dat sportactiviteiten indoor mochten doorgaan, maar zonder publiek. De Vlaamse Sportfederatie (VSF) heeft zich daar natuurlijk kritisch over uitgelaten, vooral over het verschil inzake coronamaatregelen die respectievelijk van toepassing zijn op sport en de cultuursector, bijvoorbeeld de concerten daar. Bij de VSF stelde men niet te begrijpen dat er geen publiek meer werd toegelaten bij binnensporten, terwijl bij concerten toen wel nog publiek binnen mocht.
Volgens de Vlaamse Sportfederatie was elke logica zoek. Dat was natuurlijk een stelling die ik toen en nu nog kan bijtreden. Ze waren tevreden dat sport mocht doorgaan, maar het feit dat er geen publiek werd toegelaten, werd bijgevolg niet echt positief onthaald. Ze stelden dat ze geen verschil zagen tussen een zittend publiek bij sportwedstrijden en een zittend publiek bij een concert. Ze voelden zich geviseerd, wat ik wel enigszins kan begrijpen.
Los daarvan hebben deze nieuwe maatregelen natuurlijk ook financiële gevolgen gehad voor de sportsector in het algemeen en de clubs in het bijzonder. Daarom heb ik toen een aantal vragen gesteld, waarvan enkele zeker nog actueel zijn, minister. Werd u geconsulteerd met betrekking tot de maatregelen die genomen werden inzake de coronamaatregelen in de sport? Wat was uw reactie daarop? En wat is uw reactie op de kritiek van de Vlaamse Sportfederatie? Ik denk dat het wel belangrijk is dat u daar stelling in inneemt.
Mijn derde vraag zou ik vanwege de actualiteit toch een beetje willen herformuleren. Hoe kijkt u aan tegen de inconsequenties in het gevoerde beleid? Welke initiatieven wilt u nemen om ervoor te zorgen dat men op zijn minst enige consequentie hanteert bij het nemen van maatregelen? Het gaat dan in het bijzonder over de aanwezigheid van publiek indoor. Dan kun je de vergelijking wel maken tussen de sportsector en bepaalde culturele activiteiten. Als men daar in de toekomst toch een beetje een consequente houding zou kunnen aannemen, zou dat natuurlijk bijzonder op prijs gesteld worden door eender wie uit eender welke sector. Hoe kijkt u daartegen aan, minister?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik kan hier betrekkelijk kort over zijn. Uw vraag refereert aan de beslissing van het Overlegcomité van 26 november. Ondertussen heeft men op 3 december op een volgend Overlegcomité ook beslist om het grootste deel van de evenementensector te sluiten. Dat was toen dus inderdaad een heel tijdelijk onevenwicht. Alle indoorevents met meer dan tweehonderd toeschouwers zijn verboden. Daar wordt de lat dus gelijk gelegd.
In alle contacten die ik gehad heb met het coronacommissariaat en de collega’s van de Federale Regering en de Vlaamse Regering en de andere deelstaatregeringen, heb ik absoluut steeds het belang van sporten benadrukt, met de expliciete vraag om sport zowel indoor als outdoor altijd blijvend mogelijk te maken. Ik stel met enige tevredenheid vast dat men dat gehonoreerd heeft, zelfs dermate dat er dan een andere discriminatie of ongelijkheid is ontstaan, namelijk dat men mij wel gevolgd is in mijn pleidooi voor het vrijwaren van sportactiviteiten binnen, maar dat men alle andere binnenactiviteiten, zoals jeugdactiviteiten, onmogelijk heeft gemaakt. Ik sluit me dan ook aan bij en toon begrip voor de verontwaardiging van minister Dalle, als bevoegd minister van Jeugd, die vervolgens vaststelt dat er nu de ongelijkheid is dat je binnen wel mag sporten, maar pakweg niet mag knutselen. Ik begrijp dat heel goed en toon mij solidair met zijn verontwaardiging.
Ik zal erop blijven hameren dat sport altijd gezond is. En als je dat gezond doet, doe je dat het best ook zonder mondmasker. Sommige sportactiviteiten kunnen nu eenvoudigweg enkel binnen worden uitgeoefend. Dus blijf dat doen. Want je moet natuurlijk ook een afweging maken. Dat is iets waar ik altijd voor pleit, namelijk die imaginaire weegschaal: enerzijds heb je de virologische inzichten en adviezen, en ik begrijp die perfect, maar aan de andere kant moeten wij, als verantwoordelijke politici, ook de maatschappelijke kosten in de weegschaal leggen, en in dezen ook de gezondheidskosten die spelen, en de kosten op het vlak van mentaal welzijn.
Dat zijn maar enkele overwegingen die mij hiertoe brengen. Ik kan perfect begrijpen dat men zegt dat het vanuit virologisch oogpunt misschien toch enigszins risicovol is om sportactiviteiten binnen toe te laten. Ik begrijp dat volkomen. Maar anderzijds denk ik dat de maatschappelijke kosten, maar ook de kosten op het vlak van de gezondheid, nog veel groter zijn als je zulke activiteiten binnen zou gaan verbieden. Dat is de afweging die men constant moet maken.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Om met het laatste te beginnen: er is inderdaad een slappe koord waar men soms op moet dansen, als men het virologische standpunt en de gezondheidsrisico’s moet afwegen tegen het mentale welzijn van de bevolking. Daar ben ik het volledig met u eens. Het is een aandachtspunt en we moeten ervoor zorgen dat er een gezonde balans is, als ik het zo mag zeggen.
Wat betreft de problematiek die ik daarnet aanhaalde, stelde u dat er een ‘onevenwicht’ was. Dat is natuurlijk wel een understatement. Ik ben blij dat u het belang van sport bent blijven verdedigen, maar natuurlijk bleef er toen toch wel een inconsequentie, als je de vergelijking maakt tussen sport en cultuur. Ik heb het verschil tussen sport en cultuur aangegeven, u hebt daar jeugd aan toegevoegd. En terecht, want er zijn toch wel wat inconsequenties geweest in het verleden. U bent het daarom ook eens met uw collega-minister Dalle, die zich ook een beetje boos gemaakt heeft voor wat betreft de jeugdsector. Terecht, denk ik.
Minister, corona en coronamaatregelen zijn helaas nog niet van de baan. Kunt u in de toekomst niet samen met minister-president Jambon, die verantwoordelijk is voor Cultuur, met minister Dalle, die verantwoordelijk is voor Jeugd, en uzelf, verantwoordelijk voor Sport, ergens een eensgezind standpunt overeenkomen, zodanig dat u op zijn minst al dergelijke inconsequenties probeert te vermijden als dit ter sprake komt op het Overlegcomité?
Ik weet niet of dat mogelijk is, of u daar een inspanning voor wilt doen. Ik begrijp dat dat niet eenvoudig is. Het zou tenminste wat ongenoegen in de diverse sectoren wegnemen.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, ik wil een algemene oproep doen. Het zat al in de tussenkomst van de heer Deckmyn. Ik ben toevallig ook lokaal bestuurder. Als ik rond alle maatregelen de inconsequenties moet oplijsten, krijg ik een lijst van hier tot in Tokio. Ik wil daarmee ook zeggen dat we in heel moeilijke omstandigheden zitten, met verschillende beleidsdomeinen.
Het heeft hier niet rechtstreeks mee te maken, voorzitter, maar volgende week sluiten de scholen en gaan we de kinderen moeten opvangen. Probeer het allemaal maar met elkaar te rijmen. Probeer maar eens veilige bubbels te behouden. Ook hier speelt dat: cultuur en sport vermengen.
De basisregel van de minister van Sport, die breed gedragen wordt, is: laat ons veilig sporten an sich. Als sporten veilig kan: doe het zoveel mogelijk. We hebben dat in verschillende gradaties gehad in heel deze pandemie, met individueel sporten, in groep sporten. Dat moet onze drijfveer blijven.
Ik vraag wel enig begrip voor de inconsequenties die er soms zijn. Men kan moeilijk anders. Dat is mijn ervaring althans, als je het in de feiten moet uitvoeren, is het niet eenvoudig.
In elk geval: zoveel mogelijk blijven sporten en het sporten promoten.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, dank u, mijnheer Deckmyn, om deze vraag te stellen.
Sport en sportbeoefening zijn zeer belangrijk, zeker voor jongeren. Het is goed dat ze dat kunnen blijven doen. Maar als je kijkt naar de tegenstrijdigheden in de verschillende maatregelen is het vreemd, zoals u terecht zegt, minister, dat sporten wel kan maar spelen in de jeugdvereniging, binnen of buiten, niet. Dat zorgt voor heel veel onduidelijkheden.
Collega Van Dijck sprak voor de lokale besturen. Mogen de jeugdverenigingen die iets willen organiseren, dan wel sportactiviteiten doen? Welke? De grens tussen sporten en spelen is heel dun.
Minister, u deelt de bekommernis van minister Dalle. Ik spreek u nu ook aan als minister van Onderwijs als ik mag. Kunt u als minister van Onderwijs samen met minister Dalle de belangen van onze jongeren en kinderen nog verder verdedigen? Zult u gehoor geven aan de oproep van de jeugdsector om heldere duidelijke regels te krijgen? Dat zou het draagvlak voor de maatregelen vrijwaren. Kunt u die dubbele pet opzetten? Kunt u als minister van Onderwijs de belangen van de jeugd en het recht op spelen verdedigen?
Minister Weyts heeft het woord.
Wij hebben de geplogenheid om ter voorbereiding van het Overlegcomité samen te komen met de kern. Dat gebeurt meestal bij het ochtendgloren, in alle vroegte. We nemen het recht op sporten en spelen mee en proberen onze vertegenwoordigers – minister-president Jambon en minister Crevits die daar onze kleuren verdedigen – ook met een standpunt van de Vlaamse Regering naar het Overlegcomité te sturen. Vanzelfsprekend botsen zij daar op de aanbevelingen/suggesties/stellingnames van experten en in velerlei gevallen op andere inzichten van andere regeringen en regeringsleden op andere bestuurlijke niveaus. De weerslag van het spel dat daar wordt gespeeld kunt u in de kranten lezen.
Ik moet nog meegeven dat ik er samen met minister Crevits voor heb gezorgd dat het beschermingsmechanisme wordt opengesteld voor sport en sportactiviteiten. De financiële ondersteuning/compensatie die wordt voorzien, wordt nu ook opengesteld voor sportactiviteiten. Daarvoor had ik een parallel ondersteuningsmechanisme. In dezen is het aangewezen om dat open te stellen voor de clubs die plots met een verplichte sluiting van de publieksloketten worden geconfronteerd en een groot deel van hun inkomsten zien vervallen. Zo kunnen ze aanspraak maken op een beschermingsmechanisme. We hebben daarvoor de NACE-codes (Nomenclature Générale des Activités Économiques dans les Communautés Européennes) aangepast, dat is de classificatie van de verschillende commerciële en niet-commerciële economische activiteiten.
Vorig jaar hebben we mogelijk gemaakt dat sportclubs die nood hadden aan een overbruggingskrediet een noodlening konden aangaan. Ze konden tot 1 miljoen euro opnemen. Die mogelijkheid heb ik nu verlengd tot 31 december 2022. Dat zal wat mogelijkheden bieden om enig soelaas te brengen.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en de stelling die u hebt ingenomen. Ik begrijp dat men binnen het Overlegcomité botst. Ik hoop dat Vlaanderen het been eens stijf houdt inzake bepaalde inconsequenties in maatregelen op Vlaamse beleidsdomeinen. Dat was het opzet van mijn vraag: zorgen dat die inconsequenties vermeden worden. Als het echt gaat over Vlaamse beleidsdomeinen verwacht ik toch dat we kunnen wegen op de besluitvorming. Dat is mijn bezorgdheid. Ik hoop dat u dit meeneemt in de toekomst.
De vraag om uitleg is afgehandeld.