Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze interpellatie via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, bedankt dat ik in deze commissie aanwezig mag zijn. Minister, ik denk dat het een understatement is te zeggen dat het migratiebeleid dat momenteel door de federale overheid gevoerd wordt, faalt. Ik hoef dat aan niemand in deze commissie uit te leggen. Door de nieuwe vluchtelingenstroom komen er steeds meer niet-begeleide minderjarige vreemdelingen terecht in de Vlaamse gesloten gemeenschapsinstelling van Everberg. Zo werden in 2020 reeds 22 minderjarige vreemdelingen gedurende 1 à 2 maanden opgevangen in deze gesloten instelling. Dit jaar is dat cijfer in deze gesloten instelling zelfs al opgelopen tot maar liefst 42 minderjarige vreemdelingen.
Het personeel van de gemeenschapsinstelling in Everberg is allesbehalve te spreken over deze nieuwe tendens. De begeleiding van criminele jongeren, waarvoor zij specifiek opgeleid zijn, verschilt uiteraard erg van die van jongeren die een precaire vreemdelingenstatus hebben. Vaak spreken die jongeren onze taal niet en kunnen ze in de gemeenschapsinstelling ook geen doeltreffende en gerichte therapie krijgen. De begeleiders van de gemeenschapsinstelling kunnen deze ‘straatjongeren’, om het zo uit te drukken, buiten een dak boven hun hoofd werkelijk niets anders aanbieden.
Ik denk dan ook, minister, dat we hieruit kunnen besluiten dat deze niet-begeleide minderjarige vreemdelingen hier geenszins op hun plaats zitten. Het gevolg is dat deze jongeren plaats in de gemeenschapsinstelling innemen die beter besteed kan worden aan delictplegers waarvoor plaatsing in een gemeenschapsinstelling noodzakelijk is om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en waarvoor de begeleiding in de gemeenschapsinstellingen wel effectief en doeltreffend kan zijn.
In uw beleidsnota gaf u aan dat door het nieuwe decreet Jeugddelinquentie in de gemeenschapsinstellingen enkel nog delictplegers terecht zullen komen, alleen in time-out zullen nog VOS’ers (verontrustende opvoedingssituatie) opgevangen kunnen worden. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen maken an sich dus geen deel uit van die doelgroep van de gemeenschapsinstellingen.
Ik denk dan ook, minister, dat het duidelijk is dat het federale niveau de problemen van zijn falend migratiebeleid qua niet-begeleide minderjarige vreemdelingen afwentelt op het deelstaatniveau. Het kan geenszins de bedoeling zijn dat de opvang van dergelijke vreemdelingen zorgt voor druk op de capaciteit van de gemeenschapsinstelling in Everberg en eventueel andere gemeenschapsinstellingen waardoor er voor Vlaamse minderjarige delictplegers geen plaats meer overblijft.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Hoe verantwoordt u de opvang van deze niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in Everberg in het licht van uw beleidsdocumenten waarin u toch te kennen geeft dat in de gemeenschapsinstellingen, conform het decreet, enkel nog delictplegers zullen worden geplaatst? Hebben al deze jongeren dan al een ernstig delict gepleegd?
Hoe verklaart u het feit dat het aandeel van dergelijke straatjongeren in de gemeenschapsinstellingen zo hoog is? Over hoeveel niet-begeleide minderjarige vreemdelingen gaat het inmiddels? Bent u op de hoogte van de ernst van de feiten die gepleegd werden door deze vreemdelingen die in Everberg zijn beland?
Hoe gaat u verzekeren dat de capaciteit van de gemeenschapsinstelling in Everberg louter gebruikt zal worden voor delictplegers die hier het juiste profiel voor hebben en in aanmerking komen voor begeleiding en een eventueel vervolgtraject?
Op welke manier wordt ervoor gezorgd dat de plaatsing van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen niet zal leiden tot een capaciteitstekort in de gemeenschapsinstellingen?
Welke concrete afspraken met het federale niveau en de federale staatssecretaris voor Asiel en Migratie in het bijzonder liggen aan de grondslag van de opvang van deze niet-begeleide minderjarige vreemdelingen in Everberg en eventueel andere gemeenschapsinstellingen? Wat is er ter zake financieel al afgesproken? Welke capaciteit werd ter beschikking gesteld en voor hoelang?
Welke initiatieven hebt u reeds genomen ten aanzien van het federale niveau om te voorkomen dat het falend federaal migratiebeleid inzake niet-begeleide minderjarige vreemdelingen verder wordt afgewenteld op de Vlaamse Regering? Welke concrete resultaten hebben deze initiatieven reeds opgeleverd?
Minister Beke heeft het woord.
Collega’s, de reportage van Terzake van 24 november was wat ons betreft sprekend. Er werd op een zeer correcte manier een illustratie gebracht van de stijgende maatschappelijke problematiek van een zeer kwetsbare doelgroep: niet-begeleide buitenlandse minderjarigen, die ook in Vlaanderen, in zeer precaire situaties op doorreis, transit, zijn naar een andere toekomst. Het betreft een specifieke groep van vaak zeer jonge kinderen, jongeren van Maghrebijnse afkomst die in Brussel, Antwerpen of andere plaatsen in Vlaanderen op straat proberen te overleven.
Het is natuurlijk de maatschappelijke opdracht van onze gemeenschapsinstellingen uitvoering te geven aan beslissingen van jeugdrechters, maar eveneens ook signalen te geven als er tendensen, doelgroepen zijn, die onze aandacht moeten krijgen.
In 2019 verbleven in de gemeenschapsinstelling De Grubbe 29 niet-begeleide minderjarigen, in 2020 ging het om 22 jongeren en in november 2021 waren het er 42. Het spreekt voor zich dat deze doelgroep een bijkomende druk betekent op de gemeenschapsinstellingen. Dit aanvoelen deed zich ook voor bij de medewerkers op het terrein.
Deze bezorgdheid is overigens niet enkel ingegeven vanuit de druk op de capaciteit, maar tevens – en vooral – vanuit het perspectief dat deze jongeren hebben. Zoals u weet, is een verblijf in een gesloten instelling, vooral gericht op het heropbouwen van een perspectief voor een jongere naar re-integratie. Ik kom hier dadelijk nog op terug.
Een verklaring voor het stijgend aantal niet-begeleide minderjarigen met dit profiel kunnen we vanuit Vlaanderen moeilijk eenduidig geven. Dit is een breder gegeven, ook vanuit Europees perspectief. We merken bijvoorbeeld – ook zeer recent nog onder de aandacht – een stijgende druk van deze doelgroep van minderjarigen op de federale opvangstructuren, en we hadden het onlangs in deze commissie ook over de Maghrebijnse straatkinderen, waarvoor nu ook andere oplossingen worden voorzien en verder uitgewerkt.
Wat uw vragen betreft naar de specifieke situaties en omstandigheden van de jongeren, kunnen we hier natuurlijk niet ingaan op individuele dossiers. Maar algemeen kunnen we wel stellen: we geven uitvoering aan een gerechtelijke beslissing, gekwalificeerd voor de gemeenschapsinstellingen, maar het gaat in de meeste gevallen niet over wat men ‘zeer ernstige feiten’ kan noemen.
En het is juist dat deze groep jongeren een specifieke aanpak vraagt. De zeer precaire situatie van deze jongeren, met name geen domicilie, geen verblijfsplaats, geen aanknopingspunten naar een netwerk enzovoort. In die zin hoeft het niet te verwonderen dat er op casusniveau soms weinig houvast is om bijvoorbeeld gebruik te maken van de mogelijkheden, zoals voorzien in het jeugddelinquentierecht, om strikte voorwaarden, intensieve begeleiding en toezicht op te leggen in de omgeving van de minderjarigen.
We hebben in overleg met en op vraag van het personeel in De Grubbe ook middelen voorzien, zodat ze deze jongeren een beter onthaal en een betere opvolging kunnen geven. We hebben daar in de commissie van 9 november ook over gesproken. Maar het klopt dat het van belang is om te zoeken naar andere, meer preventieve, structurele antwoorden, meer gepaste initiatieven voor deze doelgroep, waardoor deze jongeren niet verglijden tot een leven op straat met lichte tot zwaardere vormen van criminaliteit tot gevolg en dan noodgedwongen in een gesloten instelling moeten verblijven.
Er zijn in het Brusselse waardevolle initiatieven van bijvoorbeeld laagdrempelige inloopopvang waardoor deze jongeren op een meer duurzame manier een onderdak vinden in afwachting van hun verdere procedure. We verwijzen hier naar het initiatief Macadam en dergelijke. Dergelijke initiatieven en de expertise van hulpverleners in Brussel moeten we – in overleg met onze federale collega van Asiel en Migratie – zeker versterken.
Verder is er natuurlijk de analyse dat achter een aantal van deze straatkinderen vaak meer georganiseerde praktijken zitten van mensenhandel, uitbuiting en malafide praktijken. Daarbij worden minderjarigen ingezet voor geldgewin en andere praktijken. Natuurlijk moeten we in overleg met het federale niveau, politie en justitie deze achterliggende oorzaken aanpakken.
We volgen de situatie in onze gemeenschapsinstellingen, samen met collega Demir, op de voet. We proberen waar mogelijk te anticiperen, zoals met ons kortverblijf, en waar nodig te remediëren, zoals in het geval van de instroom van niet begeleide minderjarigen.
We zijn hierover natuurlijk in overleg met de bevoegde federale collega van Asiel en Migratie en bekijken welke gerichte initiatieven we kunnen nemen om in eerste instantie deze jongeren van de straat te kunnen houden door vooral laagdrempelige vormen van ondersteuning te bieden en zo maximaal te voorkomen dat ze in gesloten gemeenschapsinstellingen terechtkomen.
Verder moeten we zeker ook verkennen of naar achterliggende netwerken van mensenhandel voor deze kwetsbare doelgroepen meer gemeenschappelijke initiatieven genomen kunnen worden. Er is daarover intrafederaal overleg. We zijn daar vanuit het agentschap Opgroeien ook bij betrokken, maar het zijn de departementen Justitie en Binnenlandse Zaken die in deze materie samen met de federale staatssecretaris initiatieven nemen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik hoor u voornamelijk veel praten, maar zeer weinig zeggen. Ik ben redelijk teleurgesteld in het ‘antwoord’ dat u hier geeft. U geeft eigenlijk geen antwoorden. U zegt dat jullie dat wel zullen doen en het wel zullen bekijken. Maar ik vraag het u oprecht: wij willen momenteel zien op welke termijn u die dingen zult bekijken. Op welke termijn zult u die gesprekken aangaan met het federale niveau? Op welke termijn zult u eindelijk eens iets ondernemen, zowel voor die jongeren – misschien zullen er mensen tussenkomen op dit punt – want het is zeker geen verwijt naar dergelijke minderjarige niet-begeleide vluchtelingen. Die jongeren zitten in een precaire situatie, dat moet verschrikkelijk zijn, dat moet oprecht verschrikkelijk zijn. Maar u helpt die jongeren ook helemaal niet door ze gewoon in een gemeenschapsinstelling te steken. We helpen die jongeren daar niet mee. Ik denk dat we het erover eens zijn, minister, dat deze niet-begeleide minderjarige vluchtelingen allesbehalve thuishoren in de gemeenschapsinstellingen.
U sprak ook over middelen die extra werden voorzien. Over welke middelen gaat dat dan precies om die jongeren te ondersteunen? Welk kostenplaatje staat daar tegenover? Daar spreekt u helemaal niet over. Ik ben u verdorie aan het interpelleren en u geeft zelfs geen antwoorden, u geeft zelfs geen antwoorden over deze situatie. Ik denk dat het toch absurd is dat die gemeenschapsinstellingen als noodopvang worden gebruikt, louter en alleen omdat de opvangcentra vol zitten. U sprak er zelf over dat het algemeen gezien dan niet echt gaat over – en ik citeer – “zeer ernstige feiten”. Maar welke gradatie is dat dan? Ik vraag mij af: als je naar hier komt als jongere, als je naar hier komt als vreemdeling, en het lukt je zelfs nog niet om uit de criminaliteit te blijven, het lukt je zelfs nog niet om je aan te passen aan de cultuur waar je naartoe gaat, welk nut heeft het dan dat we daar in hemelsnaam nog geld en tijd en middelen in steken? Want die jongeren horen hier niet thuis. Het is een situatie die niet langer kan blijven duren. Minister, er is niet langer de tijd om even rustig te bekijken waar deze vreemdelingen allemaal naartoe kunnen. Ik denk dat het duidelijk is dat er nu verandering moet komen. Ik vind het dan ook jammer dat er niet veel sneller naar een oplossing werd gezocht, aangezien die cijfers al een hele tijd aan een opmars bezig zijn. U zit verdorie zelf met uw partij in de Federale Regering, de staatssecretaris van Asiel en Migratie is nota bene een partijgenoot van u. Altijd maar op de lange baan schuiven! Ik denk dan toch dat het zeker niet moeilijk voor jullie is om de telefoon te nemen en om een concreet plan uit te werken. Sammy Mahdi beweert dat alles onder controle is en elke niet-begeleide minderjarige vluchteling goed zal worden opgevangen. Ja, goed zal worden opgevangen? Door de Vlaamse Regering verdorie en door het deelstaatniveau, goed zal worden opgevangen door Vlaanderen en door Vlaams belastinggeld. Minister, ik ga er dan toch van uit dat er binnen een partij overlegd wordt. Dit falende beleid is dus ook deels uw verantwoordelijkheid.
Er wordt gezegd dat minderjarigen voorrang krijgen bij de opvangplaatsen omdat zij te allen tijde beschermd moeten worden. Maar wanneer zulke minderjarige vreemdelingen feiten plegen, zie ik niet in welke maatschappelijke meerwaarde zij hier kunnen bieden. Ze zijn hier dan ook niet welkom. Laat ons daar alstublieft toch eens eerlijk over zijn. Het is voor ons dan ook duidelijk: deze delictenplegers verliezen door het plegen van feiten elk recht, hoe klein het feit ook is, ze verliezen elk recht om hier op dit grondgebied te verblijven. Ze moeten dan ook zo snel mogelijk teruggestuurd worden naar hun land van herkomst, zowel voor uw veiligheid, als voor mijn veiligheid, als voor die van heel Vlaanderen, als voor die van de vluchtelingen zelf.
Ik hoop alleszins, minister, dat u in uw tweede tussenkomst misschien wel kunt antwoorden op de vragen die ik eerder gesteld heb, dat u misschien wel concrete voorbeelden kunt aanhalen, dat u wel concrete adviezen kunt geven en dat u wel concrete termijnen kunt aanhalen waarop u op zijn minst toch het probleem zult proberen aan te pakken. Want zoals u nu bezig bent, is het uitermate teleurstellend.
De heer Parys heeft het woord.
Ik heb een aantal vragen, maar ik heb eerst een aantal suggesties voor mevrouw Blancquaert. U zegt in uw inleiding dat de collega's de gemeenschapsinstellingen alleen maar opgeleid zijn om met criminele jongeren, zoals u dat dan noemt, om te gaan. Dat klopt uiteraard niet, collega Blancquaert. In de gemeenschapsinstellingen zitten vandaag spijtig genoeg tot september van dit jaar kinderen die uit een verontrustende opvoedingssituatie komen samen met kinderen en jongeren die feiten hebben gepleegd. Uw bewering dat er in de gemeenschapsinstellingen helemaal geen expertise aanwezig is om om te gaan met jongeren die uit een verontrustende opvoedingssituatie komen, klopt niet.
U zegt dat we ervoor moeten zorgen dat er geen plaatstekort is in de gemeenschapsinstellingen. Ik was een beetje verwonderd dat de minister het niet in zijn eerste antwoord al heeft meegegeven dat er, zoals u waarschijnlijk weet, het voorbije jaar en het jaar ervoor helemaal geen plaatstekort is geweest in de gemeenschapsinstellingen. Dat is zeker een bewering die niet op feiten is gebaseerd.
Minister, wat ik belangrijk vind, is dat hier inderdaad met nuance over wordt gesproken en dat er een onderscheid wordt gemaakt. Een aantal kinderen en jongeren die hier terechtkomen als niet-begeleide minderjarige vluchtelingen zijn slachtoffer van mensenhandel. Ik ben heel blij met ons voorstel om een voorziening op te richten waarin slachtoffers van mensenhandel ook effectief worden opgevangen, beschermd en afgesneden van het milieu waaruit zij komen omdat zij nu eenmaal slachtoffer geweest zijn. Die inspiratie hebben wij opgedaan in Franstalig België waar er een centrum bestaat dat Esperanto heet. Ik ben heel blij en trots dat wij zelf mee aan de kar hebben getroffen en dat er nu een dergelijke opvanggelegenheid komt. Ik mag niet zeggen waar ze gelokaliseerd is maar ik mag wel zeggen dat de mensen van Minor-Ndako en een aantal anderen dat met de nodige expertise zullen runnen. Dat is alleszins goed nieuws voor volgend jaar.
Als het dan gaat over de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen, zien we gewoon dat er in België 3000 geregistreerd zijn. In 2020 zaten daarvan 522 in pleegzorg en zijn er 42 in de gemeenschapsinstellingen terechtgekomen. Minister, waar is de scheidingslijn tussen de verantwoordelijkheid van het federale niveau in het opvangen van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen en waar begint de verantwoordelijkheid van de gemeenschappen? Dat punt is mij niet helder. Deze vraag wil ik graag scherp aan u stellen. Wanneer wordt een niet-begeleide minderjarige vluchteling een verantwoordelijkheid van de gemeenschappen? Wat is daar de afspraak over? Wat zijn daar de regels over?
Minister, mijn tweede vraag gaat over welke verantwoordelijkheid de Franstalige Gemeenschap op zich neemt om de niet-begeleide minderjarige vluchtelingen op te vangen. Hebben zij bijvoorbeeld in hun gemeenschapsinstellingen een gelijkaardig aantal niet-begeleide minderjarige vluchtelingen opgevangen? Of doet Vlaanderen een proportioneel groter of kleiner deel van die opvang? Dat is belangrijk.
Minister, mijn derde vraag gaat over ‘A Way Home’. Dat is een project waar wij een gedachtewisseling over hebben gehouden. Wat is de stand van zaken in dit project? Hoeveel niet-begeleide minderjarige vluchtelingen hebben hun weg terug naar huis gevonden door dat project? Dat is belangrijke informatie voor het parlement.
Er zou ook een inloopcentrum in Brussel-Zuid open zijn. Wat is daar de stand van zaken? Hoeveel minderjarige vluchtelingen worden daar effectief geregistreerd en wat gebeurt er met hen?
Minister, dan heb ik een aantal vragen die ingaan op wat ik eerst heb gevraagd in verband met het feit dat er nu eindelijk een beveiligde opvang komt voor slachtoffers van mensenhandel. Kunt u nog eens aan de commissie meegeven wat de juiste stand van zaken hierin is? Zoals ik het begrepen heb, gaat het centrum begin volgend jaar open, maar misschien kunt u daar wat meer verduidelijking over geven.
Minister Beke heeft het woord.
Voorzitter, ik heb hier even een slechte verbinding gehad waardoor ik een aantal vragen gemist heb. Ik heb een aantal bedenkingen gehoord, maar kunnen een aantal vragen misschien heel kort nog eens worden herhaald?
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, ik verwijs voornamelijk naar mijn eerste tussenkomst en de vragen die ik toen stelde, want ik heb daar geen antwoorden op gekregen. Ik vraag voornamelijk naar de concrete termijnen waarop u zult samenzitten met het federale niveau, de concrete adviezen die u zult uitleveren, de concrete stappen die u zult ondernemen om de problematiek aan te pakken, en ook het kostenplaatje dat daar tegenover staat. Dat is mijn vraag kort samengevat.
De heer Parys heeft het woord.
De korte samenvatting is als volgt, minister: kunt u ons vertellen wat de scheidingslijn is? Wat is de afspraak, wat zijn de regels die gemaakt zijn over wanneer een niet-begeleide minderjarige vluchteling een federale verantwoordelijkheid is, en wanneer het opvangen van niet-begeleide minderjarige vluchtelingen een verantwoordelijkheid wordt van de gemeenschappen? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn tweede vraag gaat over welke inspanning de Franstalige Gemeenschap hier doet. Is dat proportioneel een grotere of een kleinere rol dan die van Vlaanderen? Ik weet uit de cijfers die ik had opgevraagd tot en met 2019 dat wij in Vlaanderen met meer dan 550 minderjarige niet-begeleide vluchtelingen zitten die in ons jeugdhulpcircuit zaten. Dat cijfer is nu behoorlijk gestegen. De vraag is: zijn er zulke cijfers voor de Franstalige Gemeenschap, en doen die hun deel?
Mijn derde vraag ging over ‘A Way Home’, het project voor niet-begeleide vluchtelingen. We hebben daar een gedachtewisseling over gehouden, over hoeveel vluchtelingen hun weg naar huis hebben gevonden via dat project.
En dan is er het inloopcentrum in Brussel-Zuid. Wat is daar de evaluatie van, hoeveel vluchtelingen zijn daar binnengekomen? Wat is het vervolg dat aan die kennismaking met die niet-begeleide minderjarige vluchtelingen in dat inloopcentrum wordt gegeven?
Mijn laatste vraag ging over het feit dat ik het bijzonder positief vind dat we ook beveiligde opvang voorzien voor niet-begeleide minderjarige vluchtelingen die echt het slachtoffer zijn van mensenhandel. Dat is een project dat in 2022 nu ook echt realiteit wordt. De vraag is of u daarover nog een laatste stand van zaken kunt geven.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Parys, u vraagt wanneer wij gaan starten. Volgend voorjaar zal Minor-Ndako starten. Dat staat op de lijst om op te starten in het voorjaar van 2022.
Collega Blancquaert, wij hebben vorige week nog samengezeten met het federale niveau. Dat is een constant overleg. Hoeveel inspanningen de Franstaligen leveren, dat kan ik niet van buiten zeggen. Maar ook de Franstalige Gemeenschap zit wel mee aan tafel. En waar de scheidingslijn ligt volgens het convenant dat we nu hebben: die ligt hier, bij Vlaanderen. Wij engageren ons voor kinderen met bijzondere zorgnoden, voor zover we daar de capaciteit voor hebben. Dat is de afspraak die gemaakt is. Ik heb wel van de federale staatssecretaris begrepen dat, wat Vlaanderen betreft, hij tevreden is over de inspanningen die wij van onze kant doen.
Wat het inloopcentrum betreft: dat wordt verder uitgebreid. Ik denk dat die laagdrempeligheid oké is. Maar er is wel iets meer nodig dan alleen een inloophuis of inloopcentrum. Er is ook nood aan bijkomende slaapvoorzieningen, douches, enzovoort. En dat is er nu niet. Dat is waar nu verder aan gewerkt wordt.
Ik denk dat de Franstalige Gemeenschap een soortgelijk convenant heeft als Vlaanderen, om ook hun inspanning te doen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik wil toch even reageren. Collega Parys, u zult mij niet horen zeggen dat de medewerkers binnen de gemeenschapsinstellingen een gebrek aan expertise hebben, integendeel zelfs. Ik kijk met enorm veel ontzag naar die mensen en ik ben mij terdege bewust van de grote verantwoordelijkheid die zij dagelijks op hun schouders dragen. Maar ik raad u toch aan het verschil eens op te zoeken tussen een verontrustende opvoedingssituatie en een vluchtelingensituatie, een vluchtelingensituatie waarbij de jongeren zelfs de Nederlandse taal niet spreken.
U moet mij ook geen woorden in de mond leggen, collega Parys. Ik heb dat niet graag en ik doe dat ook niet bij collega’s. Ik zou het waarderen mocht u op zijn minst op dat vlak eerlijk zijn. Ik heb op geen enkel moment gezegd dat er een gebrek aan plaatsen is geweest in de gemeenschapsinstellingen in het afgelopen jaar. Ik heb wel gezegd dat een dergelijke opvang kan zorgen voor druk op de capaciteit en dat kan ervoor zorgen dat er geen plaats meer is voor Vlaamse minderjarige delictenplegers. Maar misschien was u toen nog niet aanwezig in de commissie. Ik raad u alleszins aan om het verslag eens te lezen.
Ik sluit af, voorzitter. Minister, we hebben uiteraard het beste voor met die mensen, maar het is tijd dat we realistisch zijn. Delictenplegers verliezen door het plegen van feiten mijns inziens elk recht om hier op dit grondgebied te verblijven en ze moeten zo snel mogelijk teruggestuurd naar het land van herkomst. Neen uw verantwoordelijkheid, minister Beke, en wijs uw federale collega’s ook op hun verantwoordelijkheid. Misschien zal er dan wel een beleid worden gevoerd dat de Vlaming wil en waar hij voor gekozen heeft.
De interpellatie is afgehandeld.