Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega’s, minister, uit de beleidsnota van de collega’s van het federale niveau is gebleken dat de intentie er is om het geslacht van de Belgische identiteitskaart te verwijderen. Ik citeer letterlijk: “De Transgenderwet zal worden herzien om de onomkeerbaarheid van de geslachtsverandering op te heffen en het weglaten van de genderaanduiding op identiteitskaarten voor te bereiden, conform de uitspraak van het Grondwettelijk Hof.” De federale Regering heeft hiermee definitief de vlucht vooruit genomen en een richting gekozen in dit dossier waar al geruime tijd veel dingen gehoord en gezegd werden, maar waar toch wel onduidelijkheid was sinds de vernietiging van bepaalde delen van deze wet door het Grondwettelijk Hof.
Die beslissing zal wel degelijk veel impact hebben op ons beleid hier in Vlaanderen, binnen de Vlaamse Regering. Ik heb in mijn vraagstelling een aantal voorbeelden opgenoemd, maar ik denk dat er vooral bij het gelijkekansenbeleid, de gelijkheid van man en vrouw, impliciete voorbeelden zijn waarbij er, mocht die aanduiding verdwijnen, toch wel gevolgen zullen zijn. Een voorbeeld dat mij zelf nauw aan het hart ligt – collega Dochy heeft er een tijd geleden ook al eens naar verwezen – en dat ook heel erg voor de hand ligt, betreft alles wat met kieslijsten te maken heeft. Hoe zal dat verder zijn gang gaan?
Minister, hoe evalueert u de beslissing van de Federale Regering betreffende het schrappen van de geslachtsvermelding, of alleszins de intentie daartoe? Was u op enige manier betrokken? Hoe voelt u het zelf aan? Hebt u voor uzelf een overzicht van hoe dat op uw beleidsdomeinen en -initiatieven zal wegen? En hoe denkt u daar zelf over? Hoe evalueert u deze beslissing met het oog op het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Van Miert, zoals u terecht zegt, is het nog maar een voorontwerp van wet en is het nog niet goedgekeurd. Het voorontwerp beperkt zich tot enkele punctuele wijzigingen en tot het schrappen van de vermelding van het geslacht op de identiteitskaart. Het gaat niet over het schrappen van de geslachtsregistratie als element van de burgerlijke staat van een persoon. Dat is een belangrijk onderscheid.
Over dat laatste, het al dan niet schrappen van de geslachtsregistratie als element van de burgerlijke staat, lijkt de federale overheid tot nu toe nog geen keuze te hebben gemaakt. Die denkoefening zal op termijn wel moeten gebeuren, aangezien het arrest van het Grondwettelijk Hof wel degelijk over geslachtsregistratie als element van de burgerlijke staat gaat. Het arrest op basis waarvan de hele discussie is gestart of in een stroomversnelling is gekomen, ging over het feit dat men een registratie deed van het geslacht als element van de burgerlijke staat. En het antwoord is nu een voorontwerp dat zegt dat we het geslacht van de identiteitskaart halen, maar het niet schrappen als element van de burgerlijke staat. Zo ver gaat het niet. Het is een bescheiden aanpassing.
Aanpassingen aan de identiteitskaart zijn mogelijk een eerste stap in de richting van een hervorming van de geslachtsregistratie, een stap in de richting van meer vrijheid en zelfbeschikking, wat een centraal punt is in het arrest van het Grondwettelijk Hof van 2019.
Als het nu voorliggende voorontwerp van wet wordt goedgekeurd, is de impact op de Vlaamse beleidsdomeinen eigenlijk beperkt. Volgende stappen worden mogelijk ingrijpender, want die zullen blootleggen dat nog heel wat geledingen in onze samenleving zeer genderbinair zijn ingericht. Er zijn, grof geschetst, twee scenario’s mogelijk met de hervorming van de geslachtsregistratie: er komen een of meerdere categorieën bij naast m of v, of we beschouwen m of v niet langer als een element van iemands burgerlijke staat. Dat zijn de twee opties die openliggen als men wil sleutelen aan die registratie, een gevolg van een arrest van het Grondwettelijk Hof. Maar nogmaals, op dit moment is dat nog niet aan de orde. Zodra die keuze gemaakt wordt, zal dat natuurlijk wel een impact hebben op onze Vlaamse beleidsdomeinen en onze regelgeving. Denk maar aan quotaregelingen, als meest voor de hand liggende.
Wat we als Vlaamse overheid natuurlijk wel al zouden kunnen doen, is het goede voorbeeld geven met betrekking tot die m/v door in de overheidscontext onnodige geslachtsregistratie te vermijden. Misschien gebruiken we dat nu te spontaan en te gemakkelijk, zeker op het moment dat we zien dat daar meer diversiteit ontstaat, dat we niet meer in die binaire logica denken en dat het Grondwettelijk Hof ons zegt dat we meer vrijheid moeten geven aan mensen om dat zelf te kunnen bepalen.
Ik denk dat daar de volgende weken, maanden en jaren een open en degelijk maatschappelijk debat over moet worden gevoerd. Ik weet dat het gender- en regenboogmiddenveld klaarstaat om te helpen om die visies scherper te krijgen en bepaalde pijnpunten bloot te leggen. Ik werk daar ook graag aan mee, omdat dit vandaag de dag natuurlijk voor heel veel mensen toch nog altijd een evolutie is die niet vanzelfsprekend is. Mensen worstelen daar soms nog mee.
We moeten die oefening dus zeker doen, maar die moet wel vertrekken van de grondrechten van de mensen. Dat is altijd belangrijk in een rechtsstaat. En daar waakt natuurlijk het Grondwettelijk Hof over. Zij hebben daarin toch wel een heel duidelijke en opvallende principiële positie ingenomen, die noopt tot wetgevende actie.
De bepalingen, opgenomen in het wetsontwerp betreffende de geslachtsregistratie, hebben geen invloed op de toepassing en de uitvoering van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet – dus zoals het wetsontwerp nu voorligt. Ik hoop dat dat duidelijk is. Voor de toepassing van het Lokaal en Provinciaal Kiesdecreet wordt gebruikgemaakt van de genderregistratie zoals opgenomen in het rijksregister. Dit wetsontwerp verandert daar niets aan. Dat wil dus zeggen dat ook pariteitsregels, die we kennen bij bijvoorbeeld gemeenteraads- of andere verkiezingen, van kracht blijven, zolang wij onze regelgeving zelf niet veranderen – want dat kunnen we ook altijd doen – of zolang de federale overheid niet beslist heeft om de m/v als element in de burgerlijke staat te veranderen of weg te nemen.
Ik hoop dat dat een duidelijk antwoord is, mijnheer Van Miert.
De heer Van Miert heeft het woord.
Het was inderdaad een heel duidelijk antwoord, minister. Ik begrijp ook de hele redenering waardoor we er nu toe gekomen zijn om een dergelijk voorstel te formuleren en in te dienen. Ook binnen onze fractie is er geen enkele twijfel over die basisprincipes en over het feit dat we naar zulke dingen moeten toewerken. Maar nadat het in het nieuws gekomen is, collega's, heb ik ook wel de gevoeligheden op het terrein en bij de burgers gevoeld en gehoord. Mensen spreken je daarop aan. Wij zijn hier dan misschien de techneuten die er in de parlementaire commissies mee aan de slag gaan. U zegt, minister, dat het hier niet over geslachtsregistratie gaat, maar wel over een aanduiding op de identiteitskaart. Voor ons is dat heel begrijpelijk. Wij zien ook wel de duidelijke verschillen. Maar voor de man of vrouw in de straat ligt dat toch iets anders, heb ik de laatste dagen en weken gemerkt.
Minister, in die zin denk ik dat we er vanuit Vlaanderen mee over moeten waken dat we vooral de keuze laten, zodat mensen zelf nog kunnen kiezen – u hebt dat zelf ook al aangegeven – of ze die m of die v er wel op laten staan, en niet zo heel bruut zeggen dat we het er niet op zetten. Ik denk dat we daar vanuit Vlaanderen mee over moeten durven te babbelen.
U zegt zelf dat onze taak er vooral in ligt om het middenveld uit te nodigen en de visies die er bij de belangengroepen heersen, mee te nemen om deze oefening tot een goed einde te brengen. Want ik voel wel heel duidelijk een ongerustheid, hoewel ik een heel groot voorstander ben van het beginselprincipe dat erachter zit.
Minister, ik ben heel blij met uw antwoord dat dit duidelijk geen repercussies zal hebben, zoals het vandaag allemaal geformuleerd is, op het beleid dat wij voeren in Vlaanderen en zeker als het gaat over kieswetgeving en de verhoudingen tussen man en vrouw daarbij. Uw antwoord was heel duidelijk. En we kijken uit naar het vervolg.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Ik wil de nuance die u maakte, bijtreden. Het gaat hier inderdaad niet over de geslachtsregistratie, maar louter over de vermelding op de identiteitskaart. Maar ik denk dat het wel een interessant debat is dat op federaal niveau zal moeten worden gevoerd, over de vraag wanneer we de registratie van het geslacht gaan doen. Dat kan bijvoorbeeld bij de geboorte en eventueel op latere leeftijd, rond je zestiende, waarbij iedereen dan zelf de keuze kan maken voor gender, en we dus al dat onderscheid maken tussen geslacht en gender, op basis van je genderidentiteit en hoe je jezelf voelt.
Verder zou je kunnen zeggen dat dit een veeleer symbolische beslissing is, ware het niet dat dit inderdaad het resultaat is van een uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Het is goed dat de Federale Regering daar nu gevolg aan geeft. Collega Van Miert heeft gelijk als hij zegt dat het belangrijk is dat er in heel die oefening ook met het middenveld wordt gesproken. Maar dat is in dezen ook gebeurd. Er waren ook andere keuzes die konden worden gemaakt, bijvoorbeeld om in plaats van de binaire m/v eventueel ook een x op te nemen. Dat lag dan weer gevoeliger bij andere groepen, personen met intersekse kenmerken en transpersonen.
Ik denk dat dit een weldoordachte beslissing is. Het verandert voor de mensen in de straat niets. Iemand gaat niet plots minder mannelijk of minder vrouwelijk zijn omdat die ene letter niet meer op de identiteitskaart staat weergegeven.
Ik heb nog één vraag, minister. Ik vind het positief dat u niet krampachtig reageert op deze problematiek, maar zelfs zegt dat u ook wilt bekijken hoe er vanuit Vlaanderen aan de slag kan worden gegaan om zo inclusief mogelijk te zijn. Zijn er heel concrete initiatieven die u wilt nemen? Ik denk maar aan briefwisseling die vanuit Vlaanderen gebeurt waarbij in de inleiding niet ‘Geachte heer/mevrouw’ staat, maar een neutrale, meer open aanspreking. Of zijn er andere concrete initiatieven waar u aan denkt?
De heer Ongena heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij collega Van de Wauwer. Het voornemen van de federale overheid om het geslachtskenmerk niet meer te vermelden op de identiteitskaart, is een symbolische, maar daarom niet minder belangrijke doorbraak. Ik denk dat men daarmee echt wel tegemoetkomt aan de verzuchting van heel wat transpersonen en andere mensen. Ik denk dus dat dit een goede zaak is. En u zegt terecht, minister, dat de impact ervan op dit moment nog vrij beperkt is, aangezien de geslachtsregistratie wel nog blijft.
Dat wordt natuurlijk de echte uitdaging. Naar die geslachtsregistratie gaat men ook moeten kijken. Men zal daar ook maatregelen in moeten nemen. En dan krijg je wel een belangrijke invloed op onze Vlaamse systemen en mechanismen. Het is belangrijk dat u daar dan ook van meet af aan bij betrokken bent, mocht men daar vanuit de federale overheid stappen in zetten.
U geeft ook aan dat u gaat nakijken waar u vanuit Vlaanderen zelf het goede voorbeeld kunt geven. Misschien is dat ook iets waarbij u zelf de nodige initiatieven kunt nemen om uw federale collega en de collega’s van andere regeringen rond de tafel te brengen en het dossier van de registratie, waar we toch aan zullen moeten werken, ter hand te nemen en dat samen te doen. Ik denk dat dat beter is dan af te wachten wat de federale overheid gaat doen, om dan na te kijken wat we in Vlaanderen moeten doen. Misschien is dat iets dat we vanuit Vlaanderen zelf kunnen trekken. Hebt u de ambitie om hierin zelf initiatieven te nemen met de andere regeringen, minister?
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de verschillende intervenianten voor hun beschouwingen. Persoonlijk vind ik het ook een goede zaak, gelet op de evolutie in het denken, maar voor mij minstens zo belangrijk, gelet op de uitspraak van een Grondwettelijk Hof in een democratische rechtsstaat, dat men daar ook gevolg aan geeft, zowel aan die maatschappelijke evolutie als aan de uitspraak van het Grondwettelijk Hof. Dat men daarvoor nu deze beslissing neemt, die nog geen fundamentele impact heeft op onze regels, maar toch minstens een belangrijk symbolisch verhaal is, lijkt mij een goede zaak.
De dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid heeft vandaag al richtlijnen voor inclusief taalgebruik in bijvoorbeeld briefwisseling. Daar is dus al aan gewerkt. Ik weet nu niet uit het hoofd wat het juist is. Ik denk niet, mijnheer Van Miert, dat het de aanspreking ‘Beste volksgenoot’ zal zijn, of voor mij ‘Beste medeburger’, of voor CD&V ‘Beste medemens’ of zoiets. Maar er zijn daar richtlijnen over. Ik ga ze voor mezelf ook nog eens opvragen, zodat ik ze in mijn hoofd heb, en misschien ook laten bezorgen aan alle collega’s hier in de raad. Daar is al serieus wat werk verzet.
Ten tweede zijn er ook al voorbereidende oefeningen opgestart om de gevolgen voor de Vlaamse bevoegdheden op te lijsten, mocht men toch nog een stap verder gaan. We hebben die opdracht gegeven aan het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). Mijnheer Van Miert, u vroeg of ik mijn stem zou laten horen op federaal niveau in de discussie over het wetsvoorstel dat nu voorligt. Ik ben niet geneigd om dat te doen.
Misschien heb ik u verkeerd begrepen, maar ik vind dat we dat al veel te veel doen vanuit Vlaanderen: in plaats van onze eigen bevoegdheden voluntaristisch en breed in te vullen, hebben we nog te gemakkelijk de neiging om aan het andere beleidsniveau te gaan zeggen wat zij moeten doen. Ik vind dat we vooral moeten nadenken over wat wij gaan doen. Ik ben ervan overtuigd dat er in het parlement zeer bekwame parlementsleden zitten, ook van de N-VA, mijnheer Van Miert, die de zaak daar op een goede manier te berde kunnen brengen. Zij hebben daar de verantwoordelijkheid om de beslissingen te nemen die ze moeten nemen.
Ik vind dat wij moeten proberen goed te kijken wat wij kunnen doen, we zijn daarvoor met voorbereidende oefeningen bezig. Ik ga er nog wat dieper over nadenken, maar mijn intuïtief persoonlijk aanvoelen is: als je ofwel m/v gaat weglaten, ofwel er m/v/x/y/z van maakt, dan zou mijn keuze gaan naar het eerste. Het tweede is volgens mij nog steeds een poging om mensen te vatten in hokjes. Dat is niet mijn benadering. Mijn benadering is dat wij allemaal unieke mensen zijn, unieke individuen, die zo veel mogelijk elk voor zichzelf moeten kunnen bepalen wie ze zijn. Een uitbreiding van de oude historische indeling, die nu op de helling staat, met andere hokjes, lijkt me dan niet het meest toekomstgerichte antwoord. Dit is een heel persoonlijk standpunt. Het is misschien nog onvoldoende onderbouwd en doordacht, maar dat is een bijna intuïtieve positie die ik in dit dossier inneem.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, collega’s, nogmaals: ik begrijp het basisidee achter deze oefening. Het gaat niet over krampachtig reageren. Ik reageer daar ook niet krampachtig op, maar ik vind wel dat het onze taak als beleidsmakers is, collega’s, dat we ervoor zorgen dat slingers niet doorslaan – niet naar de rechterkant en niet naar de linkerkant. Daarom zitten we hier samen en daarom discussiëren we in deze werkvergaderingen en commissies. Er zijn twee zaken: de registratie en de vermelding op de identiteitskaart. Dat is voor Jan Peters of voor Peter Jansens niet duidelijk, dat zeg ik u. Wij begrijpen dat, maar de man in de straat begrijpt dat niet. We zullen dat heel goed moeten brengen, om aan de mensen duidelijk te maken wat we aan het doen zijn, om geen draagvlak te verliezen voor deze oefening. Dat vind ik heel belangrijk.
Ten tweede, collega’s – en dat heb ik ook al aangehaald –: als mensen de keuze nog willen maken om die m of die v toch te vermelden op hun identiteitskaart of paspoort of om het even welk document van de overheid, geef hun tenminste dan ook die keuze. Ik heb heel goed naar uw woorden geluisterd, minister. U hebt het woord ‘keuze’ meermaals in uw tweede tussenkomst gebruikt. Geef die mensen de keuze! Dat heeft niets te maken met in hokjes stoppen. Je mag er toch zelf wel voor kiezen? Dat is de basisidee van heel de oefening die we aan het maken zijn: keuze geven aan mensen.
Tot slot, collega’s, ik begrijp heel de redenering dat we als Vlaanderen moeten kijken naar wat we zelf kunnen doen. Maar als onze bevoegdheden geüsurpeerd worden en wel degelijk beïnvloed worden door wat onze fijne collega’s aan de overkant van de straat doen, dan vind ik wél dat dit een forum is om daarop te reageren en om te proberen zaken bij te sturen die volgens ons deel van het regeerakkoord zijn en die volgens onze overtuiging zijn. Ik vind dat wel belangrijk. We zullen zien wat de toekomst brengt. Niets is nog in steen gebeiteld. Er zal nog wel een en ander over gezegd worden en er zal nog heel wat water naar de zee moeten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.